Gebruikershandleiding

Nieuwe EL8 Gebruikershandleiding

Disclaimer

Bedankt dat u voor de VOLLEDIG VERNIEUWDE EL8 van NIO hebt gekozen. De EL8 is een slimme, elektrische auto. Tijdens uw groene reis met de EL8 voorzien wij u van attente en doordachte diensten.

Lees alstublieft de Gebruikershandleiding op het middendisplay door om alle nodige informatie over het gebruik van de auto te leren, voordat u de reis met de EL8 begint.

De werkelijke uitrusting, configuratie, functies, enz. van uw auto kunnen afwijken van de beschrijvingen en afbeeldingen in deze handleiding. Ze kunnen worden geüpgraded als er een nieuwe softwareversie in uw auto wordt geïnstalleerd. Zie de werkelijke uitrusting, configuratie, functies, enz. van uw auto. Voor alle duidelijkheid: NIO behoudt zich het recht voor om te beslissen of en wanneer er een upgrade van de uitrusting, configuratie, functies en bijbehorende software voor de auto wordt geleverd, waarbij rekening wordt gehouden met veiligheidsaspecten, naleving van wet- en regelgeving en eventuele andere overwegingen.

  • Niemand mag zonder wettelijke en geldige toestemming kopieën maken of wijzigingen aanbrengen in de inhoud (geheel of gedeeltelijk) van deze handleiding.

  • Niemand mag zonder wettelijke en geldige toestemming onderdelen van het voertuig ombouwen, afstellen of demonteren, dit om functionele storingen of persoonlijk letsel te voorkomen.

  • De afbeeldingen in deze handleiding dienen uitsluitend voor demonstratiedoeleinden. Afhankelijk van de configuratie van de auto, de softwareversie en de marktregio kan de informatie die op het middendisplay van uw auto wordt weergegeven enigszins verschillen.

U vindt de veiligheidswaarschuwingen in de Gebruikershandleiding van de EL8 op het middendisplay. Houd u strikt aan de waarschuwingen die in deze handleiding worden gegeven omdat ze u helpen de auto veiliger te gebruiken. Let ook goed op andere waarschuwingsinformatie die u van NIO krijgt. Zorg ervoor dat u de nieuwste versie van de handleiding zorgvuldig leest en dat u de functies van de EL8 leert kennen voordat u uw auto gebruikt.

Als de EL8 niet op de juiste manier wordt bediend, kan er letsel bij u of anderen ontstaan, of kan er schade aan de auto of verlies van eigendommen optreden. NIO kan in dat geval niet aansprakelijk worden gesteld.

  • Waarschuwing: Deze inhoud heeft nauw betrekking op persoonlijke veiligheid. Neem deze altijd in acht! Als u dit niet doet, kan dat leiden tot persoonlijk letsel of een ernstig ongeval.

  • Let op: Dit is bedoeld om u te adviseren hoe u mogelijke schade aan de auto of verlies van eigendommen kunt vermijden.

  • Opmerking: Dit biedt u suggesties voor een beter gebruik van uw auto.

Ga voor meer informatie over de EL8 naar de officiële website op https://www.nio.com/.

Als u vragen of zorgen hebt over de EL8, neemt u contact op met NIO.

Regio

Contact

E-mail

Denemarken

+8000 999 6699

+45 898 81 422

contact.dk@nio.io

Zweden

+8000 999 6699

+46 844 689 619

contact.se@nio.io

Nederland

+8000 999 6699

+31 202 595 509

contact.nl@nio.io

Duitsland

+8000 999 6699

+49 891 20 86 556

contact.de@nio.io

Noorwegen

+47 239 67 861

contact.no@nio.io

We wensen u een veilige en plezierige reis!

Ontgrendelen/vergrendelen met de smart key

Voordat u de auto instapt, kunt u de smart key gebruiken om de auto te ontgrendelen. Afhankelijk van de status van de smart key en de omgeving van de auto, is het grootste effectieve bereik van de smart key 30 tot 70 meter buiten de auto.

De smart key heeft de volgende knoppen:
GUM182534
  1. Ontgrendelknop

    • Wanneer de auto in de parkeerstand (P) staat, drukt u kort op deze knop om de auto te ontgrendelen. Na het ontgrendelen knipperen de richtingaanwijzers van de auto drie keer om aan te geven dat de auto met succes is ontgrendeld. Na de succesvolle ontgrendeling, komen de portierhendels op de buitenkant van de auto automatisch naar buiten.

    • Als alle vier de portieren ontgrendeld zijn met de smart key, kan de achterklep van buitenaf worden geopend zonder sleutel.

    • Houd de ontgrendelknop ingedrukt om alle ruiten tegelijkertijd te openen. Laat tijdens het openen van de ruiten de ontgrendelknop los en de ruiten zullen in hun huidige stand blijven staan.

    • U kunt de ontgrendelingsmethode van de smart key instellen op het middendisplay: ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Ontgrendelingsmodus.

      • Selecteer Alle portieren: u hoeft slechts één keer op de ontgrendelknop van de sleutel te drukken om alle portieren tegelijk te ontgrendelen;

      • Selecteer Bestuurdersportier: u kunt eenmaal op de ontgrendelknop van de sleutel drukken om alleen het bestuurdersportier te ontgrendelen, en daarna nogmaals erop drukken om de andere drie portieren te ontgrendelen.

  2. Vergrendelknop

    • Wanneer de auto in de parkeerstand (P) staat en alle portieren (inclusief de kap van de voorbak en achterklep) gesloten zijn, drukt u op deze knop om de hele auto te vergrendelen. Nadat de hele auto is vergrendeld, knipperen de richtingaanwijzers aan beide zijkanten één keer en brengt de claxon één keer een geluidsignaal voort om aan te geven dat de auto met succes is vergrendeld. Tegelijkertijd bewegen de portierhendels op de buitenkant van de auto naar binnen en worden de zijspiegels automatisch ingeklapt (ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Zijspiegel > Automatisch inklappen na vergrendelen om het automatisch inklappen van de zijspiegels in te stellen).

    • Na vergrendeling kan de achterklep alleen van buitenaf worden geopend met de smart key.

    • U kunt op het middendisplay instellen of het claxonbevestigingsgeluid wordt voortgebracht of niet door op het middendisplay naar de interface Instellingen te gaan en te tikken op Geluid > Waarschuwingen en meldingen > Vergrendelingsgeluid.

    • Houd de vergrendelknop ingedrukt om alle ruiten tegelijkertijd te sluiten. Laat tijdens het sluiten van de ruiten de vergrendelknop los en de ruiten zullen in hun huidige stand blijven staan.

    • Als niet met de auto wordt gereden en de geldige smart key zich binnen 70 meter van de auto bevindt, drukt u binnen 3 seconden twee keer op de knop om de functie Find My Car te starten. De claxon van de auto klinkt en de richtingaanwijzers knipperen om de locatie van de auto aan te geven. Druk nogmaals op de knop om de functie Find My Car uit te schakelen, zo niet dan wordt deze na 10 seconden automatisch uitgeschakeld.

    • Wanneer alle portieren gesloten zijn, kunt u buiten de auto op de vergrendelknop van de smart key drukken. Op dat moment wordt de auto vergrendeld. De richtingaanwijzers zullen één keer knipperen en de claxon brengt één keer een geluidsignaal voort om aan te geven dat de auto met succes is vergrendeld. In het geval een portier niet gesloten is, kan op dat moment de auto niet worden vergrendeld door op de vergrendelknop te drukken en ontvangt u een herinneringsmelding in de NIO-app die u mededeelt dat de auto niet met succes is vergrendeld.

  3. Achterklepknop

    Als de achterklep gesloten is, houdt u deze knop ingedrukt om de achterklep te openen. Nadat de achterklep geopend is, houdt u deze knop nogmaals ingedrukt om de achterklep te sluiten.

Waarschuwing 在您离开车辆时如果有人或宠物留在车内,请务必携带智能钥匙,钥匙留在车内可能造成车内人员意外伤害。

Zorg ervoor dat u de smart key meeneemt als u de auto verlaat terwijl er nog mensen of huisdieren in zitten. Als u de smart key in de auto laat zitten, kan letsel als gevolg van een ongeval worden veroorzaakt.

Opgelet NT2智能钥匙
  • De smart key is een elektronische apparaat. Voorkom ertegen te stoten, hem te demonteren of achter te laten op een plaats met een hoge temperatuur, luchtvochtigheid of sterke trillingen.

  • Als er nog passagiers in de auto zitten wanneer u deze vergrendelt, kunt u de auto met de smart key vergrendelen en kunnen de passagiers het portier nog steeds van binnenuit de auto openen, maar het antidiefstalsysteem zal worden geactiveerd.

  • Als een smart key of mobiele telefoon met Bluetooth vergrendel-/ontgrendelfunctie zich nog in uw auto bevindt nadat de auto is vergrendeld, kan de vergrendelbediening van uw auto nog steeds door de smart key worden uitgevoerd en zal de app op uw mobiele telefoon u informeren dat zich een sleutel in uw auto bevindt.

  • Als een passagier een smart key of mobiele telefoon met de Bluetooth vergrendel-/ontgrendelfunctie meeneemt en meer dan 3 meter wegloopt van uw auto, zal uw auto u informeren dat een sleutel uit uw auto is verwijderd.

  • Als binnen 30 seconden nadat uw auto is ontgrendeld geen portier of achterklep wordt geopend, worden alle portieren en de achterklep automatisch opnieuw vergrendeld.

  • Als een sleutel verloren of beschadigd is, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center. Neem alle huidige sleutels mee voor de sleutelkoppelingsprocedure en vraag een nieuwe sleutel aan.

Opgelet 智能钥匙亏电时可使用物理应急钥匙上锁驾驶侧车门,所有车门随之一同上锁。

Als de batterij van de smart key leeg is, kunt u de fysieke noodsleutel gebruiken om het bestuurdersportier te vergrendelen, waarbij alle portieren tegelijkertijd worden vergrendeld.

Om het vergrendelen van de auto te vergemakkelijken wanneer deze geparkeerd staat, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruiten > Automatisch sluiten bij vergrendelen zodat wanneer u een externe vergrendelingsmethode gebruikt (zoals smart key, NFC-sleutel, NIO-app, sleutelloos vergrendelen en vergrendelen bij verlaten) om de auto te vergrendelen, deze automatisch alle ruiten van de auto kan sluiten, en de antiknelfunctie kan worden geactiveerd tijdens het sluiten. De beweging van de ruiten stopt zodra op de ontgrendelknop van de smart key of de NIO-app wordt gedrukt.

Opgelet 执行锁车自动关窗时请确保车辆已成功上锁。
  • Verzeker u ervan dat de auto is vergrendeld voordat u de functie voor het automatisch sluiten van de ruiten activeert.

  • Voor de veiligheid van de inzittenden sluiten de ruiten niet wanneer een voorstoel bezet is op het moment dat de auto wordt vergrendeld. Laat geen passagiers of huisdieren achter in de vergrendelde auto.

  • Als de auto wordt vergrendeld terwijl een ruit wordt gesloten, wordt de ruit niet gesloten. Ontgrendel in dit geval eerst de auto en vergrendel vervolgens de auto weer waarbij de ruiten automatisch zullen sluiten.

De batterij van de smart key vervangen

In de smart key zit een CR2477 knoopcelbatterij. Om de batterij te vervangen, knijpt u stevig in de zijkant van de sleutel en schuift u met uw vingernagel of een dun stukje plastic vanaf de onderkant langs de rand van de sleutel totdat u de achterkap kunt openen om de batterij te vervangen.

Verwerk verbruikte batterijen overeenkomstig de instructies en plaatselijke regelgeving. Raadpleeg de NIO-website voor meer informatie.

GUM182817

Plaats de knoopcelbatterij met de plus-kant naar beneden gericht. Zorg er na het plaatsen van de batterij voor dat de geleidende veer goed is uitgelijnd en sluit de achterkap goed om zeker te zijn van een normale werking van de batterij.

GUM183006
Opgelet 智能钥匙电量不足时将会影响到遥控解锁车辆功能,此时可尝试靠近车辆进行解锁,若未成功解锁请使用其他方式(如手机 APP 或物理应急钥匙)进行解锁。

Als de batterij van de smart key leeg is, heeft dit invloed op de afstandsontgrendeling van de auto. In dit geval kun u proberen dichter bij de auto te gaan staan om hem te ontgrendelen. Als het niet lukt om te ontgrendelen, gebruikt u een andere methode (zoals de app op uw mobiele telefoon of een fysieke noodsleutel).

Opgelet 智能钥匙的功能将会受到周围无线电波的干扰,需将其他电子设备(如手机、电脑、平板等)离开钥匙至少 30 厘米。

Radiogolven kunnen de werking van de smart key verstoren. Andere elektronische apparaten (zoals telefoons, computers en tablets) moeten ten minste 30 centimeter uit de buur van de smart key worden gehouden.

Een Slimme sleuteltag aan uw voertuig koppelen

Een slimme sleuteltag is standaard aan het voertuig gekoppeld wanneer het voertuig geactiveerd wordt. U kunt de andere slimme sleuteltag ook aan het voertuig koppelen via de NIO-app.

Schakel Bluetooth in op uw telefoon, open de NIO-app en tik op Mijn voertuig > Slimme sleuteltag koppelen. Houd de ontgrendelknop op de slimme sleuteltag 3 seconden ingedrukt om de koppelmodus te openen. Selecteer, nadat de NIO-app de slimme sleuteltag gedetecteerd heeft, de slimme sleuteltag om te koppelen. Daarna kunt u de koppelstatus van deze sleuteltag controleren of deze verwijderen op de NIO-app indien nodig.

Opgelet 智能钥匙绑定车辆
  • Eén slimme sleutelhanger kan slechts aan één voertuig worden gekoppeld. Als via uw account een slimme sleutelhanger is gekoppeld aan een ander voertuig, kunt u deze nog steeds niet vinden in de NIO-app als u de knop op de slimme sleutelhanger ingedrukt houdt.

  • Het aantal slimme sleutelhangers dat aan één voertuig kan worden gekoppeld, is beperkt. Om een nieuwe slimme sleutelhanger te koppelen, moet u eerst de bestaande op de pagina Sleutelbeheer uit de NIO-app verwijderen.

Ontgrendelen/vergrendelen met de NFC-sleutel

U of de gemachtigde gebruiker kan een mobiele telefoon met NFC of een NFC-kaart gebruiken om de auto te ontgrendelen of te vergrendelen. U kunt de NFC-sleutel eenvoudig beheren en deze eenvoudig verwijderen op de interface voor het beheren van het sleutel.

De auto vanaf uw telefoon ontgrendelen of vergrendelen:

  1. Om uw NFC-telefoonsleutel te krijgen, gaat u in de NIO-app naar Mijn auto > Instellingen > Sleutels.

  2. Schakel de NFC-functie van de mobiele telefoon in en stel NIO in als de standaard betaal-app.

  3. Houd het scherm van de telefoon ontgrendeld, breng de NFC-sensorzone van de telefoon dicht bij de NFC-sensorzone van de B-stijl aan bestuurderskant. De NIO-app geeft nu de melding "NFC-sleutel wordt gebruikt". Zodra de auto is ontgrendeld, beweegt de portierhendel automatisch naar buiten. De portierhendel beweegt automatisch naar binnen wanneer de auto wordt vergrendeld. Ook hoort u dan een duidelijke "klik" die de vergrendeling aangeeft.

    GUM225789

U kunt ook de NFC-kaart eventjes dicht bij de NFC-sensorzone van de B-stijl aan bestuurderskant houden. De auto wordt dan automatisch ontgrendeld of vergrendeld. Zodra de auto is ontgrendeld, beweegt de portierhendel automatisch naar buiten. De portierhendel beweegt automatisch naar binnen wanneer de auto wordt vergrendeld. Ook hoort u dan een duidelijke "klik" die de vergrendeling aangeeft.

Opgelet NT2 NFC 功能
  • Het NFC-detectiebereik is minder dan 10 millimeter. Wij adviseren u om uw mobiele telefoon of NFC-kaart kortstondig in de buurt van het NFC-detectiegebied te houden om de auto te ontgrendelen of te vergrendelen.

  • Nadat u de auto hebt ontgrendeld met NFC, kun u de auto nog steeds vergrendelen via andere methoden (zoals uw smart key of noodsleutel). We adviseren u om u smart key of telefoon bij u te dragen.

  • Bewaar uw NFC-kaart op een veilige plaats. Bescherm hem tegen schokken, buigen, hoge temperaturen, sterke trillingen en schade door vloeistoffen.

  • U kunt de NFC-functie niet gebruiken tijdens het updaten van de auto. Draag de smart key bij u om de auto te ontgrendelen.

  • Om de auto te ontgrendelen of vergrendelen via NFC, logt u in bij de NIO-app en downloadt u de NFC-sleutel opnieuw in het geval u geen geauthenticeerde NFC-sleutel kunt krijgen. Als geen geauthenticeerd NFC-sleutel wordt gedetecteerd, controleert u of de auto hoort bij de NFC-account. Open vervolgens de NFC-applicatie opnieuw en ontgrendel het telefoonscherm om de auto opnieuw te ontgrendelen of te vergrendelen. Als NFC nog steeds niet werkt, neemt u contact op met NIO.

Bluetooth-sleutel

Zodra de Bluetooth-sleutel is ingeschakeld op uw telefoon, hoef u de smart key niet meer bij u te dragen. U kunt de auto vergrendelen, ontgrendelen en starten met uw mobiele telefoon.

Ga in de NIO-app naar de interface Mijn auto > Instellingen > Sleutel en tik op Toegang. Zodra u toegang hebt tot de sleutel, schakelt u Bluetooth op uw mobiele telefoon in en benadert u de ontgrendelde auto. Het Bluetooth-signaal van de auto wordt gekoppeld aan uw telefoon en activeert de Bluetooth-sleutelservice.

Eenmaal geactiveerd, kun u de Bluetooth-sleutel normaal gebruiken. De NIO-app kan de smart key vervangen om de auto te ontgrendelen en te vergrendelen. Als u de auto nadert met een eerder gekoppelde Bluetooth-sleutel, maakt de app automatisch verbinding met de auto.

U kunt op de pagina "Mijn auto" controleren of de Bluetooth-sleutel is verbonden met de auto, en u kunt de Bluetooth-sleutel beheren op de interface voor sleutelbeheer.

Wanneer de auto geparkeerd staat, de Bluetooth-sleutel ingeschakeld is en zich binnen het bereik van de Bluetooth-verbinding van de auto bevindt (doorgaans ongeveer 30 tot 70 meter, afhankelijk van de Bluetooth-verbindingsstatus), kan de Bluetooth-sleutel de volgende functies uitvoeren:

  • Ga in de NIO-app naar de interface "Mijn auto" en tik op de knop Vergrendelen/Ontgrendelen om de auto te vergrendelen of te ontgrendelen, waarbij de portierhendel automatisch naar binnen of naar buiten beweegt.

  • Raak met uw telefoon het aangewezen gebied op de portierhendel aan om de auto te ontgrendelen of te vergrendelen.

  • Nadat op het middendisplay Ontgrendelen bij naderen is ingeschakeld, nadert u de auto tot binnen een bepaalde afstand met de telefoon en de auto zal automatisch worden ontgrendeld.

  • Nadat op het middendisplay Vergrendelen bij verlaten is ingeschakeld, nadert u de auto tot binnen een bepaalde afstand met de telefoon en zal de auto automatisch worden ontgrendeld.

  • Open en sluit de bagageruimte door op de ontgrendelknop van de bagageruimte te drukken of in de NIO-app op de interface Mijn auto.

  • In de NIO-app kunt u op de interface Mijn auto de auto lokaliseren, de ruiten openen/sluiten of de auto naar u toe laten rijden.

  • Start de auto door het rempedaal in te trappen nadat u de auto hebt ontgrendeld met de Bluetooth-sleutel, op de bestuurdersstoel bent gaan zitten en het portier hebt gesloten.

Opgelet 手机蓝牙钥匙
  • Als u door een fout in de Bluetooth-verbinding de auto niet kunt vergrendelen/ontgrendelen met de Bluetooth-sleutel, herstelt u de fout en probeert u het opnieuw.

  • Als de fout in de Bluetooth-verbinding ervoor zorgt dat u de auto niet kunt starten met de Bluetooth-sleutel, maakt u opnieuw verbinding via Bluetooth en probeert u het opnieuw.

  • Zowel de eigenaar van de auto als gemachtigde gebruikers kunnen een digitale Bluetooth-sleutel aanmaken, maar het aantal digitale Bluetooth-sleutels dat aan de auto gekoppeld kan worden is beperkt.

  • Zowel de eigenaar van de auto als gemachtigde gebruikers kunnen een Bluetooth-sleutel aanmaken, maar het aantal Bluetooth-sleutels dat aan de auto gekoppeld kan worden is beperkt.

  • U kunt de auto nog steeds vergrendelen met de Bluetooth-sleutel, zelfs als er nog mensen in de auto zitten. De inzittenden kunnen indien nodig de auto verlaten, maar het alarm zal worden geactiveerd.

  • Als een smart key of telefoon met de digitale Bluetooth-sleutel in de auto is achtergelaten, kunt u de auto nog steeds vergrendelen met de smart key en zal de NIO-app u eraan herinneren dat een sleutel in de auto is achtergelaten.

  • Als een smart key of telefoon met de digitale Bluetooth-sleutel in de auto is achtergelaten, kunt u de auto nog steeds vergrendelen met de smart key en zal de NIO-app u eraan herinneren dat een sleutel in de auto is achtergelaten.

Find My Car

Uw auto terugvinden wanneer deze ver weg staat

U of uw gemachtigde gebruiker kan de informatie over de parkeerlocatie van uw auto controleren in de NIO-app. Wanneer de auto verbonden is met het netwerk, kunt u de huidige plaats waar de auto geparkeerd staat controleren bovenaan de interface "Mijn auto" in de NIO-app. Tik op de locatie-informatie om de plaats waar de auto staat te controleren op de interface van de kaart.

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Foto van autolocatie.

Wanneer deze functie is ingeschakeld en u de auto hebt geparkeerd en bent uitgestapt, worden automatisch foto's van de parkeeromgeving en de onderkant van de auto gemaakt en verwerkt en geüpload naar de NIO-app, waar u de informatie over het parkeerterrein kunt bekijken door op de locatie van de auto te tikken op de interface "Mijn auto" van de app op uw mobiele telefoon.

Opmerking 寻车照片功能采集的图片均会进行脱敏及加密处理,保护用户隐私。

Foto's die worden vastgelegd door de functie Find My Car worden geanonimiseerd en versleuteld om de privacy van de gebruiker te beschermen.

Uw auto terugvinden wanneer deze dichtbij staat

Wanneer niet met de auto wordt gereden en de geldige sleutel zich binnen 70 meter van de auto bevindt (dit varieert afhankelijk van de status van de smart key en de omgeving van de auto), drukt u binnen 3 seconden twee keer op de vergrendelknop van de smart key zodat de claxon van de auto een geluidssignaal voortbrengt en de richtingaanwijzers knipperen, om de precieze locatie van de auto aan te geven. Druk nogmaals op de knop om de acties van Find My Car uit te schakelen, zo niet dan worden deze na 10 seconden automatisch uitgeschakeld.

GUM225788

Wanneer de Bluetooth-sleutelfunctie is ingeschakeld of als de auto verbonden is met het netwerk, kunt u ook in de NIO-app op de interface "Mijn auto" op de knop "Find My Car" tikken om de auto te zoeken, waardoor de claxon van de auto een geluidssignaal voortbrengt en de richtingaanwijzers knipperen. Druk nogmaals op deze knop om de acties van Find My Car uit te schakelen.

Ontgrendelen/vergrendelen met de NIO-app

Als u ver weg bent van de auto, kunt u in de NIO-app naar de interface "Mijn auto" gaan en tikken op Portiersloten om de portieren vanaf afstand te ontgrendelen of te vergrendelen.

Wanneer uw op Portiersloten drukt, kunt u ook Ontgrendelen selecteren. In dat geval wordt de auto ontgrendeld en beweegt de portierhendel naar buiten. Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap binnen 2 minuten het rempedaal in om de auto te starten.

Om met de NIO-app de auto te ontgrendelen of te vergrendelen, moet aan de volgende vereisten worden voldaan:
  1. De gebruiker moet de eigenaar van de auto zijn of gemachtigd zijn door de eigenaar.

  2. De auto staat in de parkeerstand (P) en alle portieren zijn gesloten.

  3. De mobiele telefoon en de auto zijn verbonden met het netwerk.

  4. De functie Ontgrendelen/vergrendelen via Bluetooth op de mobiele telefoon is uitgeschakeld (anders krijgt deze functie de voorkeur).

Opmerking 如果用户因故无法使用手机 APP 执行解锁操作,可以呼叫蔚来汽车服务中心寻求帮助。

Als een gebruiker zijn auto niet kan ontgrendelen via de app op zijn mobiele telefoon, kan hij contact opnemen met het NIO Service Center voor hulp.

Sleutelloos ontgrendelen/vergrendelen

Als u een geldige afstandsbediening bij zich draagt, of op uw smartphone de Bluetooth-sleutel hebt ingeschakeld, kunt u de auto ontgrendelen of vergrendelen door het betreffende deel van een van de portierkrukken aan te raken.

GUM237963

Als de afstandsbediening in de auto achterblijft of als een van de portieren (of de achterklep, of de kap van de voorbak) open staat, en wanneer u dan op de vergrendelknop van een van de portieren drukt om de functie "Vergrendelen zonder sleutel" te activeren van buiten de auto, wordt de auto in die situatie niet volledig vergrendeld en klinkt de claxon even om u erop attent te maken dat u de sleutel uit de auto moet meenemen of het betreffende portier eerst moet dicht doen.

Opgelet 进行无钥匙解锁/上锁操作时,车辆需挂 P 挡且车门、前盖及尾门均关上。

Om het voertuig te ontgrendelen/vergrendelen zonder een sleutel te gebruiken, moet u ervoor zorgen dat het voertuig in de parkeerstand staat en dat alle deuren, de motorkap en de kofferbak gesloten zijn.

Opgelet 进行无钥匙上锁操作时,请勿使用蛮力按压车外门把手。

Bij het vergrendelen van de auto zonder sleutel, drukt u niet te grote kracht op de portierhendels op de buitenkant van de auto.

Waarschuwing 为避免心脏起搏器和无钥匙解锁系统的天线相互干扰,体内植入心脏起搏器的人员应确保与车内天线保持 22 厘米以上的距离。

Mensen met een geïmplanteerde pacemaker moeten ten minste 22 centimeter uit de buurt blijven van de antenne binnenin de auto om interferentie tussen het sleutelloze ontgrendelingssysteem en de functionaliteit van hun pacemaker te voorkomen.

Locatie van de interne Bluetooth-antennes:

GUM225835
  1. Onder de kap van de achteruitkijkspiegel;

  2. Onder het linker achterportier;

  3. Onder het rechter achterportier;

  4. Dak achteraan;

  5. Boven de achterbumpersteun.

Ontgrendelen/vergrendelen op de middenconsole

U kunt de auto ontgrendelen of vergrendelen met de vergrendelknop op de middenconsole.

GUM225790

Wanneer de auto volledig ontgrendeld is en alle portieren dicht zijn, kunt u de auto vergrendelen door te drukken op de vergrendelknop op de middenconsole. Het middendisplay geeft de vergrendelde status van de auto weer en de led in de knop gaat groen branden.

Wanneer de auto volledig vergrendeld is (niet van buitenaf) of wanneer alleen het bestuurdersportier ontgrendeld is, kunt u de auto ontgrendelen door te drukken op de vergrendelknop op de middenconsole. Het middendisplay geeft de ontgrendelde status van de auto weer en de led in de knop gaat uit.

Ontgrendelen/vergrendelen in noodgevallen

De auto in een noodgeval van buitenaf ontgrendelen/vergrendelen

Wanneer u de auto niet van buitenaf kunt ontgrendelen of vergrendelen met een van de hiervoor genoemde conventionele methoden, kunt u de fysieke noodsleutel gebruiken om het bestuurdersportier te ontgrendelen of te vergrendelen.

Opgelet 请将物理应急钥匙带出车外并妥善保管,以备紧急解锁或上锁时使用。

Bewaar de fysieke noodsleutel op een veilige plaats buiten de auto, zodat u deze kunt gebruiken om in noodgevallen de auto te vergrendelen of te ontgrendelen.

De gebruiksinstructies voor de fysieke sleutel zijn als volgt:
  1. Gebruik de schuifknop op de fysieke sleutel en trek het metalen deel van de fysieke sleutel eruit.

    GUM181059
  2. Houd het voorste deel van de portierhendel op de buitenkant van het bestuurdersportier ingedrukt zodat de portierhendel naar buiten beweegt.

    GUM220183
  3. Houd de portierhendel op de buitenkant van de auto met één hand vast terwijl u de fysieke sleutel met de andere hand in het sleutelgat van de portierhendel steekt. Draai de sleutel linksom om het bestuurdersportier te ontgrendelen.

    GUM220184
  4. Om de auto te vergrendelen kunt u de fysieke sleutel gebruiken om de groef in het sleutelgat aan de zijkant van het portier naar de verticale stand te draaien. Nadat het portier gesloten is, wordt deze vergrendeld.

    GUM220186
Opgelet 使用物理应急钥匙解锁主驾车门后,若需使用智能钥匙上锁车门前,需打开车门使车门锁芯复位,避免主驾车门将处于解锁状态,守护车辆安全。

Nadat u het bestuurdersportier hebt ontgrendeld met behulp van de fysieke noodsleutel, moet u, als u daarna de portieren wilt vergrendelen met de smart key, eerst het bestuurdersportier één keer ontgrendelen en vergrendelen om de cilinder van het portierslot terug te stellen. Hiermee wordt voorkomen dat het bestuurdersportier ontgrendeld blijft.

Als de accu van de auto leeg is en u de andere portieren wilt vergrendelen, draait u de portiervergrendelingsopening naar beneden en sluit u het portier om het te vergrendelen. Het portier kan in zo'n situatie echter niet vanaf de buitenkant worden geopend.

GUM225791

De auto in een noodgeval van binnenuit ontgrendelen

Als de hele auto is vergrendeld en een portier in een noodgeval moet worden geopend (bijvoorbeeld wanneer de elektronische schakelaar op de binnenhandgreep niet werkt of de auto doordrenkt is met water), moet u één keer aan de mechanische schakelaar van de binnenhandgreep trekken om het portier te openen.

GUM220191
Opgelet ES7 Opening the Door from Inside in an Emergency
  • Wanneer de 12V-accu van het voertuig bijna leeg is, kan de fysieke noodsleutel alleen worden gebruikt om het portier aan de bestuurderszijde te ontgrendelen. Op dat moment kan de noodsleutel niet worden gebruikt om het hele voertuig te ontgrendelen. De andere portieren kunnen dan alleen worden ontgrendeld en geopend door te trekken aan de mechanische hendel op de binnenhandgreep van het portier.

  • Geen van beide achterportieren kan van binnenuit worden geopend wanneer de kinderslotfunctie is ingeschakeld. Ze kunnen alleen van buitenaf worden geopend nadat de auto is ontgrendeld.

  • In het geval van een ongeval dat voldoende ernstig is om de airbag te activeren, wordt het kinderslot van de achterportieren automatisch ontgrendeld.

Ontgrendelen bij naderen

Ontgrendelen bij naderen werkt wanneer u een geldige smart key of een mobiele telefoon bij u hebt waarop de functie Ontgrendelen en starten via Bluetooth is ingeschakeld.

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Ontgrendelen bij naderen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt de auto automatisch ontgrendeld zodra u zich binnen 1,5 meter van de B-stijl bevindt zonder de sleutel te pakken.

Automatisch ontgrendelen in de parkeerstand

Uw auto kan automatisch worden ontgrendeld wanneer hij geparkeerd staat zonder de vergrendelknop op de middenconsole te gebruiken.

Als de auto automatisch werd vergrendeld door de wegrijvergrendeling (bij een snelheid hoger dan 8 km/u) en de bestuurder op het rempedaal heeft getrapt om de auto tot stilstand te brengen en in de parkeerstand (P) heeft gezet, wordt de auto automatisch ontgrendeld. Nadat de auto is ontgrendeld, kan de achterklep vanaf de buitenkant zonder sleutel worden geopend.

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Automatisch ontgrendelen in parkeerstand (P).

Vergrendelen bij verlaten

Vergrendelen bij verlaten werkt wanneer u een geldige smart key of een mobiele telefoon bij u hebt waarop de functie Ontgrendelen en starten via Bluetooth is ingeschakeld.

Zonder de sleutel te pakken zal de auto automatisch worden vergrendeld zodra u 3 tot 7 meter ervan verwijderd bent. Als de auto is vergrendeld door middel van vergrendelen bij verlaten, wordt een vergrendelingsgeluid voortgebracht, knipperen de richtingaanwijzers en, indien Automatisch inklappen na vergrendelen is ingeschakeld, worden de zijspiegels automatisch ingeklapt.

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Vergrendelen bij verlaten.

Gebruik vergrendelen bij verlaten alleen op bekende en veilige parkeerterreinen. Nadat vergrendelen bij verlaten is ingeschakeld, verzekert u zich ervan een geldige smart key bij u te dragen of de functie Ontgrendelen en starten via Bluetooth op uw mobiele telefoon in te schakelen, en controleert u of de auto met succes wordt vergrendeld terwijl u wegloopt.

Waarschuwing 离开车辆时请确认车辆已成功自动上锁,保障车内财产安全。
  • Wanneer vergrendelen bij verlaten is ingeschakeld, verzekert u zich ervan dat geen kinderen of huisdieren in de auto achterblijven voordat u wegloopt om ongevallen te voorkomen.

  • Bij het verlaten van de auto kunt u controleren of de auto automatisch vergrendeld is en uw eigendommen beschermd zijn aan de hand van het slotbevestigingsgeluid of door de status van de auto visueel te controleren (via de koplampen, zijspiegels of app op uw mobiele telefoon).

  • Als nog een andere geldige smart key in de auto ligt of als niet wordt voldaan aan andere vergrendelingsvoorwaarden (zoals geopende portieren, kap van de voorbak of achterklep, of als vergrendelen bij verlaten niet is geselecteerd op het middendisplay), wordt vergrendelen bij verlaten uitgeschakeld.

  • Leg de smart key niet naast communicatieapparaten, zoals telefoons en Bluetooth-koptelefoons, om te voorkomen dat de auto per ongeluk wordt vergrendeld als gevolg van signaalinterferentie.

  • DC-laadpalen, hoogspanningsverdeelstations en andere apparaten met sterke magnetische velden produceren sterke interferentie die het signaal van de smart key beïnvloedt. In sommige gevallen kan dit onverwachte vergrendeling of geweigerde vergrendeling veroorzaken. We raden u aan de smart key bij u te dragen om ongemak te voorkomen.

Wegrijvergrendeling

Uw auto kan automatisch worden vergrendeld tijdens het rijden.

Wanneer de auto ontgrendeld is en alle portieren, de kap van de voorbak en de achterklep gesloten zijn, vergrendelt de auto automatisch alle portieren wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 8 km/u.

Opmerking 车辆由静止到行驶的过程中,只能触发一次自动上锁功能。

De wegrijvergrendeling wordt alleen geactiveerd wanneer het voertuig overgaat van stilstaand naar bewegend.

Antidiefstalsysteem

Zodra de auto van buitenaf is vergrendeld (inclusief de achterklep en de kap van de voorbak) met de smart key, NIO-app, NFC-functie of fysieke noodsleutel, wordt het antidiefstalsysteem automatisch ingeschakeld.

Als iemand een portier probeert te openen zonder dat hij of zij een geldige afstandsbediening bij zich heeft (of wanneer deze persoon een afstandsbediening zonder geldige machtiging bij zich heeft), wordt het antidiefstalsysteem geactiveerd en gaat het alarm af: de richtingaanwijzers knipperen en de claxon klinkt. Om het alarm te deactiveren kunt u de auto van buitenaf ontgrendelen met de afstandsbediening, de NIO-app of de NFC-functie.

Bediening van de portierhendels

De portierhendel bewegen automatisch naar buiten wanneer de auto ontgrendeld wordt en bewegen naar binnen wanneer de auto vergrendeld wordt of zodra de rijsnelheid hoger wordt dan 8 km/u.

Waarschuwing 车门自动吸合或外把手自动收回的过程中,请乘员(尤其儿童)避免将手放入,以免造成人身伤害。

Wanneer een portier automatisch in de gesloten stand wordt getrokken of een portierhendel op de buitenkant automatisch wordt ingetrokken, dient u te voorkomen dat passagiers, met name kinderen, hun handen ertussen steken om letsel te voorkomen.

Naar buiten bewegen van de verzonken portierhendels

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Verzonken portierhendels uit.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, kunt u de portierhendel aan de binnenkant aanraken om de portierhendel naar buiten te bewegen. Het portier springt dan iets open zodat u het portier gemakkelijk kunt openen. Wanneer u het portier sluit, geef u het gewoon een duwtje waarna het portier magnetisch wordt gesloten vanuit half gesloten stand.

GUM225792
Opmerking ES7若佩戴绝缘手套导致门把手轻触功能失效,可手动轻拉门把手,即可实现开门操作。

Als de portierhandgreep niet wordt uitgeklapt omdat u geïsoleerde handschoenen draagt, dan kunt u er iets aan trekken om het portier te openen.

Naar binnen bewegen van de verzonken portierhendels

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u uw op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Verzonken portierhendels in.

Nadat deze functie is ingeschakeld, bewegen de portierhendels automatisch naar binnen 20 seconden nadat de auto is ontgrendeld om te voorkomen dat de hendels voetgangers raken of dat de portieren door vreemden worden geopend.

Nadat de portierhendels naar binnen zijn bewogen, kunt u ze weer naar buiten laten bewegen door het sensorgebied van de portierhendels aan te raken.

GUM237963

Als de portierhendel op de buitenkant van de auto niet naar buiten kan bewegen, houdt u het voorste deel van de betreffende portierhendel aangeraakt om deze handmatig naar buiten te bewegen.

GUM225793

Elektronische schakelaar voor de bediening van de portieren

U kunt het portier van binnenuit openen door op de elektronische schakelaar op de binnenhandgreep van het betreffende portier te drukken. Druk één keer op de schakelaar als het portier ontgrendeld is, en twee keer als het portier vergrendeld is. Het betreffende portier gaat open.

GUM225794
Opgelet 内把手电子开关
  • Tijdens het rijden wordt de elektronische schakelaar op de binnenhandgreep van het portier automatisch uitgeschakeld. Let goed op dat u veilig rijdt.

  • De elektronische schakelaar op de binnenhandgreep van het portier mag alleen worden ingeschakeld als de auto in de parkeerstand (P) staat of als de veiligheidsgordel van de gebruiker is losgemaakt.

Bediening van de achterklep

Waarschuwing 车辆行驶中,请确保尾门处于关闭状态。

Verzeker u ervan dat de achterklep gesloten is wanneer u met de auto rijdt.

Waarschuwing 在打开或关闭尾门前,请确认无人在尾门的开/闭行程附近,以防人员受伤。

Voordat u de achterklep opent of sluit, controleert u of zich geen obstakels (mensen of voorwerpen) in de buurt van het pad van de achterklep bevinden om persoonlijk letsel of schade aan eigendommen te voorkomen.

Opgelet 打开尾门前需清除尾门上的附着物(如雪和冰),否则可能导致尾门打开后突然关闭。

Voordat u de achterklep opent, verwijdert u eerst materialen die erop vast zitten, zoals sneeuw en ijs. Anders kan het ertoe leiden dat de achterklep open gaat en plotseling weer dicht gaat.

De achterklep openen en sluiten door op de knop te drukken

GUM226734

Wanneer u de afstandsbediening bij u draagt, drukt u licht op de knop op de handgreep van de achterklep om de achterklep te openen.

Bij het openen van de achterklep kunt u de achterklepknop een paar seconden ingedrukt houden. De stand van de achterklep op dat moment kan automatisch in het geheugen worden opgeslagen.

GUM226735

Uw auto is uitgerust met een functie voor het sluiten van de achterklep met één klik.

Druk op de knop op de achterklep om de klep automatisch te sluiten en te vergrendelen. U hoort een "klik" die de sluiting bevestigt.

De achterklep openen en sluiten op het middendisplay

Om de achterklep te openen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Achterklep.

De achterklep openen: Houd het pictogram Achterklep ingedrukt, waarna de achterklep automatisch wordt geopend.

De achterklep sluiten: Houd het pictogram Achterklep ingedrukt, waarna de achterklep automatisch wordt gesloten.

Tijdens het openen of sluiten van de achterklep kunt u de beweging pauzeren door op het pictogram Achterklep te tikken.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Geheugen hoog om de maximale openingshoogte van de achterklep in te stellen met behulp van het realtime animatiedisplay.

De achterklep openen en sluiten met de smart key

GUM186209

Om de achterklep te openen of te sluiten, houdt u op de smart key de knop voor de achterklep 2 seconden ingedrukt.

Tijdens het openen of sluiten van de achterklep kunt u de beweging pauzeren door op de knop voor de achterklep te drukken.

Opgelet 如果智能钥匙电量不足,则无法执行该操作,需及时更换电池。

Als de batterij van de smart key leeg is, moet deze onmiddellijk worden vervangen. Anders zal deze snel niet meer functioneren.

De achterklep openen en sluiten in de NIO-app

Terwijl de auto in de parkeerstand (P) staat en de portieren gesloten zijn, opent u in de NIO-app de interface Mijn auto en tikt u op het pictogram Achterklep om de achterklep te openen. Tik nogmaals op het pictogram Achterklep om de achterklep te sluiten. Als de achterklep tijdens het sluiten wordt geblokkeerd, ontvangt u hierover een melding.

Opgelet 只有车辆处于联网状态下,才能执行该操作。

Deze bediening kan alleen worden uitgevoerd wanneer de auto verbonden is met het netwerk.

De achterklep openen en sluiten met de schopdetectie

Wanneer u de handen vol hebt of als het gewoon niet uitkomt om de sleutel te pakken, kunt u de achterklep openen met behulp van de schopdetectie onder de achterbumper.

GUM226738

Til uw voet ter hoogte van het midden van de achterbumper op tot dicht onder de achterbumper en maak dan een schopbeweging naar voren tot minstens 10 cm onder de bumper en trek uw voet vervolgens snel terug om de achterklep te openen. U kunt de achterklep ook openen door met uw voet zijdelings te bewegen van de ene kant naar de andere, minstens 10 cm onder de achterbumper.

Om de achterklep met behulp van de schopdetectie te kunnen openen, moet u uw Bluetooth-sleutel of de smart key bij u dragen.

Opgelet 车辆需处于静止状态。脚尖横扫的运动的范围建议约为于车尾中部。
  • De auto moet stilstaan.

  • De schopsensor bevindt zich ongeveer in het midden van de achterbumper.

Om te voorkomen dat de achterklep per ongeluk wordt geopend door iemand in de buurt van de achterklep, kunt u op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan, tikken op Portier- en ruitvergrendelingen > Schopsensor van de achterklep en deze functie uitschakelen.

Opmerking
采取脚踢开启方式时,请不要频繁来回移动脚尖。不要将您的脚停在保险杠下方,否则尾门将不会开启。在尾门的开启行程停止前,请不要触碰尾门。
  • Wanneer u de schopdetectie gebruikt om de achterklep te openen, mag u uw voet niet vaak heen en weer bewegen.

  • Plaats uw voet niet gedurende een lange tijd onder de bumper. Anders gaat de achterklep niet open.

  • Raak de achterklep niet aan voordat deze stopt met open gaan.

Deze functie kan tijdelijk zijn uitgeschakeld in situaties, waaronder maar niet beperkt tot:

  • Vaak openen en sluiten;

  • Een twijfelend been;

  • Wanneer niet binnen het detectiebereik wordt geschopt.

Als de achterklep niet reageert, wacht enkele seconden en probeer het opnieuw, of gebruik een andere methode om de achterklep te openen of te sluiten.

De achterklep handmatig openen en sluiten

Als de achterklep niet goed wordt geopend of gesloten, kunt u deze handmatig langzaam en soepel openen of sluiten.

Waarschuwing 避免大力快速开闭电动尾门,否则可能会导致组件损坏。

Vermijd het krachtig en snel openen en sluiten van de kofferbakklep omdat dit kan leiden tot schade aan het onderdeel.

Antiklembeveiliging van de achterklep

Uw auto is uitgerust met een antiklembeveiliging op de achterklep.

Als een obstakel de beweging van de achterklep bij automatisch openen of sluiten belemmert, stopt het openen of sluiten en wordt de antiklembeveiliging geactiveerd.

  • Het openen wordt onderbroken, de achterklep stopt en u hoort een lang waarschuwingssignaal.

  • Het sluiten wordt onderbroken, de achterklep stopt, u hoort een lang waarschuwingssignaal en de achterklep gaat weer een stukje omhoog.

Ruitbediening

Het portierpaneel van het bestuurdersportier is uitgerust met bedieningsknoppen om alle vier zijruiten, zodat de ruiten gemakkelijk kunnen worden bediend.

GUM226739
  1. Ruit aan bestuurderszijde

  2. Ruit aan passagierszijde voorin

  3. Achterruit rechts

  4. Achterruit links

Er bevinden zich ook knoppen voor de ruiten op de armsteunen van de andere drie portieren, waarmee de passagiers de ruiten kunnen bedienen.
GUM226743
  • Duw de knop van de ruit naar voren om de geopende stand van de ruit te regelen. Duw deze knop snel helemaal naar voren en laat de knop los om de ruit volledig te openen (met één druk ruit openen).

  • Trek de knop van de ruit naar achteren om de gesloten stand van de ruit te regelen. Trek deze knop snel helemaal naar achteren en laat de knop los om de ruit volledig te sluiten (met één druk ruit sluiten).

Daarnaast kunt u ook alle ruiten bedienen door op het middendisplay naar de interface Instellingen te gaan, te tikken op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruiten en de functies Sluiten, Kier, Openen, Favoriet te selecteren.
  • Sluiten: Als deze functie is ingeschakeld, worden alle ruiten gesloten.

  • Kier: Als deze functie is ingeschakeld, worden alle ruiten ongeveer 25 mm geopend.

  • Openen: Als deze functie is ingeschakeld, worden alle ruiten geopend.

  • Favoriet: Houd dit ingedrukt om de huidige standen van alle ruiten te onthouden. Wanneer dit wordt ingeschakeld, worden alle ruiten in de opgeslagen stand gezet.

Als de auto in de parkeerstand (P) staat en niemand op de bestuurdersstoel zit, kunt u de ruiten bedienen met behulp van de smart key:

  • Houd de ontgrendelknop op de smart key ingedrukt om alle ruiten te openen;

  • Houd de vergrendelknop ingedrukt om alle ruiten te sluiten;

  • Laat tijdens het openen of sluiten van de ruiten de ontgrendelknop of vergrendelknop los om de ruiten in de huidige stand te stoppen.

De vier ruiten hebben een antiklembeveiliging. Wanneer de beweging van de ruit door een vreemd voorwerp wordt geblokkeerd, stopt de beweging omhoog en gaat de ruit een bepaalde afstand weer omlaag.

Het werkingsgebied van de antiklembeveiliging wordt in de onderstaande afbeelding aangegeven:

GUM226744
Waarschuwing 关闭车窗时请确保儿童及其他乘客勿将头、手靠近。车窗虽有防夹功能,但关闭车窗时如不加留意或不加控制会带来意外的夹伤。

Let er bij het sluiten van de ruiten op dat kinderen en andere passagiers hun handen en hoofd uit de buurt houden. De ruiten hebben een antiklembeveiliging. Als een ruit zonder aandacht of controle wordt gesloten, kan dit leiden tot letsel als gevolg van een ongeval. Probeer dit niet uit want het kan door onverwachte factoren defect zijn en letsel veroorzaken.

Wanneer een van de volgende situaties zich voordoet, wordt de antiklembeveiliging van de betreffende ruit tijdelijk uitgeschakeld, en wordt ook de functie automatisch openen uitgeschakeld (deze twee functies worden automatisch na 10 seconden weer hersteld):
  • Wanneer de ruit bevriest en het sluiten wordt onderbroken.

  • Als de antiklembeveiliging drie keer binnen 15 seconden wordt geactiveerd, waardoor het sluiten wordt onderbroken.

Als de beveiligingsfunctie voor automatisch openen en de antiklembeveiliging niet werken (zoals wanneer de accuspanning te laag is of na een stroomonderbreking), kunt u als volgt opnieuw initialiseren:
  1. Bedien de knop van de bijbehorende ruit om de ruit volledig te sluiten;

  2. Bedien de knop om de ruit een klein stukje te openen;

  3. Bedien de knop nogmaals om de ruit volledig te sluiten;

  4. Bedien de knop om de ruit volledig te openen.

Glazen dak en zonnescherm

GUM226797
  1. Knop voor het zonnescherm

    Druk de achterkant van de knop voor het zonnescherm diep in om het zonnescherm met één druk te openen. Druk de achterkant van de knop voor het zonnescherm licht in om de openingsstand van het zonnescherm aan te passen.

    Druk de voorkant van de knop voor het zonnescherm diep in om het zonnescherm met één druk te sluiten. Druk de voorkant van de knop voor het zonnescherm licht in om de sluitingsstand van het zonnescherm aan te passen.

  2. Knop voor het glazen dak

    Druk de achterkant van de knop voor het glazen dak diep in om het glazen dak met één druk tot halverwege te openen. Druk de achterkant van de knop voor het glazen dak licht in om de openingsstand van het glazen dak aan te passen.

    Druk de voorkant van de knop voor het glazen dak diep in om het glazen dak met één druk te sluiten. Druk de voorkant van de knop voor het glazen dak licht in om de sluitingsstand van het glazen dak aan te passen.

U kunt het openen en sluiten van het zonnescherm en het glazen dak ook bedienen met NOMI-spraakopdrachten of het bedieningsscherm achterin.

Opgelet 天窗未完全关闭,遮阳帘也不能完全关闭。

Het zonnedak is niet volledig gesloten. Het zonnescherm kan niet volledig worden gesloten.

Ondanks de antiklemfunctie van het zonnedak en het zonnescherm mag u deze niet willekeurig bedienen om letsel door storingen als gevolg van externe factoren te voorkomen.

Instructies voor opladen

Om uw auto in goede staat te houden, moet u hem onmiddellijk opladen wanneer de accu bijna leeg is.

Opgelet 车辆在驻车状态时才可进行充电,车辆处于驾驶状态(将挡位置于R挡或D挡时)及软件升级状态时不可进行充电。

De auto kan alleen worden opgeladen tijdens parkeren. Opladen is niet beschikbaar wanneer de auto in de rijstand staat (in de R- of D-stand) of tijdens een software-update.

De laadpoort bevindt zich aan de rechterkant van de auto en ondersteunt zowel gelijkstroom (DC) als wisselstroom (AC) opladen.

Waarschuwing 为避免出现意外,请不要在有易燃气体或液体的地方进行充电作业,请到通风处进行充电。 因高压危险,充电作业时请与充电桩保持一定距离。
  • Om ongevallen te voorkomen, mag u het opladen niet uitvoeren in omgevingen met ontvlambare gassen of vloeistoffen. Laad op in een goed geventileerde ruimte.

  • Wij adviseren u om tijdens het opladen een bepaalde afstand tot de laadpaal te vanwege het risico dat gepaard gaat van hoogspanning. Om persoonlijk letsel te voorkomen, mag u de metalen contactpunten in de lader of laadpoort niet aanraken.

  • Het is minderjarigen niet toegestaan om laadapparatuur te gebruiken en ze moeten tijdens het opladen uit de buurt van de oplaadlocatie worden gehouden.

  • Laad niet op wanneer de laadapparatuur beschadigd, verroest of vochtig is of vreemde voorwerpen bevat.

  • Het is ten strengste verboden om zelf de laadstekker en laadapparatuur te wijzigen of te demonteren.

  • Gebruik laadapparatuur die voldoet aan de lokale normen voor het opladen van de auto. Als u dit niet doet, kan de auto mogelijk niet worden opgeladen en kan de auto of de laadapparatuur beschadigd raken, wat kan leiden tot persoonlijk letsel.

  • Laad niet op in open ruimtes tijdens hevige regenval of extreme weersomstandigheden omdat dit het opladen kan verhinderen en schade aan de auto of de laadapparatuur kan veroorzaken.

  • Inspecteer vóór het opladen de lader en de laadpoort van de auto op vervormingen, verkleuringen of brandplekken. Als afwijkingen worden gevonden, mag u niet opladen om schade aan de auto of de laadapparatuur te voorkomen. In ernstige gevallen kan dit leiden tot persoonlijk letsel. Neem zo nodig contact op met het NIO Service Center.

  • Controleer vóór het opladen de lader en de laadpoort van de auto op vuil of vreemde voorwerpen. Houd de raakvlakken schoon om storingen tijdens het laden of schade aan de laadpoort te voorkomen.

  • Als zich een storing in de laadapparatuur voordoet, neemt u contact op met de fabrikant van de laadapparatuur en probeert u het niet zelf op te lossen.

  • Controleer na blootstelling aan regen of er water in de laadpoort terecht is gekomen voordat u gaat opladen. Laad niet op wanneer waterdruppels of condens duidelijk zichtbaar zijn in de laadpoort omdat dit ertoe kan leiden dat opladen onmogelijk wordt en de auto of de laadapparatuur beschadigd kan raken.

  • Gebruik tijdens het opladen geen hogedrukreinigers om het gebied van de laadpoort schoon te maken, omdat dit het oplaadproces kan onderbreken en mogelijk schade kan toebrengen aan de auto of de laadapparatuur.

  • Gebruikers met geïmplanteerde pacemakers moeten uit de buurt blijven van auto's die bezig zijn met snelladen om elektromagnetische interferentie te voorkomen die de normale werking van medische apparaten kan beïnvloeden.

  • Als u tijdens het opladen een ongebruikelijke geur of rook uit de auto waarneemt, stopt u onmiddellijk met opladen en neemt u contact op met het NIO Service Center.

  • Voordat u het laadproces hebt gestopt, mag u de lader niet met geweld loskoppelen om te voorkomen dat bij de laadpoort een vlamboog ontstaat, waardoor de auto of de laadapparatuur beschadigd kan worden en, in extreme situaties, lichamelijk letsel kan ontstaan.

Opgelet 环境温度过高或过低时都将影响充电时间,车辆长时间处于低温下将影响电池容量。

Te hoge of te lage omgevingstemperaturen kunnen van invloed zijn op de oplaadduur en langdurige blootstelling van de auto aan lage temperaturen kan de capaciteit van de accu aantasten.

Laadbedieningen

U kunt de auto opladen met zowel Power Home als Power Charger.

Laadprocedure

  1. Zet de auto in de parkeerstand (P), veeg (gedurende ongeveer 1 seconde) over het gebied boven de laadpoort, of veeg op het middendisplay op de hoofdinterface naar rechts om de pagina "Snelle toegang" te openen en tik op Laadpoort, waarna de afdekking van de laadpoort automatisch wordt geopend. Het controlelampje van de laadpoort brandt continu wit.

    GUM220964
    Opgelet 充电口饰板旋转运动过程中请勿用力拨动,以免损坏充电口饰板。打开充电口盖时请确保已关闭车辆高压电源。

    Terwijl de afdekking van de laadpoort draait en nadat het draaien is voltooid, mag u de afdekking niet met kracht bewegen om beschadiging te voorkomen.

  2. Controleer of de laadkabel en de laaduitrusting in goede staat verkeren en sluit de laadkabel aan op de laadpoort van de auto. De laadkabel en de laadpoort beginnen zich op elkaar af te stemmen: als het controlelampje van de laadpoort begint te knipperen en vervolgens blauw brandt, werkt de laadpoort correct. Als de afstemming mislukt of te lang duurt, knippert het controlelampje van de laadpoort blauw en gaat vervolgens uit, waarna u de laadkabel opnieuw moet aansluiten.

    GUM220966
  3. Om de functie in te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Accu of opent u de NIO-app om de huidige laadstatus te controleren. Tijdens het opladen moet het controlelampje van de laadpoort blauw branden. Dit geeft aan dat het opladen bezig is.

  4. Nadat het opladen voltooid is, drukt u op de ontgrendelknop van de laadkabel voordat u de laadkabel uit de laadpoort trekt.

    Als u het opladen tussentijds handmatig wilt stoppen, ontgrendelt u de auto volledig en tikt u op het middendisplay op de interface Instellingen op Accu om het opladen te stoppen. Wacht tot het controlelampje van de laadpoort continu groen brandt voordat u de laadkabel loskoppelt.

    GUM220967
    Opgelet 进行直流快充过程中,可先将车辆解锁,再长按充电口关闭按钮,即可手动停止充电。
    • Ga recht voor de laadpoort staan wanneer u de laadkabel aansluit of loskoppelt. Als de laadkabel vast zit, probeert u deze iets op te tillen. Schud de laadkabel niet met kracht tijdens het aansluiten of loskoppelen om te voorkomen dat de laadkabel of de laadpoort wordt beschadigd.

    • Trek tijdens het opladen de laadkabel niet rechtstreeks met kracht eruit omdat dit vonken en rook in het laadaansluiting kan veroorzaken, waardoor uw persoonlijke veiligheid in gevaar komt.

    • Nadat het opladen is voltooid, wacht u 3 seconden voordat u de laadkabel loskoppelt, om te voorkomen dat u hem te snel eruit trekt, waardoor een vlamboog kan ontstaan met persoonlijk letsel tot gevolg.

    • Wij adviseren bij het aansluiten van de laadkabel deze volledig in de laadaansluiting te steken en vervolgens 2 seconden met uw hand vast te houden voordat u hem loslaat. Als de laadindicator rood knippert, probeert u nog 1 of 2 keer op te laden met de laadkabel aan de hand van de bovenstaande stappen. Als het opladen nog steeds mislukt, vervangt u de laadkabel.

  5. Als het controlelampje van de laadpoort tijdens het opladen rood knippert, gaat u naar een andere laadpaal en probeert u het daar opnieuw. Als het controlelampje rood blijft knipperen, stopt u onmiddellijk met opladen en neemt u contact op met het NIO Service Center.

    GUM220968
  6. Nadat uw de laadkabel hebt losgekoppeld en opgeborgen, raakt u (gedurende ongeveer 1 seconde) het gebied boven de laadpoort aan en veeg u erover of tik u op Laadpoort op het middendisplay, waarna de klep van de laadpoort automatisch wordt gesloten.

    GUM233358
    Opmerking 使用蔚来家充桩充电时,充电口饰板将在充电枪从桩上拔下时自动打开,在充电枪从车辆拔下后自动关闭。如充电口饰板自动旋转关闭过程中卡滞在充电枪上,可长按5秒钟充电口关闭按钮,此时充电口饰板将自动打开。

    Wanneer u uw auto oplaadt met behulp van NIO Power Home, zal de afdekking van de laadpoort automatisch open gaan zodra u de laadkabel loskoppelt van de thuislader, en automatisch dicht gaan zodra u de laadkabel loskoppelt van uw auto.

De laadkabel kan na het opladen niet worden losgekoppeld

Als het niet lukt om de laadkabel los te koppelen nadat de auto volledig is ontgrendeld, probeert u de volgende stappen:

  1. Sluit de laadkabel opnieuw aan en controleer of de ontgrendelknop van de laadkabel omhoog springt.

  2. De hele auto opnieuw vergrendelen en ontgrendelen.

  3. Houd de ontgrendelknop van de laadkabel 1 tot 2 seconden ingedrukt, wacht tot het controlelampje van de laadpoort continu groen brandt en koppel vervolgens de laadkabel los.

  4. Open de kap van de voorbak, trek aan de noodontgrendelingskabel van de elektronische vergrendeling van de laadpoort en probeer vervolgens de laadkabel lost te koppelen.

  5. Als u de laadkabel nog steeds niet kunt loskoppelen, stopt u onmiddellijk met opladen en neemt u contact op met het NIO Service Center.

Batterijniveau en laadscherm

De status van de huidige hoogspanningsaccu en enige waarschuwingsinformatie met betrekking tot de accu kan worden weergegeven op het digitale instrumentenpaneel.

GUM168826
  1. Weergave van huidig vermogen

    Dit geeft de huidige vermogenswaarde van de hoogspanningsaccu aan terwijl deze vermogen levert of energie terugwint door middel van regeneratief remmen.

  2. Energiebalk van de hoogspanningsaccu

    De energiebalk geeft het vermogen aan dat door de hoogspanningsaccu wordt geleverd. Een groene energiebalk geeft het vermogen tijdens regeneratief remmen aan.

  3. Bereik

    Dit geeft het rijbereik aan dat in de huidige status wordt ondersteund door de hoogspanningsaccu.

    Wanneer het rijbereik minder is dan 60 km (deze waarde is configureerbaar), wordt het pictogram geel, en wanneer het minder wordt dan 10 km wordt het pictogram rood.

Voordat u de auto oplaadt of nadat u bent gestopt, kunt u op het middendisplay de gewenste instellingen voor opladen configureren. Wanneer de vooraf ingestelde oplaadlimiet is bereikt, wordt het opladen automatisch gestopt en wordt een herinnering weergegeven op het instrumentenpaneel. In deze functie is de bovengrens voor opladen standaard ingesteld op 90%. U kunt echter op het middendisplay de interface Instellingen openen en op Accu tikken en het pictogram van de accu in het voertuigmodel verschuiven om dit in te stellen. Het instelbereik is van 50% tot 100%.

U kunt de optie informatie over de auto weergeven via de menuknop aan de rechterkant van het stuurwiel, en de waarden voor de stroomsterkte en spanning van de huidige hoogspanningsaccu weergeven.

De controlelampjes op het digitale instrumentenpaneel die betrekking hebben op het accuniveau zijn de volgende:

Weergegeven pictogram op het instrumentenpaneel

Controlelampjes op het instrumentenpaneel

Beschrijving

GUM229483

Normaal controlelampje voor hoogspanningsaccu

Dit controlelampje geeft aan dat de huidige hoogspanningsaccu normaal werkt.

GUM168827

Controlelampje voor hoogspanningsaccu bijna leeg

Dit controlelampje geeft aan dat de huidige hoogspanningsaccu bijna leeg is. Laad hem op tijd op. Neem zo nodig contact op met het NIO Service Center.

GUM168828

Waarschuwingslampje voor het uitschakelen van de hoogspanningsaccu

Op dit moment ontvangt uw auto geen voeding vanuit de hoogspanningsaccu. Neem zo nodig contact op met het NIO Service Center.

GUM168829

Waarschuwingslampje voor een storing in het opladen van de laagspanningsaccu

Als dit waarschuwingslampje brandt, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center.

GUM168830

Waarschuwingslampje voor een storing in de hoogspanningsaccu

Als dit waarschuwingslampje brandt, stopt u de auto onmiddellijk en neemt u contact op met het NIO Service Center.

GUM168831

Waarschuwingslampje voor een te hoge temperatuur van de hoogspanningsaccu

Als dit waarschuwingslampje brandt, stopt u de auto onmiddellijk en neemt u contact op met het NIO Service Center.

GUM168832

Controlelampje voor met ijs en sneeuw bedekt wegdek

Dit controlelampje brandt om aan te geven dat de huidige omgevingstemperatuur te laag is, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de hoogspanningsaccu.

GUM168834

Controlelampje voor de aangesloten laadkabel

Dit controlelampje brandt om aan te geven dat de laadkabel momenteel is aangesloten.

Accuvoorbereiding

De oplaadsnelheid van een hoogspanningsaccu neemt af onder koude omstandigheden. Wanneer de functie Accuvoorbereiding is ingeschakeld, kan de hoogspanningsaccu van tevoren tot op zekere hoogte worden opgewarmd voordat de auto het oplaadpunt bereikt (een laadpaal ) om het opladen van de auto te versnellen.

De accu onderweg voorverwarmen

De functie Accu onderweg voorverwarmen is standaard ingeschakeld. Ga onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Instellingen en selecteer de interface Accu om de functie uit te schakelen. Nadat deze functie is ingeschakeld en de bestemming of tussenstop op de navigatieroute is een laadstation , zal de auto automatisch de voorbereiding van de hoogspanningsaccu starten, onder voorwaarde dat het zeker is dat de bestemming kan worden gehaald, om de laadefficiëntie te verbeteren. Accu onderweg voorverwarmen haalt alleen de stap voor de opwarming van de accu naar voren en verbruikt geen extra energie.

Tijdens navigatie wordt de functie Accu onderweg voorverwarmen automatisch ingeschakeld onder de volgende omstandigheden. De huidige status van de accuvoorbereiding wordt bovenaan het middendisplay op de statusbalk weergegeven:

  • De bestemming of tussenstop van de navigatie is een laadstation , of een tankstation met een laadstation.

  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • Het huidige resterende rijbereik is meer dan 120 km.

  • De auto staat niet in de ECO+-modus.

U kunt de functie Accu onderweg voorverwarmen handmatig uitschakelen door Dit keer uitschakelen (volgende keer standaard ingeschakeld) of Uitgeschakeld houden te selecteren.

Deze functie schakelt automatisch de accuvoorbereidingsprocedure uit (de schakelaar blijft aan staan) in een van de volgende omstandigheden:

  • De auto is aangesloten op een laadstation.

  • Navigeren naar een laadstation is uitgeschakeld of gestopt.

  • Als het voorbereiden met het huidige resterende rijbereik ertoe leidt dat minder dan 20 km overblijft wanneer de auto de bestemming bereikt.

  • De auto staat in de ECO+-modus.

Handmatig de accu voorverwarmen

De functie Accu handmatig voorverwarmen is standaard uitgeschakeld. Als u bekend bent met de route naar het oplaadpunt en niet de navigatiebegeleiding hoeft te volgen, wordt het aanbevolen om in een omgeving met lage temperaturen op het middendisplay de interface Accu weer te geven en de functie Accu handmatig voorverwarmen in te schakelen. De auto zal de voorbereiding van de hoogspanningsaccu inschakelen om de laadefficiëntie te verbeteren. Wanneer u de functie Accu handmatig voorverwarmen inschakelt is het noodzakelijk dat u zich ervan verzekert dat de omgevingstemperatuur lager is dan 20 °C en het resterende rijbereik van de auto meer is dan 10 km.

U kunt de functie Accu handmatig voorverwarmen inschakelen en uitschakelen op het middendisplay of in de NIO-app. Bovenaan het middendisplay geeft de statusbalk de huidige status van de accuvoorbereiding weer.

Deze functie schakelt automatisch de accuvoorbereidingsprocedure uit (de schakelaar staat op dit moment uit) in een van de volgende omstandigheden:

  • De auto is aangesloten op een laadstation.

  • De functie Accu onderweg voorverwarmen is ingeschakeld.

  • De accu is opgewarmd tot de ingestelde temperatuur en bleef dat gedurende 1 uur.

  • De auto staat in de ECO+-modus.

Opgelet 低温充电预热功能激活后,手动充电预热功能不可用。
  • Als de functie Accuvoorbereiding wordt geactiveerd, wordt het energieverbruik in bepaalde mate verhoogd. Plan uw reis zorgvuldig of gebruik deze functie op gepaste wijze.

  • Nadat de functie Accu-opwarming onderweg is ingeschakeld, is de functie Handmatige accuvoorbereiding voor opladen niet beschikbaar.

  • De functie Handmatige accuvoorbereiding voor opladen kan de gevolgen van de accuvoorbereiding voor het bereik tot aan de bestemming niet zelf bepalen. Let goed op of het huidige bereik toereikend is om de bestemming te bereiken voordat u deze functie inschakelt.

Slim opladen

Slim opladen kan de kosten van thuis opladen verlagen voor gebruikers die thuis een dynamisch of piek-dal-energietarief hebben door automatisch de auto op te laden op tijdstippen waarop de stroomprijs laag is.

Er zijn twee soorten slim opladen:

  • NIO Slim Opladen: werkt met elke energieleverancier.

  • Tibber Slim Opladen: werkt alleen met Tibber, waar de gebruiker een energiecontract moet afsluiten.

Omdat NIO Slim Opladen en Tibber Slim Opladen elkaar kunnen storen, dienen gebruikers slechts één slim opladen-oplossing per locatie te activeren.

NIO slim opladen

Deze functie kan worden geactiveerd in de instellingen van uw auto en zal worden onthouden voor deze locatie.

Hoe het werkt:
  1. De gebruiker sluit een wisselstroomlader aan op de auto, bij voorkeur thuis.

  2. De gebruiker activeert de functie in de instellingen van uw auto (Instellingen van uw auto > Accu) .

  3. De gebruiker selecteert de oplaadstrategie:

    • Optimalisatie van dynamisch tarief kiest de goedkoopste uren om de benodigde hoeveelheid energie te laden tot aan de eindtijd ingesteld door de gebruiker.

    • Voorkeurstijden voor opladen vertraagt het opladen tot het tijdstip geconfigureerd door de gebruiker.

  4. De gebruiker stelt het tijdstip in waarop het opladen dagelijks moet beginnen (bijvoorbeeld 07.30 uur). NIO creëert een oplaadschema op basis van de instellingen en gebruikersinformatie. Het opladen start en stopt automatisch overeenkomstig het tijdschema.

    • Optimalisatie van dynamisch tarief start en stopt het opladen zodanig dat gebruik gemaakt wordt van de goedkoopste uren tot aan de eindtijd ingesteld door de gebruiker.

    • Voorkeurstijden voor opladen vertraagt het opladen tot het tijdstip geconfigureerd door de gebruiker.

    Als het oplaadlampje oranje brandt, betekent dit dat het instellen van slim opladen met succes is voltooid en de auto voorbereid is op het opladen. Als het lampje wit brandt, betekent dit dat het opladen voltooid is.

  5. De auto zal de volgende dag klaar zijn met opladen op het door de gebruiker ingestelde tijdstip.

  6. Alle instellingen voor slim opladen worden opgeslagen voor elke specifieke locatie van slim opladen. Als de gebruiker terugkomt op een locatie, worden alle instellingen automatisch opgeroepen.

  7. U kunt tot 10 slim opladen-locaties aanmaken. Ongewenste locaties kunnen worden verwijderd op de navigatiepagina bij Favorieten beheren. Deze functie ondersteunt alleen wisselstroom-opladen.

Tibber slim opladen

De gebruiker moet een energiecontract afsluiten bij Tibber en thuis een slimme meter hebben. Activeren is mogelijk voor elk(e) wisselstroom-laadstation/thuislader.

Hoe het werkt:

  1. De gebruiker sluit een energiecontract af bij Tibber.

  2. De gebruiker registreert zich bij Tibber en opent de Tibber-app.

  3. De gebruiker activeert in de Tibber-app "Power-Up NIO".

  4. De gebruiker logt één keer in met de inloggegevens van NIO.

  5. De gebruiker stelt voor elke weekdag de vertrektijd in Tibber-app in.

  6. Het opladen van de auto op de Tibber Home-locatie wordt vanaf nu geregeld door Tibber.

  7. De gebruiker kan het opladen altijd regelen in de Tibber-app. Als u wilt voorkomen dat Tibber uw auto regelt, gaat u in de Tibber-app naar het gedeelte Power-Up en koppel uw NIO Power-Up los, of neem uw contact op met het Tibber-ondersteuningsteam.

Als u een specifiek probleem hebt (de app werkt niet, opladen lukt niet, enz.) of een algemene vraag (hoe meld u zich aan, wanneer wordt uw account geactiveerd, enz.), gaat u naar Tibber.com die uw doorverwijst naar de lokale website.

Regeling van het matrix-grootlicht

Om de koplampen handmatig in te stellen, gebruikt u de verlichtingshendel aan de linkerkant van het stuurwiel.

GUM226751

Om het grootlicht één keer te laten knipperen, trekt u de verlichtingshendel naar achteren en laat u hem los.

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Verlichting > Buitenverlichting > Koplampen en selecteer GUM155709 om het automatisch grootlicht in te schakelen. Tik op Verlichting > Buitenverlichting > Matrixregeling grootlicht om deze functie in of uit te schakelen.

Als de functie Matrixregeling grootlicht is ingeschakeld, passen de koplampen automatisch hun verlichtingsbereik aan op basis van de huidige omgeving, de wegomstandigheden en de rijstatus van de auto om te voorkomen dat andere weggebruikers worden verblind.

GUM226745

Als de functie Matrixregeling grootlicht uitgeschakeld is, kan met de verlichtingshendel alleen worden geschakeld tussen grootlicht en dimlicht.

Wanneer de functie Matrixregeling grootlicht is ingeschakeld en elke keer wanneer de auto wordt gestart, zal als het dimlicht automatisch is ingeschakeld, Matrixregeling grootlicht standaard worden ingeschakeld en gaat het controlelampje voor de matrixregeling grootlicht op het instrumentenpaneel GUM160430 branden.
  • Afhankelijk van de omgeving en de rijsnelheid schakelt de auto automatisch het grootlicht in of uit en het controlelampje voor het grootlicht op het instrumentenpaneel GUM160431 gaat dienovereenkomstig aan of uit.

  • Duw de verlichtingshendel één keer naar voren om het grootlicht handmatig in te schakelen.

  • Nadat u de verlichtingshendel naar voren hebt geduwd en hem langer dan 1 seconde daar hebt gehouden, wordt de functie Matrixregeling grootlicht uitgeschakeld en schakelt de auto over op dimlicht.

  • Nadat de functie Matrixregeling grootlicht is uitgeschakeld, moet u de verlichtingshendel één keer voorzichtig naar voren duwen om hem weer in te schakelen.

Waarschuwing 在雨、雪、雾、霾等极端恶劣天气下,不建议使用自动防炫目功能,因为系统可能会自动禁用该功能。
  • De functie werkt mogelijk niet goed bij slechte weersomstandigheden, zoals hevige regenval, sneeuw of mist, of wanneer de camera's zijn geblokkeerd. Het systeem kan deze functie automatisch uitschakelen wanneer de functionaliteit ervan wordt aangetast.

  • Regeling van het matrix-grootlicht is een hulpfunctie en is gevoelig voor storingen door diverse factoren. U moet altijd geconcentreerd blijven, uw aandacht bij omstandigheden van het verkeer, de weg of de auto houden en veilig rijden om mogelijke ongevallen te voorkomen.

Opgelet 车辆大灯和尾灯在低温或高湿环境下可能会产生雾气、结霜等现象,属于正常物理现象。在常温状态下车辆放置一段时间后行驶,雾气或结霜将会消散。

De koplampen en achterlichten van de auto kunnen mist, rijp, enz. genereren in omgevingen met een lage temperatuur of hoge luchtvochtigheid, wat een normaal natuurkundig fenomeen is. Nadat de auto gedurende een bepaalde tijd bij kamertemperatuur geparkeerd heeft gestaan, zal de mist of rijp verdwijnen.

Adaptief dimlicht

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Verlichting > Buitenverlichting > Koplampen en selecteer om Automatisch grootlicht in te schakelen. Het adaptief dimlicht wordt automatisch ingeschakeld.

Eenmaal ingeschakeld, passen de dimlichten en bochtverlichting van de auto het bereik en de hoek van de verlichting aan op basis van factoren zoals rijsnelheid, draaicirkel en wegomstandigheden. De volgende scenario's zijn inbegrepen, maar niet beperkt tot:

  • Op lagere snelheden breiden de dimlichten en de bochtverlichting het verlichtingsbereik uit naar de zijkanten, waardoor het zicht in gebieden dichterbij wordt verbeterd.

  • Naarmate de rijsnelheid toeneemt, versmallen de dimlichten het verlichtingsbereik naar het midden, waardoor het zicht op grotere afstand wordt verbeterd.

  • Bij het rijden op snelwegen of autowegen wordt de verlichtingsafstand nog verder vergroot.

  • Wanneer de auto een bocht rijdt of de richtingaanwijzers worden ingeschakeld, wordt de bijbehorende bochtverlichting ingeschakeld om de bocht voor de auto te verlichten.

  • Als de auto is uitgerust met intelligente adaptieve koplampen, volgen de dimlichten de draaibeweging van de auto en verlichten ze proactief de weggedeelten voor de auto tijdens het rijden van bochten.

Richtingaanwijzers

GUM226753
  • Bocht naar links: zet de verlichtingshendel omlaag

  • Bocht naar rechts: zet de verlichtingshendel omhoog

Wanneer de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld, gaat het bijbehorende controlelampje op het instrumentenpaneel branden en hoort u een "klik-klak"-geluid.

  • Bedien met de verlichtingshendel: de richtingaanwijzers gaan automatisch uit na drie keer knipperen;

  • Bedien de verlichtingshendel opnieuw: de richtingaanwijzers blijven knipperen totdat u ze handmatig uitschakelt of het stuurwiel is teruggedraaid naar de middenstand;

Terwijl de richtingaanwijzer knippert, bedient u de verlichtingshendel in de tegengestelde richting of nogmaals in dezelfde richting om de richtingaanwijzers onmiddellijk uit te schakelen.

Mistlampen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Verlichting > Buitenverlichting. Druk op Mistlampen voor en Mistlampen achter om de mistlampen voor en achter in of uit te schakelen.

U kunt ook op het middendisplay van links naar rechts vegen om de interface Snelle toegang te openen en vervolgens op Mistlampen voor en Mistlampen achter tikken om de mistlampen voor en achter in of uit te schakelen.

Positieverlichting

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Verlichting > Buitenverlichting > Koplampen en selecteer GUM155709 om de automatische koplampen in te schakelen. Overdag werkt de positieverlichting voor als dagrijverlichting en wordt de positieverlichting achter automatisch ingeschakeld. 's Nachts wordt zowel de positieverlichting voor als achter automatisch ingeschakeld.

U kunt de positieverlichting ook handmatig aanpassen door op het middendisplay naar de interface Instellingen te gaan en op Verlichting > Buitenverlichting > Koplampen te tikken, GUM227093 te selecteren en de positieverlichting handmatig in te schakelen, waarna zowel de positieverlichting voor als achter continu ingeschakeld blijft.

Welkomstverlichting

Wanneer u de auto nadert met een geldige smart key of een gemachtigde mobiele telefoon (binnen een afstand van ongeveer 8 meter) of de auto ontgrendelt, gaan automatisch de koplampen en de positieverlichting branden (als het omgevingslicht zwak is, gaat ook de welkomstverlichting in de zijspiegels branden) om u te verwelkomen. Op dat moment zal de auto uw accountgegevens toepassen en automatisch uw gepersonaliseerde instellingen ophalen om vooraf de overeenkomstige aanpassingen uit te voeren (zoals stoelverstellingen, airco-instellingen, media-instellingen en instellingen van de interieurverlichting).

Volg me naar huis

De auto is uitgerust met de functie Volg me naar huis. Wanneer u de auto op uw oprit vergrendelt en naar uw huis loopt, zullen de dimlichten, welkomstverlichting en positieverlichting ingeschakeld blijven om het pad vóór u te verlichten.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Verlichting > Buitenverlichting > Volg mij naar huis om de tijdsduur in te stellen gedurende welke de koplampen blijven branden.

Interactieve buitenverlichting

De buitenverlichting van de auto zal verschillende dynamische interactie-effecten vertonen op basis van verschillende toestanden van de auto, waardoor een communicatie tot stand komt tussen de auto en u.

  • Ontgrendelen en vergrendelen

    De koplampen en achterlichten van de auto branden met geanimeerde lichtpatronen.

  • Uw auto lokaliseren (Find My Car)

    De richtingaanwijzers van de auto knipperen en de claxon klinkt gedurende 10 seconden.

  • Opladen

    De positieverlichting van de auto brandt met geanimeerde ademhalingspatronen.

  • Noodstop op hoge snelheid

    De remlichten van de auto knipperen snel.

In-/uitstapverlichting in de portierhendels op de buitenkant

Elke portierhendel op de buitenkant is voorzien van een in-/uitstapverlichting in de portierhendel.

De portierhendels op de buitenkant komen automatisch naar buiten wanneer de hele auto wordt ontgrendeld, en de in-uitstapverlichting in de portierhendels op de buitenkant zal gaan branden om het gebied rondom het portier voor u te verlichten. De in-uitstapverlichting in de portierhendels op de buitenkant gaat uit wanneer de portierhendels op de buitenkant naar binnen gaan.

Verlichte instaplijsten

De verlichte instaplijsten van het portier worden automatisch ingeschakeld wanneer een portier wordt geopend en bieden de passagiers praktische verlichting bij het in- en uitstappen.

GUM226794

Grondverlichting

Elke portier van de auto is uitgerust met grondverlichting voor veilig instappen in het donker. De achterklep is uitgerust met dubbele grondverlichting die de grond verlichten wanneer de achterklep is geopend.

De grondverlichting wordt automatisch ingeschakeld zodra u het portier opent en wordt 10 minuten nadat de portier is geopend of onmiddellijk nadat de portier is gesloten uitgeschakeld.

GUM226790

LEESLAMPEN

Automatische leeslamp

Om de functie in te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Verlichting > Interieurverlichting > Automatische leeslamp.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, gaan de leeslampen automatisch branden wanneer u de auto ontgrendelt of een van de portieren opent (inclusief de achterklep). De leeslampen gaan automatisch uit wanneer een van de volgende situaties zich voordoet:

  • Rijden;

  • De auto van buitenaf vergrendelen;

  • 10 minuten nadat het portier is geopend;

  • 15 seconden nadat alle portieren zijn gesloten.

Handmatige bediening van de leeslampen

Er is een aanraakschakelaar voor elke leeslamp in het dak van de auto, waarmee u elke leeslamp afzonderlijk kunt bedienen.

U kunt de leeslamp ook in- of uitschakelen met NOMI.

Het middendisplay biedt ook in een hoofdschakelaar om alle leeslampen te bedienen. Om alle leeslampen tegelijk aan of uit te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Verlichting > Interieurverlichting > Leeslampen.

GUM226788GUM226789

Wanneer u de auto van buitenaf vergrendelt (met de afstandsbediening of de functie in de NIO-app), worden alle leeslampen tegelijk uitgeschakeld.

Opmerking 未外部锁车时,若通过顶棚处触摸开关手动打开前排阅读灯,则前排阅读灯不会自动熄灭,需手动关闭。
  • Wanneer uw auto niet extern is vergrendeld en de leeslampen voorin handmatig worden ingeschakeld met behulp van de aanraakschakelaar in het dakgebied, worden deze niet automatisch uitgeschakeld, maar moeten handmatig worden uitgeschakeld.

De helderheid van de leeslampen instellen

De standaardhelderheid van de leeslampen is 60% telkens als de leeslampen worden ingeschakeld.

Als een leeslamp is ingeschakeld, kunt u de helderheid ervan instellen door de bijbehorende aanraakschakelaar ingedrukt te houden of via NOMI.

  • Wanneer u de helderheid van de leeslamp instelt met behulp van de aanraakschakelaar, zal de helderheid geleidelijk in real time veranderen totdat de uiterste waarden worden bereikt (helderst of donkerst). Zodra de gewenste helderheid is bereikt, laat u de aanraakschakelaar los en behoudt de leeslamp het huidige helderheidsniveau.

  • Als u de helderheid van de leeslamp aanpast met behulp van NOMI, toont het middendisplay het bedieningsvenster voor het instellen van de helderheid, waarna u op deze interface de helderheid van de leeslamp handmatig kunt instellen.

Sfeerverlichting

Algemeen

De auto heeft instelbare sfeerverlichting op de portierpanelen, in de bagageruimte en in de vloer.

GUM226791GUM226792

Zodra u zit, kunt u de sfeerverlichting op het middendisplay inschakelen en toont de auto het standaardeffect van de sfeerverlichting met de huidige instelling.

De sfeerverlichting is beschikbaar in 256 kleuren. Om verschillende thema's en kleuren (hoofdkleuren, hulpkleuren) van de sfeerverlichting te selecteren, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Verlichting > Sfeerverlichting. Deze instelling wordt voor u opgeslagen. U kunt ook de helderheid van de sfeerverlichting instellen en verschillende standen voor de sfeerverlichting kiezen, zoals Ademend, Ritmisch, enz. deze instellingen worden op het middendisplay opgeslagen.

Sfeerverlichting is geïntegreerd in de waarschuwing voor een geopend portier. Wanneer een portier op het punt staat geopend te worden en de waarschuwing wordt geactiveerd, gaat de sfeerverlichting van het bijbehorende portier in het portierpaneel rood branden en knipperen.

Verlichting van de make-upspiegel

Er zitten twee zonnekleppen tegen het dak van de auto, elk uitgerust met een make-upspiegel.

Wanneer uw de klep van de make-upspiegel openklapt, wordt de verlichting van de make-upspiegel automatisch ingeschakeld. Sluit de klep en de verlichting wordt automatisch uitgeschakeld.

GUM226795

Verlichting in de bagageruimte

De bagageruimteverlichting wordt automatisch ingeschakeld wanneer de achterklep wordt geopend.

De bagageruimteverlichting wordt automatisch uitgeschakeld nadat deze 10 minuten ingeschakeld is geweest of wanneer de achterklep wordt gesloten.

Minimale verlichting

Wanneer de auto geparkeerd staat, kunt u onderaan het middendisplay naar Instellingen gaan en tikken op Verlichting > Interieurverlichting > Minimaal licht om de functie in te schakelen. Alle sfeerverlichting, leeslampen en koplampen worden uitgeschakeld om met één tik een minimale verlichting te realiseren.

Wanneer de minimale verlichting is geactiveerd, worden alle instelfuncties voor de sfeerverlichting uitgeschakeld.

Als u de buitenverlichting handmatig aanpast wanneer de minimale verlichting is geactiveerd, wordt de minimale verlichting automatisch uitgeschakeld.

Als u een andere transmissiestand selecteert of de minimale verlichting handmatig uitschakelt, keren de buitenverlichting en de sfeerverlichting terug naar hun vorige stand terwijl de leeslampen uitgeschakeld blijven.

Volledige helderheid

Om de functie in te schakelen, gaat u onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Instellingen en tikt u op Verlichting > Interieurverlichting > Volledige helderheid. Als hulpmiddel bij het zoeken naar voorwerpen in de auto, worden de sfeerverlichting en alle leeslampen ingeschakeld op maximale helderheid.

Wanneer de Volledige helderheid is ingeschakeld, worden alle instelfuncties voor de sfeerverlichting uitgeschakeld.

Als u de buitenverlichting handmatig aanpast wanneer de volledige helderheid is ingeschakeld, wordt de volledige helderheid automatisch uitgeschakeld.

Als u de volledige helderheid handmatig uitschakelt, keren de buitenverlichting en de sfeerverlichting terug naar hun vorige stand terwijl de leeslampen worden uitgeschakeld.

Zachte gloed

Om de functie in te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Verlichting > Interieurverlichting > Zachte gloed. Om een comfortabele slaapomgeving te creëren, brandt de sfeerverlichting in de vloer binnenin de auto zachtjes, en de sfeerverlichting en leeslampen in de portieren en bagageruimte gaan uit.

Wanneer de Zachte gloed is geactiveerd, worden alle instelfuncties voor de sfeerverlichting uitgeschakeld.

Als u de buitenverlichting handmatig aanpast wanneer de zachte gloed is geactiveerd, wordt de nachtverlichting automatisch uitgeschakeld.

Als u de zachte gloed handmatig uitschakelt, keren de buitenverlichting en de sfeerverlichting terug naar hun vorige stand terwijl de leeslampen uitgeschakeld blijven.

De sleutel aan de account koppelen

Wanneer de auto voor het eerst wordt ingeschakeld en de verificatieprocedure doorloopt, wordt de sleutel automatisch gebonden aan het eigenaarsaccount. Wanneer u vervolgens de sleutel gebruikt om de auto te ontgrendelen, worden automatisch de gegevens van het eigenaarsaccount geladen.

De eigenaar kan in de NIO-app de interface voor sleutelbeheer gebruiken om de sleutel te binden aan gemachtigde accounts. Het gevolg is dat wanneer gemachtigde gebruikers hun bijbehorende sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen, de content van de gebonden account automatisch wordt geladen. Zowel de eigenaar als de gebruiker van het gebonden account ontvangen sms-berichten en meldingen in de NIO-app wanneer met succes is gebonden en ontbonden.

Opmerking 钥匙与账户绑定
  • De koppeling van de sleutel aan het account kan alleen worden gewijzigd door de eigenaar van de auto. Voordat ze aan de sleutel kunnen worden gekoppeld, moeten eerst aanvullende NIO-accounts worden gemachtigd.

  • De koppeling tussen de gemachtigde gebruiker en de sleutel wordt automatisch opgeheven op het moment dat de eigenaar de machtiging intrekt.

  • De Gastmodus is alleen beschikbaar voor een smart key die is gebonden aan het eigenaarsaccount. Wanneer een smart key die is gekoppeld aan de account van de gemachtigde gebruiker, wordt gebruikt om de auto te ontgrendelen, worden de gegevens van de gemachtigde gebruiker automatisch geladen.

Van account wisselen

U of de gemachtigde gebruiker kan op het middendisplay wisselen tussen verschillende accounts om de bijbehorende persoonlijke instellingen te laden, zoals de instellingen voor de stoelpositie, het stuurwiel en het HUD.

U, de medegebruiker of de gemachtigde gebruiker kan op twee manieren schakelen tussen verschillende accounts om de bijbehorende persoonlijke instellingen te laden:
  1. Wanneer de auto verbonden is met het netwerk of eerder is aangemeld maar momenteel offline is, tikt u op het middendisplay op de persoonlijke avatar om naar de interface Instellingen te gaan, of op de bedieningsbalk onder het middendisplay, en tik op Account > Account wisselen. U kunt de lijst van actieve accounts weergeven, inclusief de accounts van de eigenaar, de medegebruikers en de gemachtigde gebruikers. Tik gewoon op de bijbehorende avatar of bijnaam om van account te wisselen. Een account moet worden geverifieerd (door middel van het scannen van een QR-code in de NIO-app of het invoeren van een verificatiecode) voordat u kunt inloggen. U kunt ook instellen op inloggen zonder wachtwoord in Account > Gezicht en wachtwoord om snel en eenvoudig van account te wisselen.

  2. Om te wisselen tussen accounts door middel van gezichtsherkenning, kunt u op het middendisplay tikken op de persoonlijke avatar om naar de interface Instellingen te gaan, of op de bedieningsbalk onder het middendisplay, op Account > Gezicht en wachtwoord tikken en de gezichtsherkenningsgegevens invoeren. Zodra u de auto hebt ontgrendeld en op de bestuurdersstoel bent gaan zitten, kijkt u recht vooruit, waarna de auto automatisch de accountgegevens herkent en de bijbehorende gepersonaliseerde instellingen laadt. Als de huidige gebruiker niet overeenkomt met het aangemelde account, maar wel kan worden gekoppeld aan een andere account in de auto (bijvoorbeeld wanneer u de sleutel aan een familielid hebt gegeven), zal de auto automatisch overschakelen naar het juiste account.

Opgelet 只有在非驾驶状态可以进行切换账户的操作
  • Wisselen tussen accounts kan alleen worden gedaan wanneer de auto geparkeerd staat.

  • De auto slaat gewijzigde instellingen (zoals de positie van de bestuurdersstoel, enz.) niet op in de Gastmodus.

Gemachtigde ontgrendeling

Als u uw auto wilt uitlenen aan anderen, kunt u geregistreerde gebruikers in de NIO-app machtigen om uw auto te gebruiken. Een gemachtigde gebruiker krijgt toegang tot functies die een machtiging vereisen door hun NFC-sleutel of geverifieerde NIO-app te gebruiken.

Machtigen door eigenaar

Tik in de NIO-app op de interface Instellingen op Profiel-avatar > Accountinstellingen of in de linkerbovenhoek van het middendisplay, en voer het wachtwoordgebaar van uw auto in om naar de interface Machtigingenbeheer te gaan.

U kunt een gebruiker machtigen en gerelateerde functies die een machtiging vereisen instellen door zijn/haar gebruikersnaam van de NIO-app in te voeren. Maximaal negen gebruikers kunnen worden gemachtigd. Na het instellen van de machtiging van de gebruiker, tikt u op de profielfoto of de gebruikersnaam van de gemachtigde gebruiker om gedetailleerde informatie over de gebruiker en de functies die een machtiging vereisen (zoals media, video en beveiligd opbergvak) te bekijken. Als de huidige machtiging actief is, kunt u ook het bereik van de gemachtigde toegang beweren en de machtiging van de gebruiker uitschakelen. Een gemachtigde gebruiker heeft alleen toegang tot functies die een machtiging vereisen en kan geen machtigingen beheren of de Gastmodus instellen.

Nadat de auto is vergrendeld en u de auto ontgrendelt met behulp van uw smart key, logt de auto automatisch in bij de account van de eigenaar.

Opmerking 出于安全考虑,当被授权人正在行驶中, 停止授权需等被授权人停车并锁车后解除授权才可正式生效。
  • Als een machtiging niet langer nodig is, annuleert u de machtiging onmiddellijk. Anders blijven de functies van de gemachtigde accounts actief.

  • Als de gemachtigde gebruiker rijdt, wordt om veiligheidsredenen de machtiging pas geannuleerd nadat de gebruiker de auto heeft geparkeerd en vergrendeld.

Opmerking 若添加的被授权用户为蔚来账号用户时,则添加授权过程完成后授权即时生效;若添加的被授权用户为非蔚来账号用户时,需等此用户注册好蔚来账号后授权方可生效。

Als de toegevoegde, gemachtigde gebruiker een NIO-gebruiker is, wordt de machtiging van kracht onmiddellijk nadat het machtigingsproces is voltooid. Als de toegevoegde, gemachtigde gebruiker geen NIO-gebruiker is, wordt de machtiging pas van kracht nadat deze gebruiker met succes een NIO-account heeft geregistreerd.

Ontgrendelen door een gemachtigde gebruiker

Een gemachtigde gebruiker kan de auto ontgrendelen met behulp van zijn/haar NFC-sleutel of NIO-app. Om de accountinformatie en de functies die een machtiging vereisen van een gemachtigde gebruiker te bekijken, tikt u op het middendisplay op zijn/haar profiel-avatar.

  • Ontgrendelen met NFC: Open de NFC-sleutel-app op de mobiele telefoon en houdt deze dicht bij het middelste deel van de carrosserie aan de linkerkant van de auto.

  • Vanaf afstand ontgrendelen met de NIO-app: Tik in de NIO-app op de interface "Mijn auto" op Portiersloten.

Gast modus

Als u uw auto moet uitlenen aan iemand met een smart key, kunt u de Gastmodus instellen door op het middendisplay op uw profiel-avatar te tikken om uw privacy te beschermen (zoals navigatiegeschiedenis, contactpersonen, video's, foto's, enz.).

In de Gastmodus kunnen alleen de standaardvoertuigfuncties, zoals airconditioning, weer en navigatie, worden gebruikt (geen persoonlijke informatie, zoals historische gegevens of favorieten).

Om de Gastmodus te verlaten, moet u op het middendisplay het wachtwoordgebaar invoeren.

Opgelet 仅在非驾驶状态可设置访客模式若钥匙绑定车主账户而您未设置访客模式,用户使用此钥匙进入车辆后将自动登录车主账户,并以车主权限操作车辆。
  1. De gastmodus kan alleen worden ingesteld wanneer de auto niet rijdt.

  2. De smart key is gebonden aan de eigenaarsaccount. Als u de gastmodus niet hebt ingesteld en een gebruiker deze sleutel gebruikt om in de auto te stappen, logt de auto automatisch in op de eigenaarsaccount en heeft de gebruiker rechten op eigenaarniveau.

Servicemachtiging

U of de gemachtigde gebruiker kan via de NIO-app serviceverzoeken indienen bij het NIO Service Center. Het servicecentrum zal het servicepersoneel tijdelijk machtigen om de nodige services te leveren (zoals de service One-Click-for-Power). Nadat de service is voltooid, zal het NIO Service Center de bijbehorende servicemachtigingen intrekken.

Zodra het servicepersoneel gemachtigd is, kunnen zij de auto ontgrendelen door middel van NFC binnen de opgegeven tijdsduur van de machtiging en de functiereikwijdte. Na het instappen in de auto toont het middendisplay het account om gemachtigde services en beschikbare bedieningen te ontvangen.

Gemachtigd servicepersoneel mogen geen machtigingen beheren, de Gastmodus instellen, toetsen binden of van account wisselen.

Opgelet 服务结束后车门及尾门应该全部处于上锁状态,如果没有上锁则手机 APP将通知您,提醒您及时上锁。

Nadat de service is voltooid, moeten alle portieren en de achterklep worden vergrendeld. Als een of meer portieren niet worden vergrendeld, vraagt de app op uw mobiele telefoon u om deze te vergrendelen.

De bestuurdersstoel verstellen

De stoel verstellen met behulp van de knoppen

Met behulp van de knoppen aan de zijkant van de stoel kunt u de stand van de bestuurdersstoel verstellen.

GUM226847
Knop ① in de afbeelding:
  • Hellingshoek voorkant zitkussen verstellen: kantel deze knop om de hellingshoek van de voorkant van het zitkussen te verstellen.

  • Stoel in lengterichting verstellen: beweeg deze knop heen en weer om de stoel naar voren of naar achteren te verstellen.

  • Stoel in hoogterichting verstellen: beweeg het middelste deel van deze knop omhoog of omlaag om de hoogte van de stoel te verstellen.

  • Zitkussenlengte verstellen: druk op de voor- of achterkant van de knop om de lengte van het zitkussen te verstellen.

    GUM228072
Knop ② in de afbeelding:
  • Rugleuning verstellen: beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel te verstellen.

  • Hoofdsteun verstellen: beweeg deze knop omhoog of omlaag om de hoofdsteun van de stoel omhoog en omlaag bewegen.

  • Schoudersteun verstellen: druk op de uiteinden van deze knop om de schoudersteun van de stoel naar voren en naar achteren te verstellen.

Knop ③ in de afbeelding:
  • Lendensteun verstellen: houd de knop naar boven/onder/links/rechts gedrukt om de lendensteun te verstellen.

  • Aangepast-comfortknop: Druk op de middelste knop om de comfortfunctie in of uit te schakelen. Houd de middelste knop ingedrukt om de huidige comfortinstellingen van de stoel op te slaan.

Opgelet 舒适自选键跟车记忆的功能默认为按摩或背部舒缓。
  • De standaardfunctie van de aanpasbaar-comfortknop is massage of rugklachtenbehandeling.

  • Houd de aanpasbaar-comfortknop ingedrukt om de huidige comfortfunctie van de stoel, inclusief type, niveau en modus, in het geheugen op te slaan.

  • De aanpasbaar-comfortknop kan worden gebruikt om 2 comfortfuncties op te slaan, maar comfortfuncties die elkaar uitsluiten kunnen niet tegelijkertijd worden opgeslagen, bijvoorbeeld verwarmings- en ventilatiefuncties, of massage en rugklachtenbehandeling. Als het stuurwiel een verwarmingsfunctie heeft, kan deze ook worden opgeslagen door de aanpasbaar-comfortknop.

  • Als een comfortfunctie is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door indrukken van de comfortknop.

Waarschuwing 在进行座椅调节(前后,高度,靠背等)前,请确认座椅和周围及后排儿童、乘员、宠物等的留有相对安全空间。避免后排儿童、乘员、宠物等产生挤压、碰等风险。
  • Voordat u de stoel verstelt (naar voren/achteren, zithoogte, rugleuning, enz.) moet u controleren of er voldoende veilige ruimte is rondom de stoel, rekening houdend met kinderen, andere inzittenden en huisdieren op de achterbank. Zo voorkomt u dat die door de stoel geraakt of gekneld worden.

  • Voordat u de stoel verstelt (naar voren en achteren, zithoogte, rugleuning, beensteun, enz.), verzekert u zich ervan dat er voldoende veilige ruimte is in de omgeving om risico's van vervorming en breuk als gevolg van samendrukking en botsing met voorwerpen in de omgeving (voetsteun, beensteun, bekerhouder in de stoel, armleuning, enz.) te voorkomen tijdens het verstellen van de stoel.

  • Verstel de stand van de bestuurdersstoel, de hoofdsteun, enz. terwijl de auto geparkeerd staat. Verstellen van de stoel en andere aanpassingen tijdens het rijden kunnen veiligheidsrisico's veroorzaken.

  • Wanneer u de stoel verstelt (naar voor of achter, zithoogte, rugleuning, enz.) moet u opletten dat u uw handen of andere lichaamsdelen niet in het bewegingspad van de stoel plaatst, om te voorkomen dat u bekneld of gekneusd raakt.

  • Na het verstellen van de stoelstand, verzekert u zich ervan dat de stoel vergrendeld is.

  • Verzeker u ervan dat kinderen de stoelen niet verstellen omdat hierdoor het risico van beknelling ontstaat.

  • Terwijl Gemakkelijk instappen en uitstappen is ingeschakeld, verzekert u zich ervan dat er voldoende veilige ruimte is op zowel de voorste als de achterste zitrij voor kinderen, passagiers en huisdieren. Tref voorzorgsmaatregelen om pletten en stoten tijdens het verstellen van de stoelen te voorkomen.

  • Wacht totdat Gemakkelijk instappen en uitstappen is voltooid voordat u de auto start. Enige handeling die u op dat moment uitvoert, kan leiden tot het verlies van de controle over de auto en als gevolg daarvan een ongeval.

  • Het wordt aanbevolen om Gemakkelijk instappen en uitstappen uit te schakelen als vaak kinderen op de achterbank zitten.

  • Voordat u de auto start, verzekert u zich ervan dat uw stoel in de aanbevolen stand is versteld (raadpleeg de Gebruikershandleiding voor de aanbevolen zithouding en stoelstand).

De stoelverstellingen bedienen op het middendisplay

U kunt het verstellen van de bestuurdersstoel op het middendisplay uitvoeren.

Ga op het middendisplay naar de bedieningsinterface van de bestuurdersstoel en tik op de bedieningspijlen voor Stoel, Rugleuning, Hoofdsteun en Zitkussen om de standen van de bestuurdersstoel, hoofdsteun, schoudersteun, zitkussen en de rugleuning van de stoel te verstellen.

Op het middendisplay kunt u kiezen uit in zes standen: Rijden, Rusten, Uitstappen, Overig, Afwisselen en Dagdromen. Elke stand moet door u worden ingesteld, met uitzondering van Dagdromen.

Methode voor het opslaan van de stoelstand:

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stoel > Bestuurder om de stand van de bestuurdersstoel in te stellen op deze interface.

U kunt de stoelstand verstellen met behulp van de knoppen op de zijkant van de stoel of op het middendisplay. Druk op de knop Rijden/Rusten/Uitstappen/Afwisselen/Overige op de interface om gepersonaliseerde standen in te stellen voor verschillende situaties. Deze instellingen worden opgeslagen onder het overeenkomstige gebruikersaccount. Als u een ingestelde stand wilt veranderen, stelt u de stoel af en slaat u de instelling opnieuw op.

Aanbevolen zithouding en stoelstand voor de bestuurder

Beperk mogelijke risico's tot een minimum en denk om uw veiligheid door de stoel als volgt te verstellen:

  • Zet de stoel naar voren of naar achteren in een positie waarbij u de gas- en rempedalen gemakkelijk kunt indrukken.

  • Stel de rugleuning van de stoel in op een geschikte, rechte zithouding, zodat uw rug volledig contact maakt met de rugleuning en de rugleuning niet te ver achterover helt.

  • Zet de stoel op een geschikte hoogte waarbij u het stuurwiel met twee handen in een prettige houding kunt vasthouden.

  • Stel het stuurwiel zodanig af dat er een afstand van minimaal 25 cm tussen uw borstkas en het stuurwiel zit.

  • Stel de hoofdsteun af en zorg ervoor dat het midden van de hoofdsteun en de ogen van de bestuurder op dezelfde hoogte staan.

  • Plaats het schuine gedeelte van de veiligheidsgordel tussen uw nek en schouder, en wikkel het heupgedeelte van de veiligheidsgordel stevig rond uw heup (niet over uw buik).

GUM191665
Waarschuwing 请勿在座椅上使用各种类型的座椅套或者自行改装座椅面套。在发生碰撞事故时座椅套或改装后面套会严重限制座椅侧气囊的展开。乘员保护程度会大大降低,增加人员受伤风险。

Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:

  • Gebruik geen stoelhoezen en wijzig de stoelbekleding niet zelf. In het geval van een aanrijding, kunnen de stoelhoezen of de gewijzigde stoelbekleding het opblazen van de zijairbags ernstig hinderen, waardoor de bescherming van de inzittenden aanzienlijk wordt verlaagd en het risico van letsel wordt verhoogd.

  • Plaats geen voorwerpen onder de stoel omdat deze veiligheidsrisico's kunnen vormen tijdens het verstellen van de stoel, een aanrijding of plotselinge acceleratie/vertraging.

  • Hang geen voorwerpen (zoals kledinghangers) aan de stoel of hoofdsteun. In het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kunnen dergelijke voorwerpen het risico van letsel vergroten.

  • Terwijl de auto rijdt mag op elke stoel slechts één persoon zitten. Baby's of kinderen mogen geen stoel en veiligheidsgordel delen met een volwassene of op de schoot van een volwassene zitten. Dit kan veiligheidsrisico's met zich meebrengen in het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging.

  • De hoofdsteunen voor de voor- en achterstoelen mogen niet worden omgewisseld omdat anders de hoofdsteunen mogelijk niet kunnen worden ingesteld op de correcte hoogte of in de correcte stand. Dit verhoogt het risico van hoofd- en nekletsel bij ongevallen en noodstops.

  • Een buitensporig grote hoek van de rugleuning kan leiden tot ernstig letsel in geval van een aanrijding. Zie de aanbevolen correcte stoelposities.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een stand zetten die niet bedoeld is voor rijden, zoals de stand Dagdromen (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden). In het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kan dit het risico van letsel vergroten of ernstig letsel veroorzaken.

  • Personen met een beperkte pijnperceptie als gevolg van ziekte, leeftijd of andere aandoeningen, moeten het temperatuurregelsysteem en de stoelverwarming voorzichtig gebruiken om mogelijke brandwonden als gevolg van langdurig gebruik op lage temperaturen te voorkomen.

De voorpassagiersstoel verstellen

De stoel verstellen met behulp van de knoppen

Met behulp van de knoppen aan de zijkant van de stoel kan uw voorpassagier de stand van de voorpassagiersstoel verstellen.

GUM226851
Knop ① in de afbeelding:
  • Voetensteun aanpassen: beweeg het midden van de knop omhoog of omlaag om de hoek van de voetensteun in te stellen.

    GUM226852
Knop ② in de afbeelding:
  • Stoel in lengterichting verstellen: beweeg deze knop heen en weer om de stoel naar voren of naar achteren te verstellen.

  • Stoel in hoogterichting verstellen: beweeg het middelste deel van deze knop omhoog of omlaag om de hoogte van de stoel te verstellen.

  • Beensteun verstellen: druk op de voor- of achterkant van de knop om de beensteun uit te klappen of in te klappen.

    GUM226853
Knop ③ in de afbeelding:
  • Rugleuning verstellen: beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel te verstellen.

  • Hoofdsteun verstellen: beweeg deze knop omhoog of omlaag om de hoofdsteun van de stoel omhoog en omlaag bewegen.

  • Schoudersteun verstellen: druk op de uiteinden van deze knop om de schoudersteun van de stoel naar voren en naar achteren te verstellen.

Knop ④ in de afbeelding:
  • Lendensteun verstellen: houd de knop naar boven/onder/links/rechts gedrukt om de lendensteun te verstellen.

  • Aangepast-comfortknop: Druk op de middelste knop om de comfortfunctie in of uit te schakelen. Houd de middelste knop ingedrukt om de huidige comfortinstellingen van de stoel op te slaan.

Knop ⑤ in de afbeelding:
  • Ontspanningsknop

    • Om de stoel te verstellen naar de Gewichtsloos-stand, drukt u eenmaal op de knop. Druk op de knop terwijl de stoel beweegt om de beweging te onderbreken en druk nogmaals op de knop om de beweging te hervatten.

    • Om de stoel terug te zetten in zijn oorspronkelijke stand, houdt u de knop ingedrukt.

Opgelet 舒适自选键跟车记忆的功能默认为按摩或背部舒缓。女王副驾
  • De standaardfunctie van de aanpasbaar-comfortknop is massage of rugklachtenbehandeling.

  • Houd de aanpasbaar-comfortknop ingedrukt om de huidige comfortfunctie van de stoel, inclusief type, niveau en modus, in het geheugen op te slaan.

  • De aanpasbare comfortknop kan worden gebruikt om 2 comfortfuncties op te slaan, maar comfortfuncties die elkaar uitsluiten kunnen niet tegelijkertijd worden opgeslagen, bijvoorbeeld verwarmings- en ventilatiefuncties, of massage en rugklachtenbehandeling.

  • Als een comfortfunctie is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door indrukken van de comfortknop.

  • De knop Comfort met één klik wordt gebruikt om de Gewichtsloos-stand standaard te onthouden, en kan naar wens op het middendisplay worden ingesteld op een andere stand.

Waarschuwing 在进行座椅调节(前后,高度,靠背等)前,请确认座椅和周围及后排儿童、乘员、宠物等的留有相对安全空间。避免后排儿童、乘员、宠物等产生挤压、碰等风险。在车辆驻车状态下,进行乘客座椅位置、头枕等调节。车辆行驶过程中,进行座椅位置等相应调节,可能会引起安全风险。

Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:

  • Voordat u de stoel verstelt (naar voren/achteren, zithoogte, rugleuning, enz.) moet u controleren of er voldoende veilige ruimte is rondom de stoel, rekening houdend met kinderen, andere inzittenden en huisdieren op de achterbank. Zo voorkomt u dat die door de stoel geraakt of gekneld worden.

  • Voordat u de stoel verstelt (naar voren en achteren, zithoogte, rugleuning, beensteun, enz.), verzekert u zich ervan dat er voldoende veilige ruimte is in de omgeving om risico's van vervorming en breuk als gevolg van samendrukking en botsing met voorwerpen in de omgeving (voetsteun, beensteun, bekerhouder in de stoel, armleuning, enz.) te voorkomen tijdens het verstellen van de stoel.

  • Verzeker u ervan de positie van de passagiersstoelen, hoofdsteun en andere onderdelen alleen te verstellen terwijl de auto in de parkeerstand staat. Terwijl de auto rijdt, kan het verstellen van de stoel of andere onderdelen van de auto een risico van letsel met zich meebrengen.

  • Wanneer u de stoel verstelt (naar voor of achter, zithoogte, rugleuning, enz.) moet u opletten dat u uw handen of andere lichaamsdelen niet in het bewegingspad van de stoel plaatst, om te voorkomen dat u bekneld of gekneusd raakt.

  • Na het verstellen van de stoelstand, verzekert u zich ervan dat de stoel vergrendeld is.

  • Verzeker u ervan dat kinderen de stoelen niet verstellen omdat hierdoor het risico van beknelling ontstaat.

  • Terwijl Gemakkelijk instappen en uitstappen is ingeschakeld, verzekert u zich ervan dat er voldoende veilige ruimte is op zowel de voorste als de achterste zitrij voor kinderen, passagiers en huisdieren. Tref voorzorgsmaatregelen om pletten en stoten tijdens het verstellen van de stoelen te voorkomen.

  • Wacht totdat Gemakkelijk instappen en uitstappen is voltooid voordat u de auto start. Enige handeling die u op dat moment uitvoert, kan leiden tot het verlies van de controle over de auto en als gevolg daarvan een ongeval.

  • Het wordt aanbevolen om Gemakkelijk instappen en uitstappen uit te schakelen als vaak kinderen op de achterbank zitten.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een stand zetten die niet bedoeld is voor rijden, zoals de stand Kantelen met één klik of de stand Gewichtsloos (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden), aangezien hierdoor het risico van letsel van de inzittenden kan verhogen in geval van een botsing en bij plotseling versnellen of vertragen.

  • Voordat u de auto start, verzekert u zich ervan dat uw stoel in de aanbevolen stand is versteld (raadpleeg de Gebruikershandleiding voor de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden).

De stoelverstellingen bedienen op het middendisplay

U kunt het verstellen van de voorpassagiersstoel uitvoeren op het middendisplay.

Ga op het middendisplay naar de bedieningsinterface van de voorpassagiersstoel en tik op de bedieningspijlen voor Stoel, Rugleuning, Schoudersteun en Voetensteun om de standen van de voorpassagiersstoel, hoofdsteun, schoudersteun, zitkussen en de hoek van de rugleuning te verstellen.

Op het middendisplay kunt u kiezen uit in zes standen: de Standaardstand, Zitstand, Ruststand, Dagdroomstand, Gewichtsloos-stand en Afwisselstand. U kunt de Zitstand, Ruststand en Afwisselstand naar wens instellen.

Methode voor het opslaan van de stoelstand:

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stoel > Voorpassagier om de stand van de voorpassagiersstoel in te stellen op deze interface.

U kunt de stoelstand verstellen met behulp van de knoppen op de zijkant van de stoel of op het middendisplay. Druk op de knop Normaal/Rusten/Afwisselen op de interface om gepersonaliseerde standen in te stellen voor verschillende situaties. Deze instellingen worden opgeslagen onder het overeenkomstige gebruikersaccount. Als u een ingestelde stand wilt veranderen, stelt u de stoel af en slaat u de instelling opnieuw op.

Het verplaatsen van de stoel via het achterdisplay regelen

Passagiers achterin kunnen het verplaatsen van de voorpassagiersstoel op het achterdisplay regelen.

Veeg over het achterdisplay om de interface Stoel verstellen te openen en tik op Voorpassagiersstoel opbergen of Voorpassagiersstoel terugzetten.

  • Voorpassagiersstoel opbergen: de voorpassagiersstoel beweegt naar zijn voorste stand.

  • Voorpassagiersstoel terugzetten: de voorpassagiersstoel wordt teruggezet in de standaardstand.

Aanbevolen zithouding en stoelstanden voor de voorpassagier

Beperk mogelijke risico's tot een minimum en denk om uw veiligheid door de stoel als volgt te verstellen:

  • Zet de stoel naar voren of naar achteren in de juiste stand en plaats beide voeten vóór de stoel.

  • Stel de rugleuning van de stoel in op een geschikte, rechte zithouding, zodat uw rug volledig contact maakt met de rugleuning en de rugleuning niet te ver achterover helt.

  • Verstel de hoofdsteun zodanig dat het midden ervan gelijk ligt met de ogen van de passagier.

  • Plaats het schuine gedeelte van de veiligheidsgordel tussen uw nek en schouder, en wikkel het heupgedeelte van de veiligheidsgordel stevig rond uw heup (niet over uw buik).

GUM191667
Waarschuwing 请勿在座椅上使用各种类型的座椅套或者自行改装座椅面套。在发生碰撞事故时座椅套或改装后面套会严重限制座椅侧气囊的展开。乘员保护程度会大大降低,增加人员受伤风险。

Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:

  • Gebruik geen stoelhoezen en wijzig de stoelbekleding niet zelf. In het geval van een aanrijding, kunnen de stoelhoezen of de gewijzigde stoelbekleding het opblazen van de zijairbags ernstig hinderen, waardoor de bescherming van de inzittenden aanzienlijk wordt verlaagd en het risico van letsel wordt verhoogd.

  • Plaats geen voorwerpen onder de stoel omdat deze veiligheidsrisico's kunnen vormen tijdens het verstellen van de stoel, een aanrijding of plotselinge acceleratie/vertraging.

  • Hang geen voorwerpen (zoals kledinghangers) aan de stoel of hoofdsteun. In het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kunnen dergelijke voorwerpen het risico van letsel vergroten.

  • Terwijl de auto rijdt mag op elke stoel slechts één persoon zitten. Baby's of kinderen mogen geen stoel en veiligheidsgordel delen met een volwassene of op de schoot van een volwassene zitten. Dit kan veiligheidsrisico's met zich meebrengen in het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging.

  • De hoofdsteunen voor de voor- en achterstoelen mogen niet worden omgewisseld omdat anders de hoofdsteunen mogelijk niet kunnen worden ingesteld op de correcte hoogte of in de correcte stand. Dit verhoogt het risico van hoofd- en nekletsel bij ongevallen en noodstops.

  • Een buitensporig grote hoek van de rugleuning kan leiden tot ernstig letsel in geval van een aanrijding. Zie de aanbevolen correcte stoelposities.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een stand zetten die niet bedoeld is voor rijden, zoals de stand Dagdromen (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden). In het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kan dit het risico van letsel vergroten of ernstig letsel veroorzaken.

  • Personen met een beperkte pijnperceptie als gevolg van ziekte, leeftijd of andere aandoeningen, moeten het temperatuurregelsysteem en de stoelverwarming voorzichtig gebruiken om mogelijke brandwonden als gevolg van langdurig gebruik op lage temperaturen te voorkomen.

Waarschuwing 副驾驶座椅请勿让儿童单独乘坐或怀抱儿童乘坐等以下图示行为:

De gedragingen aangegeven in de volgende afbeelding zijn niet toegestaan, zoals een kind alleen laten zitten of vasthouden op de voorpassagiersstoel:

GUM191733GUM191734GUM191735GUM191736

De achterstoelen verstellen

De stoelen van de tweede zitrij verstellen

GUM226855
Knop ① in de afbeelding:
  • Stoel in lengterichting verstellen: beweeg deze knop heen en weer om de stoel naar voren of naar achteren te verstellen.

  • Beensteun verstellen: druk op de voor- of achterkant van de knop om de beensteun uit te klappen of in te klappen.

Knop ② in de afbeelding:
  • Rugleuning verstellen: beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel te verstellen.

  • Hoofdsteun verstellen: beweeg deze knop omhoog of omlaag om de hoofdsteun van de stoel omhoog en omlaag bewegen.

Knop ③ in de afbeelding:
  • Lendensteun verstellen: houd de knop naar boven/onder/links/rechts gedrukt om de lendensteun te verstellen.

  • Aangepast-comfortknop: Druk op de middelste knop om de comfortfunctie in of uit te schakelen. Houd de middelste knop ingedrukt om de huidige comfortinstellingen van de stoel op te slaan.

Knop ④ in de afbeelding:
  • Ontspanningsknop

    • Om de stoel te verstellen naar de Dagdroom-stand, drukt u eenmaal op de knop. Druk op de knop terwijl de stoel beweegt om de beweging te onderbreken en druk nogmaals op de knop om de beweging te hervatten.

    • Om de stoel terug te zetten in zijn oorspronkelijke stand, houdt u de knop ingedrukt.

GUM226857
Knop ① in de afbeelding:
  • Stoel in lengterichting verstellen: beweeg deze knop heen en weer om de stoel naar voren of naar achteren te verstellen.

  • Zitkussenlengte verstellen: druk op de voor- of achterkant van de knop om de lengte van het zitkussen te verstellen.

    GUM228077
Knop ② in de afbeelding:
  • Rugleuning verstellen: beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel te verstellen.

  • Hoofdsteun verstellen: beweeg deze knop omhoog of omlaag om de hoofdsteun van de stoel omhoog en omlaag bewegen.

Knop ③ in de afbeelding:
  • Lendensteun verstellen: houd de knop naar boven/onder/links/rechts gedrukt om de lendensteun te verstellen.

  • Aangepast-comfortknop: Druk op de middelste knop om de comfortfunctie in of uit te schakelen. Houd de middelste knop ingedrukt om de huidige comfortinstellingen van de stoel op te slaan.

Knop ④ in de afbeelding:
  • Ontspanningsknop

    • Om de stoel te verstellen naar de Dagdroom-stand, drukt u eenmaal op de knop. Druk op de knop terwijl de stoel beweegt om de beweging te onderbreken en druk nogmaals op de knop om de beweging te hervatten.

    • Om de stoel terug te zetten in zijn oorspronkelijke stand, houdt u de knop ingedrukt.

Opgelet 舒适自选键跟车记忆的功能默认为按摩或背部舒缓。后排
  • De standaardfunctie van de aanpasbaar-comfortknop is massage of rugklachtenbehandeling.

  • Houd de aanpasbaar-comfortknop ingedrukt om de huidige comfortfunctie van de stoel, inclusief type, niveau en modus, in het geheugen op te slaan.

  • De aanpasbare comfortknop kan worden gebruikt om 2 comfortfuncties op te slaan, maar comfortfuncties die elkaar uitsluiten kunnen niet tegelijkertijd worden opgeslagen, bijvoorbeeld verwarmings- en ventilatiefuncties, of massage en rugklachtenbehandeling.

  • Als een comfortfunctie is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door indrukken van de comfortknop.

De stoelen van de derde zitrij verstellen

GUM226858

Rugleuning verstellen: druk op de knoppen aan de zijkant van beide stoelen om de hoek van de rugleuning te verstellen.

Aanbevolen zithouding en stoelstanden voor de achterpassagier

Beperk mogelijke risico's tot een minimum en denk om uw veiligheid door de stoel als volgt te verstellen:

  • Vergrendel de rugleuning in een stand rechtop.

  • Verstel de hoofdsteun zodanig dat het midden ervan gelijk ligt met de ogen van de passagier.

  • Stel de rugleuning van de stoel in op een geschikte, rechte zithouding, zodat uw rug volledig contact maakt met de rugleuning en de rugleuning niet te ver achterover helt.

  • Plaats uw voeten in de voetenruimte voor de achterstoelen.

  • Plaats het schuine gedeelte van de veiligheidsgordel tussen uw nek en schouder, en wikkel het heupgedeelte van de veiligheidsgordel stevig rond uw heup (niet over uw buik).

  • Wanneer u kinderen in de auto hebt, moeten geschikte kinderzitjes worden gebruikt om ze veilig te vervoeren. Zie voor meer informatie het deel over kinderzitjes.

De rugleuningen van de stoelen van de derde zitrij omlaag klappen

Druk op de knop aan de rechterkant van de achterklep of op de elektrische bedieningselementen op het middendisplay om de rugleuningen van de stoelen van de derde zitrij omlaag te klappen.

GUM226875

GUM226926: Bediening van de rugleuning van de derde zitrij aan de linkerkant; druk op beide kanten van de knop om de rugleuning aan de linkerkant omlaag te klappen en omhoog te klappen.

GUM226927: Bediening van de rugleuning van de derde zitrij aan de rechterkant; druk op beide kanten van de knop om de rugleuning aan de rechterkant omlaag te klappen en omhoog te klappen.

GUM226928: Bediening van de rugleuningen van de derde zitrij met één klik; druk op de knop om de rugleuningen onmiddellijk omlaag te klappen en houd ingedrukt om ze omhoog te klappen.

Opgelet 座椅上有人乘坐时,无法进行放倒操作。

Als een persoon op een stoel zit, kan deze niet worden opgeklapt.

Waarschuwing 后排座椅调节Note
  • Verzeker u ervan dat bij het achterover kantelen van de rugleuning er geen voorwerpen op de achterbank liggen en dat de veiligheidsgordels niet zijn vastgegespt. Anders kan de achterbank beschadigd raken.

  • Verzeker u ervan dat bij het verstellen van de rugleuning van de achterbank de veiligheidsgordel niet gedraaid is of achter de rugleuning blijft haken omdat hierdoor de veiligheidsgordel beschadigd kan raken en de veiligheid in gevaar kan worden gebracht.

  • Voordat u de auto start controleert u of de stoelen in de vergrendelde stand staan (vooruit/achteruit, hoogte, rugleuning, enz.). Als de stoelen niet worden vergrendeld, kan dit risico van letsel met zich meebrengen (bijvoorbeeld als de rugleuning van de achterbank naar achteren is gekanteld maar niet volledig is vergrendeld, kan dit veiligheidsproblemen opleveren en secundair letsel veroorzaken in geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging).

  • Wanneer de stoel is opgeklapt (zoals wanneer de rugleuning van de achterbank omlaag is gekanteld), mag u niet in die positie zitten terwijl de auto rijdt. Een gebrek aan de juiste bescherming verhoogt het risico van letsel of overlijden in het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging.

Waarschuwing 请勿在座椅或者头枕上悬挂其它物品(如衣架等),车辆发生碰撞、或急加减速情况下,物品可能会增加人员受伤风险。
  • Als de auto is uitgerust met tafeltjes, zorgt u ervoor dat deze tijdens het rijden goed zijn opgeborgen om het risico van letsel van inzittenden als gevolg van contact ermee tijdens een ongeval te vermijden.

  • De achterpassagiers moeten de veiligheidsgordels op de juiste manier dragen om het risico van letsel als gevolg van contact met accessoires (tafeltjes, entertainmentscherm, enz.) tijdens een aanrijding of plotselinge acceleratie/vertraging te vermijden.

  • Hang geen andere voorwerpen (zoals kledinghangers) aan de stoel of hoofdsteun. In het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie/vertraging kunnen dergelijke voorwerpen het risico van letsel vergroten.

  • Terwijl de auto rijdt mag op elke stoel slechts één persoon zitten. Baby's of kinderen mogen geen stoel en veiligheidsgordel delen met een volwassene of op de schoot van een volwassene zitten. In het geval van een aanrijding of plotselinge acceleratie/vertraging kunnen dergelijke houdingen een veiligheidsrisico vormen en tot letsel leiden bij passagiers, baby's en kinderen.

  • Personen met een beperkte pijnperceptie als gevolg van ziekte, leeftijd of andere aandoeningen, moeten het temperatuurregelsysteem en de stoelverwarming voorzichtig gebruiken om mogelijke brandwonden als gevolg van langdurig gebruik op lage temperaturen te voorkomen.

Waarschuwing Achterpassagiers mogen zich niet op de volgende manier gedragen:

Achterpassagiers mogen zich niet op de volgende manier gedragen:

GUM191743GUM191744GUM191745

De hoofdsteun van de stoel verstellen

De hoofdsteunen van de stoelen van de eerst een tweede zitrijen kunnen elektrisch worden versteld met behulp van de knoppen aan de zijkant van de stoelen.

Voor de stoelen van de derde zitrij drukt u op de rechterknop onder de hoofdsteun om de hoofdsteun omhoog en omlaag te verstellen. Zet de hoofdsteun in de juiste positie totdat u een 'klik'-geluid hoort. Dit betekent dat de hoofdsteun in deze positie is vergrendeld.

GUM228707

Gebruik de hoofdsteun niet als deze in de laagste stand staat. U kunt deze gebruiken door de hoofdsteun omhoog te trekken en in positie te vergrendelen.

GUM220703
Waarschuwing To provide the best protection, make sure the headrest is set to an appropriate height according to the occupant's height.
  • Om de beste bescherming te bieden, moet u ervoor zorgen dat de hoogte van de hoofdsteun is afgesteld op de lengte van de inzittende.

  • Gebruik de hoofdsteun niet wanneer deze in de laagste stand staat. Trek de hoofdsteun voor gebruik omhoog en controleer of deze in de gewenste stand vergrendeld is.

  • Stel de hoofdsteun van de stoel in en zorg ervoor dat het midden van de hoofdsteun en de ogen van de inzittende zich op hetzelfde niveau bevinden.

  • Rijd niet met het voertuig als de hoofdsteun verwijderd is! In geval van een botsing, plotselinge versnelling of vertraging bieden stoelen zonder hoofdsteunen mogelijk niet voldoende bescherming aan het hoofd, wat ernstige gevolgen kan hebben.

Stoelmassagefunctie

De stoelen op de eerste en tweede zitrij zijn uitgerust met een lendenmassagefunctie die standaard is uitgeschakeld. Ga onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Comfort en tik op Stoelen > Massage om de gewenste massagemodus (Modus 1, 2, 3, 4 en 5) en massage-intensiteit (Niveau 1 en 2) voor de betreffende stoel te selecteren.
  • Modus 1: Mild

  • Modus 2: Rollen

  • Modus 3: Dynamisch

  • Modus 4: Lenden

  • Modus 5: Bovenrug

  • Niveau 1: Zacht

  • Niveau 2: Hard

Hot Stone biedt een verwarmde massage op een comfortabele temperatuur.

De stoelmassagefunctie wordt automatisch uitgeschakeld als de massagefunctie niet binnen 20 minuten wordt veranderd.

Opgelet 若功能进行中乘客离开座位超过 30 秒,功能关闭。

Als een passagier zijn/haar stoel gedurende langer dan 30 seconden verlaat tijdens de werking van deze functie, wordt deze functie uitgeschakeld.

Stoelverwarmingsfunctie

De stoelen zijn uitgerust met een verwarmingsfunctie die standaard is uitgeschakeld. Ga onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Comfort en tik op Stoelen > Verwarming om de verwarmingsfunctie voor de betreffende stoel in te schakelen en het niveau te selecteren. Er zijn drie verwarmingsniveaus, die de stoel binnen 10 minuten tot het ingestelde niveau verwarmen en deze temperatuur handhaven.

Slimme stoelverwarming: deze functie is standaard uitgeschakeld en kan worden ingeschakeld in het menu Instellingen op de interface Comfort onder Stoelen > Verwarming. Nadat de stoelverwarmingsfunctie is ingeschakeld, wordt de stoelverwarming automatisch geactiveerd zodra de omgevingstemperatuur lager is dan 12 °C en de binnentemperatuur lager is dan 10 °C. Hoe lager de omgevingstemperatuur, hoe langer de verwarmingsduur.

Opmerking 若功能进行中乘客离开座位超过 30 秒,功能关闭,此时中控屏会保存当前功能的挡位;若乘客离开后 15 分钟之内有人就座,则功能恢复至保存的挡位,若 15 分钟之内无人就座功能将保持关闭状态;因疾病或年龄等其他情况造成疼痛感知能力受限的人士,应当小心使用温度控制系统和座椅加热,避免长时间使用导致潜在的低温烫伤。
  • Als deze functie aan staat, wordt het huidige niveau opgeslagen en wordt de functie uitgeschakeld wanneer de passagier de stoel gedurende meer dan 30 seconden verlaat;

  • Als iemand binnen 15 minuten na het vertrek van de passagier gaat zitten, wordt het eerder opgeslagen niveau hervat; als er binnen 15 minuten niemand gaat zitten, blijft de functie uitgeschakeld;

  • Personen met een beperkte pijngewaarwording als gevolg van ziekte, leeftijd of andere aandoeningen moeten het temperatuurregelsysteem en de stoelverwarming zorgvuldig gebruiken om mogelijke brandwonden bij lage temperaturen als gevolg van langdurig gebruik te voorkomen.

Stoelventilatiefunctie

De stoelen op de eerste en tweede zitrij zijn uitgerust met een ventilatiefunctie die standaard is uitgeschakeld. Ga onderaan het middendisplay naar de interface Comfort en tik op Stoelen > Ventilatie om de stoelventilatiefunctie voor de betreffende stoel in te schakelen. Er zijn drie ventilatieniveaus.

Opmerking 若功能进行中乘客离开座位超过 30 秒,功能关闭,此时中控屏会保存当前功能的挡位
  • Als deze functie aan staat, wordt het huidige niveau opgeslagen en wordt de functie uitgeschakeld wanneer de passagier de stoel gedurende meer dan 30 seconden verlaat;

  • Als iemand binnen 15 minuten na het vertrek van de passagier gaat zitten, wordt het eerder opgeslagen niveau hervat; Als er binnen 15 minuten niemand gaat zitten, blijft de functie uitgeschakeld.

Ontspanningsfunctie

De ontspanningsfunctie voor de onderrug is beschikbaar voor de stoelen van de eerste en tweede zitrij. Ga onderaan het middendisplay naar de interface Comfort en tik op Stoelen > Ontspanning en selecteer de gewenste ontspanningsmodus:

  • Modus 1: Ontspanning van de bovenrug.

  • Modus 2: Ontspanning in het midden van de rug.

  • Modus 3: Ontspanning van de onderrug.

  • Modus 4: Cirkelvormige ontspanning van de bovenrug naar de onderrug.

Na activering, werkt elke modus gedurende een cyclus van 20 minuten en wordt daarna automatisch uitgeschakeld.

Opgelet 若功能进行中乘客离开座位超过 30 秒,功能关闭。

Als een passagier zijn/haar stoel gedurende langer dan 30 seconden verlaat tijdens de werking van deze functie, wordt deze functie uitgeschakeld.

Eenvoudig instappen en uitstappen

Met de functie Eenvoudig instappen en uitstappen kunt u gemakkelijk in- en uitstappen.

Eenvoudig instappen en uitstappen bestuurder

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stoelen > Bestuurder > Eenvoudig instappen en uitstappen bestuurder om deze functie in of uit te schakelen.

GUM225795
Eenvoudig instappen en uitstappen bestuurder ingeschakeld:
  • Bij het uitstappen: de bestuurdersstoel en het stuurwiel bewegen naar de opgeslagen Uitstapstand; als de Uitstapstand niet is opgeslagen, wordt de Uitstapstand bepaald op de geschikte stand op basis van de lengte van de bestuurder (als de huidige stand reeds geschikt is voor het uitstappen uit de auto, wordt geen extra beweging geactiveerd).

  • Na het instappen: de bestuurdersstoel en het stuurwiel bewegen naar de opgeslagen rijpositie; als de rijpositie niet is opgeslagen, keren ze terug naar de stand van vóór de laatste keer uitstappen.

De triggervoorwaarden voor de uitstapstand en de rijpositie kunnen worden ingesteld op basis van de rijgewoonten.

Opgelet 设置离车位置时,请勿将座椅调节至最后、靠背调节过低,避免影响后排乘客使用。

Zet bij het instellen van de uitstapstand de stoel niet in de verste stand of kantel de rugleuning niet te ver achterover omdat dit het comfort van de achterpassagiers negatief kan beïnvloeden. U kunt het middendisplay raadplegen voor de aanbevolen beste uitstapstand.

Opmerking 开启主驾轻松进出功能后,若您在主驾就座并关闭主驾车门(或踩下制动踏板),主驾座椅、方向盘、外后视镜、HUD 高度将自动设置到中控屏记忆界面设置的驾驶位置。

Als u na het inschakelen van de functie eenvoudig instappen en uitstappen bestuurder op de bestuurdersstoel zit en het bestuurdersportier sluit (of het rempedaal intrapt), worden de bestuurdersstoel, het stuurwiel, de zijspiegels en de hoogte van de HUD automatisch aangepast aan de rijpositie die is ingesteld in de geheugeninterface voor de bestuurdersstoel op het middendisplay.

Eenvoudige instap en uitstappen voorpassagier

Ga onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stoelen > Voorpassagier > Eenvoudig instappen en uitstappen bestuurder om deze functie in of uit te schakelen.

GUM225796
Wanneer Eenvoudige instap en uitstappen voorpassagier is ingeschakeld, kunt u kiezen uit twee Eenvoudig instappen en uitstappen-opties:
  • uitstappen: Nadat de veiligheidsgordel is losgemaakt en het voorpassagiersportier is geopend, wordt de stoel in de juiste stand gezet, afhankelijk van de lengte van de passagier.

  • Uitstappen en instappen: Nadat de veiligheidsgordel is losgemaakt en het voorpassagiersportier is geopend, beweegt de stoel naar de juiste stand op basis van de lengte van de passagier, en nadat de voorpassagiersstoel is ingestapt en het voorpassagiersportier is gesloten, beweegt de stoel automatisch naar de stand bij de laatste keer uitstappen.

Als de stand van de stoel of de hoek van de rugleuning reeds geschikt is voor het uitstappen uit de auto, wordt geen extra stoelbeweging geactiveerd.

Opgelet 开启副驾轻松进出功能后,请注意周围环境及后排乘客的安全。

Wanneer u de functie eenvoudige instap en uitstappen voorpassagier gebruikt, wordt het aanbevolen om de veelgebruikte stand in te stellen op een geschikte stand en daarbij rekening te houden met de omgeving en de veiligheid van de achterpassagiers.

Eenvoudig instappen en uitstappen derde zitrij

Om het in- en uitstappen voor de passagiers op de derde zitrij te vergemakkelijken, drukt u op de knop boven de stoelen van de tweede zitrij om de stoelen van de tweede zitrij zo ver mogelijk naar voren te bewegen, de rugleuning omlaag te klappen, de hoofdsteun in zijn laagste stand te zetten en de beensteun in te trekken.

GUM228047

De stoelen hebben bezettingsdetectie. Als de stoelen op de tweede zitrij bezet zijn en u op de knop drukt, zal de stoel niet bewegen.

Automatisch verlagen van de rijhoogte

Wanneer de auto wordt vergrendeld, wordt de ophanging automatisch verlaagd tot de laagste rijhoogte. Tijdens het rijden gaat de ophanging automatisch omhoog tot de hoogte die overeenkomt met de rijmodus.

Ga onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Rijhoogte voor eenvoudig instappen om deze functie in of uit te schakelen.

Waarschuwing 开启悬架轻松进入功能前,请务必确认车辆下方无人,路面平整且无异物,避免造成人身伤害或车辆损伤。

Voordat u de functie rijhoogte voor eenvoudig instappen inschakelt, moet u zich ervan verzekeren dat zich geen personen onder de auto bevinden en dat het wegdek vlak en vrij van obstakels is. Zo voorkomt u persoonlijk letsel of schade aan de auto.

Opbergvakken voorin

De auto heeft een aantal praktische opbergvakken voor het opbergen van dagelijkse benodigdheden.

Waarschuwing 储物空间内禁止放置易燃、易爆、易飞溅的物品,储物时请盖紧盒盖。

Plaats geen ontvlambare, explosieve of spat-gevoelige voorwerpen in het opbergvak. Sluit het deksel goed wanneer u voorwerpen opbergt.

Opbergvak in het portier

Elke portier heeft een opbergvak aan de onderkant dat is voorzien van portiervakverlichting.

GUM227349
Opgelet 在门板下方储物时,请勿放置过大尺寸或尖锐的物品,以免门板结构和表面受到损伤。

Plaats geen grote of scherpe voorwerpen in de onderste opbergruimte van het deurpaneel om schade aan de constructie en oppervlak van het deurpaneel te voorkomen.

Bekerhouder

Er zitten twee bekerhouders in de middelste armsteun voor het plaatsen van drankjes.

Om de onderkant van een bekerhouder omhoog te brengen, drukt u gewoon op de knop in de zijkant.

GUM227350
Waarschuwing 请勿在杯托中放置未盖紧的热饮,以防在车辆行进过程中烫伤乘员。请勿使用易碎的杯具,车辆发生事故时易碎杯具会带来二次伤害。
  • Plaats geen geopende hete dranken in de bekerhouder om het risico van brandwonden te voorkomen.

  • Plaats hier geen breekbare voorwerpen om letsel te voorkomen.

Open opbergvak in de middenconsole

Het open opbergvak onder de middenconsole kan worden gebruikt voor het tijdelijk opbergen van niet-belangrijke voorwerpen en een 12V-voedingsaansluiting aan de achterkant kan worden gebruikt om elektronische apparaten van passagiers op te laden.

GUM227351

Opbergvak achterin

Opbergvak in het achterportier

Naast de achterstoelen bevinden zich praktische opbergvakken. Drankjes of andere voorwerpen kunnen in beide portieren worden geplaatst, die zijn uitgerust met portiervakverlichting voor een goed zicht in het donker, bij zwak licht of wanneer de positieverlichting is ingeschakeld.

GUM227353
Opgelet 在门板下方储物时,请勿放置过大尺寸或尖锐的物品,以免门板结构和表面受到损伤。

Plaats geen grote of scherpe voorwerpen in de onderste opbergruimte van het deurpaneel om schade aan de constructie en oppervlak van het deurpaneel te voorkomen.

Er zitten ook kledinghaken naast beide achterportieren, waar u uw kleding aan kunt hangen.

GUM227354GUM227355
Waarschuwing 请勿在门边衣帽钩处悬挂任何硬物(如衣架、水果、玻璃瓶等),以免造成意外伤害。

Hang geen harde voorwerpen (zoals kledinghangers, fruit, glazen flessen, enz.) aan de kledinghaak vlakbij het portier om letsel bij een ongeval te voorkomen.

Opbergvak in de stoelen op de tweede zitrij

De armsteunen van de stoelen bevatten verborgen bekerhouders, terwijl de zijkanten van de stoelen en de beenruimten verborgen opbergvakken hebben.

GUM227359GUM227360

Er zitten twee bekerhouders in de middenconsole vóór de draadloos-oplaadplaat.

Druk op de armsteunschakelaar bovenaan de middenconsole en de draadloos-oplaadplaat schuift automatisch uit of in.

Als u op de schakelaar drukt terwijl de draadloos-oplaadplaat beweegt, wordt de beweging onderbroken. Als u nogmaals op de schakelaar drukt beweegt de plaat in de tegenovergestelde richting.

GUM227673
Waarschuwing 车辆行驶过程中,避免在扶手放置重物、尖锐、易碎等物品。车辆发生碰撞、或急加减速情况下,物品飞出会增加人员受伤风险。
  • Plaats nooit brandbare voorwerpen of vloeistoffen met een hoog risico op spatten in de kofferruimte. Sluit de klep altijd na het plaatsen van voorwerpen in de kofferruimte.

  • Plaats bij het rijden geen zware, scherpe of breekbare voorwerpen op de armleuning. Bij een botsing, plotselinge versnelling of vertraging kunnen dergelijke voorwerpen het risico op letsel vergroten.

Beveiligd opbergvak in de armsteun

Standschakelaar

Er zijn twee standen voor het beveiligde opbergvak in de armsteun. Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Beveiliging > Opbergvak armsteun om te wisselen tussen de standen Opbergvak en Beveiligd opbergvak.

Beveiligd opbergvak modus

Het beveiligde opbergvak in de armsteun staat standaard in de stand Opbergvak. In deze stand is het beveiligde opbergvak in de armsteun niet vergrendeld en kan de klep ervan worden geopend met de knoppen aan de linker- en rechterkant van de middelste armsteun:

GUM227386GUM237062
  1. Knop voor opbergvak in de armsteun: Druk op de knop om de klep te openen. Dit kan worden gebruikt om bijvoorbeeld mobiele telefoons of zakdoekjes op te bergen (de klep kan worden geopend met zowel de linker- als de rechterknop).

  2. USB-poort Type-C (60 W): Snellaadpoort voor het opladen van mobiele apparaten. Kan geen gegevens overdragen.

  3. USB-poort Type-C (60 W): Snellaadpoort voor het opladen van mobiele apparaten. Kan geen gegevens overdragen.

Beveiligd opbergvak

Wanneer u het Beveiligd opbergvak voor het eerst inschakelt, wordt een interface voor het instellen van een wachtwoord weergegeven. Zodra uw een wachtwoord hebt ingesteld, wordt het Beveiligd opbergvak ingeschakeld.

Eenmaal ingesteld, moet u op het middendisplay het wachtwoord invoeren om de klep van het beveiligde opbergvak in de armsteun te openen door op de knop aan een van de zijkanten van de middelste armsteun te drukken.

Slimme autokoelkast

Het onderste opbergvak in de middenconsole kan worden uitgerust met een slimme autokoelkast met een inhoud van ongeveer 5 liter, om te voorzien in uw behoefte aan koeling en isolatie.

Om de voeding van de koelkast, de temperatuur en andere instellingen te regelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Algemeen > Verbinding om de interface voor het beheren van slimme apparaten te openen.

GUM227979

Aan-uitschakelaar koelkast: u kunt de koelkast in- en uitschakelen op de interface voor koelkastinstellingen.

De deur van de koelkast openen:
  • Methode 1: houd de knop aan de voorkant op de middenconsole ingedrukt om de deur van de koelkast automatisch te openen.

  • Methode 2: tik op de interface voor koelkastinstellingen op de knop Openen om de deur van de koelkast te openen.

  • Methode 3: veeg naar de interface voor koelkastinstellingen op het bedieningsscherm achterin en tik op de knop Openen om de deur van de koelkast te openen.

De deur van de koelkast sluiten: Sluit de deur van de koelkast gewoon met de hand.
Omschakelen tussen de standen Koelen en Verwarmen: afhankelijk van uw behoeften kunt u omschakelen tussen de standen Koelen en Isoleren door op de interface voor koelkastinstellingen te tikken op de knop Koelen of Isoleren.
  • Nadat hij is ingeschakeld, werkt de koelkast standaard in de stand Koelen.

  • Gebruik de toetsen + en - om de temperatuur van de koelkast in te stellen. In de stand Koelen kan de temperatuur worden ingesteld tussen 0 en 10 °C, terwijl in de stand Verwarmen het temperatuurbereik 40 tot 50 °C is.

  • Bij het omschakelen van de stand wordt de koelkasttemperatuur standaard ingesteld op de uiterste waarden. Wanneer bijvoorbeeld wordt omgeschakeld van de stand Verwarmen naar de stand Koelen, wordt de koelkasttemperatuur ingesteld op 0 °C. Omgekeerd, wanneer wordt omgeschakeld van de stand Koelen naar de stand Verwarmen, wordt de koelkasttemperatuur ingesteld op 50 °C.

Vertragingsinstellingen: tik op de interface voor koelkastinstellingen op Vertragingsinstellingen om een van de drie mogelijkheden te kiezen voor het uitschakelen van de koelkast nadat de auto is vergrendeld.
  • Geen vertraging: nadat de auto is vergrendeld, wordt de koelkast tegelijkertijd met de voeding van de auto uitgeschakeld.

  • Ingestelde tijdsduur: stel een bepaalde tijdsduur in gedurende welke de koelkast ingeschakeld blijft nadat de auto is vergrendeld.

  • Altijd aan: nadat de auto is vergrendeld, blijft de koelkast ingeschakeld totdat het rijbereik minder dan 10 km is, waarna de koelkast wordt uitgeschakeld.

Opgelet 冰箱使用后会出现冷凝水,属于正常物理现象,经常使用冰箱建议定期清理内部积水;
  • Na gebruik van de koelkast is het normaal dat zich binnenin condenswater ophoopt. We adviseren om het water in de koelkast regelmatig op te vegen als deze vaak wordt gebruikt.

  • Verzeker u ervan dat de koelkast goed dicht wordt gedaan nadat u er iets hebt uitgehaald of ingelegd. Als u dit niet doet, kan de koelkast mogelijk niet het beoogde koel- of verwarmingsresultaat bieden.

  • De koelkast heeft een vermogen van 50 watt. Als hij een dag lang onafgebroken draait, verbruikt hij ongeveer 2,5 kWh aan elektriciteit.

  • U kunt instellen hoe lang de koelkast ingeschakeld blijft binnen het instelbereik van 1 tot 24 uur. Als het rijbereik meer dan 30 km is, kun u de duur instellen van 1 tot 24 uur. Als het rijbereik tussen 20 km en 30 km is, kan de duur worden ingesteld van 1 tot 12 uur. Als het rijbereik echter minder dan 20 km is, kan de duur niet worden ingesteld.

  • Parkeer de auto niet gedurende langere tijd op hellingen met een hellingspercentage van 40% of meer, omdat hierdoor de compressor van de koelkast kan worden beschadigd.

Bagageruimte achterin

Wanneer de achterklep is geopend, kunt u voorwerpen in de laadruimte van de bagageruimte achterin plaatsen.

Het opbergvak in de bagageruimte is verdeeld over twee lagen: boven en onder de vloer van de bagageruimte achterin. Als u meer opbergruimte nodig hebt, kunnen de achterstoelen neergeklapt worden.

Capaciteit van de bagageruimte (inclusief verborgen opbergvak) (liter)

235

Capaciteit van de bagageruimte (met neergeklapte stoelen derde zitrij en inclusief verborgen opbergvak) (liter)

552

GUM227388
Opgelet 存放液体物品时需注意密封保管,以免液体渗漏对车辆造成损坏。若发生渗漏,请及时清理。

Bij het opslaan van vloeistoffen in het voertuig moet u ervoor zorgen dat het reservoir goed is afgesloten. Morsen of lekken kunnen het voertuig beschadigen. Ruim bij morsen of lekkage de vloeistof zo snel mogelijk op.

Bagagesjoroog

Het bagagesjoroog wordt gebruikt om een net of touw aan te bevestigen waarmee voorwerpen op hun plaats worden gehouden. Er zitten er twee aan elke kant van de bagageruimte.

GUM227391
Opmerking 载荷固定扣环的承重大约为 450 千克。

Het laadvermogen van een verankeringsoog is ongeveer 450 kg.

Opgelet 如果未固定或未充分固定物品,则其可能会滑动、翻倒或被抛起,从而撞到车辆驾驶员及乘客,尤其是在制动或突然转向时,可能存在伤害风险。 请务必妥善存放物品,以防其被抛起。行车前请牢固固定物品,以防其滑动或翻倒。较大较的物品务必使用安全带或固定带固定。
  • Als voorwerpen niet of niet goed zijn vastgezet, kunnen ze wegglijden, omvallen of omhoog worden geworpen, waardoor ze de bestuurder of passagiers kunnen raken. Niet-vastgezette voorwerpen vormen een risico van letsel, met name tijdens het remmen of scherpe bochten.

  • Zorg ervoor dat voorwerpen goed zijn opgeborgen of vastgezet om te voorkomen dat ze worden rondgeslingerd. Zet alle voorwerpen vast voordat u gaat rijden om te voorkomen dat ze wegglijden of omvallen. Grote en zware voorwerpen moeten worden vastgezet met veiligheidsgordels of sjorbanden.

12V-voeding in de bagageruimte achterin

De 12V-voeding bevindt zich aan de linkerkant van de bagageruimte, die zo nodig voeding aan externe apparaten kan leveren.

GUM227396

Eenvoudig in- en uitladen

Bij het inladen van bagage kan uw auto de carrosseriehoogte naar wens verlagen om het inladen te vergemakkelijken.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Eenvoudig in- en uitladen om deze functie in te schakelen.

U kunt ook de knop Eenvoudig in- en uitladen op de achterklep gebruiken om de carrosseriehoogte te verlagen.
GUM227424

Zodra de achterklep is gesloten, keert de carrosseriehoogte van de auto terug naar de oorspronkelijke hoogte.

U kunt de rijhoogte van de auto ook instellen in de NIO-app.

Opgelet 车辆降低到最低位置后,无法再次降低。 只有当车速低于5 公里/小时,车身悬架高度降至最低。
  • Nadat de auto in de laagste stand staat, kan de hoogte van de luchtvering niet verder worden verlaagd.

  • Wanneer de rijsnelheid lager is dan 5 km/u, zakt de hoogte van de luchtvering tot in de laagste stand.

Opgelet 开启功能前,请确保车辆下方没有人、动物或任何物体。否则会造成人身伤害及车辆或物品损坏。

Voordat u de functie uitschakelt, moet u controleren of er zich geen mensen, dieren of voorwerpen onder de auto bevinden. Wanneer u dat niet doet, kan er letsel, of schade aan de auto of aan andere voorwerpen ontstaan.

Aangekoppelde aanhanger

Aanhangers en trekhaakaccessoires

De trekhaak van de auto heeft een ronde koppeling conform de nationale norm ECR R55, die aangekoppelde accessoires kan dragen (zoals een aanhanger, caravan of fietsendrager).

De trekhaak kan een verticale belasting tot 100 kg dragen. Bij het vervoeren van fietsen of andere voorwerpen met de trekhaak moet u altijd controleren of het maximumgewicht niet wordt overschreden. Bij de berekening van het kogeldruk, mag u nooit vergeten het gewicht van de fietsdrager of accessoire beugel mee te tellen. Als het gewicht van de fietsendrager bijvoorbeeld 14 kg is, kunnen er twee fietsen met een gewicht van elk ongeveer 20 kg of vier fietsen van ongeveer 10 kg worden vervoerd om de maximumbelasting niet te overschrijden.

Opgelet 汽车拖挂装置设计可承受的最大重量为 100 kg。超过此最大重量可能导致装置严重损坏。
  • De sleepinrichting is ontworpen om een gewicht van maximaal 100 kg aan te kunnen. Gewichten van meer dan 100 kg kunnen ernstige schade aan de inrichting veroorzaken.

  • Probeer geen accessoirebeugel te installeren op een voertuig zonder sleepinrichting. Dit kan leiden tot aanzienlijke schade.

Bij het trekken van een aanhanger en het gebruik van andere accessoires nemen het gewicht en de weerstand van de auto toe, waardoor het resterende rijbereik aanzienlijk afneemt met een aanhanger. Ondanks dat de calculator voor het rijbereik probeert het geschatte bereik aan te passen op basis van de aanhangwagenmodus, kan desondanks het werkelijke energieverbruik afwijken. U moet uw rijafstand en bestemming goed plannen.

Als u de accessoiresteun wilt monteren en gebruiken, moet de trekhaak zijn aangebracht. Volg daarna de instructies die bij de accessoire beugel/fietsdrager worden geleverd. U moet aan alle regelgeving en wettelijke vereisten voldoen bij het gebruik van draagaccessoires. De trekhaak set van de auto omvat ook de bedrading voor de verlichting die vereist is voor de accessoire steun.

Bij het aankoppelen van accessoires moet u regelmatig controleren of de accessoiresteun en bijbehorende onderdelen in veilige staat verkeren, en tevens controleren of de verlichting van de accessoires (indien van toepassing) goed werkt.

Opmerking 建议至 NIO 官网购买汽车附件。尽管有第三方产品,NIO 推荐和支持经 NIO 批准的产品。在尝试安装非 NIO 附件之前,请查看产品信息以确保兼容性。

Het wordt aanbevolen om accessoires voor uw auto aan te schaffen op de NIO-website. NIO adviseert door NIO goedgekeurde producten te gebruiken en ondersteunt deze. Als het noodzakelijk is om bij derden te kopen, koop dan producten die voldoen aan de nationale normen. Voordat u een niet-NIO-accessoire probeert te monteren, leest u eerst de productinformatie om er zeker van te zijn dat het compatibel is.

Opgelet 拖挂装置可能会遮挡内外后视镜、后摄像头和/或后超声波传感器的视野。此外,某些 PILOT 功能可能无法正常工作。

Trekhaken kunnen het zicht van de achteruitkijkspiegel, zijspiegels en achteruitrijcamera belemmeren en de waarneming van de ultrasoonsensor achter beïnvloeden. Bovendien werken mogelijk sommige rijhulpfuncties niet goed.

Trekvermogen

Het totaalgewicht van de aanhanger (inclusief lading en bijkomende uitrusting) en het draagvermogen van de trekhaak mogen de volgende waarden niet overschrijden:

Band

Maximum trekvermogen

Maximaal draagvermogen trekhaak

20″, 21″, 22″

2000 kg

100 kg

Het draagvermogen van de trekhaak (de kogeldruk) is de neerwaartse kracht die het gewicht van de aanhanger uitoefent op de trekhaak, die niet minder dan 4% van de aanhangerlading mag zijn. Wanneer veel uitrusting, passagiers of lading in de aanhanger wordt vervoerd, kan het beschikbare maximaal draagvermogen van de trekhaak lager zijn, waardoor het maximum trekvermogen ook afneemt. Er vanuitgaande dat de lading in de aanhanger het maximaal toelaatbaar totaalgewicht niet overschrijdt, kan het maximale trekvermogen worden berekend. Het maximaal toelaatbaar totaalgewicht is op het typeplaatje van de auto gestanst.

Als u met een trekkend voertuig met een bijbehorend rijbewijs rijdt, moet u ervoor zorgen dat de totale massa, inclusief de massa van het voertuig zelf en de aanhanger, lager is dan 4500 kg.

Bandenspanning tijdens het trekken van een aanhanger

De bandenspanning moet worden aangepast aan de extra lading van de aanhanger/drager. Houd de bandenspanning op 280 kPa. De maximaal toegestane steigingspercentage is 12% voor slepen.

Opmerking 拖挂时,后轴上的技术容许最大质量不超过15%,车辆的技术容许装载质量不超过100 kg。在这些情况下,车速不能超过100 km/h,且后轮胎压必须至少比正常建议胎压高 20 kPa。

Let er tijdens het slepen op dat het technisch toelaatbare maximumgewicht op de achteras 15 procent is en het technisch toelaatbare maximumgewicht van het voertuig 100 kg. In deze gevallen mag de snelheid van het voertuig niet hoger zijn dan 100 km/u en moet de druk van de achterband ten minste 20 kPa hoger zijn dan de aanbevolen waarde.

Waarschuwing 当汽车轮胎有故障时,切勿尝试进行拖挂拖车。临时维修的轮胎不能承受拖挂负载。使用有故障或临时维修的轮胎进行拖挂,可能会导致轮胎故障和车辆稳定性丧失。

Probeer nooit een voertuig met een defecte band te slepen. Tijdelijk gerepareerde banden zijn niet bestand tegen de trekbelasting. Slepen met defecte of tijdelijk gerepareerde banden kan leiden tot schade aan de banden en onstabiliteit van het voertuig.

Voorbereidende stappen voor het trekken van een aanhanger

Vóór het trekken van een aanhanger moeten de volgende stappen worden doorlopen:

  • Pomp de band op tot de gespecificeerde bandenspanning voor koude banden voor het slepen.

  • Zorg ervoor dat u de plaatselijke regelgeving en wettelijke vereisten voor het trekken van een aanhanger kent en deze in acht neemt.

  • Stel de achteruitkijkspiegel en zijspiegels zodanig af dat deze een duidelijk zicht naar achteren bieden en geen grote dode hoeken ontstaan.

  • Schakel de aanhangwagenmodus in op het middendisplay.

Controleer het volgende:

  • De bestuurder van het trekkend voertuig moet over een bijbehorend rijbewijs beschikken.

  • De auto moet horizontaal staan bij het aankoppelen aan de trekhaak. Als de neus van de auto omhoog komt en de achterkant naar beneden wordt gedrukt, controleert u of het maximum trekvermogen en het maximale draagvermogen (kogeldruk) van de trekhaak, zoals vermeld in de tabel "Trekvermogen", niet worden overschreden.

  • Alle componenten van de trekhaak, accessoires en stekkers (waar aanwezig) zijn in goede staat en goed aangesloten. Trek geen aanhanger als er duidelijke problemen zijn.

  • De verlichting van de aanhanger (remlichten, richtingaanwijzers en markeringslichten) werkt goed.

  • De disselkoppeling is stevig op de trekhaak aangekoppeld.

  • Alle voorwerpen in de auto zijn goed vastgezet.

  • U moet mogelijk wielblokken gebruiken.

  • Het getrokken gewicht is gelijkmatig verdeeld zodat het gewicht op de kogel van de trekhaak ongeveer 4% van het totale getrokken gewicht is. Het maximale draagvermogen (kogeldruk), zoals vermeld in de tabel "Trekvermogen", mag nooit worden overschreden.

Waarschuwing 拖车舌片重量必须约为拖车总重量的 4%,且不超过“拖挂能力”表格中提供的最大拖车舌片承载重量。车轮上不平衡的负载或后部较重的负载可能导致拖车摇摆,从而导致车辆失控。
  • De kogeldruk moet ongeveer 4% van het totale trekgewicht zijn en mag niet hoger zijn dan de maximale kogeldruk, zoals vermeld in de tabel "Trekvermogen". Ongebalanceerde of zware lading achteraan de aanhanger kan ertoe leiden dat deze gaat slingeren en de auto de controle verliest.

  • Zorg er altijd voor dat de lading goed is vastgezet en niet kan bewegen op de aanhanger. Losse lading kan verschuiven terwijl de auto rijdt, waardoor de auto de controle verliest en kan in ernstige gevallen ernstig of fataal letsel veroorzaken.

Aanhangwagenmodus

Schakel vóór het trekken van een aanhanger naar de parkeerstand (P), ga op het middendisplay naar Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Trekhaak. De trekhaak wordt daarmee uitgeklapt. Wanneer een aanhanger wordt getrokken, moet de aanhangwagenmodus altijd actief zijn. Wanneer u de kabelboom van de aanhanger aansluit, schakelt de auto de aanhangwagenmodus in nadat u hebt bevestigd. De Aanhangwagenmodus wordt uitgeschakeld zodra de kabelboom van de aanhanger wordt losgekoppeld. Om de Aanhangwagenmodus handmatig in of uit te schakelen, gaat u op het middendisplay naar Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Aanhangwagenmodus. Een van de volgende indicatoren wordt op dat moment op het instrumentenpaneel weergegeven:

Pictogram Beschrijving
GUM175139

De auto heeft gedetecteerd dat de verlichting van de aanhanger is aangesloten, maar de aanhangwagenmodus is niet geactiveerd. Mogelijk is er al een accessoire op de auto aangesloten.

GUM235313

De auto heeft een defecte elektrische verbinding met de aanhangerverlichting gedetecteerd. Sommige of alle functies van de aanhangerverlichting werken mogelijk niet. Stop, zodra de veiligheid dit toelaat, aan de kant van de weg en controleer de aanhangerverlichting op defecte bedrading of aansluitingen. Als het probleem is opgelost, maar het rode pictogram nog steeds wordt weergegeven, moet u de Aanhangwagenmodus uitschakelen en daarna weer inschakelen.

Waarschuwing 拖车前,务必检查拖车模式是否已启用。
  • Controleer voordat u een aanhanger gaat trekken altijd of de aanhangwagenmodus is ingeschakeld.

  • In geen geval mag de aanhangwagenmodus worden afgesloten tijdens het trekken van een aanhanger. Dit kan leiden tot ernstig of fataal letsel.

  • Gebruik niet de instelling voor de luchtvering op het middendisplay om de hoogte van de trekhaak af te stemmen op de hoogte van de aanhanger.

Opmerking 启用拖车模式时,某些 PILOT 功能(转向、召唤、车道辅助等)以及脚踢传感器、便利进出、超声波传感器功能可能不可用。
  • Wanneer de aanhangwagenmodus is ingeschakeld, zijn sommige rijhulpfuncties (stuurhulp, rijstrookassistent, enz.) en de schopsensor, eenvoudig instappen en uitstappen en ultrasoonsensor mogelijk niet beschikbaar.

  • Koppel de aanhanger aan terwijl de rijhoogte is ingesteld op de normale stand. Als de aanhangwagenmodus wordt ingeschakeld terwijl de rijhoogte in een andere dan de normale stand staat, wordt de rijhoogte automatisch veranderd naar de normale stand.

  • Bij het monteren van de trekhaak kan het achterste sleepoog niet worden gebruikt.

Instructies voor het trekken van een aanhanger

De auto is in eerste instantie ontworpen als personenauto. Het trekken van een aanhanger is extra belastend voor de motor, transmissie, remmen, banden en ophanging van de auto en verkort het rijbereik. Als u besluit om een aanhanger te slepen, rijd dan voorzichtig en neem de volgende richtlijnen in acht:

  • Verminder uw rijsnelheid en vermijd plotselinge manoeuvres. Wanneer een aanhanger wordt getrokken, zijn het stuurgedrag, de stabiliteit, de draaicirkel, de remafstand en de remprestaties van de auto anders dan wanneer u zonder aanhanger rijdt.

  • Houd minstens twee keer zoveel afstand tot uw voorligger. Zo kunt u situaties voorkomen waarbij u hard moet remmen. Bij plotseling remmen kan de auto wegschuiven of kunt u de controle over de auto verliezen.

  • Vermijd scherp draaien waarbij de aanhanger in contact zou kunnen komen met de auto en schade veroorzaken. De wielen van de aanhanger staan dichter bij de binnenkant van de bocht dan de wielen van de auto en daarom moet u een grotere draaicirkel maken om te voorkomen dat de aanhanger stoepranden, verkeersborden, bomen of andere objecten raakt.

  • Controleer regelmatig of de verlichting en richtingaanwijzers van de aanhanger goed werken.

  • Controleer regelmatig of alle voorwerpen in de auto goed vastzitten.

  • Controleer regelmatig of de remmen van de aanhanger goed werken.

  • Parkeer de auto niet op een helling.

  • Controleer regelmatig of alle onderdelen van de trekinrichting goed zijn bevestigd.

  • Wanneer een aanhanger aan de auto is gekoppeld, kan het led-achterlicht van de aanhanger zwak knipperen; dit is echter normaal.

  • Tijdens het trekken van een aanhanger mogen geen passagiers op de aanhanger zitten.

  • Leg lading in de aanhanger zo dicht mogelijk bij de as, zodat de aanhanger zo weinig mogelijk gaat slingeren.

De aanhanger parkeren

Het wordt afgeraden om te parkeren op een helling met een hellingsgraad van meer dan 12%. Als u toch op een helling moet parkeren, moet u wielblokken onder de wielen van de aanhanger plaatsen aan de hand van de volgende stappen:

  • Eén persoon houdt het rempedaal ingedrukt;

  • Een andere persoon plaatst de wielblokken onder de wielen aan de kant van de helling omlaag;

  • Wanneer de blokken zijn geplaatst, laat u het rempedaal los en controleert u of de blokken het gewicht van de auto en de aanhanger kunnen dragen (schakel Autohold niet in).

  • Zet de auto in de parkeerstand (P) en schakel de parkeerrem in.

Waarschuwing 如果需要在斜坡上停车,请始终确保所有拖车车轮均已用楔块牢牢固定,否则可能导致严重损坏、受伤或死亡。

Als op een helling moet worden geparkeerd, zorg er dan altijd voor dat alle wielen van de aanhangwagen stevig zijn bevestigd met wiggen. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot ernstige schade of ongevallen.

Elektrische aansluiting

Alle aanhangers zijn uitgerust met positieverlichting, remlichten, achteruitrijlichten, mistachterlichten en richtingaanwijzers. De trekinrichting heeft een ingebouwde 13-polige aansluiting voor de voeding van de aanhangerverlichting. Als de stekker van de aanhanger in de aansluiting op de auto wordt gestoken, wordt de aanhangwagenmodus ingeschakeld.

GUM170253
  1. Richtingaanwijzer links

  2. Mistlampen achter

  3. Massa voor aansluitpennen 1 t/m 8

  4. Richtingaanwijzer rechts

  5. Positieverlichting rechts

  6. Remlichten

  7. Positieverlichting links

  8. Achteruitrijlichten

  9. Leeg

  10. Voeding KL15 (180 W)

  11. Massa voor aansluitpen 10

  12. Leeg

  13. Massa voor aansluitpen 9

Waarschuwing 仅使用蔚来汽车设计的电气连接插头。请勿试图直接拼接或尝试使用任何其他方法连接拖车的电线,否则会损坏车辆电气系统并导致故障。

Gebruik alleen de elektrische stekkers die door NIO zijn ontworpen. Probeer de kabels niet rechtstreeks te splitsen of de kabel van de aanhangwagen op een andere manier aan te sluiten, omdat dit het elektrische systeem van het voertuig kan beschadigen en storingen kan veroorzaken.

Opgelet Før og etter trekking av tilhenger må du manuelt sjekke og sikre at alle elektriske koblinger fungerer korrekt og at alle tilhengerlys fungerer korrekt.
  • Voor en na het trekken van een aanhangwagen moet u handmatig controleren en ervoor zorgen dat alle elektrische aansluitingen correct werken en dat alle aanhangwagenverlichting correct werkt.

  • Als de verlichting van de aanhanger uitvalt bij het trekken van een aanhanger, kan er een zekering zijn doorgebrand. Als de zekering is doorgebrand, komt er geen waarschuwing uit de auto. Neem contact op met het NIO servicecentrum.

  • Zorg ervoor dat de kabel van de aanhangwagen de grond niet raakt bij het trekken van een aanhangwagen en dat de kabel voldoende speling heeft om de auto en de aanhangwagen te laten slingeren.

Dakdragers

De auto is geschikt voor een dakdrager met een maximaal draagvermogen van 75 kg (inclusief de dakdrager en de lading).

Waarschuwing 车顶行李架的安装和使用请严格按照车顶行李架自带的说明书进行。
  • Monteer en gebruik de dakdrager strikt volgens de handleiding van de dakdrager.

  • Wanneer de dakdrager en de lading de maximale belasting overschrijden, kan dit leiden tot ernstige voertuigschade of lichamelijk letsel.

  • De lading moet gelijkmatig over de dakdrager worden verdeeld.

  • Controleer de dakdrager en de lading regelmatig om er zeker van te zijn dat ze goed zijn vastgezet om ernstige voertuigschade of persoonlijk letsel te voorkomen.

  • Wanneer de dakdrager zwaar belast is, vermijd dan heftige acceleratie, abrupt remmen of scherp draaien om eventuele ongelukken te voorkomen.

  • Het zwaartepunt van het voertuig verandert wanneer het dak wordt belast. Daarom mag de rijsnelheid niet hoger zijn dan de topsnelheid die is aangegeven in de handleiding van de dakdrager of 120 km/u (de laagste snelheid aanhouden).

De stand van het stuurwiel verstellen

GUM227426
GUM182733

Open op het middendisplay de interface Instellingen, tik op Stand verstellen > Stuurwiel >Verstellen beginnen en verstel daarna de stand van het stuurwiel met behulp van de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel, en tik op Verstellen beëindigen nadat het verstellen is voltooid. U kunt ook op het middendisplay op de hoofdinterface naar rechts vegen om de interface van Snelle toegang weer te geven en op het pictogram Stuurwiel verstellen tikken om de stand van het stuurwiel af te stellen.

De stand van het stuurwiel verstellen met de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel:

Omhoog: het stuurwiel beweegt omhoog;

Omlaag: het stuurwiel beweegt omlaag;

Links: het stuurwiel beweegt verder van de bestuurder af;

Rechts: het stuurwiel beweegt dichter naar de bestuurder toe;

Drukken: kort bewegen;

Ingedrukt houden: continu bewegen.

Waarschuwing 方向盘位置调节不当或坐姿不当会带来人身伤害,建议方向盘与胸部之间距离不小于25厘米。
  • Het is verboden om het stuurwiel te verstellen tijdens het rijden, om ongevallen te voorkomen.

  • Een verkeerde afstelling van de stand van het stuurwiel of een verkeerde zithouding kan letsel veroorzaken. Het wordt aanbevolen dat de afstand tussen het stuurwiel en uw borst niet minder dan 25 cm bedraagt.

Bediening via knoppen op het stuurwiel

De knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel kunnen worden gebruikt om de stand van het stuurwiel, rechterzijspiegel, geluidsvolume, enz. te verstellen.

GUM227427

De stand van het stuurwiel verstellen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stuurwiel > Verstellen beginnen om de stand te verstellen met behulp van de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel. Zie Verstellen beginnen.

De rechterzijspiegel verstellen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stuurwiel > Verstellen beginnen om de stand van de rechterzijspiegel aan te passen met behulp van de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel. Zie Stand van de zijspiegels verstellen.

Volume aanpassen

Wanneer u bijvoorbeeld een oproep beantwoordt, met NOMI praat of multimedia afspeelt, kunt u op de Omhoog-knop of Omlaag-knop drukken om het volume aan te passen. Houd de Omlaag-knop ingedrukt om het geluid te dempen.

In andere scenario's, waarin het volume niet hoeft te worden aangepast, gebeurt er niets als u de Omhoog-knop ingedrukt houdt en wordt het geluid gedempt als u de Omlaagknop ingedrukt houdt.

Als het geluid is gedempt, drukt u op de Omhoog-knop om het geluid weer herstellen.

De aangepaste functie inschakelen

Houd de Midden-knop aan de rechterkant van het stuurwiel ingedrukt om de aangepaste functie te activeren. De standaard ingeschakelde functie is NOMI. Om de aangepaste functie te wijzigen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Stand verstellen > Stuurwiel > Aangepast.

Bediening tijdens een onmiddellijke taak

Wanneer de waarschuwing voor een inkomende oproep wordt weergegeven, kunt u de oproep met de Links-knop en Rechts-knop aannemen of weigeren en met de Midden-knop kunt u uw keuze bevestigen.

Overschakelen naar het normale menu

Houd de Links-knop of Rechts-knop ingedrukt om de Schakelmodus weer te geven. U kunt de volgorde van de dashboardmenu's wijzigen door op de Links-knop of Rechts-knop te drukken.

Nadat op de Midden-knop is gedrukt, of na 3 seconden zonder bediening van de Links-knop of Rechts-knop, wordt het huidige menu automatisch geselecteerd en wordt de Schakelmodus verlaten.

Bediening binnen het menu

Wanneer de menu's Media/Software van derden, Geschat bereik, Kilometerstand en Energieverbruik op het instrumentenpaneel worden weergegeven, druk op de Links-, Midden- en Rechts-knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel om het type media/software van derden om te schakelen.

Wanneer het menu Media/software van derden op Media staat: Links - vorig nummer; Rechts - volgend nummer; Midden - afspelen/pauze;

Wanneer het menu Team op het instrumentenpaneel wordt weergegeven: Midden - geluid opnemen/verzenden.

Bediening met behulp van de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel

De knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel kunnen worden gebruikt om de linkerzijspiegel af te stellen en de rijhulpfunctie te bedienen.

GUM227439

De linkerzijspiegel verstellen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Stuurwiel > Verstellen beginnen om de stand van de linkerzijspiegel aan te passen met behulp van de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel. Zie Stand van de zijspiegels verstellen.

De rijhulp aanpassen

Midden-knop: de rijhulp activeren of deactiveren.

Omhoog-knop: de kruissnelheid verhogen.

Omlaag-knop: de kruissnelheid verlagen.

Rechts-knop: de volgafstand vergroten.

Links-knop: de volgafstand verkleinen.

Op de Omhoog-knop of Omlaag-knop drukken: de kruissnelheid met 5 km/u verhogen/verlagen (standaard). De Omhoog-knop of Omlaag-knop ingedrukt houden: de kruissnelheid met 1 km/u continu verhogen/verlagen (standaard).

Op de Links-knop of Rechts-knop drukken: de volgafstand met 1 niveau verhogen/verlagen, waarbij Niveau 1 het dichtstbij is en Niveau 5 het verst weg is.

Stuurwielverwarming

Bij koud weer kunt u de stuurwielverwarming inschakelen door op het middendisplay naar de interface Comfort te gaan en op Stoelen > Verwarming > Stuurwielverwarming te tikken. Het stuurwiel wordt in 10 minuten geleidelijk opgewarmd tot een comfortabele temperatuur en handhaaft deze temperatuur.

Slimme stuurwielverwarming: deze functie is standaard uitgeschakeld en kan worden ingeschakeld in het menu Instellingen op de interface Comfort onder Stoelen > Verwarming. Als deze functie is ingeschakeld, wordt de stuurwielverwarming automatisch ingeschakeld zodra de buitentemperatuur lager is dan 12 °C en de binnentemperatuur lager is dan 10 °C. Hoe lager de temperatuur, hoe langer de verwarmingsduur.

Herstarten met dubbel bediening van de stuurwielknoppen

GUM227441

Als op het middendisplay abnormaliteiten worden weergegeven, zoals een haperend scherm of niet-reagerend scherm, probeert u dit te verhelpen door het voertuigsysteem snel te herstarten.

Instructies voor dubbele knop Herstart:
  1. Schakel de alarmknipperlichten in.

  2. Parkeer uw auto op een veilige plek en zet de transmissie in de parkeerstand (P);

  3. Houd aan de linkerkant van het stuurwiel de Rechts-knop en aan de rechterkant van het stuurwiel de Omlaag-knop gedurende ongeveer 8 seconden tegelijkertijd ingedrukt;

  4. Na ongeveer 30 seconden gaan alle schermen branden en kan het systeem weer worden gebruikt.

Als het systeem niet normaal werkt, neem zo snel mogelijk contact op met het servicecentrum van NIO.

Opgelet 车辆双键重启必须在驻车状态,请确保车辆停靠在安全区域;
  • Het voertuig moet in PARK staan om Tweeknops-reboot te kunnen gebruiken. Zorg ervoor dat het voertuig in een veilige omgeving is geparkeerd;

  • Het is ten strengste verboden om Tweeknops-reboot te gebruiken terwijl het voertuig rijdt;

  • Houd de alarmknipperlichten ingeschakeld, terwijl het voertuigsysteem opnieuw wordt opgestart;

  • Voer Tweeknops-reboot niet uit terwijl de software van het voertuig wordt bijgewerkt;

  • Tijdens het herstarten kunnen de statusweergave van het voertuig, de veiligheidswaarschuwing, het beeld van de surround-weergave, de kaartinterface en andere informatie niet worden bekeken;

  • Als de normale werking van het scherm na Tweeknops-reboot niet wordt hervat, kunt u proberen het voertuig te vergrendelen en het voertuig in de slaapstand te zetten. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met NIO.

USB-poort

De auto is voorzien van 6 USB-poorten, waaronder 1 Type-C-poort met een vermogensuitvoer van 2,5 W en 5 Type-C-poorten met een vermogensuitvoer van 60 W.

  • Open opbergvak in de middenconsole

    Type-C-poort (2,5 W) (linkerkant): voor het exporteren van video's vanaf de DVR en het aansluiten van een microfoon of een USB-luidspreker. Kan geen mobiele apparaten opladen.

    GUM227465
  • Beveiligd opbergvak in de armsteun

    Type-C-poort (60 W) ②: voor het opladen van mobiele apparaten.

    GUM237062
  • Middenconsole

    Type-C-poort (60 W): voor het opladen van mobiele apparaten.

    GUM227483
  • Opbergvak in de zijkant van de stoelen van de tweede zitrij

    Type-C-poort (60 W): voor het opladen van mobiele apparaten.

    GUM227490
  • Opbergvak in de zijkant van de stoelen van de tweede zitrij

    Type-C-poort (60 W): voor het opladen van mobiele apparaten.

    GUM227490
  • Bekerhouder in de stoelen van de derde zitrij

    Type-C-poort (60 W): voor het opladen van mobiele apparaten.

    GUM227496

12V-voeding

Uw auto is voorzien van twee 12V-aansluitingen.

  • Open opbergvak onder de middenconsole: achterin;

    GUM227351
  • Bagageruimte achterin: aan de linkerzijde.

    GUM227396

Draadloos opladen

U kunt uw apparaten die geschikt zijn voor draadloos opladen, neerleggen op de draadloos-oplaadplaat naast de bekerhouder in de middenconsole om ze draadloos op te laden.

GUM225798

Draadloos opladen is standaard ingeschakeld. U kunt rechtsboven op het middendisplay op de statusbalk de interface Draadloos opladen weergeven om dit uit te schakelen. Deze instelling wordt opgeslagen onder het account van de eigenaar of de gemachtigde gebruiker. De huidige laadstatus wordt weergegeven op het middendisplay.

Wanneer de Bluetooth-functie "NFC-koppeling met één tik" wordt gebruikt door de draadloos-oplaadplaat, wordt het draadloos opladen tijdelijk gestopt.

Draadloos opladen stopt onder de volgende omstandigheden en op het middendisplay wordt de relevante status getoond:
  • Het opladen is voltooid.

  • Als er fouten optreden tijdens het opladen, bijvoorbeeld wanneer de voeding van de auto een te hoge of te lage spanning geeft.

U kunt kiezen om NFC-detectie uit te schakelen. In dat geval zal de draadloos-oplaadplaat NFC-kaarten niet herkennen en zal de kaartherkenningsmelding niet worden weergegeven wanneer de mobiele telefoon erop wordt gelegd.

Opgelet 无线充电功能开启后,若有金属物品(如普通钥匙、硬币或 NFC 卡)放置在无线充电板处,将可能影响充电效果,甚至造成灼伤风险。
  • Wanneer draadloos laden is ingeschakeld, kan een metalen voorwerp (zoals een sleutel, munt of NFC-kaart) dat in het vak voor draadloos laden wordt gelegd de laadefficiëntie beïnvloeden of zelfs tot brandwonden leiden.

  • Wanneer u de functie voor draadloos laden gebruikt, mag u geen metalen voorwerpen, zoals munten of kaarten met een chip of batterij, tussen de telefoon en de laadplaat leggen. Gebruik geen telefoonhoesje met metalen materialen, zoals hoesjes die magnetisch opladen ondersteunen (MagSafe).

  • Het is normaal dat de telefoon heet wordt nadat de telefoon langere tijd heeft opgeladen. Leg een volledig opgeladen apparaat niet in het laadvak. Dat kan oververhitting veroorzaken.

  • Laad niet twee of meerdere apparaten tegelijkertijd draadloos op.

  • De ventilatieopening van de koelventilator bevindt zich onder in het vak voor draadloos laden. Voorkom dat er fijn of vloeibaar materiaal inkomt.

GUM225836
De middenconsole achter is uitgerust met drie draadloos-oplaadplaten, die de achterpassagiers voorzien van handige mogelijkheden voor draadloos opladen:
GUM227823
  1. Horizontale oplaadplaat;

  2. Verticale oplaadplaat.

Opgelet 横置与竖置充电位无法同时进行充电。

De horizontale en verticale oplaadplaten kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt.

Ruitenwissers van de voorruit/achterruit

Handmatige voorruitenwisser

GUM227582

Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers omhoog om de ruitenwissers in te schakelen. De snelheid van de ruitenwissers neemt per niveau toe en bereikt de maximumsnelheid op niveau 4. Als de bedieningshendel voor de ruitenwissers terugkeert naar zijn oorspronkelijke stand, stoppen de ruitenwissers met wissen.

Waarschuwing 冬季启动雨刮器前,需先去除落挡风玻璃上的冰雪,并确保雨刮器刮片未被冻结。

Verwijder eerst het ijs en de sneeuw van de voorruit en controleer daarbij of de ruitenwisserbladen niet bevroren zijn, voordat u ze inschakelt in de winter

Waarschuwing 使用雨刮器清洁挡风玻璃时,请使用足够量的清洗液,必须保持挡风玻璃湿润。

Gebruik genoeg ruitenwissersvloeistof om de voorruit vochtig te houden terwijl u de ruitenwissers gebruikt om te reinigen.

Automatisch wissen voor

Nadat de functie automatische voorruitenwissers is ingeschakeld en de regensensor regen detecteert, beginnen de ruitenwissers te werken. Wanneer de regen stopt, stoppen ook de ruitenwissers.

De snelheid van de ruitenwissers verandert automatisch afhankelijk van de rijsnelheid en regenval.

GUM227585

Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers omlaag om de automatische voorruitenwissers in te schakelen, waarna het instrumentenpaneel aangeeft dat de Automatische voorruitenwissers aan staan. Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers nogmaals omlaag om ze uit te schakelen, waarna het instrumentenpaneel aangeeft dat de Automatische voorruitenwissers uit staan.

Gevoeligheid van automatische voorruitenwissers afstellen: Ga op het middendisplay naar Instellingen en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Gevoeligheid voorruitenwissers en selecteer vervolgens een niveau. De gevoeligheid neemt toe met elk niveau.

Nadat de functie voor de automatische achterruitenwisser is geactiveerd en de auto in de achteruitrijstand (R) staat, zullen de achterruitenwissers bewegen wanneer de voorruitenwissers bewegen. Bovendien zijn de snelheden van de voorruitenwissers en achterruitenwissers hetzelfde. Nadat de auto in de vooruitrijstand (D) of de parkeerstand (P) is gezet, stoppen de achterruitenwissers met bewegen.

Om deze functie in te schakelen, gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Automatische achterruitenwisser.

Waarschuwing 在自动洗车房中,请确保停用自动雨刮功能,否则可能会由于无意间刮水导致雨刮器损坏。

Verzeker u ervan vóór gebruik te maken van een automatisch wasstraat de automatische ruitenwisserfunctie uit te schakelen, anders kunnen de ruitenwissers per ongeluk geactiveerd worden en beschadigd raken.

De voorruit schoonvegen met de ruitenwissers

GUM227597

Eén keer wissen: Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers naar één klikstop naar achteren om de voorruitenwissers één keer te laten wissen.

GUM227599

Sproeien en wissen: Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers in de richting van de bestuurder en houd hem daar vast om de spuitmonden op de ruitenwisserarmen water te laten sproeien terwijl de ruitenwissers langzaam wissen. Laat de bedieningshendel voor de ruitenwissers los om het sproeien te stoppen. De ruitenwissers blijven nog drie keer langzaam wissen, wachten twee seconden en wissen vervolgens nog één keer.

Clean Plus: Ga op het middendisplay naar Instellingen en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Clean Plus. Nadat deze functie is ingeschakeld, voeren de ruitenwissers vier seconden na het sproeien van water een extra verbeterde wisslag uit. Wij adviseren u deze functie in noordelijke regio's uit te schakelen in de winter.

GUM228329

Achterruitenwissers wissen: Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers kort naar voren en laat hem daarna los om de achterruitenwissers in of uit te schakelen.

GUM228330

Achterruitenwissers sproeien en wissen: Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers naar voren en houd hem daar vast om vanaf de bovenrand van de achterruit water te sproeien terwijl de achterruitenwissers langzaam bewegen. Laat de bedieningshendel voor de ruitenwissers los om het sproeien van water te stoppen, maar de ruitenwissers blijven nog drie keer langzaam wissen.

Opgelet 洗涤液不足时不要使用清洗装置,否则会损坏洗涤液泵。

Gebruik de ruitensproeier niet als er niet voldoende ruitensproeiervloeistof is, aangezien dit de pomp kan beschadigen.

Waarschuwing 在恶劣天气条件下,确保雨刮片未被冻结或粘附在挡风玻璃上。

Controleer bij slechte weersomstandigheden of de ruitenwisserbladen niet vastgevroren zijn of niet aan de voorruit kleven.

Om de levensduur van de ruitenwisserbladen te verlengen, vermijdt u het gebruik ervan wanneer de voorruit droog is.

Verwarmen van de rustzone van de voorruitenwissers

De rustzone van de voorruitenwissers heeft een verwarmingsfunctie.

  1. Bedieningselementen op middendisplay

    • Wanneer de omgevingstemperatuur ≤5 °C is, tikt u op de toets GUM232606 op de interface Aircocomfort om de verwarming van de rustzone van de ruitenwissers in of uit te schakelen.

    • Als de omgevingstemperatuur >5 °C is, stopt de verwarming van de rustzone van de voorruitenwissers.

  2. Bediening in de NIO-app

    • Als de omgevingstemperatuur ≤5 °C is, tikt u in de NIO-app op Sneeuw verwijderen met één druk op de knop, waarna de rustzone van de voorruitenwissers begint op te warmen. Als u Sneeuw verwijderen met één druk op de knop uitschakelt, stopt de verwarming van de rustzone van de voorruitenwissers.

    • Als de omgevingstemperatuur >5 °C is, stopt de verwarming van de rustzone van de voorruitenwissers.

Automatisch ontdooien van zijspiegels en achterruit

Ga op het middendisplay naar Instellingen, tik op Stand verstellen > Zijspiegels en schakel Automatisch ontdooien van zijspiegels en achterruit in. Als de voorruitenwissers worden ingeschakeld tijdens het rijden op een regenachtige dag, wordt automatisch de verwarmingsfunctie van de zijspiegels en achterruit ingeschakeld om te helpen condens te verwijderen.

Stand van de zijspiegels verstellen

GUM227606

Ga onderaan het middendisplay naar Instellingen en tik op Stand verstellen > Zijspiegels > Verstellen beginnen en verstel vervolgens de stand van de zijspiegels met behulp van de knoppen op het stuurwiel. Nadat uw klaar bent met het verstellen, kunt u op Verstellen beëindigen tikken of gedurende ongeveer 5 seconden op geen enkele richtingknop op het stuurwiel drukken, waarna het systeem de functie voor het verstellen verlaat.

U kunt ook op het middendisplay op de hoofdinterface vanaf de linkerkant naar rechts vegen om naar de pagina Snelle toegang te gaan en op het pictogram Zijspiegels tikken om hun stand aan te passen.

Gebruik de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel voor het verstellen van de linkerzijspiegel, en de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel voor het verstellen van de rechterzijspiegel.

Verstellen:

Omhoog- en Omlaag-knoppen: De zijspiegels omhoog en omlaag kantelen

Links- en Rechts-knoppen: De zijspiegels naar links en rechts draaien

Drukken: één stapje draaien; Ingedrukt houden: Continu draaien

Waarschuwing 车辆行驶中禁止调节外后视镜,防止发生意外事故

Om ongevallen te voorkomen, is het verboden om de zijspiegels te verstellen terwijl de auto rijdt.

Zijspiegels inklappen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en ga naar Stand verstellen > Zijspiegels > Automatisch inklappen na vergrendelen om het automatisch inklappen van de zijspiegels in te stellen. Nadat dit is ingesteld, worden de zijspiegels automatisch ingeklapt wanneer de auto wordt vergrendeld.

Wanneer u de auto ontgrendelt en het bestuurdersportier sluit of het rempedaal intrapt, worden de zijspiegels automatisch uitgeklapt.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en ga naar Stand verstellen > Zijspiegels > Zijspiegels in-/uitklappen om de zijspiegels handmatig in/uit te klappen.

U kunt de zijspiegels ook handmatig in-/uitklappen door op het middendisplay op de hoofdinterface vanaf de linkerkant naar rechts te vegen om de pagina Snelle toegang te openen en op het pictogram Zijspiegels in-/uitklappen te tikken.

Als uw auto op een smalle weg rijdt met een lage snelheid (minder dan 40 km/u) en u de zijspiegels handmatig hebt ingeklapt vanwege de wegomstandigheden, worden de zijspiegels automatisch uitgeklapt wanneer uw rijsnelheid hoger is dan 40 km/u.

Om tijdens het achteruitrijden de weg beter te kunnen zien, kunt u de functie Automatisch kantelen bij achteruitrijden inschakelen.

Zijspiegelverwarming

De zijspiegels zijn uitgerust met verwarming, zodat de linker- en rechterzijspiegels kunnen worden verwarmd om water of sneeuw bij regen- of sneeuwval snel te verwijderen.

Ga onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Zijspiegels > Zijspiegelverwarming om deze functie handmatig in of uit te schakelen.

De functie Zijspiegelverwarming wordt 60 minuten nadat deze is ingeschakeld automatisch uitgeschakeld, of kan handmatig worden uitgeschakeld op het middendisplay.

Automatische verwarming van zijspiegels en achterruit

Ga onderaan het middendisplay naar Instellingen en tik op Stand verstellen > Zijspiegels en schakel de functie Automatische verwarming zijspiegels en achterruit in. Als de voorruitenwissers worden ingeschakeld tijdens het rijden op een regenachtige dag, wordt automatisch de verwarmingsfunctie van de zijspiegels en achterruit ingeschakeld om te helpen condens te verwijderen.

Automatisch dimmen achteruitkijkspiegel en zijspiegels

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Stand verstellen > Zijspiegels > Automatisch dimmen van achteruitkijkspiegel en zijspiegels om deze functie in of uit te schakelen.

De functie Automatisch dimmen van achteruitkijkspiegel en zijspiegels helpt de schittering in de achteruitkijkspiegel door achteropkomend verkeer te verminderen, waardoor de rijveiligheid wordt verbeterd.

Opmerking 车辆为 R挡或前阅读灯开启时防眩目功能不可用。

De functie automatisch dimmen is niet beschikbaar wanneer de auto in de achteruitrijstand (R) staat of als de leeslampen voorin branden.

Klimaatregeling

Bedieningsbalk

Op de klimaatregelbalk op het middendisplay kunt u de temperatuur en de luchtstroomverdeling in uw auto instellen.

GUM231024
  1. Home

    Tik hierop om terug te gaan naar de hoofdinterface.

  2. Instellingen

    Tik hierop om naar de lijst met instellingen te gaan.

  3. Luchtcirculatie

    De huidige luchtstroomstand wordt weergegeven. U kunt hierop tikken om achtereenvolgens de volgende drie standen te selecteren: Recirculatie GUM239406, Automatisch GUM239407 en Frisse lucht GUM239409.

    Wanneer de stand Automatisch of Frisse lucht is geselecteerd, zal het systeem in het geval de buitenlucht ernstig vervuild is, automatisch de frisse-luchtcirculatie uitschakelen en overschakelen naar de stand Recirculatie, zodat de luchtkwaliteit in de auto automatisch is gegarandeerd.

  4. Temperatuurweergave aan bestuurderskant

    De doeltemperatuur aan de bestuurderskant wordt weergegeven. U kunt hierop tikken om de interface voor temperatuurregeling te openen.

    Veeg naar links of rechts om de temperatuur aan de bestuurderskant in te stellen tussen 15 °C en 31 °C.

    Tik op de pijl om de doeltemperatuur met 0,5 °C te veranderen.

    Tik op "Sync" om de temperatuurinstelling voor de bestuurderskant ook toe te passen op de voorpassagierskant en de achterpassagierszone. Om de synchronisatie van de temperatuur te stoppen, volstaat het om de temperatuur voor de voorpassagierskant of de achterpassagierszone handmatig in te stellen op het middendisplay.

  5. Luchtinlaat- en luchtvolumeregeling van de klimaatregeling

    De status AAN of UIT van de klimaatregeling wordt weergegeven. Tik hierop om de interface voor de klimaatregeling weer te geven of te verbergen.

    Houd dit ingedrukt en verschuif dit om de ventilatorsnelheid vóór te veranderen. Er zijn acht niveaus, 0 t/m 8, waarbij op niveau 0 de klimaatregeling voor de hele auto wordt uitgeschakeld.

  6. Temperatuurweergave aan voorpassagierskant

    De doeltemperatuur aan de voorpassagierskant wordt weergegeven. U kunt hierop tikken om de interface voor temperatuurregeling te openen.

    Als u naar links of rechts veegt, kunt u de gewenste temperatuur aanpassen. Het instelbereik aan de voorpassagierskant is 15 °C t/m 31 °C.

    Tik op de pijl om de doeltemperatuur met 0,5 °C te veranderen.

  7. Voorruit ontdooien en ontwasemen

    Wanneer de functie voor het ontdooien en ontwasemen van de voorruit is ingeschakeld, wordt tegelijkertijd de airco in de handmatige stand gezet, wordt de luchtverdelingsfunctie in de ontdooistand gezet, en wordt de luchtcirculatie in de automatische stand gezet.

    Als er condens op de buitenkant van de voorruit zit, wordt aanbevolen de ruitenwissers en automatische-aircostand in te schakelen. Als op de binnenkant van de voorruit condens zit, adviseren wij u het ontwasemen van de voorruit in te schakelen. Nadat de condens is verwijderd, schakelt u over naar de stand Automatisch en schakelt u Automatisch ontwasemen in.

    Ga op het middendisplay naar de interface Klimaatregeling, tik op GUM226592 en schakel Automatisch ontwasemen in. De ontwaseming van de voorruit wordt automatisch ingeschakeld wanneer op de binnenkant van de voorruit (een beetje) condens ontstaat.

  8. Applicatiecentrum

    Applicaties op het middendisplay van de auto.

  9. Volume aanpassen

    De standaardwaarde is 50%. Tik en schuif naar links of rechts om het volume aan te passen.

    Houd ingedrukt om het geluid te dempen en houd nogmaals ingedrukt om het geluid weer te herstellen en het volume weer op het oude niveau in te stellen.

Interface klimaatregeling

Om de interface Klimaatregeling te openen, tikt u op het middendisplay op de knop voor de klimaatregeling GUM223083. U kunt het luchtvolume, de temperatuur, de richting van de luchtstroom en andere eigenschappen van de klimaatregeling voorin en achterin instellen door om te schakelen tussen de bedieningspanelen voor de airconditioning voorin en achterin.

De luchtstroomstand wordt weergegeven terwijl u de luchtstroomrichting van de ventilatieopeningen wijzigt:
  • Vrij: De hoek van de ventilatieopening kan afzonderlijk worden afgesteld.

  • Zwaaiend: De hoeken van de ventilatieopeningen zijn zo ingesteld dat de ventilatieopeningen omhoog en omlaag, en van links naar rechts bewegen.

  • Indirect: De hoeken van de ventilatieopening vermijden de passagiers.

  • Direct: De hoeken van de ventilatieopening zijn gericht op de passagiers.

Opgelet 空调吹面模式之对人/避人
  • Alle automatische luchtstromingsmodi zijn alleen beschikbaar in de Hoog-modus.

  • We raden u aan om de functie slimme cabinedetectie in te schakelen voor een betere luchtstroming.

Pictogram Naam Functie
GUM223125 Hoofdschakelaar klimaatregeling Hiermee schakelt u de klimaatregeling voor de hele auto in of uit.
GUM223127 Schakelaar klimaatregeling achterin Hiermee schakelt u de klimaatregeling van de achterste zitrij in of uit.
GUM223129 Stuurwielverwarming Hiermee bedient u de verwarming van het stuurwiel.
GUM239410 GUM239411 GUM239412 GUM239413

Standen Automatisch/Koelen/Verwarmen/Ventileren van de klimaatregeling

Bedien de klimaatregeling om de standen te doorlopen in de volgorde Automatisch > Koelen > Verwarmen > Ventileren.

GUM223081

MAX afkoelen

Indien geactiveerd, wordt de klimaatregeling voor de hele auto ingesteld op maximaal koelen.
GUM223133

MAX verwarmen

Indien geactiveerd, wordt de klimaatregeling voor de hele auto ingesteld op maximaal verwarmen.
GUM228739 Voorruit ontdooien en ontwasemen Indien geactiveerd, wordt condens vanaf de binnenkant van de voorruit verwijderd.
GUM223135 Achterruitverwarming Indien geactiveerd, wordt de achterruit verwarmd, en wordt automatisch na 15 minuten uitgeschakeld.
GUM223140 Temperatuurregeling airco Hiermee wordt de temperatuur van de klimaatregeling ingesteld binnen een bereik van 15 °C tot en met 31 °C.
GUM223141 Luchtvolumeregeling airco Hiermee wordt het luchtvolume van de klimaatregeling ingesteld binnen een bereik van 0 tot en met 8.
GUM223142 Ventilatiestand voorruit De ventilatieopeningen blazen lucht tegen de voorruit.
GUM223154GUM223155

Directe stand

De ventilatieopeningen blazen lucht tegen het bovenlichaam van de passagier.
GUM223156GUM223157 Indirecte stand De ventilatieopeningen blazen lucht tegen het onderlichaam van de passagier.
GUM226592 Instelknoppen voor de airco Tik hierop om de interface Instellingen voor Ionisator, Automatisch ontwasemen, Geur airco neutraliseren en andere functies te openen.
Auto Automatische stand In deze stand worden de temperatuur, het luchtvolume, de richting van de luchtstroom van de klimaatregeling voor de voorste en achterste zitrijen, en de recirculatie-/frisseluchtstand automatisch aangepast op basis van de vooraf ingestelde temperatuur.
Synchroniseren SYNCHRONISEREN In de synchronisatiestand wordt de temperatuur in het hele auto gelijkgesteld met die aan de bestuurderskant.

Ventilatieopeningen van de klimaatregeling voor de voorste zitrij en de afstelling ervan

De ventilatieopeningen voor de voorste zitrij van de auto bevinden zich bij de voorruit, de A-stijl, het instrumentenpaneel en de beenruimte onder het instrumentenpaneel.

GUM227679
GUM227680
  1. Ventilatieopening bij de voorruit

  2. Ventilatieopening in het instrumentenpaneel

  3. Ventilatieopening onder het instrumentenpaneel

  4. Ventilatieopening bij de A-stijl

U kunt de ventilatieopening in het instrumentenpaneel als volgt afstellen:

Houd op het middendisplay op de interface Klimaatregeling de ventilatiezone aangeraakt en veeg vervolgens omhoog of omlaag om de verticale hoek af te stellen, en veeg naar links of rechts om de horizontale hoek af te stellen.

Dubbelklik in de Vrij-stand op het middendisplay op de positie van de ventilatieopening om de betreffende ventilatieopening te sluiten. Maar let op: minimaal één ventilatieopening moet open blijven.

Ventilatieopeningen van de klimaatregeling voor de achterste zitrij en de afstelling ervan

De ventilatieopeningen voor de klimaatregeling achterin bevinden zich onder het bedieningsscherm achterin, onder de bestuurders- en voorpassagiersstoel, in de B-stijl en in de C-stijl.

GUM227670
  1. Ventilatieopening in de achterkant van de middenarmsteun voor

  2. Ventilatieopening onder de bestuurders- en voorpassagiersstoel

  3. Ventilatieopening bij de B-stijl

  4. Ventilatieopening bij de C-stijl

  5. Ventilatieopening onder de stoelen van de derde zitrij

U kunt de ventilatieopening voor de achterste zitrij als volgt afstellen:

Houd op het middendisplay of op het bedieningsscherm achterin de ventilatieopening aangeraakt en veeg vervolgens omhoog of omlaag om de verticale hoek af te stellen, en veeg naar links of rechts om de horizontale hoek af te stellen.

Dubbelklik in de Vrij-stand op het middendisplay op de ventilatieopening van de klimaatregeling om de betreffende ventilatieopening te sluiten. Maar let op: minimaal één ventilatieopening moet open blijven.

GUM227671

De achterpassagiers kunnen het bedieningsscherm achterin gebruiken om de klimaatregeling achterin te bedienen.

Tips voor het gebruik van de klimaatregeling

  • Houd de grille vrij (verwijder bladeren, sneeuw, enz.).

  • Als de auto in direct zonlicht geparkeerd staat, is het gunstig om de ruiten te openen terwijl u de klimaatregeling inschakelt in de stand Koelen. Dit zorgt voor luchtcirculatie en helpt om het interieur snel af te koelen.

Luchtzuiveringsfunctie

Luchtzuivering PM2.5

U kunt de huidige luchtkwaliteit in de auto zien in de rechterbovenhoek van het middendisplay en erop tikken om de bijbehorende luchtzuiveringsstand weer te geven.

  • UIT: Schakel alle luchtzuiveringsfuncties uit;

  • AUTO: Past de snelheid van de gezuiverde luchtstroom automatisch aan op basis van de concentratie van PM 2.5 in het interieur van de auto.

  • STIL: Zuivert de lucht in het interieur van de auto met een lage luchtstroomsnelheid en in de stille stand.

Ionisator

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Comfort, tik op GUM227134 en schakel Ionisator in om negatieve ionen te genereren terwijl de lucht wordt gezuiverd, waardoor het luchtcomfort in de auto wordt verbeterd.

De geur van de airco neutraliseren

Ga onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface voor het aanpassen van het comfort van de airco, tik op GUM227134 en schakel Geur airco neutraliseren in, waarna de ventilator een bepaalde tijd zal blijven draaien nadat u bent uitgestapt de auto hebt vergrendeld, om zo de verdamper en de luchtleidingen droog te houden en bacteriegroei te verminderen.

U kunt kiezen uit twee niveaus van geurneutralisatie: Standaard (de ventilator blijft ongeveer 3 minuten draaien) en Diepe reiniging (de ventilator blijft ongeveer 20 minuten draaien).

Bij het gebruik van deze functie neemt het energieverbruik onder bepaalde omstandigheden toe, dus zorg ervoor dat u uw reis zorgvuldig plant en de functie zo nodig uitschakelt.

Luchtfilterindicator

Na het vervangen van het luchtfilter gaat u onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Comfort, tikt u op GUM227134, gaat u vervolgens naar Luchtfilterindicator en tikt u op Resetten om de timer van de luchtfilterindicator te resetten.

Opmerking 该寿命计时为预估时间,实际使用寿命受环境等因素影响,必要时更换。

Deze herinnering is de geschatte levensduur en de werkelijke levensduur kan variëren als gevolg van de omgeving en andere factoren. Vervang zo nodig het luchtfilter.

Intelligent geursysteem

U kunt in de auto kiezen uit diverse geuren. U kunt uw favoriete geur kiezen en die plaatsen in het geurvak boven het open opbergvak in de middenconsole, en een andere geurflacon aanbrengen op basis van uw voorkeuren.

Hieronder volgen de plaatsings- en vervangingsprocedures voor de geurflacon:

  1. Open het dopje van de geurflacon en plaats de flacon met het smalle uiteinde omhoog in de opening van het geurvak boven het open opbergvak in de middenconsole. Duw de bodem van de flacon voorzichtig omhoog om er zeker van te zijn dat de flacon goed is aangebracht.

    Opgelet 安装香氛瓶过程中请勿旋转香氛瓶。

    Draai de geurflacon niet om tijdens het aanbrengen van de flacon.

    GUM225804
  2. Na plaatsing wordt de flacon door een magneet in het geurvak op zijn plaats gehouden.

  3. Op het middendisplay wordt een melding weergegeven dat de flacon met succes is aangebracht, samen met informatie over welke geur is aangebracht in de overeenkomstige opening.

  4. Om de geurflacon te vervangen, pakt u de onderkant van de geurflacon met uw vingers vast en trekt de flacon langzaam uit het geurvak.

Nadat de geur met succes is geplaatst, gaat u op het middendisplay naar de interface Klimaatinstellingen, tikt u op Geur en op deze interface kunt u het geursysteem in-/uitschakelen, de concentratie van de betreffende geur aanpassen en verschillende geuren selecteren.

Waarschuwing 香氛警告
  • Bewaar de geurflacon op een plek waar kinderen er niet bij kunnen om te voorkomen dat zij hem per ongeluk inslikken, wat schadelijk kan zijn voor hun gezondheid.

  • Voorkom dat kinderen hun vingers in het geurmechanisme boven de open opbergruimte van de middenconsole steken om ongevallen te voorkomen.

  • Houd uw aandacht bij veilig rijden en vermijd de flacon aan te breng of te vervangen terwijl de auto rijdt.

  • Als u enig ongemak ervaart tijdens het gebruik van de geur, stopt u onmiddellijk met het gebruik ervan.

Opgelet 香氛注意
  • Let op de houdbaarheidstermijn van de geurflacon voordat u de flacon aanbrengt. De houdbaarheidstermijn van de geurflacon is 1 jaar mits de verpakking ongeopend is. Nadat de verpakking eenmaal is geopend, is de houdbaarheidstermijn 3 maanden. Gebruik de geurflacon binnen de houdbaarheidstermijn en vervang een geurflacon waarvan de houdbaarheidstermijn is verstreken.

  • Sommige geuren, zoals "Wild", hebben een verkwikkend effect. Gebruik deze wanneer dat nodig is.

  • Verzeker u ervan dat bij het vervangen van de geurflacon uw handen schoon zijn om er zeker van te zijn dat het geursysteem goed werkt.

  • Er zit een magneet onder het geurmechanisme, dus plaats geen elektronische apparaten, zoals telefoons of tablets, in de buurt van de geurventilatieopening boven de open opbergruimte van de middenconsole om interferentie tussen de elektronische apparaten en de werking van de geurmodule te voorkomen.

  • Geuren kunnen chemische reacties op organische stoffen in gang zetten, dus vermijd directe aanraking tussen de keramische geurkern in de geurflacon en plastic onderdelen.

Opmerking 香氛说明
  • De geurbeleving kan verschillen afhankelijk van de temperatuur in de auto, de luchtstroom van de airconditioning en de individuele fysiologische toestand.

  • Koop keramische geurkernen voor de geurflacon via de officiële kanalen om beschadiging van de flacon te voorkomen en de geurkwaliteit te garanderen.

  • Als de geurflacon niet goed wordt gedetecteerd na het aanbrengen van de flacon, brengt u deze opnieuw aan.

Controlelampjes op het instrumentenpaneel

Als de volgende controlelampjes niet gaan branden of uit gaan zoals ze normaal zouden doen, neemt u voor hulp onmiddellijk contact op met het NIO Service Center.

Controlelampjes

Beschrijving

GUM168859

Controlelampje voor de regeling van het automatisch grootlicht en dimlicht

GUM168860

Controlelampje voor het grootlicht

GUM193362

Controlelampje voor de automatisch parkeerrem

GUM193364

Controlelampje voor de positieverlichting

GUM193365

Controlelampje voor het dimlicht

GUM193366

Controlelampje voor de mistlampen voor

GUM193367

Controlelampje voor 'auto is gebruiksklaar'

GUM193369

Controlelampje voor de richtingaanwijzers links

GUM193370

Controlelampje voor de richtingaanwijzers rechts

GUM229484

Controlelampje voor het starten van de automatische ruitenwissers

GUM193371

Controlelampje voor de mistlampen achter

GUM193372

Controlelampje voor met ijs en sneeuw bedekt wegdek

GUM193373

Controlelampje voor uitgeschakeld geluidssignaal van de voetgangerswaarschuwing

GUM193374

Controlelampje voor storing in parkeren

GUM193375

Controlelampje voor ingeschakeld elektronisch stabiliteitsregelsysteem

GUM193300

Controlelampje voor uitgeschakeld elektronisch stabiliteitsregelsysteem

GUM193377

Controlelampje voor hoogspanningsaccu bijna leeg

GUM193296

Herinnering wegens overschrijding van de maximumsnelheid of storingslampje voor de snelheidsbegrenzingsmodus

GUM193392

Controlelampje voor de status van de aanhangwagenkoppeling

GUM193297

Storingslampje voor de slimme koplampen

GUM193303

Controlelampje voor storing in / start zelfinspectie van waarschuwing voor slaperigheid en afleiding

GUM193304

Controlelampje voor waarschuwing voor slaperigheid en afleiding als geen gezicht is gedetecteerd

GUM193396

Controlelampje voor uitgeschakelde rijstrookbewaking en -assistent

GUM193302

Controlelampje voor waarschuwing bij snelheidsoverschrijding uitgeschakeld

GUM193376

Waarschuwingslampje voor beperkt vermogen

GUM193379

Waarschuwingslampje voor een storing in het antiblokkeerremsysteem

GUM193380

Waarschuwingslampje voor het bandenspanningbewakingssysteem (TPMS)

GUM193381

Waarschuwingslampje voor het uitschakelen van de hoogspanningsaccu

GUM193309

Waarschuwingslampje voor uitgeschakeld/storing in de autonome noodstop (AEB) / waarschuwing voor een botsing aan de voorkant (FCW)

GUM193305

Controlelampje voor uitgeschakelde rijstrookassistent voor noodgevallen

GUM233069

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijstrookassistent voor noodgevallen

GUM193393

Controlelampje voor de status van de herinnering voor handenvrij

GUM193394

Controlelampje voor de aangesloten laadkabel

GUM193386

Controlelampje voor de elektrische parkeerrem

GUM193299

Controlelampje voor de status van de waarschuwing voor slaperigheid en afleiding

GUM193388

Waarschuwingslampje voor een storing in het e-aandrijflijnsysteem

GUM193391

Waarschuwingslampje voor een storing in het remsysteem

GUM193383 GUM233067

Waarschuwingslampje voor de herinnering van niet-bevestigde veiligheidsgordel

GUM193384

Waarschuwingslampje voor een storing in de airbags

GUM193390

Waarschuwingslampje voor een storing in de aandrijfmotor

GUM193385

Waarschuwingslampje voor een storing in het opladen van de laagspanningsaccu

GUM193387

Waarschuwingslampje voor een storing in de hoogspanningsaccu

GUM193389

Waarschuwingslampje voor een te hoge temperatuur van de hoogspanningsaccu

GUM193301

Waarschuwingslampje voor een storing in de maximumsnelheidsfunctie

GUM193313

Waarschuwingslampje voor een storing in de adaptieve cruisecontrol

GUM193298

Waarschuwingslampje voor een storing in de elektrische aansluiting van de aanhangwagen

GUM193307

Waarschuwingslampje voor een storing in de dodehoekdetectie en de waarschuwing bij een rijstrookwisseling

GUM193308

Waarschuwingslampje voor een storing in de waarschuwing voor en hulp bij een botsing

GUM193310

Waarschuwingslampje voor een storing in de geavanceerde, schakelvrije parkeerassistent met fusion

GUM193311

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijhulpfunctie

GUM193314

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijstrookbewaking en -assistent

GUM193306

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijstrookassistent voor noodgevallen

Bedieningselementen op middendisplay

Middendisplay voorin

Wanneer u of een gemachtigde gebruiker inlogt, heeft het middendisplay naadloos toegang tot rijke en aangepaste inhoud, zoals muziek, navigatie, radio, enz. U kunt ook uw favoriete inhoud personaliseren en opslaan in uw account. De volgende keer dat u inlogt, wordt de opgeslagen inhoud automatisch geladen. Wanneer u wisselt tussen verschillende accounts, geeft de auto de gepersonaliseerde inhoud weer, die in de overeenkomstige account is opgeslagen.

U hebt via de hoofdinterface toegang tot de gewenste functies (bijvoorbeeld media, navigatie). De volgende functies worden aangeboden op het middendisplay:

GUM191098GUM191102
  1. Infobalk

    Toont alarmmeldingen, waarschuwingsmeldingen en -pictogrammen, enz.

    U kunt Bluetooth, netwerk, hotspot, draadloos opladen en slimme apparaten eenvoudig beheren op de infobalk.

  2. Functietegelmenu

    Houd ingedrukt om over te schakelen naar een andere functietegel, zoals muziek, weer, enz.

  3. Hoofdinterface

    Om terug te keren naar de hoofdinterface, tikt u op de knop op de hoofdpagina of veegt u met vier of vijf vingers naar binnen op een interface van het middendisplay.

  4. Instellingen van de auto

    Configureer de instellingen van veelgebruikte functies.

    U kunt ook naar rechts vegen op het middendisplay om de interface Snelle toegang te openen, waar u veelgebruikte functies kunt selecteren en snelkoppelingen kunt aanpassen.

  5. Interface voor klimaatregeling en comfortfuncties

    Voor snel instellen van de klimaatregeling, stoelen en comfortfuncties.

  6. Applicatiecentrum

    Hier kunt u verschillende apps selecteren, zoals Weer, Foto’s, enz.

  7. Volumeregeling

    Voor snel instellen van systeem- en mediavolume.

Om de machtigingen voor applicaties van derden te beheren en tevens om opslagruimte voor zowel het systeem als de applicaties te bekijken en leeg te maken, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Instellingen > Algemeen > Opslag en applicatiebeheer.

Om het voertuigsysteem op stand-by te zetten nadat u de auto hebt verlaten en uitgeschakeld, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Instellingen > Algemeen >Stand-by. Wanneer u in deze stand het portier opent en in de auto stapt, kan het voertuigsysteem snel starten zonder te wachten. Daarnaast wordt de ervaring met Slimme-actiefuncties verbeterd. Deze functie is standaard ingeschakeld en verkort het rijbereik met ongeveer 0,5 kilometer gedurende 24 uur. U kunt kiezen of u dit inschakelt op basis van uw werkelijke behoeften.

Achterdisplay

Het achterdisplay bevat de volgende voertuigbedieningsfuncties:

  • Klimaatregeling achterin: in-/uitschakelen, temperatuur instellen, luchtvolume instellen, ventilatiefunctie en ventilatieroosterrichting instellen, enz.

  • Comfort achterstoelen aanpassen: stel de ventilatie, massage, verwarming en andere functies van de achterstoelen in.

  • Ruimte achterstoel aanpassen: vergroot de zitruimte op de tweede zitrij door de stand van de voorpassagiersstoel te verstellen.

  • Mediabediening achterin: pauzeren/afspelen, nummers overslaan, de huidige afspeelvoortgang weergeven en songteksten weergeven voor de muziek die wordt afgespeeld op het middendisplay.

  • Koelkast achterin bedienen: Bedien de koelkast achterin (indien aanwezig).

Als u op het middendisplay in een interface vanaf de bovenkant naar beneden veegt, wordt de interface Snelle toegang geopend.

Op de interface Snelle toegang kunt u de helderheid van het scherm en het mediavolume aanpassen en de schermbeveiliging openen. Voor voertuigen uitgerust met een zonnescherm kunt u de helderheid van het zonnescherm regelen. Voor voertuigen met een glazen dak kunt u het openen en sluiten van het dak regelen.

Gegevensrecorder gebeurtenissen (EDR)

De auto is uitgerust met een gegevensrecorder voor gebeurtenissen (EDR). Het belangrijkste doel van de gegevensrecorder voor gebeurtenissen (EDR) is om gegevens op te nemen van sommige botsingen of de omstandigheden die lijken op een botsing, zoals het opblazen van een airbag of een botsing met een obstakel op de weg. Deze gegevens kunnen helpen om de operationele status van de voertuigsystemen te controleren.

De EDR van deze auto kan tijdelijk of permanent technische informatie opslaan, zoals de status van de auto, gebeurtenissen en storingen. De technische informatie bevat doorgaans de volgende statusinformatie van componenten, modules, systemen en omgevingen:
  • Informatie over de status van de auto en zijn componenten, zoals rijsnelheid, acceleratie en voertuigidentificatiecode.

  • Status van de werking van belangrijke systeemcomponenten, zoals de gordelsluitingen van de veiligheidsgordels.

  • De reactie van de auto onder speciale omstandigheden, zoals het opblazen van airbags en het ingrijpen van het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP).

  • Gegevens gedurende een periode voorafgaande aan en volgend op een botsing, zoals het remmen, accelereren en sturen, het tijdstip van de botsing, informatie over het in werking treden van de beschermingsinrichtingen voor de inzittenden, informatie over de status van de veiligheidsgordel, enz.

In de EDR worden de gegevens van de rijsnelheid aangeleverd door de regeleenheid voor de remmen.

Deze gegevens helpen om de omstandigheden waaronder een botsing of letsel is opgetreden beter te begrijpen.

Deze gegevens zijn uitsluitend van natuurlijke attributen die worden gebruikt om storingen te identificeren en elimineren en om de functies van de auto te optimaliseren. De bewegingskarakteristieken van de weggedeelten waarover is gereden, kunnen echter niet worden gecreëerd op basis van deze gegevens.

Deze technische parameters en overige informatie met betrekking tot de auto, zoals ongevallenrapporten, schade aan de auto, bewijsmaterialen, enz. (waarbij mogelijk professioneel personeel moet worden ingeschakeld), worden gelezen met behulp van OBD of ACM in een NIO Service Center.

Derden met gespecialiseerde apparatuur, zoals wetshandhavingsinstanties, kunnen deze ook technische gegevens openen en lezen mits ze gemachtigd zijn voor toegang tot de EDR.

U kunt de betreffende apparatuur bekijken of kopen op: https://www.its-tari.com/fzcsxt/219.

Als de EDR onvoldoende ruimte heeft om een gebeurtenis op te slaan, zullen eerder ontgrendelde gebeurtenisgegevens worden overgeschreven met de gegevens van de huidige gebeurtenis. Dit overschrijven zal echter in chronologische volgorde plaatsvinden. De gegevens van een vergrendelde gebeurtenis zullen niet worden overschreven door de gegevens van latere gebeurtenissen.

Opmerking NIO在未经车主允许的情况下不会将数据记录系统的信息透露给第三方人员使用。

NIO zal de informatie in het gegevensregistratiesysteem niet aan personeel van derden bekendmaken zonder toestemming van de eigenaar.

Systeemupdate

Het is mogelijk op uw auto op afstand te upgraden Wanneer de auto is verbonden met het internet, kunt u op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Algemeen > Systeemupdate tikken om de systeemsoftware van de auto te upgraden. de auto vanaf afstand te upgraden en uw voertuigfuncties up-to-date te houden.

Als een systeemupdate beschikbaar is voor uw auto, ontvangt u op tijd een melding. U kunt de upgrade onmiddellijk starten of plannen op een later tijdstip. Als u ervoor kiest om de upgrade in te plannen, begint uw auto automatisch met de update op het opgegeven tijdstip.

Tijdens het upgraden geeft het middendisplay de tijdsduur weer die nodig is om de procedure te voltooien (welke afhankelijk is van de grootte van het upgradepakket).

Opgelet 车辆在充电过程中时请勿执行系统升级。
  • De systeemupdatefunctie is alleen beschikbaar in het eigenaarsaccount.

  • De systeemupdate moet worden uitgevoerd terwijl de auto in de parkeerstand (P-stand) staat en is verbonden met het netwerk.

  • Het systeemupdateproces verbruikt een bepaalde hoeveelheid energie. Zorg er dus voor dat het batterijniveau van de auto hoger is dan 20% en plan uw trips dienovereenkomstig voordat u de update start.

  • Als de auto wordt opgeladen tijdens het systeemupdateproces, wordt het opladen automatisch onderbroken. Nadat de systeemupdate is voltooid, kunt u het oplaadproces handmatig hervatten.

  • Tijdens het systeemupdateproces kan de auto worden ontgrendeld of vergrendeld met behulp van de smart key, de NFC-sleutel en Bluetooth-sleutel op de mobiele telefoon.

  • De systeemupdate kan bepaalde functies toevoegen of bijwerken, of de manier wijzigen waarop u deze doorgaans gebruikt. Na het voltooien van de systeemupdate, leest u de instructies zorgvuldig door om de inhoud van de update te begrijpen. Als u niet bekend bent met de bijgewerkte functies, dient u voorzichtig te zijn en verkeerd gebruik of onbedoelde bedieningen te voorkomen die persoonlijk letsel of schade aan eigendommen kunnen veroorzaken.

  • Als de systeemupdate niet start of niet lukt, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center.

  • Breng zelf geen wijzigingen aan in de onderdelen van de auto of in de software om te voorkomen dat systeemupdates mislukken en persoonlijk letsel of schade aan eigendommen kan ontstaan.

Alle instellingen resetten

Voordat u uw auto verkoopt, kunt u Alle instellingen resetten voor uw voertuiggegevens.

Ga onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Instellingen, tik op Algemeen > Alle instellingen resetten, wis de gegevens over het voertuiggebruik en stel ze opnieuw in op de standaardwaarden.

De gegevens die moeten worden gewist, zijn onder andere: voertuiginstellingen (zoals stoelinstellingen, zijspiegelinstellingen en airco), rij-instellingen (zoals ADAS-instellingen en rijmodus), NOMI-instellingen, systeeminstellingen (zoals de tijd en datum), navigatie-instellingen, media-afspeellijsten, foto's, video's, enz.

Opgelet 恢复出厂设置
  • Alle instellingen resetten is alleen toegankelijk voor de hoofdgebruiker en moet worden uitgevoerd terwijl de auto niet rijdt.

  • Tijdens het resetten worden het instrumentenpaneel en het middendisplay donker en knipperen ze. Rijd op dit moment niet met de auto omdat dit onverwachte gevolgen kan hebben.

  • Na de reset wordt de auto teruggezet in de inactieve status en moet hij opnieuw worden ingeschakeld voordat hij kan worden gebruikt.

  • Alle applicatiegegevens en systeeminstellingen worden teruggesteld na een reset. Alle afbeeldingen en video's die in deze auto zijn opgeslagen, worden verwijderd. Wij adviseren gebruikers vooraf een back-up te maken van alle benodigde bestanden. U kunt Foto's openen vanuit het applicatiecentrum op de middendisplay, de bestanden kiezen die u wilt bewaren en vervolgens tikken op Exporteren naar USB-station.

  • Alle instellingen resetten verwijdert niet de persoonlijke cloudgegevens van de gebruiker, zoals voorkeuren voor het rijden, vaak bezochte bestemmingen in Navigatie en muziekafspeellijsten.

NOMI Slimme assistent

De slimme spraakassistent van de auto, NOMI, is op het dashboard geplaatst. U en uw passagiers kunnen eenvoudig verschillende functies bedienen door te praten met NOMI, uw attente helper tijdens de reis.

Nadat uw in de auto bent gestapt, zal NOMI u hartelijk begroeten. Wanneer u NOMI nodig hebt, zegt u "Hallo NOMI" of drukt u op de spraakknop op de rechterkant van het stuurwiel. Nadat NOMI heeft gereageerd, zegt u gewoon wat u wilt zeggen (zie enkele voorbeelden hieronder). Wanneer het gesprek is beëindigd of aan het betreffende verzoek is voldaan, gaat NOMI automatisch over op stand-by. Als het nodig is, kunt u NOMI altijd weer wekken.

Vertel NOMI uw mening over de verschillende kenmerken van de auto door te zeggen "Ik wil feedback geven". NOMI neemt uw feedback tot 60 seconden op en stuurt het naar ons team met productexperts, samen met de noodzakelijke informatie, inclusief uw auto-ID, account-ID en een tijdstempel. De opname wordt na een vertraging verstuurd.

Hieronder vindt u enkele voorbeelden van NOMI-opdrachten, inclusief maar niet beperkt tot de vermelde functie:

Onderwerp

Voorbeelden van spraakopdrachten

Klimaat

"Klimaatregeling aan"

"Ventilator uitschakelen"

"Ontdooiingsfunctie aan"

Verlichting

"Sfeerverlichting naar groen veranderen"

"Leeslampen inschakelen"

"Alle verlichten uitschakelen"

Comfort

"Zijspiegels inklappen"

"Ik wil stoelverwarming"

"Open mijn ruit 10%"

"Alle ruiten sluiten"

"Huisdiermodus aan"

"Parkeercamera inschakelen"

Media

"Muziek afspelen"

"Favorieten afspelen"

"Speel 'Blinding lights' af op Tidal"

"Volgende nummer"

"Herhalen"

"Pauzeren"

"Radio afspelen"

"Volume verhogen"

Navigatie

"Navigatiegeluid dempen"

"Ga naar [adres]"

"Rijd mij naar een ziekenhuis"

"Zoek een koffieshop voor me"

"Sluit de navigatie af"

"Zoek een oplaadstation"

"Ik heb een Power Swap-station nodig"

"Navigatiegeluid dempen"

Telefoon

"Beantwoord de oproep"

"Weiger de oproep"

"Bel [contactnaam]"

"Bel terug"

Overige

"Systeemgeluid dempen"

"Jezelf dempen"

"Dempen annuleren"

"Bluetooth inschakelen"

"Neem een foto"

"Verhoog de helderheid van het middenscherm"

Waarschuwing Precautions for NOMI
  • Zorg ervoor dat NOMI en zijn voet niet in aanraking komen met vloeistoffen, zure of basische oplossingen, stof, vezels, magnetische substanties, of andere soortgelijke materialen.

  • Probeer niet zelf NOMI en zijn voet te demonteren of te repareren.

  • Oefen geen buitensporige kracht uit op NOMI en verdraai hem niet. Belemmer de beweging van NOMI niet met behulp van druk van buitenaf.

  • Probeer NOMI en zijn voet niet zelf te verwijderen.

  • Plaats geen veiligheidshelm of hoed op de NOMI-hardware om beschadiging te voorkomen. In het geval van een ongeval helpt dit om persoonlijk letsel te voorkomen.

Applicatie Slimme-actie

U kunt op het middendisplay bij de widgets op Slimme actie tikken om apps vrij te combineren voor aangepaste scenario's, of de Square-interface weergeven om te genieten van een gepersonaliseerde en geautomatiseerde intelligente ervaring met behulp van de aanbevolen Slimme-actiesjablonen.

Acties die aangepaste snelkoppelingen ondersteunen zijn onder andere: tijd, media, weer, cabinecomfort, rijden, opladen, portieren, ruiten, stoelen, verlichting, systeeminstellingen en toepassingen, en andere veelgebruikte instellingen. U kunt ook aangepast scenario's delen met vrienden.

Navigatie

U kunt uw navigatieroute selecteren op de navigatie-interface op de hoofdpagina van het middendisplay. Als u eerder een navigatieroute hebt gezonden vanuit uw NIO-app, wordt de geselecteerde navigatieroute automatisch weergegeven zodra het middendisplay wordt ingeschakeld.

Tik op GUM156290 om de navigatieopties in te stellen, zoals de routevoorkeuren, navigatiebegeleidingsstem en kaartweergavemodus.

Muziek en radio

U kunt op het middendisplay vanaf de hoofdinterface naar de interface voor media gaan om het programma voor het luisteren naar muziek te selecteren:

  • Selecteer "Tidal" om uw favoriete muziek te ontdekken en ernaar te luisteren. U kunt dit tevens gebruiken om een bibliotheek van uw favoriete songs of albums op te bouwen.

  • Selecteer "Sportify" om uw favoriete radioprogramma's te beluisteren en te verzamelen.

  • Steek een USB-stick in de USB-poort in uw auto om de muziek op de USB-stick af te spelen.

  • Nadat een mobiel apparaat aangesloten op de Bluetooth van uw auto, kunt u "Bluetooth-muziek" selecteren om de muziek vanaf het mobiele apparaat af te spelen.

U kunt op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Geluid tikken om het volume voor mediamuziek in te stellen. Selecteer "Geluidsmodus" om het geluidsveldeffect voor het passagierscompartiment in te stellen. Indien gewenst kan de functie dempen achterin worden ingeschakeld (bijvoorbeeld wanneer een kind op de achterste zitrij slaapt).

Dolby Atmos levert een nauwkeurig afgestemde, gebalanceerde audio-ervaring met een optimale configuratie voor het luisteren naar muziek in de interieuromgeving van de auto. Het resultaat is dat de auto een ideale, immersieve ruimte wordt om van muziek te genieten die gelaagde en rijker klinkt dan ooit tevoren. Dit product is geproduceerd onder licentie van Dolby Laboratories. Dolby, Dolby Atmos en het dubbele-D-symbool zijn gedeponeerde handelsmerken van Dolby Laboratories Licensing Corporation. Dit is een niet-gepubliceerd product. © 2012-2021 Dolby Laboratories, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Foto's en fotograferen

Fotograferen

NOMI kan op verzoek selfies van u maken in de auto. Op het middendisplay is de applicatie Foto's de plek waar video's en foto's worden opgeslagen. Om deze over te brengen, gebruikt u een USB-kabel.

Foto's

U kunt op het middendisplay in het applicatiecentrum toegang krijgen tot Foto's en alle foto's erin bekijken. U kunt de foto's selecteren die u wilt exporteren of verwijderen. Er zijn diverse categorieën foto's: Alle / Digitale videorecorder (DVR) / Slimme voogd / Snelle video-opname / Selfie / schermafbeelding, en meer.

Verbinden met een mobiel apparaat

U kunt uw auto verbinden met mobiele apparaten (zoals smartphones en tablets) via Bluetooth of draadloze hotspots. Na uw bevestiging kan het middendisplay de entertainmentfuncties (zoals telefooncontacten, muziek) in het mobiele apparaat synchroniseren, voor een betere infotainmentbeleving in de auto. Wanneer u hetzelfde mobiele apparaat de volgende keer met de auto verbindt, kan de synchronisatie met het middendisplay automatisch plaatsvinden zonder dat u dit opnieuw moet bevestigen.

Tik op het pictogram voor Bluetooth/Draadloze hotspot bovenaan het middendisplay om de Bluetooth-verbinding of draadloze hotspot te selecteren waarmee u verbinding wilt maken:
  1. Schakel de Bluetooth- of Wi-Fi-functie in op uw mobiele apparaat (smartphone of tablet).

  2. Schakel de Bluetooth-functie of de draadloze-hotspotfunctie in op het middendisplay.

  3. Selecteer het mobiele apparaat waarmee u verbinding wilt maken op de huidige interface van het middendisplay en koppel het handmatig met de auto om de verbinding tot stand te brengen.

U kunt ook snel verbinding maken met Bluetooth en Draadloze hotspot met één tik op de draadloos-oplaadplaat (alleen voor sommige modellen van mobiele telefoons).
  1. Schakel NFC en Bluetooth/Wi-Fi in op de telefoon.

  2. Leg uw telefoon op de draadloos-oplaadplaat in de middenconsole.

  3. Open op het middendisplay de interface Bluetooth of Hotspot en selecteer "NFC-functie op de mobiele telefoon voor een snelle verbinding met één tik".

    Opmerking 进行蓝牙或热点连接过程中请勿移开手机。

    Verwijder uw telefoon niet uit het Power Swap Station wanneer deze via Bluetooth of Hotspot met het voertuig is verbonden.

Tide-modus

Tide is een app voor uw fysieke en psychologische gezondheid die u helpt met slapen, mediteren, ontspannen en concentreren. Tide is geïnspireerd op reizen, de natuur en meditatie, en biedt talloze audiobronnen zoals geluiden uit de natuur en meditatie-oefeningen, zodat u even uit onze snelle wereld kunt ontsnappen naar een rustige plek waar u kunt mediteren en ontspannen, zodat u beter slaapt, met minder zorgen en stress, en meer concentratie en rust.

Tide heeft drie standen: Slapen, Meditatie en Ademen.

Stand Slapen

U en uw gezin kunnen rustig in slaap vallen met natuurgeluiden in de auto en door een zacht alarm worden gewekt dat u rustig in een prachtige wereld wakker laat worden.

U en gemachtigde gebruikers kunnen de widget gebruiken om de pagina voor Tide > Slapen te openen, waar u verschillende geluiden en alarmen voor het slapen kunt instellen en in het geheugen voor de specifieke account kunt opslaan.

  • Slapen op tijd: U kunt een bepaalde tijd voor het slapen instellen, zodat u op de ingestelde tijd wordt gewekt. Als het alarm gaat, kunt u kiezen of u wel of niet verder wilt slapen.

  • Slapen op lading: Als uw auto wordt opgeladen, kunt u een accuniveau binnen de laadlimiet instellen zodat het slapen duurt totdat dat ingestelde niveau wordt bereikt.

  • GUM182953 Er zijn meer instellingen, zoals volume en tijdsduur voor het afspelen van slaapverwekkende geluiden, geluiden en volume voor de wekker en een schakelaar voor het herstellen van de zitpositie na het slapen.

  • GUM182954 Slaapverwekkende geluiden instellen.

Als de auto in de stand Slapen wordt gezet, wordt de verlichting in de auto uitgeschakeld, worden de ruiten en portieren gesloten, wordt de klimaatregeling automatisch ingesteld op een aangename temperatuur voor het slapen en wordt de luchtzuiveringsfunctie automatisch ingeschakeld. Als u op een stoel voorin zit, wordt de stoel automatisch in de ontspanningsstand (eerder ingesteld) of de standaardstand gezet. NOMI schakelt de stand Niet storen in om een ontspannende sfeer te creëren. Na het slapen zet de auto alle instellingen terug naar de instellingen die waren ingesteld vóór het slapen.

Opgelet 小憩模式-无长滑轨
  • Voordat u de dutmodus opent, moet u ervoor zorgen dat het voertuig in de parkeerstand staat en niet in de oplaadmodus.

  • Sluit alle portieren en de kofferbakklep voordat u de dutmodus start.

  • Een storing in de klimaatregeling kan het comfort tijdens het slapen in gevaar brengen.

  • Houd rekening met de ruimte voor inzittenden op de achterbank als u om te slapen de voorstoel naar achteren klapt.

  • Als het voertuig niet wordt opgeladen, zorg er dan voor dat de resterende actieradius niet minder dan 60 km is. Het tijdalarm wordt automatisch geactiveerd wanneer de resterende actieradius minder dan 30 km is en het laadalarm wordt automatisch geactiveerd wanneer de oplaadstekker wordt losgekoppeld of er een storing is tijdens het laden, om u eraan te herinneren het batterijniveau te controleren.

  • Het voertuig verlaat onder bepaalde omstandigheden automatisch de dutmodus, bijvoorbeeld wanneer het voertuig niet in de parkeerstand staat, de batterij oververhit kan raken, een software-update aan de gang is, het voertuig in de oplaadmodus staat, het voertuig is vergrendeld om te slapen, de klimaatregeling defect is of er wordt gewisseld van account. In dit geval kunnen de stoelen niet automatisch worden teruggezet in de originele stand.

Stand Meditatie

De stand Meditatie biedt een totaalervaring die uw hersenen laten ontspannen, zodat u innerlijke rust en uw omgeving voelt, en u zich fysiek en mentaal minder vermoeid voelt.

U en gemachtigde gebruikers kunnen de widget gebruiken om de pagina voor Tide > Meditatie te openen, waar u verschillende geluiden en volumes voor uw meditatie kunt instellen en in het geheugen voor de specifieke account kunt opslaan.

Als de auto in de stand Meditatie wordt gezet, wordt de verlichting in de auto uitgeschakeld, worden de ruiten en portieren gesloten, wordt de klimaatregeling automatisch ingesteld op een aangename temperatuur voor de meditatie en wordt de luchtzuiveringsfunctie automatisch ingeschakeld. NOMI schakelt de stand Niet storen in om een totaal ontspannende en kalme sfeer te creëren. Na de meditatie zet de auto alle instellingen terug naar de instellingen die waren ingesteld vóór de meditatie.

Opgelet Meditation and Breathing
  • Verzeker u ervan dat de auto in de parkeerstand staat en niet in de Power Swap-modus.

  • Sluit alle portieren en de achterklep voordat u de modus oproept om de veiligheid te garanderen.

  • Als de auto niet wordt opgeladen, moet u ervoor zorgen dat het rijbereik van de auto niet minder dan 30 kilometer bedraagt.

  • De auto verlaat automatisch de huidige modus in bepaalde situaties, zoals wanneer de auto in een andere stand dan parkeren staat, het risico van een accubrand bestaat, software-updates beschikbaar zijn, de auto in de Power Swap-modus staat, de auto vergrendeld is en in de slaapstand staat, en de auto tussen accounts wisselt.

Stand Ademen

De stand Ademen helpt u om goed te leren ademen, om rustig te worden en stress te verminderen.

U en gemachtigde gebruikers kunnen de widget gebruiken om de pagina voor Tide > Ademen te openen, waar u verschillende ademhalingsscenario's en achtergrondgeluiden en -volumes kunt instellen en in het geheugen voor de specifieke account kunt opslaan.

Opgelet Meditation and Breathing
  • Verzeker u ervan dat de auto in de parkeerstand staat en niet in de Power Swap-modus.

  • Sluit alle portieren en de achterklep voordat u de modus oproept om de veiligheid te garanderen.

  • Als de auto niet wordt opgeladen, moet u ervoor zorgen dat het rijbereik van de auto niet minder dan 30 kilometer bedraagt.

  • De auto verlaat automatisch de huidige modus in bepaalde situaties, zoals wanneer de auto in een andere stand dan parkeren staat, het risico van een accubrand bestaat, software-updates beschikbaar zijn, de auto in de Power Swap-modus staat, de auto vergrendeld is en in de slaapstand staat, en de auto tussen accounts wisselt.

Basisbedieningen

De auto starten

De auto zal zich voorbereiden op het rijden wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  2. Sluit het bestuurdersportier of trap het rempedaal in.

De bestuurder kan de auto op vele manieren starten, zoals met de smart key, de NFC-kaart en de NFC-sleutel van de mobiele telefoon.

Als de NFC-sleutel van de mobiele telefoon of de NFC-kaart wordt gebruikt, plaatst u de mobiele telefoon waarop de NFC-sleutel staat of de NFC-kaart op de draadloos-oplaadplaat. Laat de mobiele telefoon ontgrendeld en plaats deze op de draadloos-oplaadplaat. Probeer vervolgens de auto te starten en een transmissiestand te selecteren.

Waarschuwing 请妥善管理好车辆智能钥匙/NFC卡片和手机App
  • Beheer de smart key, NFC-kaart en de NIO-app op uw telefoon zorgvuldig en laat personen zonder rijbewijs niet op de bestuurdersstoel plaatsnemen.

  • Wanneer de auto wordt gestart, kan een kleine vertraging optreden in de verlichting van het middendisplay of het instrumentenpaneel. Wacht tot het scherm een zelfcontrole heeft uitgevoerd voordat u schakelt, met de auto rijdt of andere bedieningen uitvoert om persoonlijk letsel of schade aan eigendommen te voorkomen.

Opgelet 使用NFC启动时,请确保手机或卡片钥匙处于无线充电面板处。

Als u NFC gebruikt om de auto te starten, zorgt u ervoor dat uw telefoon of kaartsleutel op de draadloos-oplaadplaat ligt.

Opgelet 使用NFC钥匙功能时,手机必须开机,且处于解锁状态。因苹果公司未向第三方开放NFC权限,故暂不支持IOS系统。
  • Wanneer u de NFC-sleutel wilt gebruiken, moet uw telefoon ingeschakeld en ontgrendeld zijn.

  • Helaas wordt het iOS-systeem momenteel niet ondersteund als gevolg van de beperkingen die Apple stelt aan de toegang van derden tot NFC-rechten.

Opmerking 当发生碰撞时,撞击力会通过加速踏板传递至小腿,对驾驶员造成伤害。
  • Bij een aanrijding wordt de impact via het gaspedaal doorgegeven aan de kuit, waardoor de bestuurder letsel oploopt. Om de veiligheid van de bestuurder te beschermen, heeft het gaspedaal een ingebouwde breuklijn om de kracht te begrenzen.

  • Wanneer een ongeval gebeurt en het gaspedaal wordt blootgesteld aan een grote, zijdelingse, externe kracht kan door het ontwerp van de groef het gaspedaal breken om het been van de bestuurder te beschermen.

Schakelen

Nadat het rempedaal is ingetrapt en de schakelhendel in de vooruitrijstand (D) of de achteruitrijstand (R) is gezet, geeft het digitaal instrumentenpaneeldisplay GUM166751 weer om aan te geven dat de auto klaar is voor vermogensuitvoer. Na het schakelen geeft het digitale instrumentenpaneel de actuele transmissiestand van de auto weer. Als het schakelen mislukt, vraagt het digitale instrumentenpaneel u om de huidige transmissiestand te controleren.

GUM227683
U kunt de P-R-D-schakelhendel gebruiken om het schakelen te bedienen, inclusief:
  • Vooruitrijstand (D): wordt gebruikt in de normale rijmodus.

  • Achteruitrijstand (R): kan alleen worden geselecteerd terwijl de auto geparkeerd staat.

  • Parkeerstand (P): voorkomt wegrollen terwijl de auto geparkeerd staat.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Geluid > Schakelgeluid om het geluidssignaal en de waarschuwingen in of uit te schakelen.

De auto kan onder specifieke omstandigheden in de neutraalstand (N) worden gezet, zoals wanneer de auto wordt geduwd of in een automatische wasstraat.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Neutraalstand (N) om de neutraalstand (N) in of uit te schakelen.

Opgelet 换挡后务必通过数字仪表确认挡位,如果数字仪表显示挡位和预期不一致,要重新确认挡位或重新换挡。

Controleer op het digitale instrumentenpaneel of de versnellingsbak in de juiste stand staat en schakel opnieuw als het digitale instrumentenpaneel een andere versnelling aangeeft dan de bedoeling is.

Opgelet 只有在停车状态且踩下制动踏板时,才能挂入驻车挡(P挡)。

De parkeerstand (P) kan alleen worden geselecteerd wanneer de auto stilstaat en het rempedaal is ingetrapt.

Waarschuwing 在离开车辆前或坡道上,请确保已挂入驻车挡(P挡)。如果没有任何挡位显示,则车辆可能会自行移动。

Zorgt u ervoor dat de auto in parkeerstand (P) staat voordat u uitstapt of de auto op een helling parkeert. Als de versnellingsstand niet op het display verschijnt, kan de auto mogelijk onbeheersbaar rijden

Elektrische parkeerrem

Wanneer de parkeerstand (P) wordt geselecteerd, wordt de parkeerrem automatisch geactiveerd en wordt op het digitaal instrumentenpaneeldisplay GUM166920 weergegeven om aan te geven dat de elektrische parkeerrem is ingeschakeld.

Als de auto vanaf de buitenkant wordt vergrendeld, wordt de voeding van de auto automatisch uitgeschakeld en worden het middendisplay en digitale instrumentenpaneel tegelijkertijd uitgeschakeld.

GUM227684

U kunt de auto op de volgende manieren in de parkeerstand (P) zetten:

  • Druk op de knop voor de parkeerstand (P) op de zijkant van de schakelhendel op de middenconsole.

  • Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > EPB om de parkeerstand te selecteren.

Wanneer het digitaal instrumentenpaneeldisplay GUM166922 weergeeft, betekent dit dat het remsysteem defect is. Rijd voorzichtig en neem contact op met het NIO Service Center voor onderhoud.

Functie-instellingen

Autohold

Autohold dient om de auto in stilstand te houden tijdens tijdelijk parkeren terwijl het rempedaal is losgelaten.

Wanneer u tijdens het rijden het rempedaal intrapt tot de auto tot stilstand komt, zal door het verder intrappen van het rempedaal de Autohold-functie worden ingeschakeld.

Op het digitale instrumentenpaneel wordt het pictogram GUM180273 weergegeven wanneer de Autohold-functie is ingeschakeld. Na inschakelen, kunt u het gaspedaal of het rempedaal intrappen om Autohold te uit te schakelen.

Opgelet 当车辆处于后退挡(R 挡)时,自动激活的驻车方式不生效。仍需使用深踩激活的方式驻车。

De hellingmodus wordt niet ingeschakeld wanneer het voertuig in de achteruit (R-versnelling) staat. U moet dan nog steeds activering door volledig indrukken gebruiken om te parkeren.

In een noodgeval kunt u ook het rempedaal helemaal intrappen om Autohold in te schakelen.

U kunt Autohold ook inschakelen wanneer u hellingopwaarts parkeert zodat het remsysteem voldoende remkracht zal leveren om de auto in stilstand te houden al naargelang de hellingshoek van de weg.

Opgelet 坡度不得超过20%。

Het hellingspercentage mag niet meer dan 20% bedragen.

Noodstop

In het geval het rempedaal defect raakt, kunt u de noodstop activeren door op de knop voor de parkeerstand (P) te drukken, waarna de auto onder normale omstandigheden met volle remkracht zal vertragen om tot stilstand te komen.

  • Houd de knop voor de parkeerstand (P) ingedrukt om de noodstop te activeren.

  • Laat de knop voor de parkeerstand (P) los of trap het gaspedaal in om de noodstop te deactiveren. Om de noodstop weer te activeren, met u opnieuw op de knop drukken.

Opgelet 只有遇到制动踏板失灵或卡滞等紧急情况,才需要激活应急制动功能。

De noodstopfunctie mag alleen worden geactiveerd in noodsituaties, zoals wanneer het rempedaal defect is of blijft hangen.

Waarschuwing 当行驶在弯道较大、路面不平或冬季结冰积雪道路时,激活应急制动功能可能会导致车辆甩尾或侧滑,请谨慎驾驶。

Wanneer u in een grote bocht, op een oneffen wegdek of in de winter op een weg met ijzel of sneeuw rijdt, kan het activeren van de noodstopfunctie ertoe leiden dat uw auto slipt of rond zijn as draait. Rijd voorzichtig.

Hellingwegrijhulp

De hellingwegrijhulp voorkomt dat uw auto achteruit rolt wanneer u hellingopwaarts wegrijdt.

Wanneer u uw voet verplaatst van het rempedaal naar het gaspedaal, wordt de druk op het rempedaal vastgehouden in het remsysteem gedurende maximaal 2 seconden. Dit tijdelijke remeffect verdwijnt na 2 seconden of zodra u versnelt.

Verbeterde head-up display

De verbeterde head-up display (HUD) kopieert en projecteert relevante informatie, zoals de rijsnelheid, navigatie, verkeersborden, cruisecontrol en autohold, op de binnenkant van de voorruit boven het digitale instrumentenpaneel.

Opgelet 在特定的角度下,阳光经前挡玻璃和HUD的折射和反射,会在前挡玻璃上形成小亮斑。随着光照角度、行驶方向和坡度等变化,小亮斑都会消失。如果长时间沿相同方向行驶,可以尝试调整HUD高度减缓小亮斑。

Onder bepaalde hoeken wordt het zonlicht gebroken en weerkaatst door de voorruit en HUD, waardoor kleine, heldere vlekken op de voorruit ontstaan. Deze heldere vlekken verdwijnen wanneer de hoek van het zonlicht, de rijrichting of het hellingspercentage veranderen.

Als u langere tijd in dezelfde richting rijdt, probeert u de hoogte van de HUD aan te passen om het optreden van deze kleine, heldere vlekken te verminderen.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik opDisplay > HUD om de functie in te schakelen en in te stellen.

  • HUD inschakelen

  • Warme-kleurenmodus

  • Actieve helderheidsinstelling

  • Hoogte

  • Hellingshoek

Zodra de hoogte is ingesteld, zal het systeem dit automatisch onthouden.

Kennisgeving optrekken voorligger

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Kennisgeving optrekken voorligger om deze functie in of uit te schakelen.

Als deze functie is ingeschakeld in de handmatige rijmodus en u niet volgt nadat de voorligger is gestart, wordt u hieraan herinnerd.

Waarschuwing 起步提醒功能仅供参考,无法替代您的目视检查。您必须时刻关注交通状况及道路环境,在适宜且安全的车速范围内驾驶,并且符合现行交通法律法规。

De startwaarschuwing voor voorliggers dient alleen als referentie en kan uw visuele waarneming niet vervangen. U moet altijd letten op de verkeers- en wegomstandigheden en conform de toepasselijke verkeerswetten en -voorschriften met een passende en veilige snelheid rijden.

Kennisgeving groen stoplicht

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp/Slim rijden > Kennisgeving groen stoplicht om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld en de bestuurder niet in de rijhulpfunctie rijdt en bij de stopstreep wacht tot het stoplicht op groen springt, geeft het instrumentenpaneel de kleur van het stoplicht weer tezamen met een afteltimer.

Opgelet 绿灯起步提醒功能
  • De kennisgevingsfunctie bij groen licht is standaard uitgeschakeld.

  • De huidige versie van de functie kan alleen ronde verkeerslichten herkennen. Als u linksaf of rechtsaf wilt slaan of wilt omkeren, let u goed op de betreffende verkeerslichten.

  • Raadpleeg de daadwerkelijk brandende verkeerslichten omdat de afteltimer mogelijk niet helemaal nauwkeurig is.

Waarschuwing 绿灯起步提醒功能无法替代您的目视观察

De kennisgevingsfunctie bij groen licht is geen vervanging van uw visuele waarneming. U moet u altijd bewust zijn van de verkeersomstandigheden en de wegomgeving, u houden aan de geldende verkeerswetten en -regels, en met een redelijke en veilige snelheid rijden.

Dodehoekbeeld weergeven

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Dodehoekbeeld weergeven om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld en u de linker- of rechterrichtingaanwijzer inschakelt, worden de beelden van de surroundweergavecamera's aan beide zijkanten van de auto weergegeven op het middendisplay. Deze beelden geven de dode hoeken aan de zijkant van de auto weer en geven in de nodige veiligheidswaarschuwingen, waardoor potentiële veiligheidsrisico's tijdens het rijden worden verkleind. Het beeldvenster wordt gesloten wanneer de richtingaanwijzer wordt uitgeschakeld of wanneer u op de knop Sluiten in de linkerbovenhoek van het middendisplay tikt.

Kruispuntbeeld weergeven

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Kruispuntbeeld weergeven om deze functie in of uit te schakelen.

Als deze functie is ingeschakeld en u de auto stopt voor een voetgangersoversteekplaats op een kruispunt, wordt het beeld van de camera aan de voorkant weergegeven op het middendisplay om u te helpen de dode hoeken te overzien en zo de veiligheidsrisico's tijdens het rijden te verminderen. Het beeldvenster wordt gesloten wanneer de auto harder rijdt dan 5 km/u, wegrijdt van de voetgangersoversteekplaats of wanneer u op de knop Sluiten in de linkerbovenhoek van het middendisplay tikt.

Rijmodus

De auto heeft vijf basisrijmodi: Sport+, Sport, Comfort, Eco en Aangepast. U kunt door middel van deze modi de instellingen voor acceleratie, regeneratief remmen, stijfheid van de ophanging, stuurkracht en airco veranderen.

  • Sport+: Onder normale omstandigheden biedt deze modus het meeste vermogen met een gevoelige pedaalrespons.

  • Sport: Deze modus is geschikt voor dagelijks rijden met een matige pedaalrespons en voldoende vermogen.

  • Comfort: Deze modus is ideaal voor dagelijkse ritten met een geleidelijke acceleratierespons en soepele acceleratie.

  • ECO: Onder normale omstandigheden wordt de auto aangedreven door één enkele motor en reageert het gaspedaal matig. In situaties, zoals plotseling accelereren of slippen, grijpen beide motoren normaal in.

  • Aangepast: U kunt de rijmodus aanpassen aan uw voorkeuren door de acceleratie, stuurkracht, stijfheid van de ophanging, airco en andere parameters aan te passen.

De verschillende rijmodi komen overeen met verschillende rijeigenschappen, -ervaringen en -sensaties. U kunt op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Rijden en parkeren > Rijmodus tikken om te selecteren.

Sport+ Sport Comfort ECO Aangepast
Acceleratie 4,1 s 5,9 s 7,9 s 9,9 s 4,1 s, 5,9 s, 7,9 s, 9,9 s, 12,9 s
Regeneratief remmen Laag Laag Laag Standaard Standaard, Laag, Minimaal
Rijhoogte Laag Laag Standaard Standaard Standaard, Laag
Stijfheid van de ophanging Sport Standaard Comfort Comfort Sport, Standaard, Comfort
Stuurkracht Normaal Standaard Comfort Comfort Stevig, Standaard, Comfort
Airco Standaard Standaard Standaard ECO Standaard, ECO

In de rijmodus ECO geeft het systeem prioriteit aan energie-efficiëntie. In dit geval werkt de airco minder in vergelijking met de andere modi. Pas de temperatuur zo nodig handmatig aan.

Scenariohulp

Sneeuwmodus

Ondergronden met lage tractie, zoals besneeuwde wegen, ijzige of gemengde ondergronden, nat en glad asfalt en nat en glad gras, zijn allemaal geschikt voor de Sneeuwmodus.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Sneeuwmodus om deze functie in of uit te schakelen.

Als deze modus is ingeschakeld, blijft de auto de vierwielaandrijving gebruiken, waarbij het vermogen in gelijke mate wordt verdeeld tussen de voor- en achterwielen. Het gaspedaal reageert relatief voorzichtig om soepel wegrijden te garanderen en slippen op gladde ondergronden, zoals ijs, te voorkomen zodat u veilig over nat terrein kunt rijden.

Opgelet 雪地模式会提升车辆的行驶安全性,但请依旧谨慎驾驶,缓踩加速和制动踏板,控制车速。并注意车辆周围环境是否有异物,以免损伤车辆。

De Sneeuwmodus van de auto kan de rijveiligheid verhogen. Echter, rijd desondanks voorzichtig en trap het gaspedaal en rempedaal langzaam in om de rijsnelheid te beheersen. Let goed op of er vreemde voorwerpen in de omgeving van de auto zijn om te voorkomen dat de auto beschadigd raakt.

Watermodus

De Watermodus is geschikt voor glad, hard asfalt of omstandigheden met verzadigd, glad zand en modder, maar ook voor ondergelopen wegen.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Watermodus om deze functie in of uit te schakelen.

De Watermodus verbetert de soepelheid en stabiliteit van de auto tijdens accelereren, remmen en bochten rijden. De auto blijft de vierwielaandrijving gebruiken, waarbij het vermogen gelijkmatig over de voor- en achterwielen wordt verdeeld. Het regeneratief remmen blijft minimaal.

Opgelet 湿地模式会提升车辆的行驶安全性,但请依旧谨慎驾驶,缓踩加速和制动踏板,控制车速。并注意车辆周围环境是否有异物,以免损伤车辆。
  • De Moddermodus van de auto kan de rijveiligheid verhogen. Echter, rijd desondanks voorzichtig en trap het gaspedaal en rempedaal langzaam in om de rijsnelheid te beheersen. Let goed op of er vreemde voorwerpen in de omgeving van de auto zijn om te voorkomen dat de auto beschadigd raakt.

  • Rijd niet met de auto op modderige of drassige wegen om te voorkomen dat u vast komt te zitten of strandt.

Zandmodus

De Zandmodus is geschikt voor verzadigde, harde wegdekken, wegdekken bestaande uit zandgrond, en woestijnen.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Zandmodus om deze functie in of uit te schakelen.

De Zandmodus maakt het wegrijden en remmen soepeler en staat enig zijwaarts slippen toe terwijl vastzitten wordt voorkomen en vooruitrijden mogelijk blijft. De auto blijft vierwielaandrijving gebruiken met meer vermogen naar de achteras, een agressievere vermogensafgifte, en een voertuigstabiliteitsregelsysteem met extreem weinig regeneratief remmen.

Opgelet 沙地模式会提升车辆的行驶安全性,但请依旧谨慎驾驶,并注意车辆周围环境是否有异物,以免损伤车辆。
  • De Zandmodus van de auto kan de rijveiligheid verhogen. Echter, rijd desondanks voorzichtig en let goed op of er vreemde voorwerpen in de omgeving van de auto zijn om te voorkomen dat de auto beschadigd raakt.

  • Rijd niet met de auto op zachte woestijnbodem en zandstranden om te voorkomen dat u vast komt te zitten.

Wasmodus

Het activeren van de Wasmodus kan de kans op beschadiging van de auto-onderdelen door verkeerde bediening tijdens het wassen van de auto verkleinen.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Wasmodus om deze functie in of uit te schakelen.

Zodra de Wasmodus is ingeschakeld, worden de ruiten, de zijspiegels, het glazen dak* en de spoiler* gesloten of ingeklapt. Functies zoals de schopsensor van de achterklep, de automatische ruitenwissersensor, het naar buiten bewegen van de verzonken portierhendels, het naar binnen bewegen van de portierhendels, en op de laadpoort drukken om deze te openen*, worden uitgeschakeld. Bovendien worden de Vergrendelen bij verlaten, Ontgrendelen bij naderen en Automatisch ontwasemen uitgeschakeld, terwijl de airco overschakelt op recirculatie.

Functies gemarkeerd met een "*" verschillen per model. Raadpleeg de daadwerkelijke auto.

Bovenstaande instellingen kunnen ook handmatig worden gewijzigd tijdens het wasproces. De functies worden hersteld zodra u de Wasmodus verlaat. Bovendien kunt u op deze interface snel de zijspiegels verstellen en de Schoon-schermmodus in- en uitschakelen.

De Wasmodus wordt uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 15 km/u.

Opgelet 强烈建议您开启洗车模式

Voordat u de auto wast, adviseren wij u met klem om op het middendisplay de wasmodus in te schakelen, de portieren en ruiten snel te sluiten met één aanraking, en de detectiefunctie uit te schakelen om onnodige verliezen te voorkomen.

Opgelet 车辆进行自动洗车前,请在中控屏应用程序中心,点击。

Voordat u uw auto in een automatische wasstraat wast, zet u hem in de neutraalstand (N). Ga naar de interface Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden en Parkeren>NEUTRAAL (N).

Aanhangwagenmodus

De Aanhangwagenmodus detecteert automatisch dat een aanhanger is aangekoppeld en past de instellingen aan, zoals de rijhoogte, de hoek van de zijspiegel, de rijhulpfuncties en de veiligheidsfuncties, in overeenstemming met het scenario voor het trekken van een aanhanger.

Schakel voor het trekken van een aanhanger naar de parkeerstand (P), ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Trekhaak om de trekhaak uit te klappen.

Wanneer een aanhanger wordt getrokken, moet de Aanhangwagenmodus altijd actief zijn. Wanneer u de kabelboom van de aanhanger aansluit, schakelt de auto de Aanhangwagenmodus in nadat u hebt bevestigd. De Aanhangwagenmodus wordt uitgeschakeld zodra de kabelboom van de aanhanger wordt losgekoppeld.

Om de Aanhangwagenmodus in of uit te schakelen, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Aanhangwagenmodus. Een van de volgende indicatoren wordt op dat moment op het instrumentenpaneel weergegeven:

Pictogram Beschrijving
GUM221925 De auto heeft gedetecteerd dat de verlichting van de aanhanger is aangesloten, maar dat de aanhangwagenmodus is niet ingeschakeld. Mogelijk is er al een accessoire op de auto aangesloten.
GUM193909 De auto heeft een storing in een elektrische aansluiting van de verlichting van de aanhanger gedetecteerd. Een deel van of alle verlichting van de aanhanger kan defect zijn. Voor uw veiligheid moet u zo snel mogelijk stoppen en de bedrading of aansluiting van de verlichting van de aanhanger op storingen controleren. Als het probleem is opgelost, maar het rode pictogram nog steeds wordt weergegeven, moet u de Aanhangwagenmodus uitschakelen en daarna weer inschakelen.
Waarschuwing 拖车前,务必检查拖车模式是否已启用。
  • Controleer voordat u een aanhanger gaat trekken altijd of de aanhangwagenmodus is ingeschakeld.

  • In geen geval mag de aanhangwagenmodus worden afgesloten tijdens het trekken van een aanhanger. Dit kan leiden tot ernstig of fataal letsel.

  • Gebruik niet de instelling voor de luchtvering op het middendisplay om de hoogte van de trekhaak af te stemmen op de hoogte van de aanhanger.

Opmerking 启用拖车模式时,某些 PILOT 功能(转向、召唤、车道辅助等)以及脚踢传感器、便利进出、超声波传感器功能可能不可用。
  • Wanneer de aanhangwagenmodus is ingeschakeld, zijn sommige rijhulpfuncties (stuurhulp, rijstrookassistent, enz.) en de schopsensor, eenvoudig instappen en uitstappen en ultrasoonsensor mogelijk niet beschikbaar.

  • Koppel de aanhanger aan terwijl de rijhoogte is ingesteld op de normale stand. Als de aanhangwagenmodus wordt ingeschakeld terwijl de rijhoogte in een andere dan de normale stand staat, wordt de rijhoogte automatisch veranderd naar de normale stand.

  • Bij het monteren van de trekhaak kan het achterste sleepoog niet worden gebruikt.

Easy Pass

U kunt Easy Pass inschakelen door op de middenconsole op de fysieke knoppen voor de rijmodus te drukken. De rijhoogte van de auto wordt op dat moment naar het hoogste niveau gebracht.

Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld onder de volgende omstandigheden:

  • De rijsnelheid is hoger dan 30 km/u.

  • De rijmodus verandert.

U kunt ook de rijhoogte handmatig aanpassen door op het middendisplay naar de interface Instellingen te gaan en te tikken op Rijden en parkeren > Rijhoogte om beter om te gaan met complexe omstandigheden, zoals kuilen, wegbermen, diepe sneeuw, enz.

GUM227685

4D Intelligente carrosserieregeling

Deze functie is standaard ingeschakeld. Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Active regeling ophanging om Auto Easy Pass of Slim ophanging uit te schakelen.

  • Auto Easy Pass: als deze functie is ingeschakeld, kan het systeem de geografische locatie onthouden waar u de Easy Pass handmatig hebt ingeschakeld. Wanneer u deze locatie opnieuw passeert met een snelheid lager dan 30 km/u, past de auto de ophanging automatisch aan naar de hoogte die eerder werd ingesteld voor Easy Pass.

  • Slimme ophanging: wanneer deze functie is ingeschakeld, gebruikt de auto verzamelde informatie over de toestand van de weg om de carrosserie van de auto proactief te regelen op basis van de toestand van de weg voor u.

ECO+-modus

Het energieverbruik van de auto kan worden verlaagd om een groter bereik te krijgen door functies uit te schakelen die niet noodzakelijk zijn voor het rijden terwijl tegemoet wordt gekomen aan de minimale behoeften voor rijden.

In de ECO+-modus is de topsnelheid van de auto beperkt, zijn de rijhulpfuncties en andere functies tijdelijk niet toegankelijk, en zijn ook comfortfuncties, zoals de airconditioning en sfeerverlichting, beperkt.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > ECO+-modus om deze functie in of uit te schakelen. Als u deze modus uitschakelt, keert de auto terug naar de vorige gewone rijmodus.

U kunt ook overschakelen naar de gewone rijmodus door op de fysieke knop van rijmodus te drukken.

Huisdiermodus

Wanneer de auto in de parkeerstand (P) staat, gaat u onderaan het middendisplay naar Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Huisdiermodus om deze in of uit te schakelen.

Wanneer de Huisdiermodus ingeschakeld is en u de auto vergrendelt, schakelt de airco over op de automatische stand (de temperatuur in uw auto is standaard 22 °C en kan handmatig worden ingesteld). Op het middendisplay worden de interieurtemperatuur de meldingen weergegeven, worden de helderheid van het instrumentenpaneel en het HUD-display ingesteld op het minimum, en wordt de helderheid van het middendisplay ingesteld op 50%. Op dat moment wordt de spraakwekfunctie van NOMI uitgeschakeld, is de knop voor ruitbediening niet beschikbaar en worden de kindersloten geactiveerd voor de achterportieren en zijruiten achter.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, kunt u ook de huidige voertuigstatus op afstand bekijken of de functie uitschakelen via de NIO-app.

De Huisdiermodus is standaard uitgeschakeld voor elke reis, en eenmaal ingeschakeld kan deze de vorige functionele instellingen behouden, zelfs als van account wordt gewisseld.

Opgelet 宠物模式
  • De huisdiermodus dient allen te worden ingeschakeld voor het tijdelijk plaatsen van huisdieren. Laat kinderen niet alleen achter in uw auto.

  • Het is niet mogelijk om de huisdiermodus tegelijkertijd te activeren met de stroombehoudende modus of de kampeermodus.

  • Nadat de Huisdiermodus is geactiveerd, zijn de Guardian modus en de realtime surroundweergave tijdelijk niet beschikbaar. Deze kunnen weer worden ingeschakeld nadat de Huisdiermodus is verlaten en de auto is vergrendeld.

  • Nadat de huisdiermodus is ingeschakeld, kunnen voor de auto geen systeemupdate en schakelbedieningen worden uitgevoerd.

  • De huisdiermodus kan alleen worden ingeschakeld terwijl de auto in de parkeerstand (P) staat en alle vier portieren gesloten zijn. Als de auto in de neutraalstand (N) staat, kan de huisdiermodus niet worden ingeschakeld.

  • Nadat de huisdiermodus is ingeschakeld, ontvangt u elke twee uur in uw NIO-app een melding dat uw huisdieren in uw auto zitten. Als het huidige resterende rijbereik van uw auto minder is dan 60 kilometer en hij niet wordt opgeladen, wordt een bericht weergegeven. Als het huidige resterende rijbereik van uw auto minder is dan 10 kilometer, wordt de huisdiermodus automatisch verlaten en worden de ruiten automatisch geopend om de kiermodus in te schakelen en uw huisdieren te beschermen.

  • Als het hoogspanningssysteem of het aircosysteem van uw auto abnormaal is, wordt de huisdiermodus automatisch verlaten en worden de ruiten geopend om de kiermodus in te schakelen en uw huisdieren te beschermen.

Stroombehoudende modus

Ga onderaan het middendisplay naar Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Stroombehoudende modus om de functie in te schakelen. Wanneer u de auto tijdelijk wilt verlaten (bijvoorbeeld om koffie te halen of te ontbijten), kunt u door de Stroombehoudende modus in te schakelen de huidige comfortabele omgeving binnenin de auto behouden.

U kunt de duur van de Stroombehoudende modus instellen en nadat de ingestelde tijd is verstreken, zal de auto deze modus automatisch verlaten.

Wanneer de Stroombehoudende modus is ingeschakeld en u de auto vergrendelt, blijven de huidige instellingen van de verlichting, airco, stoelen, voorruitenwissers en andere functies behouden. Het kan ook de status voordat u uit de auto stapte opslaan en deze automatisch herstellen zodra de modus is verlaten.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, kunt u ook de huidige voertuigstatus op afstand bekijken of de functie uitschakelen via de NIO-app.

De Stroombehoudende modus is standaard uitgeschakeld voor elke reis, en eenmaal ingeschakeld kan deze de vorige functionele instellingen behouden, zelfs als van account wordt gewisseld.

Opgelet 离车不下电模式
  • De stroombehoudende modus is alleen ontworpen om een comfortabel klimaat in het interieur te handhaven tijdens tijdelijk verlaten van de auto. Laat kinderen en huisdieren niet alleen achter in de auto.

  • Het is niet mogelijk om de stroombehoudende modus gelijktijdig in te schakelen met de huisdiermodus of de kampeermodus.

  • Nadat de stroombehoudende modus is geactiveerd, zijn de slimme Guardian en de realtime surroundweergave tijdelijk niet beschikbaar. Deze kunnen weer worden ingeschakeld nadat de stroombehoudende modus is verlaten en de auto is vergrendeld.

  • De stroombehoudende modus kan alleen worden ingeschakeld wanneer de auto in de P-stand staat. Als de auto in de N-stand staat, kan de stroombehoudende modus niet worden ingeschakeld.

  • Nadat de stroombehoudende modus is ingeschakeld, kunnen voor de auto geen systeemupdate en schakelbedieningen worden uitgevoerd.

  • Als het huidige resterende rijbereik van uw auto minder is dan 60 kilometer en hij niet wordt opgeladen, wordt een bericht weergegeven. Als het huidige resterende rijbereik van uw auto minder is dan 10 kilometer, wordt de stroombehoudende modus automatisch verlaten.

  • Als het hoogspanningssysteem of het klimaatregelingssysteem van uw auto abnormaal is, wordt de stroombehoudende modus automatisch verlaten.

Stand Kamperen

Wanneer de auto in de parkeerstand (P) staat, gaat u onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Rijden en parkeren > Modus Pet om deze in of uit te schakelen.

De Kampeermodus is standaard uitgeschakeld voor elke reis. Als de Kampeermodus is ingeschakeld, wordt de airco ingeschakeld en worden de temperaturen op de voorste- en achterste zitrij standaard ingesteld op 25 °C, wordt de luchtcirculatie ingeschakeld en wordt de luchtzuivering ingesteld op de stand Stil. Alle schermen in de auto worden uitgeschakeld overeenkomstig de vooraf ingestelde vertraging en NOMI schakelt over naar de stand Niet storen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, kunt u ook de huidige voertuigstatus op afstand bekijken of de functie uitschakelen via de NIO-app.

Opgelet 露营模式
  • Het is niet mogelijk om de kampeermodus gelijktijdig in te schakelen met de huisdiermodus of de stroombehoudende modus.

  • De kampeermodus kan alleen worden ingeschakeld wanneer de auto in de parkeerstand (P) staat. Als de auto in de neutraalstand (N) staat, kan de kampeermodus niet worden ingeschakeld.

  • Wanneer de kampeermodus is ingeschakeld, wordt de schopsensor van de achterklep automatisch uitgeschakeld.

  • Wanneer de kampeermodus is ingeschakeld en de auto is vergrendeld, en iemand een portier van binnenuit opent en de auto verlaat, zal op het middendisplay de waarschuwing worden weergegeven dat de auto is ontgrendeld.

  • Nadat de kampeermodus is ingeschakeld, zijn de Guardian modus en de realtime surroundweergave tijdelijk niet beschikbaar. Deze kunnen weer worden ingeschakeld nadat de kampeermodus is verlaten en de auto is vergrendeld.

  • Nadat de kampeermodus is ingeschakeld, kunnen voor de auto geen systeemupdate en schakelbedieningen worden uitgevoerd, en worden de functies van ontgrendelen bij naderen en vergrendelen bij verlaten tijdelijk uitgeschakeld. Deze worden hervat nadat de kampeermodus is verlaten.

  • Als het huidige resterende rijbereik van uw auto minder is dan 60 kilometer en hij niet wordt opgeladen, wordt een bericht weergegeven. Als het huidige resterende rijbereik van uw auto minder is dan 10 kilometer, wordt de kampeermodus automatisch verlaten en worden de ruiten automatisch geopend om de kiermodus in te schakelen.

  • Als het hoogspanningssysteem of het aircosysteem van uw auto abnormaal is, wordt de kampeermodus automatisch verlaten en worden de ruiten geopend om de kiermodus in te schakelen.

Digitale videorecorder

De functie Digitale videorecorder omvat Doorlopend opnemen, Video-opname van een noodgeval en Snel opnemen.

GUM227686
Opgelet 停车下电后,行车记录仪不再工作。

De DVR werkt niet meer als de auto is uitgeschakeld.

Lusopname

De opnamehoek van een digitale videorecorder heeft naast de hoofdkijkhoek tevens de voor-, achter-, linker-, rechter- en surroundweergavehoeken die gelijktijdige opnamen en real-time voorbeeldweergave ondersteunen.

  • Hoofdkijkhoek: neemt alleen de hoofdkijkhoek van de camera op die een maximale resolutie van 3840x1696 pixels ondersteunt en een framerate van 30 frames per seconde heeft.

  • Multi-kijkhoeken: neemt alle kijkhoeken van de camera op met vier surroundweergavecamera's die een maximale resolutie van 1280×1000 pixels ondersteunen en een framerate van 30 frames per seconde hebben.

De langste ononderbroken doorlopende opnameduur voor de hoofdkijkhoek van de digitale videorecorder is ongeveer 10 uur, en voor de multi-kijkhoeken is dat 5,7 uur. Wanneer de betreffende tijdsduur wordt overschreden, wordt het originele videobestand overschreven.

De inhoud van de lusopname wordt opgeslagen in de map Album > DVR > Lusopname. Als u specifieke videobestanden moet opslaan, gebruikt u een USB-stick of ander opslagapparaat.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Veiligheid > DVR om deze functie in of uit te schakelen.

  • Wanneer de functie is ingeschakeld, geeft het middendisplay GUM231542 weer

  • Wanneer de functie is uitgeschakeld, geeft het middendisplay GUM231543 weer

Als de functie DVR is ingeschakeld, wordt de camera ingeschakeld en blijft deze doorlopende video-opnamen maken tot de video-opname wordt beëindigd.

De digitale videorecorder ondersteunt de functie watermerken, die standaard is uitgeschakeld en handmatig moeten worden ingeschakeld.

Ga op de interface Instellingen van de DVR naar Rijgegevens-watermerken om deze functie in of uit te schakelen. Nadat deze functie is ingeschakeld, worden sommige rijgegevens als watermerk toegevoegd aan de video.

Video-opname van een noodgeval

De functie Video-opname van een noodgeval kan videobeelden opnemen en opslaan in het geheugen van de auto. Als de autonome noodstop wordt geactiveerd of de airbag wordt opgeblazen, zal de DVR automatisch video's van de noodgevallen opnemen en opslaan.

De video's van de noodgevallen bevatten video's die zijn opgenomen van 30 seconden voordat de noodsituatie zich voordeed tot en met 60 seconden nadat de noodsituatie zich heeft voorgedaan. De contents van de video van de noodgevallen wordt opgeslagen in de map Album > DVR > Noodgevallen. Als u specifieke videobestanden moet opslaan, gebruikt u een USB-stick of ander opslagapparaat.

Snel opnemen

U kunt de functie Snel opnemen gebruiken om de lopende gebeurtenissen snel op te nemen en op te slaan.

Veeg op het middendisplay in de hoofdinterface naar rechts om naar de interface Snelle toegang te gaan en tik op Snel opnemen om de opname te starten, terwijl het middendisplay GUM231545 toont.

Snel opnemen slaat clips op vanaf 30 seconden voorafgaande aan activering tot 60 seconden erna. De opnames worden opgeslagen in de map Album > Meer > Snel opnemen. Als u specifieke videobestanden moet opslaan, gebruikt u een USB-stick of ander opslagapparaat.

Opgelet 紧急视频的存储空间不会被循环覆盖,存储空间存满后需要进行手动清理,否则将影响视频录制功能。

Het opslagruimte voor noodvideo's zal niet kritiek overschreven worden en wanneer de opslagruimte vol is, moet deze handmatig worden opgeschoond. Anders is dit van invloed op de video-opnamefunctie.

Geluidssignaal van de voetgangerswaarschuwing

Als uw auto met lage snelheid rijdt (typisch lager dan 30 km/u), brengt het een geluid voort om andere weggebruikers in de omgeving te waarschuwen, zoals voetgangers en andere voertuigen.

GUM227687

Veiligheidsgordels

Gordelinstructies

Alle zitplaatsen zijn met veiligheidsgordels uitgerust.

De veiligheidsgordel is een van de belangrijkste manieren om de passagiers te beschermen bij een ongeval. Het gebruik van veiligheidsgordels in combinatie met airbags kan de kans op ernstig letsel bij een aanrijding verkleinen.

Er zijn gordelvoorspanners voor de stoelen op zowel de voorste als de tweede zitrij. Deze gordelvoorspanner biedt een bepaalde voorspanningskracht voor de veiligheidsgordel bij een ernstig ongeval. Ze trekken een deel van de veiligheidsgordel snel in om de passagiers goed te beschermen. Tegelijkertijd voorkomen ze dat de veiligheidsgordel te veel kracht uitoefent en de inzittenden gewond raken.

Waarschuwing 不系安全带或未正确佩戴安全带可能带来严重的人员伤亡,请务必正确佩戴安全带。
  • Wanneer de veiligheidsgordel niet- of niet correct is vastgemaakt, kan dat leiden tot ernstig of fataal letsel. Maak uw veiligheidsgordel altijd correct vast.

  • Maak uw veiligheidsgordel niet los terwijl de auto rijdt. Anders kan ernstig letsel optreden in geval van een ongeval.

  • Houd de veiligheidsgordel schoon en voorkom dat vreemde voorwerpen in de gordelsluiting terecht komen. Anders kan de veiligheidsgordel niet betrouwbaar worden vastgegespt.

  • Controleer vóór gebruik de veiligheidsgordel en het bevestigingsmechanisme ervan zorgvuldig op beschadigingen en de algemene staat. In geval van enige schade, dient de veiligheidsgordel onmiddellijk vervangen te worden en mag u deze niet meer gebruiken.

  • Repareer een beschadigde veiligheidsgordel niet zelf. Onder geen beding mag u een veiligheidsgordel zelf demonteren of monteren.

  • Deel niet één veiligheidsgordel met een andere persoon (zoals met een kind op schoot). Hierdoor kunnen passagiers letsel oplopen in geval van een ongeval.

  • Een veiligheidsgordel die opgerekt en vervormd is als gevolg van een ongeval heeft zijn beschermende werking verloren. Zelfs als het oppervlak ervan niet beschadigd is, moet deze onmiddellijk worden vervangen.

  • Als de gordelspanner eenmaal tijdens een ongeval is geactiveerd, moet deze onmiddellijk worden vervangen. Na bepaalde ongevallen, zelfs als de gordelspanner niet in werking is getreden, wordt aanbevolen om toch naar een NIO Service Center te gaan om hem te laten inspecteren en zo nodig te vervangen.

  • Kantel de rugleuning niet te ver achterover. Anders wordt de beschermende werking van de veiligheidsgordel ernstig beperkt.

Waarschuwing voor de veiligheidsgordel

Waarschuwing voor de veiligheidsgordel voor:
  • Wanneer de bestuurder op de bestuurdersstoel zit (met het portier gesloten of het rempedaal ingetrapt) of rijdt, gaat het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel GUM168551 op het digitale instrumentenpaneel branden wanneer de voorpassagier de veiligheidsgordel niet heeft bevestigd, om hen erop te attenderen de veiligheidsgordel te bevestigen.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 22 km/u en de veiligheidsgordel van de voorpassagier nog steeds niet is bevestigd, gaat het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel knipperen en klinkt het waarschuwingsgeluid. Nadat de veiligheidsgordel is bevestigd, stoppen het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel en het waarschuwingsgeluid.

  • Als de veiligheidsgordel van de voorpassagier niet wordt bevestigd, blijft het waarschuwingslampje continu branden en stopt het waarschuwingsgeluid na 95 seconden. Nadat het waarschuwingsgeluid is gestopt en de rijsnelheid na lager te zijn geworden vervolgens weer hoger wordt dan 22 km/u, klinkt het waarschuwingsgeluid weer.

Waarschuwing voor de veiligheidsgordel achter:
  • Wanneer de bestuurder op de bestuurdersstoel zit (met het bestuurdersportier gesloten of het rempedaal ingetrapt) of rijdt, en een achterpassagier zijn/haar veiligheidsgordel niet heeft bevestigd, gaat op het digitale instrumentenpaneel het bijbehorende waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel GUM168551 branden om de hem/haar eraan te herinneren zijn/haar veiligheidsgordel onmiddellijk te bevestigen.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 22 km/u en een van de achterpassagiers zijn/haar veiligheidsgordel afdoet, activeert het digitale instrumentenpaneel een waarschuwingslampje en een waarschuwingsgeluid. Het waarschuwingslampje en het waarschuwingsgeluid.gaan uit zodra alle passagiers hun veiligheidsgordel hebben bevestigd.

  • Als de veiligheidsgordel van de achterpassagier niet wordt bevestigd, blijft het waarschuwingslampje continu branden en stopt het waarschuwingsgeluid na 33 seconden. Nadat het waarschuwingsgeluid is gestopt en de rijsnelheid na lager te zijn geworden vervolgens weer hoger wordt dan 22 km/u, klinkt het waarschuwingsgeluid weer.

Waarschuwing 若安全带未系报警功能异常,请勿使用相关座椅,并请立即联系服务中心检查安全带功能。

Als de waarschuwing voor niet-bevestigde veiligheidsgordel niet goed werkt, mag u de betreffende stoel niet gebruiken en neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center voor een inspectie.

Dragen van de veiligheidsgordels

Gebruik de veiligheidsgordels correct als volgt:
GUM227689
  1. Trek de veiligheidsgordel bij de gordeltong gelijkmatig over uw lichaam. Zorg ervoor dat de schouderriem over de schouder loopt, terwijl de heupgordel over het bekken wordt geplaatst. Plaats de veiligheidsgordel nooit over de hals of de buik. Steek de gordeltong in de gesp, tot u een klik hoort die aangeeft dat de gordel vastzit.

    GUM228633
  2. Druk op de knop en schuif de gordel omhoog of omlaag om de hoogte correct aan te passen. Laat de knop los zodra de hoogte van de gordel correct is afgesteld. Om te controleren of de gordel goed vastzit in de gesp, moet u stevig trekken aan het schoudergedeelte van de gordel.

Als u de veiligheidsgordel wilt losmaken, drukt u op de rode knop van de gordelsluiting zodat de tong eruit los komt. De veiligheidsgordel kan nu met de hand worden verwijderd. De gesp gaat automatisch terug in de bovenste bevestiging van de veiligheidsgordel.

Waarschuwing 佩戴安全带前请先调整好座椅靠背及头枕,充分发挥安全带的保护作用。佩戴安全带过松或过紧都可能在发生事故时带来人身伤害。 孕妇佩戴安全带时请将安全带均匀地通过胸部并尽可能低地在髋部穿过,保持安全带平展紧贴,避免发生事故时安全带勒紧而使胎儿及孕妇造成严重伤害。
  • Voor een maximale bescherming door de veiligheidsgordel moet u de rugleuning en hoofdsteun van de stoel goed afstellen voordat u de veiligheidsgordel omdoet.

  • Als een veiligheidsgordel te los of te strak wordt gedragen, kan letsel worden veroorzaakt tijdens een ongeval.

  • Zwangere vrouwen moeten de veiligheidsgordel gelijkmatig over de borst en zo laag mogelijk over de heup dragen. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel plat en dicht tegen het lichaam ligt om straktrekken tijdens een ongeval te voorkomen, wat ernstige schade kan toebrengen aan zowel de vrouw als de foetus.

GUM227690

Airbags

Instructies voor airbags

Airbags zijn een aanvullend veiligheidssysteem dat in combinatie met de veiligheidsgordels werkt. Airbags worden bij ernstige ongevallen snel geactiveerd om het hoofd en de borstkas van passagiers te beschermen en de mate van letsel te beperken. Ze voorkomen echter geen letsel aan ledematen of schaafwonden en blauwe plekken. De airbags moeten daarom altijd samen met de veiligheidsgordels worden gebruikt om maximale bescherming te bieden.

Uw auto is uitgerust met botsingssensoren. Bij een frontale aanrijding of aanrijding van opzij waarbij aan de voorwaarden wordt voldaan (afhankelijk van het type, de hoek en het voorwerp van de aanrijding) om het airbagsysteem te activeren, zullen de airbags worden geactiveerd vanaf de positie die overeenkomt met de aanrijding. De gasgenerator in de airbag ontsteekt en laat met hoge druk een gas vrij dat de afdekkap van de airbag met kracht opent. De airbag vult zich met gas en vormt zo een beschermlaag die de passagiers beschermt zodat het risico van (dodelijk) letsel wordt beperkt.

De frontale airbags bestaan uit de hoofdairbags en zij-airbags van de voorste zitrij. De plaatsen waar zich een airbag bevindt zijn gemarkeerd met het woord "AIRBAG" om u aan de locaties ervan te herinneren.

  • De frontale airbags bestaan uit de hoofdairbags van de voorste zitrij, die zich in bekleding van het stuurwiel en in het dakgebied aan de voorpassagierskant bevinden.

  • De zijairbags bestaan uit de zijairbags van de voorste zitrij (aan beide zijkanten van de bestuurdersstoel en aan de buitenkant van de voorpassagiersstoel) en de gordijnairbags (aan beide zijden in de dakhemel boven de portieren, van de A-stijl tot de C-stijl).

GUM227691
GUM227692
  1. Frontale airbag aan de bestuurderskant

  2. Frontale airbag aan de passagierskant

  3. Zijairbag voorstoelen

  4. Gordijnairbags

  5. Middenairbag voorste zitrij

Waarschuwing 安全气囊作为辅助安全系统,不能替代安全带的保护作用,只有与安全带一起配合使用,才能为乘客提供最佳的保护作用,因此车内所有乘客务必系好安全带并保持正确的坐姿。
  • Airbags zijn een extra veiligheidssysteem en kunnen geen vervanging zijn van de bescherming die veiligheidsgordels bieden. Ze kunnen passagiers alleen een optimale bescherming bieden als ze worden gebruikt in combinatie met veiligheidsgordels. Daarom moeten alle passagiers in de auto hun veiligheidsgordel dragen en een juiste zithouding aanhouden.

  • De bestuurder moet tijdens het rijden ten minste 25 centimeter aanhouden tussen zijn of haar borst en het stuurwiel om rechtstreeks letsel door het uitzetten van de airbag te voorkomen.

  • Kinderen mogen niet op de voorpassagiersstoel zitten, behalve wanneer de airbag van die stoel is uitgeschakeld. Kinderen kunnen zwaar letsel oplopen door de grote kracht die wordt uitgeoefend wanneer de airbag wordt opgeblazen tijdens een aanrijding.

  • Plaats geen spullen op de voorpassagiersstoel. Deze voorwerpen kunnen tijdens een noodstop in de opblaaszone van de airbag terechtkomen, waardoor het risico van letsel bij de passagier toeneemt wanneer de airbag wordt geactiveerd.

  • De airbag kan slechts één keer worden geactiveerd. Vervang de airbag als deze eerder is geactiveerd. Ga zo snel mogelijk naar het NIO Service Center om het airbagsysteem te inspecteren en zo nodig te vervangen om er zeker van te zijn dat het airbagsysteem normaal functioneert, ook als de airbag niet werd opgeblazen tijdens sommige aanrijdingen.

  • Als de afdekkap van de airbag gebarsten of beschadigd is, mag u niet rijden en moet u onmiddellijk contact opnemen met het NIO Service Center voor hulp.

  • Ga naar het NIO Service Center om het airbagsysteem van uw auto te vervangen als het niet is geactiveerd binnen tien jaar na de productiedatum. In het geval het airbagsysteem werd aangepast, moet alle relevante documentatie worden bewaard en bij de overdracht van uw auto aan de nieuwe eigenaar worden overhandigd. Wanneer een airbag wordt vervangen, mag u nooit een airbag gebruiken die verwijderd of gerecycled is uit een gebruikt voertuig.

  • Onbevoegd demonteren en monteren van componenten van airbags, waaronder de stickers van airbags, is ten strengste verboden.

  • Wanneer een airbag wordt opgeblazen, worden rook en poeder gegenereerd, die beide niet giftig zijn, maar desondanks ongemak kunnen veroorzaken.

  • Om te voorkomen dat de stoelhoezen de beschermende werking van de airbags nadelig beïnvloeden, mag u geen stoelhoezen aanbrengen aan de zijkant van de voorstoelen waar de airbags zich bevinden.

  • Plaats geen voorwerpen binnen de opblaaszone van de gordijnairbag (bijvoorbeeld op de carrosseriestijlen, hemelbekleding of handgrepen). Passagiers mogen niet tegen het portier leunen om letsel als gevolg van het opblazen van gordijnairbags te voorkomen.

  • Hang geen zware voorwerpen (zoals kledinghangers, fruit of glazen flessen) aan de kledinghaak naast het portier om letsel als gevolg van het opblazen van gordijnairbags te voorkomen.

  • Zet geen lichaamsdelen, zoals voeten of knieën, op of nabij de afdekkap van de airbag om de correcte werking van de airbag te garanderen en letsel tijdens het opblazen te voorkomen. Plaats of bevestig ook geen voorwerpen op de afdekkap van de airbag.

  • Bevestig geen elektronische apparaten (zoals ETC-apparaten) op de voorruit aan de passagierszijde om letsel te voorkomen dat wordt veroorzaakt door het opblazen van de frontaal airbag aan de kant van de voorpassagier die in het dak is gemonteerd.

  • Plaats, hang of monteer geen voorwerpen boven of nabij het instrumentenpaneel aan de passagierskant om letsel als gevolg van het opblazen van de airbag te voorkomen.

  • Breng geen wijzigingen aan in het dak van uw auto om te voorkomen dat de normale werking van de frontaal airbag en de gordijnairbag aan de kant van de voorpassagier wordt verstoord en letsel wordt veroorzaakt wanneer de airbag wordt opgeblazen.

  • Plaats of hang geen zware of scherpe voorwerpen aan de zonneklep aan de kant van de voorpassagier om letsel veroorzaakt door het opblazen van de frontaal airbag gemonteerd in het dak aan de kant van de voorpassagier te voorkomen.

  • De rook en het stof die worden gegenereerd tijdens het snelle opblazen van airbags kunnen irritatie, brandwonden en verbranding van de huid en ogen veroorzaken. Bovendien kunnen de vezels van de airbag die vrijkomen tijdens het opblazen van de airbag schaafwonden en irritatie van de huid veroorzaken.

Voorwaarden voor het activeren van de airbags

De airbags kunnen in de volgende omstandigheden worden geactiveerd:
GUM227693
  1. Frontale aanrijding met hoge snelheid tegen een muur of voertuig.

  2. Impact met hard wegdek

  3. In een diepe greppel terechtkomen.

  4. Een aanrijding vanaf de zijkant door een voertuig dat met hoge snelheid rijdt.

  5. Met een harde klap op de weg landen.

Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen bij sommige aanrijdingen, inclusief maar niet beperkt tot de volgende situaties. Gebruik de veiligheidsgordels op de juiste wijze voor bescherming:

GUM227694 GUM228264
  1. Aanrijding tegen een boom, pilaar of ander smal object.

  2. Aanrijding van achteren door een voertuig.

  3. Zijdelings omslaan.

  4. Aanrijding met of botsing tegen de achterkant van een vrachtwagen.

  5. Aanrijding met een voertuig vanaf de zijkant bij de neus van het voertuig.

  6. Aanrijding tegen een muur vanaf de zijkant bij de neus van het voertuig.

  7. Zijdelingse aanrijding met een pilaar.

  8. Zijdelingse aanrijding aan de voorzijde van de auto bij een bepaalde hoek.

  9. Zijdelingse aanrijding op de carrosserie van de auto bij een bepaalde hoek.

  10. Gedeeltelijke zijdelingse aanrijding.

  11. Gedeeltelijke zijdelingse aanrijding.

Waarschuwingslampje voor de airbags

Het waarschuwingslampje voor de airbags dat de status van de airbags aangeeft, wordt op het digitale instrumentenpaneel weergegeven. GUM168560. Als dit waarschuwingslampje blijft branden nadat het digitale instrumentenpaneel is opgestart, gebruik de auto dan niet en neem onmiddellijk contact op met het NIO-servicecentrum.

De voorpassagiersairbag uitschakelen

Aangezien de airbag snel en met veel kracht wordt opgeblazen wanneer deze wordt geactiveerd, moet de voorpassagier omwille van de veiligheid een afstand van minimaal 25 cm tot de voorpassagiersairbag aanhouden. Als echter een kind of passagier met speciale medische aandacht op de voorste zitrij zit, gaat u onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Instellingen, tikt u op Veiligheid > Voorpassagiersairbag en selecteert u de optie om de voorpassagiersairbag uit te schakelen. In dat geval worden bovenaan het middendisplay het pictogram GUM169076 en een tekstmelding weergegeven om u eraan te herinneren dat de voorpassagiersairbag is uitgeschakeld om te voorkomen dat de voorpassagiersairbag ernstig letsel kan toebrengen aan een voorpassagier met speciale behoeften.

Veiligheidsmaatregelen na activering van airbags

Wanneer de auto betrokken is bij een aanrijding en de airbags zijn geactiveerd, voert de auto automatisch een aantal veiligheidsmaatregelen uit om de passagiers in de auto te beschermen:
  • Alle portieren worden ontgrendeld zodat de passagiers in de auto of reddingsmedewerkers de portieren kunnen openen.

  • De alarmknipperlichten worden ingeschakeld om de positie van de auto aan te geven en achterliggers te waarschuwen.

  • De hoogspanningsvoeding wordt onderbroken om de passagiers te beschermen.

  • De ruiten worden geopend zodat de passagiers niet opgesloten zitten in de auto in het geval de auto in het water terechtkomt.

  • De geheugenfuncties voor het stuurwiel en de stoel worden uitgeschakeld zodat ze niet in een positie kunnen worden gezet waarbij de bestuurder vast komt te zitten.

  • De leeslampen worden ingeschakeld om reddingswerkers in het donker te helpen.

Kindersloten

De kindersloten zijn standaard uitgeschakeld en moeten handmatig worden ingeschakeld. Ga onderaan het middendisplay naar Instellingen en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren om de instellingen voor de kindersloten te zien.

De kindersloten voor portieren en ruiten handmatig in- en uitschakelen

Tik op de bijbehorende knop Kinderslot portier/ruit achter. AAN betekent dat deze functie is ingeschakeld en UIT betekent dat deze is uitgeschakeld.

Wanneer een kinderslot voor portieren/ruiten is ingeschakeld en een passagier probeert het portier of de ruit van binnenuit te openen, wordt een pop-upvenster weergegeven op het middendisplay.

U kunt nog steeds een portier van buitenaf openen, zelfs als het kinderslot is ingeschakeld.

Opgelet 儿童锁开启时,请勿单独将儿童留在车内,以免造成意外伤害。
  • Wanneer kinderbeveiligingssloten zijn ingeschakeld, laat kinderen dan niet onbeheerd achter in het voertuig. Dit kan leiden tot letsel of overlijden.

  • Nadat u kinderbeveiligingssloten hebt ingeschakeld, controleert u de status opnieuw.

Als het kinderslot van een portier/ruit niet kan worden ingeschakeld of uitgeschakeld, wordt een pop-upvenster weergegeven op het middendisplay. Herhaal de bovenstaande stappen totdat het wel lukt.

Kinderzitje

Wanneer een kind jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,5 meter in uw auto meerijdt, gebruik dan altijd een kinderzitje of zitverhoger voor het kind. Laat het kind in het kinderzitje of op de zitverhoger zitten en neem het kind niet op schoot; alleen dan wordt het kind goed beschermd.

Alleen kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor kinderen en die aan de relevante regelgeving of normen voldoen, mogen worden gebruikt. Bij de aanschaf van een kinderzitje, controleert u de markeringen op het kinderzitje zorgvuldig om er zeker van te zijn dat het aan de regels voldoet.

Wanneer u een kinderzitje bevestigt en gebruikt, volg de relevante wet- en regelgeving, de instructies van de fabrikant van het kinderzitje en de instructies voor de veiligheid van kinderen in deze Gebruikershandleiding.

Belangrijke instructies voor het gebruik van kinderzitjes

Als kinderzitjes op de juiste manier worden gebruikt, neemt de kans op letsel bij kinderen af en wordt de ernst van letsel bij ongevallen beperkt. Let goed op het volgende bij het gebruik van kinderzitjes:
  • Het wordt niet aangeraden om een kinderzitje op de middelste zitplaats van de achterste zitrij aan te brengen.

  • Wanneer u een kinderzitje dat door middel van de veiligheidsgordel wordt bevestigd, op de voorpassagiersstoel aanbrengt, verstelt u de stoel naar zijn hoogste stand.

  • Kinderen moeten in een kinderzitje goed rechtop zitten en de veiligheidsgordel moet onder het rijden altijd bevestigd zijn.

  • Laat uw kind nooit zonder goede bescherming in de auto meerijden.

  • Een kinderzitje mag niet door twee of meer kinderen tegelijkertijd worden gebruikt.

  • U mag geen kinderen vasthouden of dragen tijdens het rijden in de auto.

  • Houd harde of scherpe voorwerpen uit de buurt van het kinderzitje omdat deze een risico op letsel kunnen vormen tijdens een ongeval.

  • Als een naar achteren gericht kinderzitje op de achterste zitrij van uw auto wordt bevestigd, moet u zo nodig de stoel ervoor verstellen. Bij een naar voren gericht kinderzitje op de achterstoel kunt u de hoogte van de hoofdsteun van de stoel aanpassen.

  • Kinderen moeten altijd onder toezicht van een volwassene staan als ze in het kinderzitje zitten. Laat kinderen nooit zonder toezicht achter in de auto.

  • Het is verboden om kinderen op stoelen te laten staan of knielen terwijl de auto rijdt. Bij een ongeval kunnen kinderen omhoog worden geslingerd en dit kan leiden tot letsel of de dood van de kinderen zelf en andere inzittenden in de auto.

  • De instructies van de fabrikant van het kinderzitje voor juist gebruik van de veiligheidsgordel moeten in acht worden genomen. Als de veiligheidsgordels goed zijn bevestigd, kan het kinderzitje een optimale bescherming bieden.

  • Bij een aanrijding of noodstop kan een onjuist aangebracht of niet goed vastgezet kinderzitje bewegen en letsel veroorzaken bij andere passagiers in de auto. Dus ook als het kinderzitje niet in gebruik is, moet het goed in uw auto zijn aangebracht en bevestigd.

  • Wanneer een kind in het kinderzitje zit, is het belangrijk om te voorkomen dat het met zijn hoofd of lichaam tegen het portier, de zijkant van de stoel, de carrosseriestijl of de onderkant de dakbalk leunt. Bij een ongeval worden de zijairbags of gordijnairbags in die gebieden geactiveerd, waardoor de kans op letsel bij het kind toeneemt.

Categorieën van kinderzitjes

Er mogen alleen kinderzitjes worden gebruikt die zijn goedgekeurd en die geschikt zijn voor het kind. Kinderen die langer dan 1,5 meter zijn, mogen de veiligheidsgordel gebruiken, net als volwassenen. Als er een kinderzitje moet worden gebruikt, moet het aan de relevante regelgeving of normen voldoen.

Tabel 1. Tabel kinderbeveiligingssystemen
Stoelpositie Bestuurder 1e zitrij passagier 2e zitrij links 2e zitrij rechts 3e zitrij links(*c) 3e zitrij rechts(*c)
Passagiersairbag UIT Passagiersairbag AAN
Zitpositie geschikt voor universeel met gordel (ja/ nee) n.v.t. Ja (*a) Nee Ja (*b) Ja (*b) Ja Ja
'i-Size'-zitpositie (ja/ nee) n.v.t. Nee Nee Ja Ja Ja Ja
Zitpositie geschikt voor zijdelingse bevestiging (L1/L2)* n.v.t. Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Grootste geschikte naar achteren gerichte bevestiging (R1/R2X/R2/R3)* n.v.t. Nee Nee R1/R2X/R2/R3 R1/R2X/R2/R3 Nee Nee
Grootste geschikt voor voorwaarts gerichte bevestiging (F1/ F2X /F2/ F3)* n.v.t. Nee Nee F2X/F2/F3 F2X/F2/F3 F2X/F2 F2X/F2
Grootste geschikt voor bevestiging zitverhoger (B2/B3)* n.v.t. B2/B3 met alleen veiligheidsgordel(*a) Nee B2/B3 B2/B3 B2/B3 B2/B3
Geschikt voor steunpoot n.v.t. Ja Nee Ja Ja Ja Ja

Notities

* De gewichtsgroepen en categorieën van kinderzitjes zijn gedefinieerd volgens de normen ECE R16 en R44. In de specificaties van het kinderzitje vindt u tot welke categorie het zitje behoort. Het kinderzitje moet geschikt zijn voor de leeftijd, het gewicht en de grootte van het kind.

(a) Als het absoluut noodzakelijk is dat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, mag u zeker niet vergeten om de voorpassagiersairbag op het grote scherm uit te schakelen. Zet de voorpassagiersstoel in de hoogste stand voordat u er een universeel kinderbeveiligingssysteem op bevestigt. Verstel of verwijder de hoofdsteun als deze hindert bij het afstellen van het kinderbeveiligingssysteem.

(b) Mogelijk moet u de lendensteun volledig openen of de kantelhoek van het zitkussen in de hoogste stand zetten om een stabiel contactvlak te creëren voor het bevestigen van een universeel kinderbeveiligingssysteem op de stoel van de tweede zitrij.

(c) Verstel de stoelen op de tweede zitrij zodat het kinderbeveiligingssysteem kan worden bevestigd op de stoel van de derde zitrij. Om het kinderbeveiligingssysteem bijvoorbeeld op de rechterstoel van de derde zitrij te bevestigen, moet de linkerstoel van de tweede zitrij in de achterste stand worden gezet en moet de rugleuning ervan zo ver mogelijk achterover worden gekanteld. In tegenstelling daarmee moet de rechterstoel van de tweede zitrij in een tegenovergestelde stand worden gezet zodat in het middengebied een V-vormige opening ontstaat waar het kinderbeveiligingssysteem doorheen past om op de stoel van de derde zitrij te worden geplaatst.

Door NIO aanbevolen kinderzitjes

Gebruikers wordt aangeraden de instructies in de gebruikershandleiding van het kinderbeveiligingssysteem te lezen en op te volgen voordat ze het systeem in de EL8 bevestigen. NIO adviseert uw kinderen in een geschikt en passend kinderbeveiligingssysteem op een buitenste zitplaats van de tweede zitrij te plaatsen. Het kinderbeveiligingssysteem moet in de auto bevestigd zijn met ISOFIX, met een steunpoot of met de veiligheidsgordel. Voor de beste bescherming van uw jongere kinderen, met een gewicht lager dan 18 kg of een lichaamslengte korter dan 105 cm, gebruikt u een aanbevolen achterwaarts gericht kinderbeveiligingssysteem.

Zowel ECE R129 als ECE R44 worden toegepast op ene kinderbeveiligingssysteem waar de gebruiker zich bevindt.

De onderstaande Aanbevolen kinderbeveiligingssystemen zijn ingedeeld op basis van de lichaamslengte van het kind, die gebaseerd is op ECE R129.

Lengte kind

Fabrikant

Model

Bevestiging

40 – 105 cm

Dorel Europe

Maxi-Cosi Pearl 360 en FamilyFix 360 base

ISOFIX-bevestiging met steunpoot naar achteren gericht

100 – 150 cm

Cybex

Solution Z i-Fix

ISOFIX met veiligheidsgordel, extra zijbeschermingskussen moet worden toegevoegd of aangebracht, naar voren gericht

De onderstaande Aanbevolen kinderbeveiligingssystemen zijn ingedeeld op basis van het gewicht van het kind, die gebaseerd is op ECE R44.

Gewicht kind

Fabrikant

Model

Bevestiging

22-36 kg

Graco

Booster Basic

Met veiligheidsgordel, naar voren gericht

Het juiste kinderzitje kiezen

Er is een waarschuwingslabel voor de airbag van de voorste zitrij op de zonneklep aan de passagierszijde voorin aangebracht.

GUM220858

Als u onder speciale omstandigheden een kinderzitje op de stoel van de voorste zitrij plaatst, moet u de voorpassagiersairbag uitschakelen. Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Beveiliging > Voorpassagiersairbag en schakel de voorpassagiersairbag uit. Hierna worden bovenaan het middendisplay het pictogram GUM169076 en een berichtbericht weergegeven om u eraan te herinneren dat de voorpassagiersairbag is uitgeschakeld.

Kinderen moeten in een kinderzitje zitten of de veiligheidsgordel gebruiken op een van de buitenste zitplaatsen afhankelijk van de leeftijd, de lengte en het gewicht van het kind.

  • Voor kinderen lichter dan 13 kg moet een gekanteld kinderzitje worden gebruikt. Deze moeten zo mogelijk naar achteren gericht op een van de zitplaatsen van de achterste zitrij worden bevestigd.

  • Voor kinderen met een gewicht van 9 t/m 18 kg moet een kinderzitje met een veiligheidsplatform of vijfpuntsgordel worden gebruikt. Wij adviseren om deze naar achteren gericht op de achterste zitrij te bevestigen.

  • Voor kinderen met een gewicht van 15 t/m 25 kg moet een naar voren gericht kinderzitje worden gebruikt. Deze moeten op de achterste zitrij op zitplaatsen voorzien van veiligheidsgordels worden bevestigd.

  • Voor kinderen met een gewicht van 22 t/m 36 kg en een lengte van maximaal 1,5 meter moet een zitverhoger worden gebruikt. Deze moeten op de achterste zitrij op zitplaatsen voorzien van veiligheidsgordels worden bevestigd.

Waarschuwing 安全带上部必须从肩部通过且紧贴上身,不得紧贴颈部;安全带下部必须从髋部通过且紧贴下身,不得紧贴腹部。

Het bovenste deel van de veiligheidsgordel moet over de schouder lopen en strak tegen het bovenlichaam zitten zonder de nek te raken. Het onderste deel van de veiligheidsgordel moet dwars over de heup lopen en strak over het onderlichaam zitten zonder de buik te raken.

Een kinderzitje bevestigen

Als er een kinderzitje moet worden geïnstalleerd, moet u eerst de instructies voor het kinderzitje zorgvuldig lezen om te bevestigen dat het in uw auto kan worden geïnstalleerd. Als zowel de veiligheidsgordel als de ISOFIX-verankering kunnen worden gebruikt om het kinderzitje te bevestigen volgens de bevestigingsmethode van het kinderzitje, adviseren wij de ISOFIX-verankering te gebruiken.

  • Bevestiging met de veiligheidsgordel van de auto

    Bevestig het kinderzitje op de achterste zitrij, trek de veiligheidsgordel door het kinderzitje en steek de tong in de gordelsluiting. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel recht is aangebracht en niet gedraaid. Trek aan de veiligheidsgordel om te controleren of deze er niet uit kan worden getrokken.

    GUM227923
  • Bevestiging met ISOFIX-verankering

    Beide buitenste zitplaatsen van de achterste zitrij van uw auto zijn voorzien van ISOFIX-verankeringen geschikt voor het bevestigen van kinderzitjes. De ISOFIX-verankering is verborgen onder het klepje tussen de rugleuning en het zitkussen van de stoel. Open het klepje, steek het in de ruimte tussen de rugleuning en het zitkussen van de stoel en gebruik daarna de ISOFIX-verankering om het kinderzitje te bevestigen.

    1. Steek het onderste deel van het kinderzitje in de haak van de ISOFIX-bevestiging tussen de rugleuning en het zitkussen totdat u een klik hoort.

      GUM227928
    2. Steek de bovenste bevestigingsriem van het kinderzitje onder de hoofdsteun van de stoel door en bevestig hem met de haak in de veiligheidsvoorziening op de achterkant van de achterstoel (voor stoelen op de tweede zitrij bevindt de veiligheidshaak zich aan de onderkant van de rugleuning, en bij stoelen op de derde zitrij zit deze in de achterkant van de rugleuning).

      GUM227924GUM227935
    3. Trek stevig aan het kinderzitje om te controleren of het veilig is bevestigd.

Waarschuwing 固定装置仅用于安装ISOFIX接口儿童座椅,非儿童座椅物件禁止连接此固定装置,以免造成人身伤害。安装和拆卸安全座椅请按照座椅说明书及车辆指导操作,未正确操作将可能造成儿童或其他乘客受伤。
  • Het bevestigingssysteem wordt alleen gebruikt voor het aanbrengen van een kinderzitje met een ISOFIX-bevestiging. Om letsel te voorkomen, mag u geen andere voorwerpen bevestigen aan dit bevestigingssysteem.

  • Volg bij het aanbrengen en verwijderen van het kinderzitje de instructies voor het kinderzitje en de auto. Onjuiste bediening kan leiden tot letsel bij kinderen of andere passagiers.

Multi Collision Braking (MCB)

Multi Collision Braking (MCB) is standaard op de EL8. Bij bepaalde soorten aanrijdingen worden de remmen automatisch ingeschakeld om de auto tot stilstand te brengen en om een secundaire aanrijding te voorkomen of te beperken. De remlichten en de alarmknipperlichten worden ingeschakeld, en de knipperlichten blijven werken nadat de auto tot stilstand is gekomen. Dan wordt ook de elektrische handrem automatisch aangetrokken.

In een situatie waarin het niet wenselijk is om de auto tot stilstand te brengen, kunt u deze functie annuleren door het gaspedaal in te trappen.

Deze functie kan alleen in werking treden als het remsysteem na de primaire botsing voldoende intact is.

Snelheidslimietmodus

De Snelheidslimietmodus zorgt voor veiligheid door de maximale rijsnelheid van uw auto te beperken.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Snelheidslimietmodus om de maximale rijsnelheid van uw auto in te stellen en deze functie in of uit te schakelen.

Nadat de functie is ingeschakeld, houdt u de knoppen op het middendisplay ingedrukt om de snelheidslimiet snel/continu aan te passen.

Opgelet 限速模式开启后,车速达到设定值将不再上升;
  • Nadat de snelheidslimietmodus is ingeschakeld, is het bereik van de ingestelde snelheidslimiet 30 - 180 km/u en zal de rijsnelheid niet meer toenemen wanneer deze de ingestelde waarde heeft bereikt;

  • Nadat de rijhulpfunctie is ingeschakeld, wordt de snelheidslimietmodus automatisch uitgeschakeld, en na het uitschakelen van de rijhulpfunctie wordt de snelheidslimietmodus niet automatisch opnieuw ingeschakeld;

  • De snelheidslimietmodus kan alleen worden ingeschakeld nadat de rijhulpfunctie is uitgeschakeld;

  • Door het gaspedaal diep of snel in te trappen, kunt u de limiet van de snelheidslimietmodus tijdelijk negeren. Als uw rijsnelheid lager wordt dan de ingestelde waarde, wordt de snelheidslimietmodus opnieuw ingeschakeld.

Kindaanwezigheidsdetectie

Als extra functie voor de veiligheid van kinderen kan Kindaanwezigheidsdetectie (CPD) gebruikers er effectief aan herinneren wanneer kinderen alleen in de auto zijn achtergelaten, waardoor de kans afneemt dat door het achterlaten van kinderen in de auto een ongeval plaatsvind.

De camera's en andere sensoren in de auto detecteren de aanwezigheid van kinderen nadat de gebruiker de auto heeft vergrendeld. Als een kind alleen wordt gelaten in de auto, zal de auto de gebruiker hieraan herinneren door middel van knipperende waarschuwingsknipperlichten, hoorbare waarschuwingen, berichten in de NIO-app, enz.

GUM225388

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Veiligheid > Kindaanwezigheidsdetectie om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt in het geval van een hardwarestoring (waaronder een camera in de auto, millimetergolfradar, airconditioning, enz.) het statuspictogram GUM220416 bovenaan het middendisplay weergegeven en worden bijbehorende meldingen weergegeven wanneer op het pictogram wordt getikt.

Wanneer de camera volledig afgedekt is, wordt bovenaan het middendisplay het statuspictogram GUM220418 weergegeven en worden bijbehorende meldingen weergegeven wanneer op het pictogram wordt getikt.

Opgelet Child Presence Detection (CPD)
  • Als een extra veiligheidsfunctie wordt Kindaanwezigheidsdetectie (CPD) hoofdzakelijk gebruikt voor het detecteren en u eraan herinneren dat kinderen zijn achtergelaten op de achterste zitrij. Aangezien de mogelijkheid bestaat dat de aanwezigheid van kinderen niet wordt gedetecteerd of verkeerd wordt gedetecteerd, kan dit niet als enige bescherming voor kinderen worden gebruikt. Het wordt niet aanbevolen om kinderen alleen achter te laten in uw auto.

  • Nadat u een sms-bericht of de app-melding op uw mobiele telefoon hebt ontvangen, gaat u zo snel mogelijk terug naar de auto om te controleren of de kinderen veilig zijn in de auto.

Waarschuwing voor een botsing aan de voorkant (FCW)

Waarschuwing voor een botsing aan de voorkant (FCW) waarschuwt u met zichtbare, hoorbare en voelbare waarschuwingen als het systeem een potentieel aanrijdingsrisico detecteert met een voorligger, voetganger of fietser.

GUM224903

Bij voertuigen, voetgangers of fietsers die vóór u in dezelfde rijrichting rijden, werkt de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant bij snelheden niet lager dan 4 km/u.

Waarschuwing 前向碰撞预警仅供参考,无法替代您的注意力与判断。
  • Het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant dient uitsluitend ter raadpleging en is geen vervanging voor uw aandacht en beoordeling.

  • Het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant is alleen geschikt voor het voorkomen van botsingen aan de voorkant en werkt niet wanneer de auto in de achteruitrijstand staat.

  • Als rijhulpfunctie kan het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant niet reageren op alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden, en niet in alle gevallen voertuigen detecteren. Het kan ineffectief, ongeschikt of te laat zijn als gevolg van een aantal factoren.

  • U moet altijd uw aandacht houden bij de verkeersomstandigheden en de omgeving van de weg. Vertrouw niet op de beoordeling van het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant. Anders kan dat leiden tot persoonlijk letsel en schade aan de auto.

  • Wanneer gevaar wordt gedetecteerd, wacht dan niet tot het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant wordt geactiveerd voordat u zelf handelt

  • Als het risico van een botsing verder toeneemt, zal de autonome noodstop ingrijpen, ongeacht of de bestuurder op de rem trapt of niet.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeersregels en verkeerswetten.

Ga op het middendisplay naar Instellingen en tik op Rijhulp > Waarschuwing voor een botsing aan de voorkant om deze functie in of uit te schakelen.

Ga op het middendisplay naar Instellingen en tik op Rijhulp > Gevoeligheid van de waarschuwing om het waarschuwingsmoment voor deze functie in te stellen.

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie geeft beeldwaarschuwingen weer wanneer de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant wordt geactiveerd.

GUM192037

Wanneer de FCW wordt geactiveerd, genereert de auto een waarschuwing die u eraan herinnert om meer afstand tot de voorligger te houden.

Waarschuwing 当前向碰撞预警关闭后,车辆不会对可能的碰撞进行预警提示。建议您不要关闭该功能。该功能会在车辆系统重新启动时开启。

Wanneer het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant is uitgeschakeld, geeft de auto geen waarschuwingen meer bij mogelijke aanrijdingen. Het wordt aanbevolen om deze functie niet uit te schakelen.

De functie wordt automatisch opnieuw ingeschakeld wanneer het systeem van de auto opnieuw wordt gestart.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de camera en dat de FCW niet werkt. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd. De cameralens is vervuild met allerlei vreemde stoffen, zoals water, stof, microkrassen, olieslib, vuil, vegen, ijs of sneeuw.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel. Of het heldere licht hindert het zicht van de camera.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Lange schaduwen worden geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, waternevel, sneeuw of stof dat wordt opgeworpen door een voorligger en op uw auto valt.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van LiDAR en dat de FCW niet werkt. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, kunnen ook de prestaties van LiDAR beïnvloeden.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • De aanwezigheid van water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op de LiDAR-lens.

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon.

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor de verkeersborden en botsbarrières op delen van snelwegen en verhoogde wegen.

De FCW reageert alleen op voertuigen die in dezelfde richting rijden en die aan de voorwaarden voldoen. Sommige van de onderstaande doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Barrières (verkeerskegels, enz.)

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Opgelet 该功能无法保证在所有情形下都识别到特殊车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。譬如,三轮车、尾灯损坏或者尾部轮廓不明显的车辆、尾部有遮挡的车辆、外形不规则的车辆、尾部垂直面低于一定高度的车辆、空载的载车交通工具等。该功能可能漏检静止的或者行驶缓慢的车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。
  • Deze functie kan niet garanderen dat alle speciale voertuigen onder alle omstandigheden worden herkend, met name 's nachts, zodat u extra voorzichtig moet rijden. Bijvoorbeeld onder andere voertuigen met drie wielen, voertuigen met beschadigde achterlichten of onduidelijke contouren van de achterkant, voertuigen met obstakels aan de achterkant, voertuigen met onregelmatige vormen, voertuigen met een verticaal oppervlak aan de achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen bedrijfsvoertuigen.

  • De functie kan verkeerde beslissingen nemen bij stilstaande of langzaam rijdende voertuigen, met name 's nachts, zodat u extra voorzichtig moet rijden.

  • Het is mogelijk dat de functie onterecht wordt geactiveerd is speciale situaties de waarbij auto dicht langs vrachtwagens of bergingsauto's moet rijden.

De FCW kan in sommige situaties niet werken als het doel niet recht voor u is, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De functie reageert niet op een doel in een dode hoek van de sensor, zoals die op een hoek, aan een zijkant of achter de auto.

  • Het doel wordt mogelijk verkeerd geselecteerd of gemist wanneer de auto een bocht nadert of door een bocht navigeert.

  • Het doel kan worden verloren of de afstand tot het doel kan verkeerd worden ingeschat als de auto op een helling rijdt.

  • Wanneer slechts een deel van het voertuig in de naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (vooral grote voertuigen zoals bussen en vrachtwagens), wordt het doel mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

  • Wanneer uw auto plotseling achter een voorligger gaat rijden, of wanneer andere voertuigen abrupt vóór uw auto komen rijden of ervan wegrijden, wordt het doel mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

De FCW kan een verkeerde werking vertonen als gevolg van speciale of gecompliceerde wegomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Rijden op/in water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, snelwegen, wegen met filevorming.

  • Slingerende wegen of scherpe bochten. Wegen op hellingen omhoog of omlaag. Hobbelige wegen.

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Grote aantallen voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren.

Waarschuwing 以下操作可能导致前向碰撞预警不会发出警报,包括但不限于:当驾驶员已经在进行制动时,前向碰撞预警可能不会发出警报。

De volgende acties kunnen ertoe leiden dat het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant geen waarschuwing geeft, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Wanneer de bestuurder reeds aan het remmen is, geeft het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant mogelijk geen waarschuwing.

  • Wanneer de bestuurder het gaspedaal diep of plotseling intrapt, geeft het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant mogelijk geen waarschuwing.

  • Wanneer de bestuurder een plotselinge stuurbeweging maakt, geeft het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant mogelijk geen waarschuwing.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de goede werking van de FCW. Veel factoren kunnen de FCW verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA)

Als het systeem tijdens het rijden met lage snelheden een mogelijk aanrijdingsrisico met een kruisend voertuig aan de voorkant detecteert, kan de functie Waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) de bestuurder waarschuwen door middel van zichtbare en hoorbare waarschuwingen.

GUM224950
Waarschuwing 两侧来车预警仅供参考,无法替代您的目视检查。两侧来车预警作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用来车预警。您始终承担着安全驾驶、且符合现行交通法律法规的最终责任。

De waarschuwing kruisend verkeer dient uitsluitend ter raadpleging. Het is geen vervanging voor uw visuele waarneming.

De waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties.

U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en de wegomstandigheden houden en beslissen of u de waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant wilt gebruiken of niet nadat uw veiligheid is gegarandeerd.

U draagt altijd de verantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de toepasselijke verkeerswetten en -regels.

FCTA inschakelen/uitschakelen

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant om deze functie in of uit te schakelen.

Als aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan en de auto detecteert dat het risico bestaat van een botsing met een kruisend voertuig aan de voorkant, herinnert de auto u hieraan door middel van zichtbare en hoorbare waarschuwingen op de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD), de interface van de surroundweergave en de interface van de parkeerassistent.

Gebruiksvoorwaarden voor de FCTA:

  • De rijsnelheid is hoger dan 0 km/u en lager dan 15 km/u.

  • De snelheid van een kruisend voertuig aan de voorkant ligt binnen een bepaald bereik van de normale rijsnelheid.

  • De laterale radar voorop de auto werkt normaal en het detectiebereik is onbelemmerd.

  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • Uw auto staat in de vooruitrijstand (D).

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige doelen worden mogelijk niet gedetecteerd of kunnen een reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Motorfietsen

  • Elektrische fietsen

  • Trikes

  • Voetgangers

  • Dieren

  • Fietsen

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Sommige doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Tegemoetkomende voertuigen / voertuigen die in dezelfde richting rijden

  • Stilstaande voorwerpen

De FCTA reageert niet op doelen in de dode hoeken van de sensor. Het kan geen zijwaartse voertuigen vóór uw auto detecteren dwars door obstakels of geparkeerde voertuigen heen.

De FCTA kan geen kruisende voertuigen aan de voorkant detecteren in situaties inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Het voertuig is geparkeerd in de binnenste positie.

  • De parkeerplaats ligt onder een hoek.

Sommige situaties kunnen leiden tot een foutieve radardetectie waardoor de prestaties van de FCTA worden beïnvloedt. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De radars zijn verplaatst of zijn afgedekt door vuil, ijs, sneeuw, metalen platen, tape, stickers, bladeren of andere materialen.

  • De radars of de omliggende gebieden zijn beschadigd door een aanrijding of krassen.

  • Regen, sneeuw, mist, nevel en andere extreme weersomstandigheden kunnen de werking van de radars belemmeren.

  • Als gevolg van de beperkingen van de radardetectiefuncties kunnen in zeer zeldzame en specifieke situaties valse waarschuwingen optreden veroorzaakt door bepaalde metalen afrasteringen, middenbermen, betonnen muren en andere soortgelijke objecten.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het FCTA-systeem. Veel factoren kunnen het FCTA-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Autonome noodstop (AEB)

Als het systeem oordeelt dat een aanrijding tussen de auto en een voertuig, voetganger of fietser die vóór u rijden onvermijdelijk is, wordt de Autonome noodstop (AEB) geactiveerd. Het systeem zal actief een noodstop uitvoeren om de auto af te remmen en zo de impact van de kop-staartbotsing zoveel mogelijk te verminderen.

GUM225059
  • Bij voertuigen, voetgangers of fietsers die vóór u rijden, werkt het AEB-systeem bij snelheden tussen ongeveer 4 km/u en 150 km/u.

  • Bij voetgangers die achter u lopen, werkt het AEB-systeem bij snelheden tussen ongeveer 4 en 15 km/u.

Als de AEB wordt geactiveerd, wordt de rijsnelheid verlaagd met maximaal 60 km/u om een mogelijke botsing af te zwakken. Bijvoorbeeld, als de AEB wordt geactiveerd bij 90 km/u, wordt het remmen afgebroken wanneer de snelheid is verlaagd tot 30 km/u.

Wanneer de AEB wordt geactiveerd, toont de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) een beeldwaarschuwing en worden de remlichten ingeschakeld.

Opgelet 对于后方行人的识别及制动尚处于持续优化阶段,该功能不能保证所有情形下都识别到行人。

De functie voor het herkennen van voetgangers achter de auto en remmen wordt nog geoptimaliseerd. Deze functie kan niet garanderen dat in alle situaties een voetganger wordt herkend.

Waarschuwing 自动紧急制动作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况,也无法在所有情况下都能检测到车辆,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。

Autonoom noodstoppen is een rijhulpfunctie, maar kan niet alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden aan en kan niet in alle situaties auto's detecteren. Valse, onnauwkeurige of ontijdige waarschuwingen kunnen zich voordoen als gevolg van diverse factoren.

U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden. Vertrouw nooit op de autonome noodstop om een aanrijding te voorkomen of de impact van een aanrijding te verminderen. Als u dit doet, kan dat leiden tot persoonlijk letsel of schade aan de auto. Test uit veiligheidsoverwegingen nooit de autonome noodstop wanneer u in de richting van andere auto's, fietsers of voetgangers rijdt. Als u een gevaarlijke situatie tegenkomt, wacht dan nooit tot de autonome noodstop ingrijpt voordat u actie onderneemt. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de toepasselijke verkeerswetten en -regels.

Waarschuwing 自动紧急制动可能启用短促、急促的制动来降低潜在的碰撞风险,这可能不是您正常的驾驶风格,可能使您感到不适。

De autonome noodstop kan kort en krachtig remmen om het risico van een mogelijke aanrijding te verkleinen, wat mogelijk verschilt van uw normale rijgewoonten en tot ongemak kan leiden.

AEB inschakelen/uitschakelen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Autonome noodstop om deze functie in of uit te schakelen.

Waarschuwing When AEB is switched off, the vehicle will not perform the brakes even if a possible collision is detected. It is recommended that you do not turn off the function. This function will be activated when the vehicle's system is restarted.

Als AEB is uitgeschakeld, remt de auto niet, ook niet als een mogelijke aanrijding wordt gedetecteerd. Het wordt aanbevolen om de functie niet uit te schakelen.

Deze functie wordt ingeschakeld wanneer het systeem van de auto opnieuw wordt gestart.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de camera en een verkeerde werking van de AEB. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd. De cameralens is vervuild met allerlei vreemde stoffen, zoals water, stof, microkrassen, olieslib, vuil, vegen, ijs of sneeuw.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel. Of het heldere licht hindert het zicht van de camera.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Lange schaduwen worden geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, waternevel, sneeuw of stof dat wordt opgeworpen door een voorligger en op uw auto valt.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van LiDAR en een verkeerde werking van de AEB. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, kunnen ook de prestaties van LiDAR beïnvloeden.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • De aanwezigheid van water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op de LiDAR-lens.

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon.

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor de verkeersborden en botsbarrières op delen van snelwegen en verhoogde wegen.

De AEB reageert alleen op voertuigen die in dezelfde richting rijden en die aan de voorwaarden voldoen. Sommige van de onderstaande doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Barrières (verkeerskegels, enz.)

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Opgelet 该功能无法保证在所有情形下都识别到特殊车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。譬如,三轮车、尾灯损坏或者尾部轮廓不明显的车辆、尾部有遮挡的车辆、外形不规则的车辆、尾部垂直面低于一定高度的车辆、空载的载车交通工具等。该功能可能漏检静止的或者行驶缓慢的车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。
  • Deze functie kan niet garanderen dat alle speciale voertuigen onder alle omstandigheden worden herkend, met name 's nachts, zodat u extra voorzichtig moet rijden. Bijvoorbeeld onder andere voertuigen met drie wielen, voertuigen met beschadigde achterlichten of onduidelijke contouren van de achterkant, voertuigen met obstakels aan de achterkant, voertuigen met onregelmatige vormen, voertuigen met een verticaal oppervlak aan de achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen bedrijfsvoertuigen.

  • De functie kan verkeerde beslissingen nemen bij stilstaande of langzaam rijdende voertuigen, met name 's nachts, zodat u extra voorzichtig moet rijden.

  • Het is mogelijk dat de functie onterecht wordt geactiveerd is speciale situaties de waarbij auto dicht langs vrachtwagens of bergingsauto's moet rijden.

Om deze functie optimaal te kunnen uitvoeren, moet het systeem de contouren en belangrijkste kenmerken van het lichaam van de voetganger zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen. Dit betekent dat het hoofd, de schouders, armen en benen, en het boven- en onderlichaam van de voetganger kunnen worden herkend door deze te integreren in standaard menselijke bewegingen. Sommige situaties kunnen ertoe leiden dat voetgangers niet worden gedetecteerd en dat de AEB niet werkt. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers langer dan 2 meter of korter dan 1 meter.

  • Voetgangers die wijde kleding dragen (zoals regenjassen, enz.) waardoor hun belangrijkste kenmerken (armen, benen, enz.) en contouren worden verhuld.

  • Voetgangers die te dicht bij de sensor staan wanneer ze voor het eerst in het detectiebereik van de sensor komen.

  • Voetgangers die een grote rugzak of bagage dragen.

  • Laag contrast tussen de kleuren van de kleding van een voetganger en de achtergrond.

  • Voetgangers die een paraplu dragen die hun hoofd, armen en andere belangrijke kenmerken bedekt.

  • Gebogen of hurkende voetgangers.

  • Voetgangers die in een rolstoel zitten.

  • Voetgangers die zeer dicht tegen elkaar staan.

  • Voetgangers die reflecterende kleding dragen.

  • Voetgangers die op een donkere plaats lopen, zoals op een weg 's nachts, in een tunnel, enz.

  • Voetgangers die de weg oversteken met sterk variërende snelheden.

Om deze functie optimaal te kunnen uitvoeren, moet het systeem de contouren en belangrijkste kenmerken van het lichaam van de fietser zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen, naast de contouren van de fiets. De fietsers waarnaar in deze functie wordt verwezen, zijn volwassenen die op fietsen rijden die voor volwassenen zijn ontworpen. Sommige situaties kunnen ertoe leiden dat fietsers niet worden gedetecteerd en dat de AEB niet werkt. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Fietsen of fietsers waarvan de kenmerken bedekt zijn door kleding waardoor hun contouren worden verborgen.

  • Fietsen beladen met grote voorwerpen.

  • Fietsen die met hoge snelheid rijden.

  • Slecht kleurcontrast van fietsers en fietsen met de achtergrond.

  • Fietsers die de weg oversteken met sterk variërende snelheden.

  • Voetgangers die te dicht bij de sensor staan wanneer ze voor het eerst in het detectiebereik van de sensor komen.

  • Fietsers die in een donkere omgeving rijden, zoals 's nachts of in een tunnel.

  • Fietsers op zelfbalancerende scooters, staande scooters, bepaalde soorten zittende scooters en speciaal gevormde elektrische fietsen.

Voertuigdoelen kunnen leiden tot een fout van de AEB in de volgende situaties, waaronder maar niet beperkt tot:

  • De AEB reageert niet op een doel in een dode hoek van de sensor, zoals die op een hoek, aan een zijkant of achter de auto.

  • Het doel wordt mogelijk verkeerd geselecteerd of gemist wanneer de auto een bocht nadert of door een bocht navigeert.

  • Het doel kan worden verloren of de afstand tot het doel kan verkeerd worden ingeschat als de auto op een helling rijdt.

  • Wanneer slechts een deel van het voertuig in de naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (vooral grote voertuigen zoals bussen en vrachtwagens), wordt het doel mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

  • Wanneer uw auto plotseling achter een voorligger gaat rijden, of wanneer andere voertuigen abrupt vóór uw auto komen rijden of ervan wegrijden, wordt het doel mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

  • Als een voorligger onder een grote hoek ten opzichte van deze auto staat, wordt hij mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voorligger overlapt met uw auto, wordt dat voertuig mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

  • Situaties zoals binnen een korte tijd na het inschakelen, wanneer de auto in de parkeerstand staat, wanneer een veiligheidsgordel niet is bevestigd, enz.

De volgende situaties zouden van invloed kunnen zijn op het vermogen van de AEB om botsingen af te zwakken als gevolg van speciale of complexe wegomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Grote aantallen voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van snelwegen, wegen met filevorming.

  • Slingerende wegen of scherpe bochten.

  • Wegen op hellingen omhoog of omlaag.

  • Hobbelige wegen.

  • In- en uitgangen van tunnels.

Opgelet 制动距离在湿滑路面上会延长。若防抱死系统、牵引力控制系统、车辆稳定性控制系统被触发,可能导致自动紧急制动减缓碰撞的能力降低。

De remweg is langer op gladde oppervlakken. Als het antiblokkeerremsysteem, het tractiecontrolesysteem en het stabiliteitscontrolesysteem van de auto worden geactiveerd, kan dit van invloed zijn op het vermogen van autonome noodstop om de gevolgen van een aanrijding te beperken.

Waarschuwing 在自动紧急制动过程中,制动踏板会自动迅速向下移动。因此不能在踏板下放置物品,从而影响踏板自由移动。

Tijdens een autonome noodstop gaat het rempedaal automatisch snel omlaag. Plaats daarom geen voorwerpen onder het pedaal om de vrije beweging van het pedaal niet te hinderen.

Waarschuwing 自动紧急制动不能代替用来维持与前方车辆之间的安全行车距离。请避免与前车距离过近或激烈驾驶等行为。

De autonome noodstop is geen vervanging voor het aanhouden van een veilige volgafstand tussen u en de voorligger. Blijf niet te dicht op de auto voor u en voorkom agressief rijden.

Waarschuwing 自动紧急制动主要用于减轻正面碰撞的冲击。

De autonome noodstop wordt hoofdzakelijk gebruikt om de impact van een frontale botsing te verminderen.

Waarschuwing 以下情况可能导致自动紧急制动不会制动或者停止制动,包括但不限于:

De autonome noodstop bedient mogelijk niet de remmen of kan stoppen de remmen te bedienen in bepaalde situaties, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De bestuurder trapt het gaspedaal volledig of plotseling in.

  • De bestuurder draait het stuurwiel scherp.

  • De veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt.

  • De portier van de bestuurder is niet gesloten.

  • De autonome noodstop werd al geactiveerd en kan niet opnieuw binnen ongeveer 30 seconden worden geactiveerd.

  • Er is geen auto gedetecteerd vóór uw auto.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het AEB-systeem. Veel factoren kunnen het AEB-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Waarschuwing rijstrookbewaking (LDW)

De rijstrookbewaking (LDW) helpt het risico te verkleinen dat u onbedoeld uit uw rijstrook afwijkt door zichtbare en hoorbare waarschuwingen en stuurwieltrillingen te genereren wanneer uw auto de niet-autonome neiging heeft om naar een naastgelegen rijstrook af te wijken of op het punt staat om rijstrookmarkeringen te overschrijden.

GUM225061
Waarschuwing 车道偏离预警可能无法检测到道路边缘,请谨慎驾驶并始终保持行驶在车道内。

De rijstrookbewaking detecteert mogelijk geen wegranden, dus het is belangrijk om voorzichtig te rijden en altijd binnen de rijstrook te blijven.

Waarschuwing 车道偏离预警作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。LDW仅供参考,无法替代您的目视检查。 您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用车道保持辅助系统。在使用车道偏离预警系统时,如发现交通状况、道路环境或车辆状况不适宜使用该功能,或存在其他不安全因素,您应随时准备接管爱车。您始终承担着保持爱车安全行驶在车道内、且符合现行交通法律法规的最终责任。

Het rijstrookbewakingssysteem is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. Het rijstrookbewakingssysteem dient uitsluitend ter ondersteuning en is geen vervanging van uw visuele waarneming.

Blijf altijd alert bij weg en verkeersomstandigeheden en schakel het rijstrookbewakingssysteem in indien nodig voor uw veiligheid. Wanneer u het rijstrookbewakingssysteem gebruikt, moet u altijd voorbereid zijn om de controle over de auto over te nemen als u ontdekt dat de weg, het verkeer, de staat van de auto of een andere risicofactor het onveilig voor u maakt om deze functie te gebruiken. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid om uw auto in zijn rijstrook te houden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en -regels.

LDW inschakelen/uitschakelen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Rijstrookbewaking en -assistent om deze functie in of uit te schakelen.

Deze functie wordt ingeschakeld wanneer het systeem van de auto opnieuw wordt gestart. Eenmaal ingeschakeld, kunt u de waarschuwingsmethoden en de gevoeligheid instellen:

  • Typen waarschuwingen:

    • Visueel: Zichtbare waarschuwing.

    • Audio: Waarschuwen door middel van een geluid.

    • Trillingen: Waarschuwen door middel van stuurwieltrillingen.

  • Gevoeligheid:

    • Laag: waarschuwt later dan bij normale gevoeligheid onder dezelfde omstandigheden.

    • Normaal: de normale gevoeligheid.

    • Hoog: waarschuwt eerder dan bij normale gevoeligheid onder dezelfde omstandigheden.

Gebruiksvoorwaarden van de LDW:

  • Uw rijsnelheid is ongeveer 50 tot 130 km/u.

  • Uw auto rijdt normaal zonder plotselinge versnelling, vertraging of stuurbewegingen.

  • Uw auto bevindt zich in het midden van de rijstrook en rijdt niet op de rijstrookmarkeringen.

  • De rijstrookmarkeringen zijn duidelijk zichtbaar aan minstens één kant.

  • De high-definition camera's werken normaal en hebben een duidelijk zicht.

  • Geen onderdelen van het LDW-systeem zijn defect.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • De bestuurder heeft zijn veiligheidsgordel bevestigd.

    • Alle portieren zijn gesloten.

    • Uw auto staat in de vooruitrijstand (D).

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

    • Het tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet handmatig uitgeschakeld.

Opgelet 当转向灯打开,爱车向相应一侧偏离时,车道偏离预警系统不会提醒或控制。

De rijstrookbewaking geeft geen waarschuwingen en grijpt niet in wanneer de richtingaanwijzer is geactiveerd en de auto opzettelijk naar de betreffende kant afwijkt.

Digitaal instrumentenpaneeldisplay

GUM175096
  1. Statuspictogram van de LDW

  2. Weergave van de rijstrookmarkering

  • Geen statuspictogram: het LDW-systeem is niet ingeschakeld.

  • Grijs statuspictogram: het LDW-systeem is ingeschakeld, staat stand-by en is nog niet geactiveerd.

    GUM175065
  • Wit statuspictogram en centrale rijstrookmarkering: het LDW-systeem is actief.

    GUM175066
  • Rood statuspictogram en één rode kant van de centrale rijstrookmarkeringen: het risico bestaat dat de rijstrook onbedoeld naar die kant wordt verlaten.

    GUM175067
Opgelet 数字仪表显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于数字仪表的显示内容。

De weergave op het digitaal instrumentenpaneeldisplay dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Het is daarom belangrijk om niet alleen te vertrouwen op de informatie die wordt weergegeven op het digitaal instrumentenpaneeldisplay.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van het LDW-systeem en zelfs dat de functie automatisch wordt uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De auto navigeert door scherpe bochten, zoals op op- en afritten van een snelweg.

  • Rijstrookmarkeringen die onduidelijk of gesleten zijn, ontbreken, overlappen of worden overschaduwd door andere voertuigen, gebouwen of landschapselementen;

  • Weggedeelten die geen rijstrookmarkeringen hebben, zoals op niet-standaard wegen, kruispunten of bouwterreinen;

  • Rijden op weggedeelten met speciale rijstrookmarkeringen, zoals snelheidsvertragende markeringen en kanaliserende rijstrookmarkeringen;

  • Rijstroken die niet duidelijk gescheiden zijn, zoals invoeg- en uitvoegstroken, op- en afritten van snelwegen, kruispunten binnen de bebouwde kom of uitvoegstroken om linksaf te slaan;

  • Aanwezigheid van randen of andere hoogcontrast lijnen op het wegdek in plaats van rijstrookmarkeringen, zoals naden in de weg of wegranden;

  • Onvermogen om rijstrookmarkeringen volledig of correct te herkennen als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op hellende wegen;

  • Onvermogen om rijstrookmarkeringen volledig te herkennen of niet correct te herkennen als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts; of

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten is te breed of te smal.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van het LDW-systeem en zelfs dat de functie automatisch wordt uitgeschakeld vanwege een fout van een camera. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd. De cameralens is vervuild met allerlei vreemde stoffen, zoals water, stof, microkrassen, olieslib, vuil, vegen, ijs of sneeuw.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel. Of het heldere licht hindert het zicht van de camera.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Lange schaduwen worden geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, waternevel, sneeuw of stof dat wordt opgeworpen door een voorligger en op uw auto valt.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

Het wordt niet aanbevolen om het LDW-systeem te gebruiken voor speciale of complexe wegomstandigheden omdat het hierdoor mogelijk niet goed werkt of automatisch kan worden uitgeschakeld. Dergelijke omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Veel voetgangers, fietsers of dieren op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van snelwegen, wegen met filevorming.

  • Slingerende wegen of scherpe bochten.

  • Wegen op hellingen omhoog of omlaag.

  • Hobbelige wegen.

  • Smalle wegen

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Ongewone wegen

  • Wegen zonder middenlijn

Rijstrookassistent (LKA)

Als uw auto niet-autonoom afwijkt uit de rijstrook of neigt dit te doen, zal de rijstrookassistent (LKA) de bestuurder kort assisteren door het stuurwiel te bedienen en de auto weer binnen de rijstrook te brengen, en zichtbare en hoorbare alarmen of stuurwieltrillingen genereren.

GUM225061

Het LKA-systeem omvat:

  • Waarschuwing: Wanneer de auto een niet-autonome neiging heeft om af te wijken naar een aangrenzende rijstrook of op het punt staat een rijstrookmarkering te overschrijden, genereert de LKA alleen geschikte zichtbare en hoorbare waarschuwingen en stuurwieltrillingen.

  • Waarschuwing en stuurcorrectie: Wanneer de rijdende auto een niet-autonome neiging heeft om af te wijken naar de naastgelegen rijstrook, of op het punt staat de rijstrookmarkering te overschrijden, zal de LKA een lichte stuurcorrectie uitoefenen op het stuurwiel om het risico te verkleinen dat de auto van de rijstrook afwijkt. Als de auto te veel afwijkt van de rijstrook, kan de LKA geschikte zichtbare en hoorbare waarschuwingen genereren.

Waarschuwing LKA can only provide some steering assistance and cannot control the vehicle speed. LKA is unable to continuously control the direction of the vehicle, i.e. it is unable to keep the vehicle in the middle of the lane.

De LKA kan slechts enige hulp bij het sturen bieden en kan niet de rijsnelheid regelen.

De LKA is niet in staat om de rijrichting van de auto continu te regelen, d.w.z. het is niet in staat om de auto in het midden van de rijstrook te houden.

Waarschuwing LKA has limited steering force and can only provide slight steering assistance to prevent the vehicle from deviating from the lane completely. Therefore, do not rely on LKA for steering, always be prepared to increase your steering effort, especially in curves. Take over the steering wheel immediately if you need to turn, turn around, or pass through winding or sharp roads.

De LKA heeft een beperkte stuurkracht en kan slechts lichte hulp bij het sturen bieden om te voorkomen dat de auto volledig uit de rijstrook rijdt. U kunt daarom voor wat betreft het sturen niet op de LKA vertrouwen, en moet altijd voorbereid zijn om uw stuurinspanning te vergroten, met name in bochten.

Neem onmiddellijk het stuurwiel over als u wilt afslaan of omkeren, of over bochtige of kronkelende wegen rijdt.

Waarschuwing Lane Keeping Assist, as a driver assistance function, cannot handle all traffic, weather and road conditions. LKA is for reference only and cannot replace your visual inspection. You must always pay attention to traffic conditions and the road environment, and decide whether to use LKA when it is safe to do so.

De rijstrookassistent is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden.

De rijstrookassistent dient uitsluitend ter raadpleging en is geen vervanging van uw visuele waarneming. U moet altijd uw aandacht bij de verkeersomstandigheden en de omgeving van de weg houden en beslissen of u LKA gebruikt wanneer dat veilig is.

Wanneer u de rijstrookassistent gebruikt, dient u voorbereid te zijn om uw auto over te nemen als u het omringende verkeer, de wegomstandigheden of de auto ongeschikt vindt voor het gebruik ervan, of als er andere onveilige factoren zijn.

U hebt altijd de eindverantwoordelijkheid om uw auto veilig binnen de rijstrook te houden en in overeenstemming met de toepasselijke wet- en regelgeving op het gebied van weg- en verkeersveiligheid.

Waarschuwing 驾驶时不可以有以下行为:• 完全依靠车道保持辅助系统• 在恶劣天气情况下使用车道保持辅助系统• 在特殊道路使用车道保持辅助系统• 双手离开方向盘• 视线离开行驶道路

Het volgende is onder het rijden niet toegestaan:

  • Uitsluitend vertrouwen op de rijstrookassistent.

  • Bij slechte weersomstandigheden activeer de rijstrookassistent.

  • De rijstrookassistent gebruiken tijdens bijzondere wegomstandigheden.

  • Laat het stuurwiel los.

  • Uw ogen van de weg halen.

LKA inschakelen/uitschakelen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Rijstrookassistent om deze functie in of uit te schakelen.

Eenmaal ingeschakeld, kunt u het waarschuwingsniveau en de gevoeligheid instellen:

  • Waarschuwingsniveau

    • Waarschuwing: genereert alleen waarschuwingen.

    • Waarschuwing en stuurcorrectie: genereert een waarschuwing en oefent een lichte stuurcorrectie uit.

  • Soort waarschuwing:

    • Wanneer dit is ingesteld op "Waarschuwing", zijn de waarschuwingsmethoden: afbeelding, afbeelding + geluid, afbeelding + trillingen, en afbeelding + geluid + trillingen.

    • Wanneer de functie is ingesteld op Waarschuwing en stuurcorrectie, kan de waarschuwingsmethode niet worden ingesteld en is de standaardinstelling "beeld + geluid".

  • Gevoeligheid:

    • Laag: waarschuwt later dan bij normale gevoeligheid onder dezelfde omstandigheden.

    • Normaal: de normale gevoeligheid.

    • Hoog: waarschuwt eerder dan bij normale gevoeligheid onder dezelfde omstandigheden.

Opgelet 请您务必审慎设置提醒方式与灵敏度,确保该等设置符合您的驾驶习惯。

Stel de waarschuwingsmethoden en gevoeligheid zorgvuldig in zodat ze overeenkomen met uw rijgewoonten.

Gebruiksvoorwaarden van de LKA:

  • Uw rijsnelheid is ongeveer 50 tot 130 km/u.

  • Uw auto rijdt normaal zonder plotselinge versnelling, vertraging of stuurbewegingen.

  • Uw auto bevindt zich in het midden van de rijstrook en rijdt niet op de rijstrookmarkeringen.

  • De rijstrookmarkeringen zijn duidelijk zichtbaar aan minstens één kant.

  • De high-definition camera werkt normaal en heeft een duidelijk zicht.

  • Geen onderdelen van het LKA-systeem zijn defect.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • Uw auto staat in de vooruitrijstand (D).

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

    • Het tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet handmatig uitgeschakeld.

Opgelet Lane Keeping Assist does not alert or control when the turn signals are turned on and the vehicle deviates to the appropriate side.

De rijstrookassistent waarschuwt of reageert niet wanneer de richtingaanwijzers ingeschakeld zijn en de auto naar de betreffende kant afwijkt.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD)

GUM182952
  1. Statuspictogram van de LKA:

    • Geen statuspictogram: niet ingeschakeld.

    • Grijs statuspictogram: stand-by.

    • Witte rijstrookmarkeringen: De rijstrookmarkeringen aan die kant van de rijstrook zijn gedetecteerd.

    • Gele rijstrookmarkeringen: Rijstrookassistent niveau 1.

    • Rode rijstrookmarkeringen: Rijstrookassistent niveau 2.

  2. Weergave van de rijstrookmarkering:

  • Geen statuspictogram: Het LKA-systeem is niet ingeschakeld.

  • Het statuspictogram is grijs: Het LKA-systeem is ingeschakeld, staat stand-by en is nog niet geactiveerd:

    GUM182979
  • Het statuspictogram en de middelste rijstrookmarkeringen zijn wit: Het LKA-systeem is actief.

    GUM182892
  • Het statuspictogram en één kant van de middelste rijstrookmarkeringen zijn rood:

    GUM182893
    • Als "Waarschuwing" is geselecteerd, geeft dit het risico aan dat de auto per ongeluk aan de betreffende kant uit de rijstrook rijdt.

    • Wanneer "Waarschuwing en rijstrookcorrectie" is geselecteerd, geeft dit aan dat de auto onverwacht van de rijstrook is afgeweken en dat de LKA niet langer in staat is om de auto binnen de rijstrook te houden door middel van een lichte stuurcorrectie.

  • Het statuspictogram en één kant van de centrale rijstrookmarkeringen zijn geel: komt alleen voor wanneer Waarschuwing en stuurcorrectie is geselecteerd. Dit geeft aan dat de LKA aan de betreffende kant een mate van stuurcorrectie uitoefent om de kans te verkleinen dat de auto van de rijstrook afwijkt.

    GUM182894
Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van het LKA-systeem en zelfs dat de functie automatisch wordt uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De auto navigeert door scherpe bochten.

  • Onduidelijke, versleten, ontbrekende, overlappende rijstrookmarkeringen of deze zijn onduidelijk door schaduwen van andere voertuigen, gebouwen of landschapselementen.

  • Geen rijstrookbelijning op een weggedeelte, zoals op niet-standaard wegen, kruispunten of bouwterreinen.

  • Rijden op weggedeelten met speciale rijstrookmarkeringen, zoals snelheidsvertragende markeringen en kanaliserende rijstrookmarkeringen.

  • Vaag afgetekende rijstrooklijnen, zoals op invoegstroken of uitvoegstroken, snelwegen, kruispunten binnen de bebouwde kom of uitvoegstroken om linksaf te slaan.

  • Er zijn randen of andere hoogcontrast lijnen op de weg in plaats van rijstrookmarkeringen, zoals naden in de weg of wegranden.

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden geïdentificeerd of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op een op-/aflopende weg;

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts.

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten is te breed of te smal;

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van het LKA-systeem en zelfs dat de functie automatisch wordt uitgeschakeld vanwege een fout van een camera. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd. De cameralens is vervuild met allerlei vreemde stoffen, zoals water, stof, microkrassen, olieslib, vuil, vegen, ijs of sneeuw.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel. Of het heldere licht hindert het zicht van de camera.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Lange schaduwen worden geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, waternevel, sneeuw of stof dat wordt opgeworpen door een voorligger en op uw auto valt.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

Het gebruik van het LKA-systeem wordt niet aanbevolen voor speciale of complexe wegomstandigheden omdat het LKA-systeem hierdoor mogelijk niet goed werkt of automatisch kan worden uitgeschakeld. Dergelijke omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Veel voetgangers, fietsers of dieren op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, snelwegen, wegen met filevorming.

  • Slingerende wegen of scherpe bochten.

  • Wegen op hellingen omhoog of omlaag.

  • Hobbelige wegen.

  • Smalle wegen.

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Ongewone wegen.

  • Wegen zonder middenlijn.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het LKA-systeem. Veel factoren kunnen het LKA-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK)

De rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) kan enige mate van stuurcorrectie uitoefenen om de bestuurder te helpen de positie van de auto snel te corrigeren om een aanrijding zo veel mogelijk te voorkomen wanneer de auto onvrijwillig afwijkt uit zijn rijstrook of wanneer een risico van een aanrijding aan de zijkant bestaat vanuit de naastgelegen rijstrook.

Als de rijsnelheid ongeveer 50 tot 130 km/u is, kan de ELK worden geactiveerd in de volgende vier noodscenario's:

  • Terwijl uw richtingaanwijzer uit is, wijkt uw auto onvrijwillig af van zijn rijstrook naar de wegrand.

  • Terwijl uw richtingaanwijzer uit is en de rijstrookmarkering een doorgetrokken streep is, wijkt uw auto onvrijwillig af van zijn rijstrook naar de kant van de doorgetrokken streep.

  • Terwijl uw richtingaanwijzer uit is en een voertuig u tegemoet komt in de rijstrook links van u, wijkt uw auto onvrijwillig af van zijn rijstrook naar links.

  • Als een voertuig snel van achteren nadert in de rijstrook links van u, wijkt uw auto onvrijwillig af van zijn rijstrook of wisselt actief van rijstrook naar links.

ELK inschakelen/uitschakelen

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Rijstrookassistent voor noodgevallen om deze functie in of uit te schakelen.

Het wordt niet aanbevolen om deze functie uit te schakelen. Als deze functie is uitgeschakeld, kan hij de bestuurder niet assisteren door in een noodgeval het stuurwiel te bedienen wanneer een risico van een zijdelingse botsing bestaat.

Waarschuwing ELK转向力有限,仅能提供一定的纠偏转向辅助,无法保证完全阻止车辆偏离车道或避免危险,因此切勿依赖ELK控制方向,请您及时控制车辆方向。如果需要转弯、调头,或者通过蜿蜒曲折、急转弯的道路时,请您及时控制车辆方向。

Het beperkte koppel dat door ELK wordt uitgeoefend op het stuur en slechts een bescheiden corrigerende stuurkoppel biedt, kan niet volledig voorkomen dat de auto uit zijn rijstrook afwijkt of gevaren ontwijkt. Neem tijdig de controle over de rijrichting van uw auto over in plaats van erop te vertrouwen dat de ELK bijstuurt.

Neem onmiddellijk de besturing over bij het rijden van bochten, omkeren en rijden op bochtige wegen of wegen met scherpe bochten.

Waarschuwing ELK作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。您必须时刻关注交通状况及道路环境,切勿依赖ELK避免危险。出于安全考虑,切勿故意主动触发ELK以测试该功能。如您发现危险,切勿等待ELK触发后再采取行动。您始终承担着保持本车安全行驶在车道内、且符合现行交通法律法规的最终责任。

De ELK is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. Het kan ineffectief, ongeschikt of te laat zijn als gevolg van een aantal factoren.

U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en nooit op ELK vertouwen om uw veiligheid te garanderen. Activeer ELK om veiligheidsredenen nooit opzettelijk of actief om deze functie te testen. Als u een gevaarlijke situatie tegenkomt, wacht dan nooit tot ELK ingrijpt voordat u actie onderneemt. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid om uw auto in zijn rijstrook te houden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en -regels.

Waarschuwing 驾驶时不可以有以下行为:完全依靠ELK

Het volgende is onder het rijden niet toegestaan:

  • Uitsluitend op ELK vertrouwen;

  • Uw handen van het stuurwiel halen;

  • Uw ogen van de weg halen.

Gebruiksvoorwaarden van de ELK:

  • Uw rijsnelheid is ongeveer 50 tot 130 km/u.

  • Uw auto rijdt normaal zonder plotselinge versnelling, vertraging of stuurbewegingen.

  • Uw auto bevindt zich in het midden van de rijstrook en rijdt niet op de rijstrookmarkeringen.

  • De high-definition camera werkt normaal en heeft een duidelijk zicht.

  • Geen onderdelen van de rijstrookassistent zijn defect.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • Uw auto staat in de vooruitrijstand (D).

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

Opgelet 在满足条件的紧急场景中,ELK会自动激活。ELK仅能提供一定的转向辅助,而无法控制车辆速度。ELK无法持续控制车辆方向,即无法将车辆一直保持在车道中间。当ELK控制方向时,方向盘会转动。您可以转动方向盘主动接管爱车,此时爱车的方向将交由您来控制。

ELK kan in noodsituaties automatisch worden ingeschakeld als aan bepaalde vereisten wordt voldaan.

ELK kan alleen enige stuurhulp bieden, maar niet de rijsnelheid regelen.

ELK is niet in staat om de rijrichting van de auto constant te controleren, wat betekent dat het de auto niet altijd in het midden van de rijstrook kan houden.

Wanneer ELK u bij het sturen helpt, draait het stuurwiel uit zichzelf.

U kunt de controle over de auto overnemen door het stuurwiel handmatig te draaien. In dit geval hebt u de controle over de rijrichting van de auto.

ELK in geval van afwijken naar de wegrand

Als aan de gebruiksvoorwaarden ervan wordt voldaan, kan de ELK enige mate van stuurcorrectie uitoefenen als uw auto onvrijwillig afwijkt van zijn rijstrook naar de rechter wegrand terwijl de richtingaanwijzer is uitgeschakeld. Op dat moment wordt de betreffende kant van de middelste rijstrookmarkering geel weergegeven.

Waarschuwing 以下情况可能导致向右侧路沿偏离的紧急车道保持无法按预期运作或者自动退出,请及时控制车辆方向,包括但不限于:路沿不清晰,或由于光线等原因导致路沿无法识别或者识别不正确,譬如强烈光照导致反光,恶劣天气、夜晚导致能见度差或者光线不足等;

Onder de volgende omstandigheden kan de auto naar de rechter weghelft afwijken en werkt de rijstrookassistent voor noodgevallen mogelijk niet zoals bedoeld of wordt deze automatisch geannuleerd. Neem dus tijdig de controle over de rijrichting van de auto over. Deze omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De berm is onduidelijk of de bermmarkeringen worden niet goed herkend als gevolg van factoren zoals reflectie veroorzaakt door sterk licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts;

  • De aanwezigheid van obstakels zoals afrasteringen, vangrails, verkeerskegels of palen langs de weg kunnen verhinderen dat de ELK reageert; of

  • Bij het rijden in scherpe bochten, op hellingen omhoog of omlaag, op hobbelige ondergronden, in waterverzadigde gebieden, op met ijs of sneeuw bedekte wegen.

ELK in geval van afwijken naar de doorgetrokken streep

GUM225371

Als aan de gebruiksvoorwaarden ervan wordt voldaan, kan de ELK enige mate van stuurcorrectie uitoefenen als uw auto onvrijwillig afwijkt van zijn rijstrook naar een doorgetrokken streep terwijl de richtingaanwijzer is uitgeschakeld. Op dat moment wordt de betreffende kant van de middelste rijstrookmarkering rood weergegeven.

Waarschuwing 以下情况可能导致向实线一侧车道线偏离的紧急车道保持无法按预期运作或者自动退出,请及时控制车辆方向,包括但不限于:车道线不清晰、磨损、缺失、交叉、受到其他车辆或建筑物或风景投下的阴影遮挡等

Onder de volgende omstandigheden kan de auto afwijken naar de kant van de weg met de doorgetrokken rijstrookmarkeringen en werkt de rijstrookassistent voor noodgevallen mogelijk niet zoals bedoeld of wordt deze automatisch geannuleerd. Neem dus tijdig de controle over de rijrichting van de auto over. Deze omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De rijstrookmarkeringen zijn onduidelijk of gesleten, ontbreken, overlappen of worden overschaduwd door andere voertuigen, gebouwen of landschapselementen;

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten is te breed of te smal;

  • Er zijn speciale rijstrookmarkeringen;

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden geïdentificeerd of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op een op-/aflopende weg;

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts; of

  • Bij het rijden in scherpe bochten, op hellingen omhoog of omlaag, op hobbelige ondergronden, in waterverzadigde gebieden, op met ijs of sneeuw bedekte wegen.

ELK in geval van afwijken naar de wegrand

GUM225408

Als aan de gebruiksvoorwaarden voor de ELK wordt voldaan, kan ELK enige mate van stuurcorrectie uitoefenen als uw auto onvrijwillig afwijkt van zijn rijstrook naar links terwijl de richtingaanwijzer is uitgeschakeld en een tegemoetkomend voertuig in de rijstrook links van u rijdt en de rijstrookmarkering duidelijk zichtbaar is. Op dat moment wordt de linkerkant van de middelste rijstrookmarkering rood weergegeven.

Waarschuwing 以下情况可能导致向左有正面碰撞风险的紧急车道保持无法按预期运作或者自动退出,请及时控制车辆方向,包括但不限于:车道线不清晰、磨损、缺失、交叉、受到其他车辆或建筑物或风景投下的阴影遮挡等

Onder de volgende omstandigheden kan een frontale botsing aan de linkerkant ontstaan en werkt de rijstrookassistent voor noodgevallen mogelijk niet zoals bedoeld of wordt deze automatisch geannuleerd. Neem dus tijdig de controle over de rijrichting van de auto over. Deze omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De rijstrookmarkeringen zijn onduidelijk of gesleten, ontbreken, overlappen of worden overschaduwd door andere voertuigen, gebouwen of landschapselementen;

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten is te breed of te smal;

  • Er zijn speciale rijstrookmarkeringen;

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden geïdentificeerd of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op een op-/aflopende weg;

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts; of

  • Bij het rijden in scherpe bochten, op hellingen omhoog of omlaag, op hobbelige ondergronden, in waterverzadigde gebieden, op met ijs of sneeuw bedekte wegen; of

  • Onder de naderende voertuigen bevinden zich motorfietsen en diverse typen niet-voertuigen.

ELK in geval van afwijken naar de doorgetrokken streep

Als aan de gebruiksvoorwaarden voor de ELK wordt voldaan, kan deze enige mate van stuurcorrectie uitoefenen als uw auto onvrijwillig afwijkt van zijn rijstrook of actief van rijstrook wisselt naar de rijstrook links van u terwijl een voertuig snel van achteren nadert in de rijstrook links van u en de rijstrookmarkering duidelijk zichtbaar is. Op dat moment wordt de linkerkant van de middelste rijstrookmarkering rood weergegeven.

Waarschuwing 以下情况可能导致向左有车尾碰撞风险的紧急车道保持无法按预期运作或者自动退出,请及时控制车辆方向,包括但不限于: 车道线不清晰、磨损、缺失、交叉、受到其他车辆或建筑物或风景投下的阴影遮挡等

Onder de volgende omstandigheden kan een botsing achterop aan de linkerkant ontstaan en werkt de rijstrookassistent voor noodgevallen mogelijk niet zoals bedoeld of wordt deze automatisch geannuleerd. Neem dus tijdig de controle over de rijrichting van de auto over. Deze omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De rijstrookmarkeringen zijn onduidelijk of gesleten, ontbreken, overlappen of worden overschaduwd door andere voertuigen, gebouwen of landschapselementen;

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten is te breed of te smal;

  • Er zijn speciale rijstrookmarkeringen;

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden geïdentificeerd of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op een op-/aflopende weg;

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts; of

  • Bij het rijden in scherpe bochten, op hellingen omhoog of omlaag, op hobbelige ondergronden, in waterverzadigde gebieden, op met ijs of sneeuw bedekte wegen.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van het ELK-systeem en zelfs dat de functie automatisch wordt uitgeschakeld vanwege een fout van een camera. In dat geval stuurt u op tijd uw auto. Deze situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd. De cameralens is vervuild met allerlei vreemde stoffen, zoals water, stof, microkrassen, olieslib, vuil, vegen, ijs of sneeuw.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel. Of het heldere licht hindert het zicht van de camera.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Lange schaduwen worden geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, waternevel, sneeuw of stof dat wordt opgeworpen door een voorligger en op uw auto valt.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van het ELK-systeem en zelfs dat de functie automatisch wordt uitgeschakeld vanwege een fout van een radar. In dat geval stuurt u op tijd uw auto. Deze situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De radars zijn verplaatst, worden belemmerd of zijn afgedekt met vuil, ijs, sneeuw, metalen platen, tape, stickers, bladeren of andere materialen;

  • De radars of de omliggende gebieden zijn beschadigd door een aanrijding of krassen;

  • Regen, sneeuw, mist, nevel en andere extreme weersomstandigheden kunnen de werking van de radars belemmeren; en

  • Als gevolg van de beperkingen van de radardetectiefunctie kunnen in zeer zeldzame en specifieke situaties valse waarschuwingen optreden veroorzaakt door bepaalde metalen afrasteringen, middenbermen, betonnen muren en andere soortgelijke objecten.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van LiDAR waardoor de prestaties van de ELK worden beïnvloed of de functie zelfs wordt uitgeschakeld. Deze situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, kunnen ook de prestaties van LiDAR beïnvloeden.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • De aanwezigheid van water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op de LiDAR-lens.

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon.

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor de verkeersborden en botsbarrières op delen van snelwegen en verhoogde wegen.

Speciale of complexe wegomstandigheden kunnen leiden tot een fout van het ELK-systeem en zelfs dat de functie automatisch wordt uitgeschakeld. In dat geval stuurt u op tijd uw auto. Deze situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Veel voetgangers, fietsers of dieren op de weg

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van snelwegen, wegen met filevorming.

  • Slingerende wegen of scherpe bochten.

  • Wegen op hellingen omhoog of omlaag.

  • Hobbelige wegen.

  • Smalle wegen

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Bouwterreinen.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het ELK-systeem. Veel factoren kunnen het ELK-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Dodehoekdetectie (BSD)

De dodehoekdetectie (BSD) herinnert u eraan te letten op de veiligheid bij het wisselen van rijstrook door middel van zichtbare en hoorbare waarschuwingen en stuurwieltrillingen wanneer een ander voertuig zich in de dode hoek van uw auto bevindt of een ander voertuig snel uw dode hoek nadert.

GUM224954

De BSD wordt alleen geactiveerd wanneer de rijsnelheid van uw auto hoger is dan 15 km/u.

Opgelet 盲点监控与变道预警的监测区域为爱车旁边车道,及其向后约70米的范围。

Deze functie kan de rijstroken naast de auto en meer dan 70 meter achter de auto detecteren.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Dodehoekdetectie om deze functie in of uit te schakelen en een geschikte herinneringsmethode te selecteren.

Wanneer de functie is ingeschakeld en geactiveerd, herinnert de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) u eraan wanneer een voertuig uw auto van achteren nadert, zoals aangegeven in de afbeelding.

GUM182950

Wanneer een voertuig in de dode hoek van uw auto of een voertuig dat uw auto snel van achteren nadert worden gedetecteerd, wordt een symbool in de zijspiegel weergegeven dat aangeeft dat een voertuig naast u rijdt. Als u in dat geval de richtingaanwijzer aan die kant inschakelt, herinnert deze functie u eraan niet van rijstrook te wisselen door middel van de volgende waarschuwingen:

  • Knipperend symbool in de zijspiegel.

  • Geluid + knipperend symbool in de zijspiegel.

  • Stuurwieltrillingen + knipperend symbool in de zijspiegel.

  • Geluid + stuurwieltrillingen + knipperend symbool in de zijspiegel.

Opgelet 当周围环境噪音较大时,例如车内音响音量过大或车外过于嘈杂,报警声可能会听不见。在强光的条件下,例如在白天强光下,氛围灯变红的警示可能不易察觉。

Bij veel omgevingsgeluid, zoals wanneer het volume van het geluidssysteem in de auto hoog staat of er veel lawaai is buiten de auto, kan het waarschuwingsgeluid onhoorbaar zijn.

Het kan moeilijk op te merken zijn dat de sfeerverlichting rood is geworden bij fel licht, zoals op klaarlichte dag.

Opgelet 在倒车时,盲点监控与变道预警不会工作。

De dodehoekdetectie werkt niet wanneer de auto achteruit rijdt.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Opgelet 当爱车行驶在弯道较大、车道较宽或者高低不平的路上时,盲点监控与变道预警可能无法对旁边车道行驶的车辆进行报警。

Wanneer u rijdt op een weg met scherpe bochten, brede rijstroken of een oneffen wegdek, kan de dodehoekdetectie u mogelijk niet waarschuwen voor voertuigen in aangrenzende rijstroken.

De dodehoekdetectie kan foutieve waarschuwingen geven in de volgende situaties:

  • Rijden dicht langs vangrails of hekwerken.

  • Rijden op of onder een brug of door een tunnel.

  • Rijden langs struiken, bomen, enz.

  • Rijden in de berm langs een afrastering, straatverlichting of lage muur.

  • Rijden langs bouwterreinen, zoals fabrieksgebouwen, havens, enz.

  • Rijden op stadswegen of kruispunten met meerdere rijstroken.

Waarschuwing 请注意保持保险杠雷达安装处以及附近区域的清洁,若覆盖有泥土,冰雪,金属板,胶带,标签,树叶等都会影响其性能而无法正常报警。
  • De radars zijn in of achter de bumper gemonteerd. Houd de bumper schoon en vrij van modder, ijs, metalen platen, stickers, labels en bladeren. Als u dit niet doet, kunnen de prestaties van de radars nadelig worden beïnvloed.

  • Als deze functie niet naar behoren werkt als gevolg van een aanrijding, krassen, defecte radar of storing, neemt u zo snel mogelijk contact op met NIO.

  • Als de radar gedurende langere tijd niet werkt en u geen storingswaarschuwingen ontvangt, neemt u zo snel mogelijk contact op met NIO.

  • Deze functie detecteert en waarschuwt u alleen voor voertuigen en grote motorfietsen of objecten, en kan vertraagd of niet waarschuwen, en zelfs niet detecteren en u niet waarschuwen voor objecten, zoals voetgangers, fietsen of skateboarders.

  • Deze functie waarschuwt u niet voor stilstaande objecten. Onjuiste waarschuwingen kunnen worden gegenereerd door bepaalde metalen afrasteringen, middenbermen of betonnen muren.

  • Hevige regenval, sneeuw, mist en andere extreme weersomstandigheden kunnen de werking van de radars belemmeren. Rijd voorzichtig en let goed op uw omgeving.

  • Gebruik deze functie nooit in de aanhangwagenmodus.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en dient u te houden aan de geldende verkeersveiligheidswetten en -regels.

Waarschuwing 盲点监控不能取代安全驾驶及车内后视镜和车外后视镜的使用。

Zelfs met dodehoekdetectie moet u nog steeds voorzichtig rijden en de achteruitkijkspiegel en de zijspiegels goed gebruiken.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het BSD-systeem. Veel factoren kunnen het BSD-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Waarschuwing portier open (DOW)

Wanneer u het portier van uw auto opent, en een motorvoertuig, fietser of voetganger van achteren nadert die een veiligheidsrisico vormt bij het openen van het portier of zelfs een botsing kan veroorzaken, zal de functie Waarschuwing portier open (DOW) u eraan herinneren voorzichtig te zijn door middel van zichtbare en hoorbare waarschuwingen.

GUM224917

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Waarschuwing portier open om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer de DOW is ingeschakeld, herinnert uw auto u op de volgende manieren. Op dat moment mogen u en uw passagiers hun portier niet openen, maar eerst controleren of het veilig is om het portier te openen:

  • De sfeerverlichting wordt rood.

  • Het pictogram wordt weergegeven in de zijspiegel.

  • Waarschuwingsgeluiden.

  • De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) geeft "Voertuig achter u" weer.

Opmerking 侧方开门预警可监测本车侧后方快速接近的目标。

De Waarschuwing geopend portier controleert of er weggebruikers u snel van achteren naderen.

Opgelet 爱车处于前进挡(D 挡)或驻车挡(P 挡),该功能才可启用。

Deze functie is alleen oproepbaar als het voertuig in de rijstand (DRIVE) of in de parkeerstand (PARK) staat.

Opgelet 当周围环境噪音较大时,例如车内音响音量过大或车外过于嘈杂,报警声可能会听不见。在强光的条件下,例如在白天强光下,氛围灯变红的警示可能不易察觉。

Bij veel omgevingsgeluid, zoals wanneer het volume van het geluidssysteem in de auto hoog staat of er veel lawaai is buiten de auto, kan het waarschuwingsgeluid onhoorbaar zijn.

Het kan moeilijk op te merken zijn dat de sfeerverlichting rood is geworden bij fel licht, zoals op klaarlichte dag.

Waarschuwing 侧方开门预警无法在所有情况下都准确发出提示,不能取代您和乘客的主动观察,以及内外后视镜的作用。请勿过度依赖该功能并时刻注意开门环境。

Waarschuwing geopend portier waarschuwt u niet nauwkeurig in alle situaties en is geen vervanging voor de actieve controle door u of uw passagiers of voor het kijken in de binnen- en zijspiegels. Vertrouw niet te veel op deze functie en houd bij het openen van de portieren de omgeving van het voertuig altijd goed in de gaten.

Waarschuwing 请注意保持保险杠雷达安装处以及附近区域的清洁,若覆盖有泥土,冰雪,金属板,胶带,标签,树叶等都会影响其性能而无法正常报警。
  • De radars zijn in of achter de bumper gemonteerd. Houd de bumper schoon en vrij van modder, ijs, metalen platen, stickers, labels en bladeren. Als u dit niet doet, kunnen de prestaties van de radars nadelig worden beïnvloed.

  • Als deze functie niet naar behoren werkt als gevolg van een aanrijding, krassen, defecte radar of storing, neemt u zo snel mogelijk contact op met NIO.

  • Als de radar gedurende langere tijd niet werkt en u geen storingswaarschuwingen ontvangt, neemt u zo snel mogelijk contact op met NIO.

  • Deze functie detecteert en waarschuwt u alleen voor voertuigen en grote motorfietsen of objecten, en kan vertraagd of niet waarschuwen, en zelfs niet detecteren en u niet waarschuwen voor objecten, zoals voetgangers, fietsen of skateboarders.

  • Deze functie waarschuwt u niet voor stilstaande objecten. Onjuiste waarschuwingen kunnen worden gegenereerd door bepaalde metalen afrasteringen, middenbermen of betonnen muren.

  • Hevige regenval, sneeuw, mist en andere extreme weersomstandigheden kunnen de werking van de radars belemmeren. Rijd voorzichtig en let goed op uw omgeving.

  • Gebruik deze functie nooit in de aanhangwagenmodus.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en dient u te houden aan de geldende verkeersveiligheidswetten en -regels.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het DOW-systeem. Veel factoren kunnen het DOW-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant (RCTA)

Als het systeem tijdens het achteruitrijden mogelijk aanrijdingsrisico met een kruisend voertuig aan de achterkant detecteert, kan de functie Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA) de bestuurder waarschuwen door middel van zichtbare en hoorbare waarschuwingen, en zo nodig zelfs het waarschuwen van de bestuurder versterken door kort te remmen.

GUM224937
Waarschuwing 两侧来车预警仅供参考,无法替代您的目视检查。两侧来车预警作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用来车预警。您始终承担着安全驾驶、且符合现行交通法律法规的最终责任。

De waarschuwing kruisend verkeer dient uitsluitend ter raadpleging. Het is geen vervanging voor uw visuele waarneming.

De waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties.

U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en de wegomstandigheden houden en beslissen of u de waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant wilt gebruiken of niet nadat uw veiligheid is gegarandeerd.

U draagt altijd de verantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de toepasselijke verkeerswetten en -regels.

Waarschuwing 不可在拖挂模式下使用该功能。

Gebruik deze functie nooit in de sleepmodus.

Waarschuwing 后侧来车预警及辅助仅作提醒警示,不能确保将爱车刹停,切勿依赖该功能避免碰撞或减弱碰撞影响。

De waarschuwing voor kruisend verkeer achter geeft alleen een waarschuwing en kan niet garanderen dat uw voertuig stopt. Vertrouw nooit op deze functie om een botsing te voorkomen of de impact van een botsing te verminderen.

Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant (RCTA) inschakelen/uitschakelen

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant om deze functie in of uit te schakelen.

GUM182913

Als dit is ingeschakeld, kunt u in de RCTA-instellingen het waarschuwingsniveau selecteren:

  • Waarschuwing: Wanneer de rijsnelheid lager is dan 15 km/u en aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan en de auto detecteert dat het risico bestaat van een botsing met een kruisend voertuig aan de achterkant, waarschuwt het systeem u door middel van zichtbare en hoorbare waarschuwingen op het digitale instrumentenpaneel, de interface van de surroundweergave en de interface van de parkeerassistent.

  • Waarschuwing & remmen: Wanneer de rijsnelheid ongeveer 1 tot 15 km/u is en aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan, activeert het systeem, in aanvulling op de zichtbare en hoorbare waarschuwingen, zo nodig kort de remmen, maar kan het niet garanderen dat de auto volledig tot stilstand komt.

Gebruiksvoorwaarden voor de RCTA:

  • De rijsnelheid van een kruisend voertuig aan de achterkant ligt tussen 5 km/u en 60 km/u.

  • De laterale radar achterop de auto werkt normaal en het detectiebereik is onbelemmerd.

  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • Alle portieren zijn gesloten.

  • Uw auto staat in de achteruitrijstand (R).

Opgelet 当您选择提醒及主动制动时,若深踩制动踏板或加速踏板,主动制动功能可能不会介入。

Wanneer u Waarschuwing en Remmen selecteert, grijpt de functie mogelijk niet in als u het rempedaal of het gaspedaal volledig intrapt.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige doelen worden mogelijk niet gedetecteerd of kunnen een reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Motorfietsen, elektrische fietsen, driewielers, fietsen.

  • Voetgangers.

  • Dieren.

  • Andere voorwerpen dan voertuigen.

Sommige doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Tegemoetkomende voertuigen / voertuigen die in dezelfde richting rijden

De RCTA reageert niet op doelen in de dode hoeken van de sensor, en kan geen voertuigen achter uw auto detecteren dwars door obstakels of geparkeerde voertuigen heen.

De RCTA kan geen kruisende voertuigen aan de achterkant detecteren in situaties inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Wanneer het voertuig is geparkeerd in de binnenste positie.

  • Wanneer de parkeerplaats onder een hoek ligt.

Sommige situaties kunnen leiden tot een foutieve radardetectie waardoor de prestaties van de RCTA worden beïnvloedt. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De radars zijn verplaatst, worden belemmerd of zijn afgedekt met vuil, ijs, sneeuw, metalen platen, tape, stickers, bladeren of andere materialen.

  • De radars of de omliggende gebieden zijn beschadigd door een aanrijding of krassen.

  • Regen, sneeuw, mist, nevel en andere extreme weersomstandigheden kunnen de werking van de radars belemmeren.

  • Als gevolg van de beperkingen van de radardetectiefuncties kunnen in zeer zeldzame en specifieke situaties valse waarschuwingen optreden veroorzaakt door bepaalde metalen afrasteringen, middenbermen, betonnen muren en andere soortgelijke objecten.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het RCTA-systeem. Veel factoren kunnen het RCTA-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Geavanceerd bestuurdersbewakingssysteem (ADMS)

Het geavanceerd bestuurdersbewakingssysteem (ADMS) controleert de fysieke status van de bestuurder met een camera in de auto terwijl de auto rijdt.

GUM225085

Wanneer dit is ingeschakeld en geactiveerd, en de camera in de auto detecteert dat de bestuurder slaperig of afgeleid is, biedt NOMI verschillende waarschuwingsniveaus door middel van spraak en geluid. Het scherm van het instrumentenpaneel geeft tegelijkertijd waarschuwingen weer voor de bestuurder.

Opgelet 增强型驾驶员感知系统无法在所有条件下工作,仅用作辅助设备。驾驶员应始终对确保车辆安全驾驶承担最终责任。专注驾驶以及适时停车休息非常重要。在出现分心警告或有疲劳迹象时,驾驶员需要及时调整驾驶行为,或者以安全方式尽快停车休息。

Het geavanceerde bewakingssysteem voor de bestuurder kan niet onder alle omstandigheden werken en is alleen ontworpen om het rijden te ondersteunen. De bestuurder heeft altijd de eindverantwoordelijkheid bij het veilig rijden.

Daarom is het van groot belang dat u oplet tijdens het rijden en regelmatig pauzes neemt. Wanneer een bestuurder wordt gewaarschuwd of zich vermoeid voelt, moet hij/zij zijn/haar gedrag aanpassen of zo snel mogelijk veilig stoppen om een pauze te nemen.

Als het ADMS is uitgeschakeld, zijn gerelateerde functies voor geavanceerde rijhulpsystemen zoals de Rijstrookcentrering (LCC/Pilot) en de Adaptieve cruisecontrol (ACC) niet beschikbaar of uitgeschakeld.

Nadat de bestuurder het stuurwiel heeft afgesteld, moet de functie kort opnieuw worden gekalibreerd, waarbij het controlelampje voor een storing in het ADMS kan gaan branden.

Waarschuwingssysteem voor slaperigheid of afleiding van de bestuurder inschakelen/uitschakelen

Het ADMS monitort de bestuurder op slaperigheid en afleiding.

  • Waarschuwing voor slaperigheid

    GUM225087
  • Waarschuwing voor afleiding

    GUM225098

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Waarschuwing voor slaperigheid of Waarschuwing voor afleiding om deze functie in of uit te schakelen.

Nadat deze functie is ingeschakeld en de rijsnelheid 20 km/u of hoger is, blijft het systeem de statussen monitoren en geluids- of gesproken waarschuwingen geven.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD)

  • Waarschuwingsniveau 1 (met de functie Waarschuwing voor afleiding als voorbeeld)

  • Waarschuwingsniveau 2 (met de functie Waarschuwing voor afleiding als voorbeeld)

  • Als de bestuurder na Niveau 2-alarm nog steeds de bediening van de auto niet overneemt, wordt de actieve noodstop (EAS) ingeschakeld en geactiveerd, mits aan de normale gebruiksvoorwaarden voor de functie wordt voldaan.

  • Wanneer het volgende wordt weergegeven als gevolg van opzettelijk blokkeren van de camera, geeft dit aan dat de functie beperkt is. Reinig onmiddellijk de camera of neem contact op met het NIO Service Center.

    GUM233240

    Wanneer het volgende wordt weergegeven als gevolg van een systeemstoring, geeft dit aan dat de functie beperkt is. Neem direct contact op met het NIO Service Center.

    GUM233238
Opgelet 摄像头不会记录或共享图像、音频或视频。

De camera neemt geen foto's, audio of video's op en verspreidt deze ook niet.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

In sommige gevallen kan de detectie van vermoeid en afgeleid zijn van de bestuurder worden beïnvloed of mislukken, waardoor het systeem de bijbehorende waarschuwingen niet genereert, gedeeltelijk onbeschikbaar is of valse waarschuwingen genereert. Dergelijke situaties zijn onder andere:

  • In het donker of bij weinig licht.

  • Door zonlicht, koplampen van tegenliggers en andere interferentie van direct licht.

  • De bestuurder is stoelen aan het verstellen of het stuurwiel aan het verstellen of draaien.

  • Wanneer de ogen van de bestuurder bedekt zijn, inclusief maar niet beperkt tot het dragen van verschillende soorten donkere glazen met weinig lichtdoorval, polariserende glazen, zonnebrillen en blokkering door brilmonturen.

  • De bestuurder draagt een hoed, sjaal, bandana of ander accessoire dat de vorm van zijn hoofd kan veranderen.

  • De bestuurder draagt een masker of ander accessoire dat zijn gezicht bedekt. De bestuurder moet ervoor zorgen dat zijn gezicht niet bedekt is om het vermoeid en afgeleid zijn nauwkeurig te kunnen detecteren.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het ADMS. Veel factoren kunnen het ADMS verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Noodstop (EAS)

Als het systeem detecteert dat u niet normaal aan het rijden bent (bijvoorbeeld u houdt uw handen lange tijd niet aan het stuurwiel, u bent afgeleid en vermoeid doordat u al lange tijd rijdt, u hebt uw stoel verlaten, enz.), zal het de actieve noodstop (EAS) activeren als het systeem voldoet aan de voorwaarden voor normale werking.

GUM191896

Nadat de EAS is geactiveerd, brengt uw auto een hoorbare waarschuwing voort, klinkt een gesproken waarschuwing, wordt een waarschuwing weergegeven in de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD), en worden de alarmknipperlichten ingeschakeld. Het systeem waarschuwt u de controle over de auto over te nemen door bewust te remmen en luide waarschuwingen voort te brengen totdat de auto stilstaat. Nadat de auto stilstaat, worden de portieren automatisch ontgrendeld en worden de hulpdiensten gebeld.

Wanneer de EAS actief is, kunt u dit op elk moment deactiveren en de controle over uw auto overnemen door het gaspedaal of rempedaal in te trappen, door het stuurwiel te draaien of door de alarmknipperlichten uit te schakelen.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de camera waardoor de prestaties van de EAS worden beïnvloedt. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd. De cameralens is vervuild met allerlei vreemde stoffen, zoals water, stof, microkrassen, olieslib, vuil, vegen, ijs of sneeuw.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel. Of het heldere licht hindert het zicht van de camera.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Lange schaduwen worden geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, waternevel, sneeuw of stof dat wordt opgeworpen door een voorligger en op uw auto valt.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de radar waardoor de prestaties van de EAS worden beïnvloedt. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De radars zijn verplaatst, worden belemmerd of zijn afgedekt met vuil, ijs, sneeuw, metalen platen, tape, stickers, bladeren of andere materialen.

  • De radars of de omliggende gebieden zijn beschadigd door een aanrijding of krassen.

  • Extreem weer, zoals harde regen, sneeuw of mist, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de radar.

  • Als gevolg van de beperking van de detectiefuncties van de radar, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor sommige metalen barrières, groene strepen, betonnen randen, enz.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van LiDAR waardoor de prestaties van de EAS worden beïnvloedt of de functie zelfs wordt uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, kunnen ook de prestaties van LiDAR beïnvloeden.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • De aanwezigheid van water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op de LiDAR-lens.

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon.

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor de verkeersborden en botsbarrières op delen van snelwegen en verhoogde wegen.

De EAS reageert alleen op voertuigen die aan de voorwaarden voldoen. De onderstaande doelen worden mogelijk niet gedetecteerd of kunnen een reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voertuigen die vanaf de zijkant kruisen.

  • Motorfietsen, trikes.

Sommige doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers

  • Fietsen

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Verkeerskegels

  • Muren

  • Barrières

  • Voertuigen die vanaf de zijkant kruisen

  • Tegemoetkomend verkeer

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Opgelet 该功能不能保证对特殊车辆识别,尤其是在夜晚以及光线较差的行车环境需要特别注意。譬如,尾部有遮挡的车辆、外形不规则的车辆、尾部垂直面低于一定高度的车辆、空载的载车交通工具等。该功能可能漏检静止的或者行驶缓慢的车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。
  • Deze functie kan niet garanderen dat alle speciale voertuigen worden herkend, met name 's nachts en in slecht verlichte omgevingen, zodat u extra voorzichtig moet rijden. Bijvoorbeeld onder andere voertuigen met obstakels aan de achterkant, voertuigen met onregelmatige vormen, voertuigen met een verticaal oppervlak aan de achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen bedrijfsvoertuigen.

  • De functie kan verkeerde beslissingen nemen bij stilstaande of langzaam rijdende voertuigen, met name 's nachts, zodat u extra voorzichtig moet rijden.

In sommige situaties waarin het doel zich niet recht voor u bevindt, kan de EAS pas laat op het doel detecteren en het reageren. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De EAS reageert niet op een doel in een dode hoek van de sensor, zoals een doel in een dode hoek op een hoek van en aan een zijkant van de auto.

  • Bij het naderen of omdraaien langs een weg, kunnen sommige doelen verkeerd worden geselecteerd of overgeslagen, waardoor de auto onverwacht kan versnellen of vertragen.

  • Het doel kan worden verloren of de afstand tot het doel kan verkeerd worden ingeschat als de auto op een helling rijdt. Bij heuvelafwaarts rijden kan de EAS de auto doen versnellen, waardoor de kruissnelheid wordt overschreden.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voertuig in een naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (met name een groter voertuig zoals een bus, vrachtwagen, enz.), kan de EAS het doel mogelijk niet herkennen en erop te reageren.

  • Wanneer uw auto plotseling achter de achterkant van een voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, kan de EAS het doel mogelijk niet herkennen en er goed op te reageren.

De EAS garandeert geen betrouwbare herkenning van het doel onder alle omstandigheden aangezien de werking ervan kan worden beïnvloed door speciale of complexe wegomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Veel voetgangers, fietsers of dieren op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, snelwegen, wegen met filevorming.

  • Slingerende wegen of scherpe bochten.

  • Wegen op hellingen omhoog of omlaag.

  • Hobbelige wegen.

  • Smalle wegen.

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Ongewone wegen.

  • Wegen zonder middenlijn.

In de volgende situaties levert de functie mogelijk niet voldoende zijdelingse grip, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De remfunctie kan niet volledig werken (zoals wanneer de remonderdelen te koud, te heet, nat, enz. zijn)

  • Verkeerd onderhoud aan de auto (buitensporige slijtage van de remmen of banden, abnormale bandenspanning, enz.)

  • De auto rijdt op een speciaal wegdek (zoals hellingopwaarts of -afwaarts, wegen met water erop, modder, kuilen, ijs, sneeuw, enz.).

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het EAS-systeem. Veel factoren kunnen het EAS-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Adaptieve cruisecontrole (ACC)

De adaptieve cruisecontrol (ACC) kan worden gebruikt om uw rijsnelheid te synchroniseren met de rijsnelheid van een voorligger. Als er geen doel vóór uw auto rijdt om op te reageren, rijdt uw auto met de ingestelde kruissnelheid. Als er een doel is om op te reageren, zal uw auto automatisch zijn snelheid regelen en proberen een ingestelde volgafstand aan te houden.

De ACC regelt alleen de snelheid en afstand in de lengterichting. Dit systeem omvat de kennisgevingsfunctie van de ACC, waarmee uw auto een voorligger kan volgen totdat deze stopt (nadat aan bepaalde voorwaarden voor vertraging is voldaan). Als de voorligger binnen een korte tijd weer wegrijdt, kan uw auto automatisch starten en volgen. Als de voorligger gedurende een langere tijd stil blijft staan, wordt uw auto in de parkeerstand gezet.

De ACC is hoofdzakelijk geschikt tijdens lange ritten op droge en vlakke, gestandaardiseerde, rechte wegen, zoals autowegen, snelwegen en lange rechte wegen.

GUM225133
Waarschuwing 自适应巡航作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。自适应巡航只能控制爱车的速度,而无法控制爱车的行驶方向。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用自适应巡航。在使用自适应巡航时,如发现交通状况、道路环境或车辆状况不适宜使用该功能,或存在其他不安全因素,您应随时准备接管爱车。

De adaptieve cruisecontrol is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties.

De adaptieve cruisecontrol kan alleen de snelheid van uw auto regelen en niet de rijrichting.

Om uw veiligheid te beschermen, moet u altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u de adaptieve cruisecontrol inschakelt. Wanneer u de adaptieve cruisecontrol gebruikt, moet u altijd voorbereid zijn om de controle over de auto over te nemen als u ontdekt dat de weg, het verkeer, de staat van de auto of een andere risicofactor het onveilig voor u maakt om deze functie te gebruiken. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het aanhouden van een geschikte afstand en snelheid, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en -regels.

Waarschuwing 驾驶时不可以有以下行为:完全依靠本系统;在恶劣天气情况下使用本系统;在行人、自行车或者动物较多的环境中使用本系统;在特殊道路使用本系统,比如施工道路、非公开道路;双手离开方向盘;视线离开行驶道路

Het volgende is onder het rijden niet toegestaan:

  • Uitsluitend op het systeem vertrouwen

  • De functie onder slechte weersomstandigheden gebruiken

  • Het systeem gebruiken in een omgeving met veel voetgangers, fietsen of dieren

  • Het systeem gebruiken op niet-gestandaardiseerde wegen, zoals wegen die worden aangelegd of gerepareerd, of op privéwegen

  • Uw handen van het stuurwiel halen

  • Uw ogen van de weg halen

Waarschuwing 自适应巡航是一个舒适性功能,而非防碰撞功能,所以其最大减速度有限,小于自动紧急制动和手动驾驶时所能请求的最大减速度。因此切勿依赖自适应巡航对爱车进行充分减速从而避免碰撞。爱车与前车相对车速较大时,如前车静止或缓行,自适应巡航存在无法刹停或保持安全距离的风险。为保证安全,出现上述情况时,请您立即人工介入刹车,切勿在上述情况尝试自适应巡航对静止车辆刹停或跟停前车。

De adaptieve cruisecontrol is een comfortfunctie en geen aanrijding-preventiefunctie, dus de maximale vertraging is beperkt tot minder dan de maximale vertraging die kan worden verkregen tijdens een autonome noodstop en handmatig rijden. Vertrouw daarom niet op de adaptieve cruisecontrol om uw auto voldoende te vertragen om een aanrijding te voorkomen.

Als uw rijsnelheid te hoog is ten opzichte van de voorligger, bijvoorbeeld als de voorligger stilstaat of langzaam rijdt, kan de adaptieve cruisecontrol uw auto mogelijk niet volledig tot stilstand brengen of een veilige afstand aanhouden. In dit geval moet u handmatig ingrijpen om uw auto onmiddellijk te vertragen. Vertrouwen niet op de adaptieve cruisecontrol om uw auto volledig tot stilstand te brengen achter de stilstaande auto of te stoppen achter een langzaam rijdend voorligger.

ACC inschakelen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Rijhulp en kies Adaptieve cruisecontrol om deze functie te selecteren.

U kunt de ACC-functie bedienen met behulp van de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel.

GUM225134
  • Midden-knop GUM160418: de ACC activeren of deactiveren

  • Omhoog-knop: de kruissnelheid verhogen of hervatten.

  • Omlaag-knop: de kruissnelheid verlagen.

  • Links-knop: de volgafstand verkleinen.

  • Rechts-knop: de volgafstand vergroten

Als aan de gebruiksvoorwaarden voor de ACC wordt voldaan, drukt u aan de linkerkant van het stuurwiel op de midden-knop GUM160183 om de ACC te activeren.

De ACC is ingeschakeld bij een rijsnelheid van 0 tot 180 km/u.

  • Als de rijsnelheid lager is dan 10 km/u, wordt de kruissnelheid ingesteld op 10 km/u.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 10 km/u maar niet hoger is dan 180 km/u, wordt de huidige rijsnelheid ingesteld als de kruissnelheid.

Als de ACC ingeschakeld is, kunt u het gaspedaal loslaten, waarna de auto de ingestelde kruissnelheid zal handhaven.

  • Als een voertuig voor u rijdt, past de ACC de snelheid van uw auto aan de snelheid van en de afstand tot de voorligger aan, zonder dat de kruissnelheid wordt overschreden.

  • Als geen voertuig voor u rijdt, past de ACC de snelheid van uw auto snel aan de kruissnelheid aan.

Tijdens het rijden met de ACC kunt u op elk moment het gaspedaal intrappen om de controle over uw auto snel over te nemen. Op dat moment zal de ACC niet meer reageren op enige doel-voorligger en uw auto zal volledig onder uw controle zijn. Als u het gaspedaal loslaat, keert uw auto terug naar de kruissnelheid.

Wanneer de ACC actief uw auto versnelt, beweegt het gaspedaal niet. Wanneer de ACC uw auto vertraagt, kan het rempedaal bewegen.

Nadat u ACC hebt gedeactiveerd door op de midden-knop GUM160183 aan de linkerkant van het stuurwiel te drukken of het rempedaal in te trappen, kunt u de ACC weer activeren en de rijsnelheid herstellen naar de eerder ingestelde kruissnelheid door op de Omhoog-knop aan de linkerkant van het stuurwiel te drukken. Als u aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog-knop drukt terwijl u het gaspedaal intrapt, wordt de huidige snelheid ingesteld als de nieuwe kruissnelheid. De maximaal instelbare snelheid is 180 km/u.

Gebruiksvoorwaarden van de ACC:

  • De high-definition camera, LiDAR en radar werken normaal, met een duidelijk gezichtsveld.

  • Geen onderdelen van de ACC zijn defect.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • De bestuurder heeft zijn handen aan het stuurwiel.

    • De bestuurder heeft zijn veiligheidsgordel bevestigd.

    • Alle portieren zijn gesloten.

    • Uw auto staat in de vooruitrijstand (D).

    • De bestuurder trapt het rempedaal niet in.

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

  • De functie kan niet worden geactiveerd wanneer de stuurhoek van het stuurwiel te groot is.

  • De rijsnelheid is niet hoger dan 180 km/u.

Waarschuwing 使用该功能行驶时,若系统检测到您未处于正常驾驶状态时(如您长时间未握住方向盘,长时间分心疲劳驾驶,或离开座位等),将在满足系统正常工作的条件的情况下激活紧急主动停车(EAS)功能。

Wanneer u met deze functie aan rijdt en als het systeem detecteert dat u zich niet in een normale rijtoestand bevindt (u houdt bijvoorbeeld het stuur een langere periode niet vast of u bent langdurig afgeleid en vermoeid of zit niet op uw stoel), activeert het de actieve noodstop als aan de normale werkingsvoorwaarden voor het systeem is voldaan.

ACC uitschakelen

De ACC wordt in de volgende situaties gedeactiveerd:

  • De knop GUM160183 op het stuurwiel is ingedrukt.

  • Het rempedaal is ingedrukt.

Bovendien, wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de ACC, wordt deze automatisch uitgeschakeld. Nadat de ACC is gedeactiveerd, moet u onmiddellijk de controle over uw auto overnemen.

Nadat de ACC is gedeactiveerd, kan de auto vertragen als gevolg van regeneratief remmen en kan deze niet meer de ingestelde volgafstand tot een voorligger handhaven.

Waarschuwing 自适应巡航可能会因预料之外的情况意外退出。请您始终关注交通状况及道路环境,并随时准备接管爱车。

De adaptieve cruisecontrol kan door onvoorziene omstandigheden onverwacht worden uitgeschakeld. U moet altijd uw aandacht houden bij de verkeersomstandigheden en de omgeving van de weg, en altijd voorbereid zijn om de controle over de auto over te nemen.

De snelheid van de ACC aanpassen

Als de ACC actief is, gaat u op het middendisplay naar de interface Instellingen, tikt u op Rijhulp > Kruissnelheid instellen en selecteer de juiste optie om de kruissnelheid in te stellen.

De beschikbare opties zijn:

  • Indrukken voor ±1 km/u, ingedrukt houden voor ±5 km/u

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u.

    • Houd aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbijgelegen 5 km/u-stap. Als de rijsnelheid bijvoorbeeld 80 km/u is, houdt u aan de linkerkant van het stuurwiel de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt waarna de snelheid wordt verhoogd naar 85 km/u.

  • Indrukken voor ±5 km/u, ingedrukt houden voor ±1 km/u

    • Houd aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u.

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbijgelegen 5 km/u-stap. Als de rijsnelheid bijvoorbeeld 80 km/u is, drukt u aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop waarna de snelheid wordt verhoogd naar 85 km/u.

De maximaal instelbare snelheid voor de ACC is 180 km/u.

De minimale instelbare kruissnelheid van de ACC is 10 km/u, maar daarbij is het mogelijk om de auto te vertragen naar 0 km/u wanneer een voorligger wordt gevolgd.

Opgelet 首次开启该功能默认为短按±5 长按±1。 巡航车速调节无法通过NOMI 语音调整。
  • Om de functie de eerste keer te activeren, is de standaardprocedure om ±1 km/u in te drukken en ±5 km/u ingedrukt te houden.

  • De kruissnelheid kan niet worden aangepast met behulp van NOMI.

De volgtijd en volgafstand van de ACC instellen

Als de ACC is ingeschakeld of stand-by staat, kunnen de volgtijd en volgafstand worden ingesteld op 5 niveaus.

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Rechts-knop om de volgtijd en volgafstand één niveau hoger in te stellen.

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Links-knop om de volgtijd en volgafstand één niveau lager in te stellen.

Opgelet 当跟车时间距离被设置较近时,自适应巡航驾驶行为较为激烈,可能会引起不适。

Wanneer de ingestelde volgtijd en -afstand tot de voorligger relatief kort is, is het gedrag van de adaptieve cruisecontrol agressiever, wat tot ongemak kan leiden.

Waarschuwing 您有责任在任何时候确定并保持安全的跟车距离,请勿完全依靠自适应巡航保持车距。

U bent altijd verantwoordelijk voor het aanhouden van een veilige afstand tot de voorligger. Vertrouw niet alleen op de adaptieve cruisecontrol om afstand te houden.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD)

GUM237510

In het digitale instrumentenpaneel is een controlelampje voor de status van slim rijden toegevoegd aan de linkerkant van de realtime rijsnelheid. Dit indicatielampje stelt de gebruiker in staat om te begrijpen welke functies van slim rijden op dit moment geactiveerd kunnen worden en welke functies op dit moment geactiveerd zijn. Bovendien kan de status van de kruissnelheid bij slim rijden worden afgelezen.

Functie

Status actief

Te activeren

Verlies van zijdelingse controle

Rijstrookcentrering

GUM239811 GUM239810 GUM237504 GUM237505 GUM237508

Adaptieve Cruise Control

GUM239812 GUM239813 GUM237506 GUM237507

/

Als de weergave van de dynamische omgevingssimulatie een waarschuwing om voorzichtig te rijden weergeeft, betekent dit dat het risico van een botsing bestaat omdat de maximale vertraging die beschikbaar is voor de adaptieve cruisecontrol geen veilige afstand meer kan handhaven en u onmiddellijk de controle over het rempedaal en stuurwiel moet overnemen om de rijsnelheid en rijrichting van de auto te bepalen.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Waarschuwing 如您发现危险,切勿等待该警示出现再采取行动,请立刻接管车辆。

Wacht bij een gevaarlijke situatie niet op een waarschuwing om te reageren en neem het rijden meteen over.

Kennisgeving optrekken

Wanneer de auto is gestopt tijdens het volgen van een voorligger met de ACC:

  • Als de voorligger optrekt, zal de ACC hem volgen en uw auto actief doen optrekken. Let altijd goed op de omgeving om aanrijdingen te voorkomen.

  • Als uw auto korter dan 5 minuten is gestopt tijdens het volgen van een voorligger, kan de ACC het volgen van de voorligger voortzetten.

  • Nadat de auto gedurende langer dan 5 minuten is gestopt tijdens het volgen van een voorligger, wordt de elektrische parkeerrem (EPB) geactiveerd en wordt de ACC gedeactiveerd.

  • Als het systeem een obstakel vóór uw auto detecteert dat van invloed kan zijn op het rijden waardoor het onmogelijk wordt om een voorligger te volgen, kunt u, na de omgeving gecontroleerd te hebben, de ACC weer activeren door het gaspedaal in te trappen.

Waarschuwing 自适应巡航无法在所有情况下都能检测到其他交通参与者,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。您必须时刻关注交通状况及道路环境,切勿依赖自适应巡航自动跟车起步,否则可能导致人身或车辆损坏。

De adaptieve cruisecontrol kan niet in alle situaties andere verkeersdeelnemers detecteren aangezien deze functie defect kan raken, mogelijk niet goed werkt of vertraagd werkt als gevolg van meerdere factoren.

U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden. Vertrouw nooit op de adaptieve cruisecontrol om automatisch te beginnen met het volgen omdat dit anders persoonlijk letsel of schade aan de auto kan veroorzaken.

Bevestigingsmethode

Eenmaal geactiveerd, wanneer de auto nieuwe maximumsnelheidsborden detecteert, zal het uw waarschuwen om handmatig te bevestigen dat de kruissnelheid wordt aangepast aan de nieuwe maximumsnelheid.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Intelligente snelheidassistent om deze functie in of uit te schakelen.

Waarschuwing 智能限速控制仅供参考,无法替代您的目视检查。切勿完全依赖道路标识识别的限速信息进行驾驶。当车辆的行驶速度超出道路限速时,会通过视觉方式,提示您当前处于超速状态。

De intelligente snelheidassistent is slechts een aanvulling op, en geen vervanging van, uw visuele waarneming. Vertrouw nooit alleen op de maximumsnelheidsinformatie die wordt herkend door de verkeersbordenherkenning.

Wanneer de rijsnelheid van de auto hoger is dan de maximumsnelheid van de weg, word u visueel gewaarschuwd voor een snelheidsoverschrijding.

Waarschuwing 智能限速控制作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用道路标识识别智能限速控制。
  • De intelligente snelheidassistent is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om zijn aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden te houden en te beslissen of hij intelligente snelheidassistent wil gebruiken.

  • De intelligente snelheidassistent werkt niet bij complexe wegomstandigheden, zoals op- en afritten.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de toepasselijke verkeerswetten en -regels.

  • De intelligente snelheidassistent combineert de maximumsnelheidsinformatie van de kaart en de camera om de maximumsnelheidsinformatie weer te geven op het digitale instrumentenpaneel. Er wordt geen maximumsnelheidsinformatie weergegeven als geen informatiebron voor de maximumsnelheid beschikbaar is.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de camera waardoor de prestaties van de ACC worden beïnvloed of de functie zelfs wordt uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd. De cameralens is vervuild met allerlei vreemde stoffen, zoals water, stof, microkrassen, olieslib, vuil, vegen, ijs of sneeuw.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel. Of het heldere licht hindert het zicht van de camera.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Lange schaduwen worden geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, waternevel, sneeuw of stof dat wordt opgeworpen door een voorligger en op uw auto valt.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van LiDAR waardoor de prestaties van de ACC worden beïnvloed of de functie zelfs wordt uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, kunnen ook de prestaties van LiDAR beïnvloeden.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • De aanwezigheid van water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op de LiDAR-lens.

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon.

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor de verkeersborden en botsbarrières op delen van snelwegen en verhoogde wegen.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de radar waardoor de prestaties van de ACC worden beïnvloed of de functie zelfs wordt uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De radars zijn verplaatst, worden belemmerd of zijn afgedekt met vuil, ijs, sneeuw, metalen platen, tape, stickers, bladeren of andere materialen.

  • De radars of de omliggende gebieden zijn beschadigd door een aanrijding of krassen.

  • Extreem weer, zoals harde regen, sneeuw of mist, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de radar.

  • Als gevolg van de beperkingen van de radardetectiefuncties kunnen in zeer zeldzame en specifieke situaties valse waarschuwingen optreden veroorzaakt door bepaalde metalen afrasteringen, middenbermen, betonnen muren en andere soortgelijke objecten.

Alleen wanneer de auto aan de voorwaarden voldoet, genereert de ACC een reactie. Sommige doelen worden mogelijk niet gedetecteerd of kunnen een reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Dwarsgeplaatste voertuigen

  • Motorfietsen, trikes

Sommige doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Barrières

  • Tegemoetkomend verkeer

  • Fietsen

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Opgelet 该功能不能保证对特殊车辆识别,尤其是在夜晚以及光线较差的行车环境需要特别注意。譬如,尾部有遮挡的车辆、外形不规则的车辆、尾部垂直面低于一定高度的车辆、空载的载车交通工具等。该功能可能漏检静止的或者行驶缓慢的车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。
  • Deze functie kan niet garanderen dat alle speciale voertuigen worden herkend, met name 's nachts en in slecht verlichte omgevingen, zodat u extra voorzichtig moet rijden. Bijvoorbeeld onder andere voertuigen met obstakels aan de achterkant, voertuigen met onregelmatige vormen, voertuigen met een verticaal oppervlak aan de achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen bedrijfsvoertuigen.

  • De functie kan verkeerde beslissingen nemen bij stilstaande of langzaam rijdende voertuigen, met name 's nachts, zodat u extra voorzichtig moet rijden.

Sommige situaties kunnen leiden tot een late herkenning en reactie van de ACC omdat het doel zich niet recht voor u bevindt, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De ACC reageert niet op een doel in een dode hoek van de sensor, zoals die op een hoek of aan een zijkant van de auto.

  • Bij het naderen of omdraaien langs een weg, kunnen sommige doelen verkeerd worden geselecteerd of overgeslagen, waardoor de auto onverwacht kan versnellen of vertragen.

  • Het doel kan worden verloren of de afstand tot het doel kan verkeerd worden ingeschat als de auto op een helling rijdt. Bij heuvelafwaarts rijden kan de EAS de auto doen versnellen, waardoor de kruissnelheid wordt overschreden.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voertuig in een naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (met name een groter voertuig zoals een bus, vrachtwagen, enz.), herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle over de auto moet overnemen.

  • Wanneer uw auto plotseling achter de achterkant van het voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle over de auto moet overnemen.

Opgelet 该功能偶尔会在不需要加速或您未打算加速时进行加速,这可能是因跟随目标的变化或丢失所导致(特别是在转弯或变道过程中)
  • Deze functie kan uw auto doen versnellen ondanks dat u niet om acceleratie hebt gevraagd of dat van plan was. Dit kan worden veroorzaakt door een verandering of verlies van een gevolgd doel (met name tijdens een bocht of rijstrookwissel).

  • Deze functie kan uw auto doen remmen ondanks dat u niet om vertraging hebt gevraagd of dat van plan was. Dit kan worden veroorzaakt door detectie van een verandering of verlies van een voertuig, object of stationair doel in een aangrenzende rijstrook (met name tijdens een bocht of rijstrookwissel).

  • Wanneer u een voorligger volgt en uw auto of de voorligger zijn huidige rijstrook verlaat, kan de acceleratie door deze functie om veiligheidsredenen gedurende een bepaalde tijd worden beperkt. U kunt het gaspedaal handmatig intrappen om uw auto over te nemen.

Waarschuwing 该功能无法保证所有情况都能准确识别目标,如您发现数字仪表上“目标前车”显示的情况与实际不符,请及时接管爱车。即:实际前方有车,数字仪表未显示目标前车;实际前方无车,数字仪表却显示有前车。

Deze functie kan niet garanderen dat in alle situaties het doel nauwkeurig wordt herkend. Als u merkt dat het scherm "doel-voorligger" op het digitale instrumentenpaneel niet overeenstemt met de werkelijke situatie, neemt u tijdig de controle over de auto over. Deze scenario's zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Er rijdt wel een voorligger, maar het digitale instrumentenpaneel geeft het doelvoertuig niet weer.

  • Er is feitelijk geen voorligger, maar het digitale Instrumentenpaneel geeft een voorligger weer.

Tijdens het rijden onder speciale of complexe wegomstandigheden wordt het gebruik van de ACC afgeraden, omdat deze de prestaties van de functie kunnen beïnvloeden of zelfs ervoor kunnen zorgen dat de functie wordt gedeactiveerd. Dergelijke omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Veel voetgangers, fietsers of dieren op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, snelwegen, wegen met filevorming.

  • Slingerende wegen of scherpe bochten.

  • Wegen op hellingen omhoog of omlaag.

  • Hobbelige wegen.

  • Smalle wegen.

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Ongewone wegen.

  • Wegen zonder middenlijn.

In sommige situaties, als de snelheid te hoog is ten opzichte van een voorligger, kan de ACC beperkte controle hebben waarbij het niet in staat is om goed te reageren en een veilige afstand te bewaren. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Plotselinge bewegingen van een voorligger (zoals plotseling afslaan, versnellen, vertragen, enz.)

  • Een ander voertuig komt plotseling voor uw auto rijden of rijdt daarvan weg.

  • Uw auto gaat plotseling achter een voorligger rijden.

  • Uw auto rijdt met hoge snelheid op een stilstaand of langzaam rijdend voertuig af.

Voldoende remkracht is mogelijk niet beschikbaar in situaties, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De remfunctie werkt niet volledig (zoals wanneer de remonderdelen te koud, te heet, nat, enz. zijn)

  • Verkeerd onderhoud aan de auto (buitensporige slijtage van de remmen of banden, abnormale bandenspanning, enz.)

  • De auto rijdt op een speciaal wegdek hellingopwaarts of -afwaarts, wegen met water erop, modder, kuilen, ijs, sneeuw, enz.)

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het ACC-systeem. Veel factoren kunnen het ACC-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Rijstrookcentrering (LCC/Pilot)

De rijstrookcentrering (LCC/Pilot) helpt bij het sturen om de auto binnen de rijstrook te houden bovenop de functies van de adaptieve cruisecontrol (ACC) voor het regelen van de rijsnelheid en het aanhouden van voldoende afstand. De LCC (Pilot) maakt gebruik van high-definition camera's, radar en LiDAR om voorliggers in de rijrichting te detecteren om vervolgens actief de snelheid van uw auto te regelen en de afstand tussen uw auto en de voorligger te handhaven. Ondertussen maakt het ook gebruik van de high-definition camera's om rijstrookmarkeringen te identificeren. Als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn, kan deze functie helpen bij het sturen om de auto in de huidige rijstrook te houden.

GUM225123

De LCC (Pilot) is een rijhulpfunctie en biedt geen ondersteuning voor automatisch rijden, dus de bestuurder moet beide handen aan het stuurwiel houden en geconcentreerd blijven, en u op elk moment voorbereid moet zijn om de controle over de auto over te nemen.

De LCC (Pilot) is vooral bedoeld voor gebruik op snelwegen, autowegen en andere hoofdwegen.

Opgelet 若两侧车道线清晰,增强车道居中辅助力求将车辆保持在车道内。在特殊路况或者雨天、夜晚光线不良等情况下,增强车道居中辅助识别车道线能力降低,可能导致无法以适当方式保持在车道内或存在刮蹭风险,建议暂时关闭增强车道居中辅助或切换为自适应巡航。

Als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn, zal de rijstrookcentrering (LCC/Pilot) proberen de auto binnen de rijstrook te houden. Onder speciale wegomstandigheden, zoals op regenachtige dagen, bij slechte verlichting 's nachts of in andere ongewenste situaties, zal het vermogen van LCC (Pilot) om rijstrookmarkeringen te herkennen afnemen, waardoor de auto mogelijk niet op de juiste manier binnen de rijstrook kan worden gehouden of het risico van krassen ontstaat. In dergelijke gevallen wordt aanbevolen om LCC (Pilot) tijdelijk uit te schakelen of over te schakelen op de adaptieve cruisecontrol.

Waarschuwing 增强车道居中辅助作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用增强车道居中辅助。

De rijstrookcentrering (LCC/Pilot) is ontworpen om bestuurders te helpen en is niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties.

Om uw veiligheid te beschermen, moet u altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u LCC (Pilot) inschakelt.

Wanneer u de rijstrookcentrering (LCC/Pilot) gebruikt, moet u altijd voorbereid zijn om de controle over de auto over te nemen als u ontdekt dat de weg, het verkeer, de staat van de auto of een andere risicofactor het onveilig voor u maakt om deze functie te gebruiken.

U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het aanhouden van een geschikte afstand en snelheid van uw auto, en moet u houden aan de toepasselijke wetten en regels op het gebied van weg- en verkeersveiligheid.

Waarschuwing 驾驶时不可以有以下行为: 完全依靠本系统;在恶劣天气使用本系统;在行人,自行车或者动物较多的环境中使用本系统;在转弯半径较小的道路使用本系统;在车道线不清晰或者光线条件不良时使用本系统;双手离开方向盘;视线离开行驶道路。

Het volgende is onder het rijden niet toegestaan:

  • Uitsluitend op de functie vertrouwen

  • De functie onder slechte weersomstandigheden gebruiken

  • De functie gebruiken in een omgeving met veel voetgangers, fietsen of dieren

  • De functie gebruiken op wegen met een kleinere draaicirkel

  • De functie gebruiken wanneer de rijstrookmarkeringen onduidelijk zijn of de verlichting slecht is

  • Het stuurwiel loslaten

  • Uw ogen van de weg halen

Waarschuwing 增强车道居中辅助是一个舒适性功能,而非防碰撞功能,所以其最大减速度有限,小于自动紧急制动和手动驾驶时所能请求的最大减速度。因此切勿依赖车道居中辅助对爱车进行充分减速从而避免碰撞。

De rijstrookcentrering (LCC/Pilot) is een functie die het rijcomfort verhoogt en is niet bedoeld om aanrijdingen te voorkomen, en heeft een beperkte maximale vertraging die lager is dan de maximale vertraging die kan worden verzocht tijdens een autonome noodstop en handmatig rijden. Vertrouw niet alleen op LCC (Pilot) voor het verkrijgen van voldoende vertraging om een aanrijding te voorkomen.

De rijstrookcentrering (LCC/Pilot) kan uw auto mogelijk niet volledig tot stilstand brengen of een veilige afstand aanhouden als er een aanzienlijk snelheidsverschil is van uw auto met de voorligger, met name als de voorligger stilstaat of langzaam rijdt. In dit geval is het voor uw eigen veiligheid belangrijk om LCC (Pilot) onmiddellijk te verlaten. Vertrouw in de bovenstaande situatie niet op LCC (Pilot) om uw auto volledig tot stilstand te brengen of te stoppen met het volgen van de voorligger.

Waarschuwing 增强车道居中辅助最大转向力有限,小于驾驶时所能请求的最大转向力,因此切勿依赖增强车道居中辅助对爱车进行充分转向以控制方向。您应始终做好接管方向盘控制方向的准备,特别是在弯道中。

De rijstrookcentrering (LCC/Pilot) heeft een beperkt stuurkoppel dat lager is dan de maximale stuurkracht die nodig is in normale rijscenario's. Vertrouw niet alleen op LCC (Pilot) om uw auto te besturen. U moet altijd voorbereid zijn om het stuurwiel over te nemen, met name in bochten.

Neem onmiddellijk het stuurwiel over bij het rijden van bochten, omkeren en rijden op bochtige wegen of wegen met scherpe bochten, vanwege de beperkte zichtbaarheid van de rijstrookmarkeringen. Vertrouw in deze situaties niet op de rijstrookcentrering (LCC/Pilot).

LCC (Pilot) inschakelen/uitschakelen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Rijhulp en kies Rijstrookcentrering (Pilot) als de rijmodus om deze functie in of uit te schakelen.

Als u bij Instellingen Rijstrookcentrering inschakelt, wordt de LCC (Pilot) niet geactiveerd.

U kunt de rijhulpfuncties bedienen met behulp van de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel.

GUM225126
  • Midden-knop: de LCC (Pilot) activeren of deactiveren

  • Omhoog-knop: de kruissnelheid verhogen of hervatten.

  • Omlaag-knop: de kruissnelheid verlagen.

  • Links-knop: de volgafstand verkleinen.

  • Rechts-knop: de volgafstand vergroten

Wanneer aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan, drukt u op de Midden-knop GUM163177 om de LCC (Pilot) te activeren.

  • Als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn en de auto zich in het midden van de huidige rijstrook bevindt, zal door het activeren van de Stuurassistent tevens de Adaptieve cruisecontrol (ACC) worden geactiveerd.

  • Als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten onduidelijk zijn en de auto zich niet in het midden van de huidige rijstrook bevindt, zal eerst de ACC worden geactiveerd, naar de rijstrookmarkeringen worden gezocht en daarna de Stuurassistent worden geactiveerd wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan.

De LCC (Pilot) is ingeschakeld bij een rijsnelheid van 0 tot 180 km/u.

  • Als de rijsnelheid lager is dan 10 km/u, wordt de kruissnelheid ingesteld op 10 km/u.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 10 km/u maar niet hoger is dan 180 km/u, wordt de huidige rijsnelheid ingesteld als de kruissnelheid.

Wanneer de LCC (Pilot) de ACC activeert en begint te zoeken naar rijstrookmarkeringen, kunt u het gaspedaal loslaten en zal het systeem de ingestelde kruissnelheid aanhouden.

  • Als een voertuig voor u rijdt, past de LCC (Pilot) de snelheid van uw auto aan de snelheid van en de afstand tot de voorligger aan, waarbij uw rijsnelheid niet hoger zal worden dan de kruissnelheid.

  • Als geen voertuig voor u rijdt, past de LCC (Pilot) de snelheid van uw auto snel aan de kruissnelheid aan.

Als de LCC (Pilot) de Stuurassistent activeert, zal hij actief helpen met sturen, echter, u dient uw handen licht aan het stuurwiel te houden. De druk van uw handen kan een klein effect hebben op de Stuurassistent. Houd uw aandacht goed bij de situatie op de weg en wees voorbereid om op elk moment de controle over het stuurwiel over te nemen om de rijrichting van de auto bepalen.

Het stuurwiel draait wanneer de LCC (Pilot) de besturing heeft overgenomen. Als de LCC (Pilot) actief versnelt, beweegt het gaspedaal niet. Als hij vertraagt, kan het rempedaal bewegen.

Gebruiksvoorwaarden van de LCC (Pilot):

  • De rijsnelheid is niet hoger dan 180 km/u.

  • De high-definition camera's, radar en LiDAR werken correct en hebben een duidelijk zicht.

  • Geen onderdelen van de LCC (Pilot) zijn defect.

  • De functie kan niet worden geactiveerd wanneer de stuurhoek van het stuurwiel te groot is.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder heeft zijn handen aan het stuurwiel.

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • De bestuurder heeft zijn veiligheidsgordel bevestigd.

    • Alle portieren zijn gesloten.

    • De auto staat in de vooruitrijstand (D).

    • De bestuurder trapt het rempedaal niet in.

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

Methode voor aanpassing van de cruise snelheid

Als de LCC (Pilot) actief is, kun u de kruissnelheid verhogen of verlagen door aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop te drukken. U kunt de aanpassing van de kruissnelheid veranderen op het menu door op Rijhulp > Aanpassing kruissnelheid te tikken.

De beschikbare opties zijn:

  • Indrukken voor ±1 km/u, ingedrukt houden voor ±5 km/u

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u

    • Houd aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbijgelegen 5 km/u-stap. Als de rijsnelheid bijvoorbeeld 80 km/u is, houdt u aan de linkerkant van het stuurwiel de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt waarna de snelheid wordt verhoogd naar 85 km/u.

  • Indrukken voor ±5 km/u, ingedrukt houden voor ±1 km/u

    • Houd aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop ingedrukt om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbijgelegen 5 km/u-stap. Als de rijsnelheid bijvoorbeeld 80 km/u is, drukt u aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop waarna de snelheid wordt verhoogd naar 85 km/u.

De maximaal instelbare snelheid voor de LCC (Pilot) is 180 km/u.

De minimale instelbare kruissnelheid van de LCC (Pilot) is 10 km/u, maar daarbij is het mogelijk om de auto te vertragen naar 0 km/u wanneer een voorligger wordt gevolgd.

Opgelet 首次开启该功能默认为短按±5 长按±1。 巡航车速调节无法通过NOMI 语音调整。
  • Om de functie de eerste keer te activeren, is de standaardprocedure om ±1 km/u in te drukken en ±5 km/u ingedrukt te houden.

  • De kruissnelheid kan niet worden aangepast met behulp van NOMI.

Waarschuwing 使用该功能行驶时,若系统检测到您未处于正常驾驶状态时(如您长时间未握住方向盘,长时间分心疲劳驾驶,或离开座位等),将在满足系统正常工作的条件的情况下激活紧急主动停车(EAS)功能。

Wanneer u met deze functie aan rijdt en als het systeem detecteert dat u zich niet in een normale rijtoestand bevindt (u houdt bijvoorbeeld het stuur een langere periode niet vast of u bent langdurig afgeleid en vermoeid of zit niet op uw stoel), activeert het de actieve noodstop als aan de normale werkingsvoorwaarden voor het systeem is voldaan.

De volgtijd en volgafstand van de LCC (Pilot) instellen

Als het systeem actief is of geactiveerd moet worden, kan de volgtijd en volgafstand worden aangepast middels 5 instellingen.

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de rechts-knop om de volgtijd en volgafstand in te stellen op een hogere instelling.

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de links-knop om de volgtijd en volgafstand in te stellen op een lagere instelling.

Inhalen en hervatten

Wanneer u rijdt terwijl de LCC (Pilot) in werking is, kunt u de controle over de auto actief overnemen door het gaspedaal in te trappen of het stuurwiel te draaien. De LCC (Pilot) reageert daarna niet meer op een doel-voorligger nadat u actief de controle hebt overgenomen door het gaspedaal flink in te trappen.

De LCC (Pilot) activeert de ACC opnieuw zodra u het gaspedaal loslaat.

De LCC (Pilot) en Stuurassistent keren tijdelijk terug naar stand-by wanneer u actief de controle over de auto overneemt door het stuurwiel te draaien, maar de ACC zal actief blijven en zoeken naar de rijstrookmarkeringen terwijl u de rijrichting van de auto bepaalt.

Wanneer u het stuurwiel niet meer draait, de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn en de auto midden in de huidige rijstrook rijdt, zal de Stuurassistent automatisch worden hervat.

Nadat u de LCC (Pilot) hebt verlaten door op GUM163177 te drukken of het rempedaal in te trappen, kunt u deze weer activeren door aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog-knop te drukken, waarna de snelheid van uw auto wordt verhoogd tot de eerder ingestelde kruissnelheid.

Wanneer door de LCC (Pilot) uw auto stopt omdat de voorligger is gestopt, kunt u aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog-knop drukken, of het gaspedaal intrappen, om de eerder ingestelde kruissnelheid te hervatten.

Heractiveer de LCC (Pilot), activeer vervolgens eerst de ACC zodat wordt gezocht naar de rijstrookmarkeringen en, als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn en de auto in het midden van de huidige rijstrook rijdt, de Stuurassistent wordt geactiveerd.

Opgelet 在增强车道居中辅助的转向辅助功能正常工作时,

Als de functie stuurassistent van de rijstrookcentrering (LCC/Pilot) goed werkt,

  • Als de functie actieve rijstrookwisseling is ingeschakeld in de instellingen en u de richtingaanwijzerhendel bedient, wordt een automatische rijstrookwisseling uitgevoerd, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Raadpleeg "Actieve rijstrookwisseling" voor meer informatie.

  • Als de functie actieve rijstrookwisseling niet is ingeschakeld in de instellingen en u de richtingaanwijzerhendel bedient, wordt de functie stuurassistent van de rijstrookcentrering (LCC/Pilot) tijdelijk verlaten en op stand-by gezet, en moet u tijdig het stuurwiel overnemen om de rijrichting van de auto te bepalen. Gedurende deze tijd blijft de adaptieve cruisecontrol ingeschakeld en zoeken naar rijstrookmarkeringen. Wanneer aan de vereiste voorwaarden wordt voldaan, wordt de stuurassistent automatisch hervat.

Opgelet 在增强车道居中辅助的转向辅助功能正常工作且在设置中没有开启转向灯控制变道(ALC) 功能时,如果您需要变换车道,请主动接管方向盘控制车辆方向,退出转向辅助功能至待命状态。

Als de functie stuurassistent van de rijstrookcentrering (LCC/Pilot) goed werkt en de functie actieve rijstrookwisseling (ALC) niet is ingeschakeld in de instellingen en u van rijstrook wilt wisselen, neemt u het stuurwiel over om de rijrichting van uw auto te bepalen en verlaat u de functie stuurassistent om deze op stand-by te zetten.

Waarschuwing 以下情况可能导致增强车道居中辅助的转向辅助功能控制无法按预期运作或者暂时退出至待命状态,并通过声音和文字提醒,需要您及时接管方向盘控制车辆方向。此时保留自适应巡航功能并持续搜寻车道线,在条件满足后自动恢复转向辅助功能。包括但不限于:

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat de functie stuurassistent van de rijstrookcentrering (LCC/Pilot) niet op de verwachte manier functioneert of tijdelijk wordt verlaten en op stand-by wordt gezet. In dergelijke gevallen klinkt een geluidssignaal of wordt een tekstwaarschuwing weergegeven om u eraan te herinneren dat u het stuurwiel tijdig moet overnemen. Gedurende deze tijd blijft de adaptieve cruisecontrol ingeschakeld en zoeken naar rijstrookmarkeringen. Wanneer aan de vereiste voorwaarden wordt voldaan, wordt de stuurassistent automatisch hervat. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Bochten met een zeer korte radius rijden;

  • Rijstrookmarkeringen die onduidelijk of gesleten zijn, ontbreken, overlappen of worden overschaduwd door andere voertuigen, gebouwen of landschapselementen;

  • Weggedeelten die geen rijstrookmarkeringen hebben, zoals op niet-standaard wegen, kruispunten of bouwterreinen;

  • Rijden op weggedeelten met speciale rijstrookmarkeringen, zoals snelheidsvertragende markeringen en kanaliserende rijstrookmarkeringen;

  • Rijstroken die niet duidelijk gescheiden zijn, zoals op invoegstroken of uitvoegstroken, kruispunten binnen de bebouwde kom of uitvoegstroken om linksaf te slaan.

  • Aanwezigheid van randen of andere hoogcontrast lijnen op het wegdek in plaats van rijstrookmarkeringen, zoals naden in de weg of wegranden;

  • Onvermogen om rijstrookmarkeringen volledig of correct te herkennen als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op hellende wegen;

  • Onvermogen om rijstrookmarkeringen volledig te herkennen of niet correct te herkennen als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts; of

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten is te breed of te smal.

LCC (Pilot) uitschakelen

In de volgende situaties wordt de LCC (Pilot) uitgeschakeld, heeft het geen actieve controle meer over de snelheid en rijrichting, en wordt u hieraan herinnerd door middel van waarschuwingsgeluiden:

  • De knop GUM163177 op het stuurwiel is ingedrukt.

  • Het rempedaal is ingedrukt.

Bovendien wordt de LCC (Pilot) automatisch gedeactiveerd als niet langer aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan. Daarna moet u onmiddellijk de controle over het rempedaal, gaspedaal en stuurwiel overnemen om de snelheid en de rijrichting van de auto zelf te bepalen.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD)

GUM237510

Het controlelampje voor de status van slim rijden is toegevoegd naast de realtime rijsnelheid aan de linkerkant van het digitale instrumentenpaneel. Het toont de functies van slim rijden die nu geactiveerd kunnen worden, die nu actief zijn, en die niet geactiveerd kunnen worden, evenals de status van de kruissnelheid van Slim rijden.

Functie

Status actief

Te activeren

Verlies van zijdelingse controle

Rijstrookcentrering (Pilot)

GUM239811 GUM239810 GUM237504 GUM237505 GUM237508

Adaptieve Cruise Control

GUM239812 GUM239813 GUM237506 GUM237507

Geen

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Opgelet 当两侧车道线都不清晰,但近距离正前方有符合条件的车辆时,爱车可在短时间内跟车行驶。

Wanneer geen van beide rijstroken vrij is, maar er een voertuig voor u staat dat aan de eisen voldoet, kan uw voertuig dit voertuig voor een korte tijd volgen.

Waarschuwing 当两侧车道线都不清晰,跟随前车行驶时,若前车缓慢变换行驶路径,本车有与旁边车辆碰撞的风险,需要您随时准备接管车辆,保证行车安全。

Als tijdens het volgen van een voorligger de rijstrookmarkeringen aan beide kanten onduidelijk zijn en de voorligger langzaam zijn rijlijn verandert, bestaat het risico dat uw auto in botsing komt met een naast u rijdende auto. U moet voorbereid zijn om op elk moment de controle over uw auto over te nemen om de rijveiligheid te garanderen.

Houd uw handen aan het stuurwiel en uw ogen op de weg gericht wanneer u rijdt terwijl de LCC (Pilot) actief is.

  • Wanneer het systeem detecteert dat uw handen gedurende een bepaalde tijd van het stuurwiel en uw ogen van de weg af zijn geweest, geeft de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) een waarschuwing weer en herinnert het u door middel van waarschuwingsgeluiden.

  • Wanneer het systeem detecteert dat uw handen na een bepaalde tijd nog steeds van het stuurwiel en uw ogen nog steeds van de weg af zijn, geeft de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) onmiddellijk een waarschuwing weer, of "Pilot staat op het punt te worden afgesloten" of "Neem onmiddellijk de controle over de auto over of Pilot staat op het punt te worden afgesloten", en blijft u hieraan herinneren door middel van waarschuwingsgeluiden.

  • Wanneer het systeem detecteert dat u uw handen voortdurend niet aan het stuurwiel hebt en u uw ogen voortdurend niet op de weg hebt gericht, zal de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) "Actieve noodstop (EAS) is geactiveerd. De auto zal spoedig stoppen." weergeven en u door middel van waarschuwingsgeluiden hieraan herinneren, vergezeld van een gesproken melding van NOMI "De auto stopt nu." met dubbelknipperende richtingaanwijzers.

Wanneer het systeem detecteert dat u uw handen aan het stuurwiel hebt en u uw ogen op de weg hebt gericht, gaat de waarschuwing uit.

Een veilige afstand handhaven

GUM237516

Wanneer de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) een waarschuwing weergeeft. Dit betekent dat een risico van een aanrijding bestaat omdat u geen veilige afstand aanhoudt uitgaande van de maximale vertraging die beschikbaar is voor de LCC. U moet onmiddellijk de controle over het rempedaal en het stuurwiel overnemen om de snelheid en de rijrichting van de auto te controleren.

Waarschuwing 如您发现危险,切勿等待该警示出现再采取行动,请立刻接管车辆。

Als u een gevaarlijke situatie tegenkomt, wacht dan nooit tot een waarschuwing wordt weergegeven voordat u actie onderneemt. Neem onmiddellijk de auto over.

Kennisgeving optrekken

De LCC (Pilot) stopt de auto als de voorligger stopt:

  • Als de voorligger optrekt, zal de LCC (Pilot) hem volgen en de auto actief doen optrekken. Let altijd goed op de omgeving om aanrijdingen te voorkomen.

  • Als de auto langer dan 5 seconden is gestopt omdat de voorligger is gestopt, zal het u door middel van waarschuwingsgeluiden eraan herinneren voordat hij de voorligger weer gaat volgen.

  • Wanneer uw auto langer dan 5 seconden is gestopt omdat de voorligger is gestopt, en het systeem obstakels vóór u detecteert die het rijden kunnen beïnvloeden, geeft de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) "De voorligger begint te rijden" weer. U moet het volgen van de voorligger opnieuw activeren door aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog-knop te drukken of het gaspedaal in te trappen nadat u de omgeving hebt gecontroleerd.

  • Na ongeveer 5 minuten wordt de LCC (Pilot) gedeactiveerd en wordt in plaats daarvan de elektrische parkeerrem ingeschakeld.

Nadat de LCC (Pilot) de auto heeft gestopt omdat de voorligger is gestopt, zal deze de auto pas doen optrekken wanneer de afstand tot de voorligger meer dan 4 meter bedraagt.

Bevestigingsmethode

Eenmaal geactiveerd, wanneer de auto nieuwe maximumsnelheidsborden detecteert, zal het u vragen om handmatig te bevestigen dat de kruissnelheid wordt aangepast aan de nieuwe maximumsnelheid.

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Intelligente snelheidassistent om deze functie in of uit te schakelen.

Waarschuwing 智能限速控制仅供参考,无法替代您的目视检查。切勿完全依赖道路标识识别的限速信息进行驾驶。当车辆的行驶速度超出道路限速时,会通过视觉方式,提示您当前处于超速状态。

De intelligente snelheidassistent is slechts een aanvulling op, en geen vervanging van, uw visuele waarneming. Vertrouw nooit alleen op de maximumsnelheidsinformatie die wordt herkend door de verkeersbordenherkenning.

Wanneer de rijsnelheid van de auto hoger is dan de maximumsnelheid van de weg, word u visueel gewaarschuwd voor een snelheidsoverschrijding.

Waarschuwing 智能限速控制作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用道路标识识别智能限速控制。
  • De intelligente snelheidassistent is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om zijn aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden te houden en te beslissen of hij intelligente snelheidassistent wil gebruiken.

  • De intelligente snelheidassistent werkt niet bij complexe wegomstandigheden, zoals op- en afritten.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de toepasselijke verkeerswetten en -regels.

  • De intelligente snelheidassistent combineert de maximumsnelheidsinformatie van de kaart en de camera om de maximumsnelheidsinformatie weer te geven op het digitale instrumentenpaneel. Er wordt geen maximumsnelheidsinformatie weergegeven als geen informatiebron voor de maximumsnelheid beschikbaar is.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de camera waardoor de prestaties van de LCC (Pilot) worden beïnvloed of de functie zelfs wordt uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd. De cameralens is vervuild met allerlei vreemde stoffen, zoals water, stof, microkrassen, olieslib, vuil, vegen, ijs of sneeuw.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel. Of het heldere licht hindert het zicht van de camera.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Lange schaduwen worden geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, waternevel, sneeuw of stof dat wordt opgeworpen door een voorligger en op uw auto valt.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de radar waardoor de prestaties van de LCC (Pilot) worden beïnvloed of de functie zelfs wordt uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De radars zijn verplaatst, worden belemmerd of zijn afgedekt met vuil, ijs, sneeuw, metalen platen, tape, stickers, bladeren of andere materialen.

  • De radars of de omliggende gebieden zijn beschadigd door een aanrijding of krassen.

  • Extreem weer, zoals harde regen, sneeuw of mist, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de radar.

  • Als gevolg van de beperkingen van de radardetectiefuncties kunnen in zeer zeldzame en specifieke situaties valse waarschuwingen optreden veroorzaakt door bepaalde metalen afrasteringen, middenbermen, betonnen muren en andere soortgelijke objecten.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de LiDAR waardoor de prestaties van de LCC (Pilot) worden beïnvloed of de functie zelfs wordt uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, kunnen ook de prestaties van LiDAR beïnvloeden.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • De aanwezigheid van water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op de LiDAR-lens.

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon.

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor de verkeersborden en botsbarrières op delen van snelwegen en verhoogde wegen.

Alleen wanneer de auto aan de voorwaarden voldoet, genereert de LCC (Pilot) een reactie. De onderstaande doelen worden mogelijk niet gedetecteerd of kunnen een reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Dwarsgeplaatste voertuigen

  • Motorfietsen, trikes

Sommige doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers

  • Fietsen

  • Verkeerskegels

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Barrières

  • Tegemoetkomend verkeer

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Sommige situaties kunnen leiden tot een late herkenning en reactie van de LCC (Pilot) omdat het doel zich niet recht voor u bevindt. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De LCC (Pilot) reageert niet op een doel in een dode hoek van de sensor, zoals die op een hoek of aan een zijkant van de auto.

  • Bij het naderen of omdraaien langs een weg, kunnen sommige doelen verkeerd worden geselecteerd of overgeslagen, waardoor de auto onverwacht kan versnellen of vertragen.

  • Het doel kan worden verloren of de afstand tot het doel kan verkeerd worden ingeschat als de auto op een helling rijdt. Bij heuvelafwaarts rijden kan de EAS de auto doen versnellen, waardoor de kruissnelheid wordt overschreden.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voertuig in een naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (met name een groter voertuig zoals een bus, vrachtwagen, enz.), herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle over de auto moet overnemen.

  • Wanneer uw auto plotseling achter de achterkant van het voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle over de auto moet overnemen.

Opgelet 该功能偶尔会在不需要加速或您未打算加速时进行加速,这可能是因跟随目标的变化或丢失所导致(特别是在转弯或变道过程中)
  • Deze functie kan uw auto doen versnellen ondanks dat u niet om acceleratie hebt gevraagd of dat van plan was. Dit kan worden veroorzaakt door een verandering of verlies van een gevolgd doel (met name tijdens een bocht of rijstrookwissel).

  • Deze functie kan uw auto doen remmen ondanks dat u niet om vertraging hebt gevraagd of dat van plan was. Dit kan worden veroorzaakt door detectie van een verandering of verlies van een voertuig, object of stationair doel in een aangrenzende rijstrook (met name tijdens een bocht of rijstrookwissel).

  • Wanneer u een voorligger volgt en uw auto of de voorligger zijn huidige rijstrook verlaat, kan de acceleratie door deze functie om veiligheidsredenen gedurende een bepaalde tijd worden beperkt. U kunt het gaspedaal handmatig intrappen om uw auto over te nemen.

Waarschuwing 该功能无法保证所有情况都能准确识别目标,如您发现动态环境模拟上"车道线"显示的情况与实际不符,请谨慎驾驶,以便及时接管爱车。

Deze functie kan niet in alle situaties garanderen dat het doel nauwkeurig wordt herkend. Als u merkt dat de weergegeven "rijstrookmarkeringen" door de dynamische omgevingssimulatie niet overeenkomen met de werkelijke situatie, rijdt u voorzichtig zodat u altijd de controle houdt over uw auto. Dit is inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Er rijdt wel een voertuig vóór de auto, maar het digitale instrumentenpaneel geeft het doelvoertuig niet weer.

  • Er rijdt geen voertuig vóór de auto, maar het digitale instrumentenpaneel toont wel een voertuig vóór de auto.

Tijdens het rijden onder speciale of complexe wegomstandigheden wordt het gebruik van de LCC (Pilot) afgeraden, omdat deze de prestaties van de functie kunnen beïnvloeden of zelfs ervoor kunnen zorgen dat de functie wordt gedeactiveerd. Dergelijke omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Veel voetgangers, fietsers of dieren op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, snelwegen, wegen met filevorming.

  • Slingerende wegen of scherpe bochten.

  • Wegen op hellingen omhoog of omlaag.

  • Hobbelige wegen.

  • Smalle wegen.

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Ongewone wegen.

  • Wegen zonder middenlijn.

In sommige situaties, als de auto te snel rijdt ten opzichte van een voorligger, heeft de LCC (Pilot) mogelijk slechts een beperkte controle en is dan niet in staat om goed te reageren en een veilige afstand aan te houden. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Plotselinge bewegingen van een voorligger (zoals plotseling afslaan, versnellen, vertragen, enz.)

  • Een ander voertuig komt plotseling voor uw auto rijden of rijdt daarvan weg.

  • Uw auto gaat plotseling achter een voorligger rijden.

  • Uw auto rijdt met hoge snelheid op een stilstaand of langzaam rijdend voertuig af.

Voldoende remkracht is mogelijk niet beschikbaar in situaties, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De remfunctie werkt niet volledig (zoals wanneer de remonderdelen te koud, te heet, nat, enz. zijn)

  • Verkeerd onderhoud aan de auto (buitensporige slijtage van de remmen of banden, abnormale bandenspanning, enz.)

  • De auto rijdt op speciale wegen (zoals hellingopwaarts en -afwaarts, wegen met water erop, modder, kuilen, ijs, sneeuw, enz.).

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het LCC (Pilot)-systeem. Veel factoren kunnen LCC (Pilot)-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Automatisch van rijstrook wisselen (ALC)

De Actieve rijstrookwisseling (ALC) is een subfunctie van de Rijstrookcentrering (LCC/Pilot) en helpt bij het wisselen van rijstrook. Eenmaal ingeschakeld in Instellingen, zal het systeem de rijstrookwisseling voltooien nadat de bestuurder de richtingaanwijzerhendel heeft bediend en wanneer aan specifieke omgevings- en wegomstandigheden wordt voldaan.

GUM225102

De ALC is van toepassing op wegen waarop met hoge snelheid wordt gereden. De huidige en beoogde rijstroken moeten goed verlicht zijn en duidelijke rijstrookmarkeringen hebben met ruimte om van rijstrook te wisselen.

De ALC is van toepassing op wegen waarop met hoge snelheid wordt gereden. De huidige en beoogde rijstroken moeten goed verlicht zijn en duidelijke rijstrookmarkeringen hebben met ruimte om van rijstrook te wisselen.

Waarschuwing ALC作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用ALC。在使用ALC时,如发现交通状况、道路环境或车辆状况不适宜使用该功能,或存在其他不安全因素,您应随时准备全权接管爱车。您始终承担着安全变道、且符合现行交通法律法规的最终责任。

De actieve rijstrookwisseling is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties.

Om uw veiligheid te beschermen, moet u altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u de actieve rijstrookwisseling inschakelt. Wanneer u de actieve rijstrookwisseling gebruikt, moet u altijd voorbereid zijn om de controle over de auto over te nemen als u ontdekt dat de weg, het verkeer, de staat van de auto of een andere risicofactor het onveilig voor u maakt om deze functie te gebruiken.

U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het veilig wisselen van rijstrook, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en -regels.

ALC inschakelen/uitschakelen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijhulp > Actieve rijstrookwisseling om deze functie in of uit te schakelen.

Gebruiksvoorwaarden voor de ALC:

  • De bestuurder heeft zijn handen aan het stuurwiel.

  • De LCC (Pilot) is ingeschakeld en werkt normaal.

  • De ALC is ingeschakeld en werkt normaal.

  • De sensor werkt goed en het detectiebereik is onbelemmerd.

  • De rijsnelheid is ongeveer 60 tot 130 km/u.

  • De huidige en beoogde rijstroken voldoen aan alle veiligheidsvoorwaarden om van rijstrook te wisselen. Bijvoorbeeld:

    • De rijstrookmarkering aan de kant van de rijstrookwisseling is een onderbroken streep.

    • De bocht in de huidige en beoogde rijstroken is erg flauw.

    • De auto houdt een veilige afstand aan tot zijn voorliggers en achterliggers in de huidige en beoogde rijstroken.

    • Er zijn geen waarschuwingen van de dodehoekdetectie en de rijstrookwisseling, en geen andere actieve waarschuwingen voor de beoogde rijstrook.

    • De rijstrookmarkeringen aan beide kanten van de beoogde rijstrook zijn duidelijk.

  • Geen van de componenten van de ALC is defect en de auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden. Bijvoorbeeld:

    • De bestuurder zit op zijn stoel en heeft zijn veiligheidsgordel bevestigd.

    • De auto staat in de vooruitrijstand (D) en alle portieren zijn gesloten.

    • De bestuurder trapt het rempedaal niet in.

    • De richtingaanwijzers werken.

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

Het inschakelen van de ALC-functie in Instellingen betekent niet dat de functie geactiveerd is.

Nadat voldaan is aan de gebruiksvoorwaarden, moet u een visuele controle uitvoeren om te bevestigen dat de omgeving van de rijstrookwisseling veilig is en daarna de richtingaanwijzerhendel aan de betreffende kant bedienen. Het systeem zal detecteren of u het stuurwiel met uw handen vast hebt.

  • Het systeem zal de ALC activeren om te helpen bij het wisselen van rijstrook als het vaststelt dat voldaan wordt aan de voorwaarden voor het wisselen van rijstrook. Op dat moment wordt in de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) de rijstrookmarkering aan de betreffende kant blauw weergegeven en gaat deze uit nadat de rijstrookwisseling met succes is uitgevoerd. Nadat de rijstrookwisseling is voltooid, controleert u of de richtingaanwijzerhendel is teruggekeerd.

  • Het systeem zal een rijstrookwisseling niet uitvoeren als het detecteert dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het wisselen van de rijstrook, waarna in de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) de rijstrookmarkering aan de betreffende kant rood wordt weergegeven.

U kunt vóór of tijdens het wisselen van rijstrook de richtingaanwijzerhendel in de tegenovergestelde richting van de beoogde rijstrook bedienen. Wanneer de rijstrookwisseling wordt beëindigd, stopt de richtingaanwijzer onmiddellijk met knipperen om de rijstrookwisseling te annuleren.

Wanneer de volgende situaties zich voordoen, wordt de rijstrookwisseling onderbroken en wordt u op het digitale instrumentenpaneel en door middel van waarschuwingsgeluiden eraan herinnerd om de controle over uw auto over te nemen:

  • De ALC detecteert een onveilige omgeving voor een rijstrookwisseling, zoals wanneer waarschuwingen worden gegenereerd door de dodehoekdetectie of bij een rijstrookwisseling.

  • De Stuurassistent is uitgeschakeld, bijvoorbeeld wanneer de bestuurder het stuurwiel heeft overgenomen, de rijstrookmarkeringen onduidelijk zijn en bij het nemen van buitensporig scherpe bochten.

  • De Adaptieve cruisecontrol (ACC) en de Stuurassistent worden tegelijkertijd uitgeschakeld, bijvoorbeeld wanneer op de knop GUM166794 is gedrukt en het rempedaal wordt ingetrapt.

Opgelet ALC 每次只能变换一个车道。

De actieve rijstrookwisseling kan slechts één rijstrook tegelijk wisselen.

Opgelet 夜晚若光线、视野不佳,车道线不清晰,可能无法完成辅助变道。

De actieve rijstrookwisseling wordt mogelijk niet voltooid als de verlichting of het zicht 's nachts slecht is of als de rijstrookmarkeringen onduidelijk zijn.

Waarschuwing ALC可能会因预料之外的情况意外退出。请您始终关注交通状况及道路环境,并随时准备全权接管爱车。

De actieve rijstrookwisseling kan door onvoorziene omstandigheden onverwacht worden uitgeschakeld. U moet altijd uw aandacht houden bij de verkeersomstandigheden en de omgeving van de weg, en altijd voorbereid zijn om de controle over de auto over te nemen.

Waarschuwing 您必须在变道前及变道中,时刻确认变道是否安全合适,请注意ALC 无法响应行人、障碍物、迎面驶来的车辆等。切勿依赖ALC判断的行驶路径。您始终承担着安全变道的最终责任。

U moet altijd voorafgaand aan en tijdens de rijstrookwisseling controleren of het veilig en geschikt is om van rijstrook te wisselen. Houd er rekening mee dat actieve rijstrookwisseling niet kan reageren op voetgangers, obstakels, tegenliggers, enz. Vertrouw niet op rijroutes die worden bepaald door de actieve rijstrookwisseling. U draagt altijd zelf de eindverantwoordelijkheid voor het veilig wisselen van rijstrook.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD)

  • De ALC voert een rijstrookwisseling uit.

    GUM182939
  • De ALC breekt een rijstrookwisseling af of kan een rijstrookwisseling niet uitvoeren.

    GUM182940
  • De ALC voltooit een rijstrookwisseling.

    GUM182941
Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content die wordt weergegeven door de ESD.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen verhinderen dat de ALC een rijstrookwisseling voltooit of normaal werkt, waardoor de bestuurder de controle over het stuurwiel op elk momentmoet kunnen overnemen. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Navigeren door buitensporig scherpe bochten, zoals op- en afritten van snelwegen.

  • De rijstrookmarkeringen van de huidige rijstrook en de beoogde rijstrook zijn niet duidelijk, zijn versleten, ontbreken, zijn doorsneden of liggen in de schaduw van andere voertuigen, gebouwen of landschapselementen.

  • Geen rijstrookbelijning op een weggedeelte, zoals op niet-standaard wegen, kruispunten of bouwterreinen.

  • Vaag afgetekende rijstrooklijnen, zoals op invoegstroken of uitvoegstroken, snelwegen, kruispunten binnen de bebouwde kom of uitvoegstroken om linksaf te slaan.

  • Rijden op weggedeelten met speciale rijstrookmarkeringen, zoals snelheidsvertragende markeringen en kanaliserende rijstrookmarkeringen.

  • Er zijn randen of andere hoogcontrast lijnen op de weg in plaats van rijstrookmarkeringen, zoals naden in de weg of wegranden.

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden geïdentificeerd of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op een op-/aflopende weg;

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts.

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten van de huidige of beoogde rijstrook is te breed of te smal.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de camera waardoor het onmogelijk is om de rijstrookwisseling te voltooien. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De stand van de camera is veranderd.

  • De camera is afgedekt of wordt geblokkeerd. De cameralens is vervuild met allerlei vreemde stoffen, zoals water, stof, microkrassen, olieslib, vuil, vegen, ijs of sneeuw.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel. Of het heldere licht hindert het zicht van de camera.

  • Verminderd detectievermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts of in een tunnel.

  • Lange schaduwen worden geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen. Uitlaatgassen, waternevel, sneeuw of stof dat wordt opgeworpen door een voorligger en op uw auto valt.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Navigeren op natte wegen.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van de radar waardoor het onmogelijk is om de rijstrookwisseling te voltooien. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De radars zijn verplaatst, worden belemmerd of zijn afgedekt met vuil, ijs, sneeuw, metalen platen, tape, stickers, bladeren of andere materialen.

  • De radars of de omliggende gebieden zijn beschadigd door een aanrijding of krassen.

  • Regen, sneeuw, mist, nevel en andere extreme weersomstandigheden kunnen de werking van de radars belemmeren.

  • Als gevolg van de beperkingen van de radardetectiefuncties kunnen in zeer zeldzame en specifieke situaties valse waarschuwingen optreden veroorzaakt door bepaalde metalen afrasteringen, middenbermen, betonnen muren en andere soortgelijke objecten.

Sommige situaties kunnen leiden tot een fout van LiDAR waardoor de rijstrookassistent niet goed werkt en de functie zelfs wordt uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, kunnen ook de prestaties van LiDAR beïnvloeden.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • De aanwezigheid van water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op de LiDAR-lens.

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door de voorligger.

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon.

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor de verkeersborden en botsbarrières op delen van snelwegen en verhoogde wegen.

De ALC kan obstakels in beoogde en huidige rijstroken niet of verkeerd detecteren. U moet altijd voorafgaand aan en tijdens de rijstrookwisseling controleren of het veilig en geschikt is om van rijstrook te wisselen. De onderstaande doelen kunnen niet gegarandeerd worden geïdentificeerd en kunnen een reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voertuigen die vanaf de zijkant kruisen

  • Motorfietsen, trikes

Sommige doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Barrières

  • Tegemoetkomend verkeer

  • Fietsen

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Opgelet ALC不能保证对特殊车辆识别,尤其是在夜晚需要特别注意。譬如,尾部有遮挡的车辆、外形不规则的车辆、尾部垂直面低于一定高度的车辆、空载的载车交通工具等。ALC可能漏检静止的或者行驶缓慢的车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。
  • De actieve rijstrookwisseling kan niet garanderen dat speciale voertuigen worden herkend, met name 's nachts, zodat u extra voorzichtig moet rijden. Bijvoorbeeld onder andere voertuigen met obstakels aan de achterkant, voertuigen met onregelmatige vormen, voertuigen met een verticaal oppervlak aan de achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen bedrijfsvoertuigen.

  • De actieve rijstrookwisseling kan verkeerde beslissingen nemen bij stilstaande of langzaam rijdende voertuigen, met name 's nachts, zodat u extra voorzichtig moet rijden.

Het gebruik van de ALC wordt niet aanbevolen voor speciale of complexe wegomstandigheden, waaronder maar niet beperkt tot:

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Veel voetgangers, fietsers of dieren op de weg.

  • Wegen zonder middenlijn.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, snelwegen, wegen met filevorming.

  • Slingerende wegen of scherpe bochten.

  • Wegen op hellingen omhoog of omlaag.

  • Hobbelige wegen, smalle wegen.

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Ongewone wegen.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het ALC-systeem. Veel factoren kunnen het ALC-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Voorspellende snelheidsregeling (PSC)

De voorspellende snelheidsregeling (PSC) is een extra functie die de bestuurder ondersteunt door de rijsnelheid in bochten te verlagen wanneer de rijhulpfunctie Adaptieve cruisecontrol (ACC) of Rijstrookcentrering (LCC/Pilot) is geactiveerd.

Als de functie is ingeschakeld in Instellingen en de omgeving en wegomstandigheden aan bepaalde eisen voldoen, helpt het systeem de auto te vertragen voordat deze de bocht inrijdt en beperkt hij de rijsnelheid door de hele bocht heen. Na de bocht wordt de door de gebruiker ingestelde kruissnelheid hervat.

Voorspellende snelheidsregeling inschakelen/uitschakelen

Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Rijhulp > Voorspellende snelheidsregeling en schakel deze functie in of uit.

Als het systeem detecteert dat aan de omgeving en de omstandigheden wordt voldaan en de ingestelde snelheid voor de ACC of LCC (Pilot) hoger is dan aanbevolen om veilig en comfortabel door de aanstaande bocht te rijden, grijpt de PSC in door de rijsnelheid geleidelijk te verlagen. Op dit moment geeft de Weergave van de dynamische omgevingssimulatie de PSC-activeringsfunctie aan door het pictogram te volgen

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie

GUM239809

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie dient uitsluitend ter illustratie en kan de echte verkeerssituatie niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de inhoud die wordt weergegeven in de weergave van de dynamische omgevingssimulatie, bijvoorbeeld als geen rijstrookmarkeringen worden gedetecteerd.

Beoogd gebruik

De PSC is een rijhulpfunctie zoals de Adaptieve cruisecontrol of de Rijstrookcentrering. Daarom is de functie voornamelijk ontworpen voor de volgende scenario's:

  • Snelwegen, autowegen en andere hoofdwegen

  • Gebruiken en volgen van de navigatie aan boord

De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor een veilige rijsnelheid.

Opgelet PSC驾驶员始终有责任选择安全的行车速度,并遵守现行的交通法规。

De bestuurder draagt altijd de verantwoordelijkheid om een veilige rijsnelheid te kiezen en zich te houden aan de geldende verkeerswetten en -regels.

PSC biedt mogelijk beperkte of geen hulp in de volgende situaties, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Bochten met een buitensporige kromming, zoals op- en afritten van snelwegen.

  • Wanneer de positie van de auto niet kan worden bepaald door het navigatiesysteem.

  • Wanneer de sensoren geblokkeerd worden of vuil zijn.

  • In extreme weersomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot regen, sneeuw, mist en nevel.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD)

De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) kan de buitenomgeving, die door de auto in real time wordt gemonitord, weergeven op het digitale instrumentenpaneel, inclusief overige elementen van het verkeer, zoals rijstrookmarkeringen.

De controlelampjes op het digitale instrumentenpaneel die betrekking hebben op de status van de rijhulpfuncties zijn de volgende:

Weergegeven pictogram op het instrumentenpaneel

Beschrijving

GUM232205

ACC beschikbaar maar niet geactiveerd

GUM232206

ACC geactiveerd

GUM232207

ACC activering mislukt

GUM232208

LCC/Pilot beschikbaar maar niet geactiveerd

GUM232209

LCC/Pilot geactiveerd

GUM232210

LCC/Pilot activering mislukt

GUM232211

NOP+ beschikbaar maar niet geactiveerd

GUM232212

NOP+ geactiveerd

GUM232213

NOP+ activering mislukt

Waarschuwing 动态环境模拟显示仅供参考,无法替代您的目视检查。
  • De weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) dient uitsluitend ter raadpleging en is geen vervanging van uw visuele waarneming. Vertrouw tijdens het rijden niet alleen op de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD).

  • Aangezien het detectiebereik van de camera's en sensoren die gebruikt worden voor de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) beperkt is, en de weg- en weersomstandigheden nadelige effecten kunnen hebben op de detectie, dient u altijd voorzichtig te rijden.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。
  • De weergave van de dynamische omgevingssimulatie dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet op de content weergegeven door de dynamische omgevingssimulatie.

  • Als rijhulpfunctie kan de weergave van de dynamische omgevingssimulatie niet reageren op alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden, en niet in alle gevallen voertuigen detecteren. Het kan ineffectief, ongeschikt of te laat zijn als gevolg van een aantal factoren.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden en moet zich houden aan de geldende verkeersregels en verkeerswetten.

De ESD is mogelijk niet altijd in staat om diverse voorwerpen, voertuigen, fietsers of voetgangers te detecteren, en ook niet om alle omstandigheden van de omgeving weer te geven. De weergave kan fouten bevatten. Sommige situaties kunnen leiden tot een fout of beperkingen van de ESD, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Verandering van de stand van de camera.

  • Geblokkeerde of vuile camera.

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel, enz.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel.

  • Grote schaduwen geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen.

  • Blootstelling van de camera aan recht of schuin invallend zonlicht.

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel.

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door een voorligger en neerkomt op uw auto.

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ruitenwisser, ijs, sneeuw, enz. op de voorruit vóór de camera.

  • Natte wegen.

  • De camera is onscherp of defect.

  • De auto rijdt op een weg met scherpe bochten of een weg in slechte staat.

  • Een soort voorwerp wordt verkeerd voorgesteld als een ander soort voorwerp.

  • Weegave van een voorwerp in een verkeerde richting of op een verkeerde afstand.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de ESD. Veel factoren kunnen de ESD verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Parkeercamera en parkeerassistent

Tijdens het rijden op lage snelheden controleert de auto de omgeving met behulp van ultrasoonsensoren. Tijdens het parkeren zal uw auto u waarschuwen door middel van waarschuwingsgeluiden en beelden afhankelijk van de afstand tussen obstakels en de voorkant of achterkant van uw auto.

Afstandsbereik tussen auto en obstakel

Frequentie van het waarschuwingsgeluid

Kleur waarschuwingsboog

1,2 - 1,5 m

Geen

Wit

0,9 - 1,2 m

0, 1, 2 keer per seconde

Wit

0,6 - 0,9 m

0, 2, 3 keer per seconde

Oranje

0,3 - 0,6 m

3, 4, 5 keer per seconde

Oranje

Minder dan 0,3 m

Pieptonen met hoge frequentie

Rood

Opgelet 爱车前方和后方报警区域不超过1.5 米。

De waarschuwingszones voor en achter de auto reiken tot een afstand van 1,5 meter.

Waarschuwing 泊车辅助提示仅供参考,无法替代您的目视观察。
  • De waarschuwing van de parkeerassistent dient uitsluitend ter raadpleging en is geen vervanging van uw visuele waarneming.

  • De waarschuwing van de parkeerassistent is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. Om uw veiligheid te beschermen, moet u altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u de waarschuwing van de parkeerassistent inschakelt.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en -regels.

De parkeercamera inschakelen

U kunt de parkeercamera op de volgende manieren inschakelen:

  • Veeg op het middendisplay op de hoofdinterface naar rechts om de interface Snelle toegang weer te geven en tik op het pictogram Surroundweergave om de surroundweergave te openen.

  • Open op het middendisplay het applicatiecentrum en tik op Parkeren om de geheugenweergave te openen (surroundweergave of weergave van twee beelden).

  • Zet de auto in de achteruitrijstand (R) en open de geheugenweergave (surroundweergave of weergave van twee beelden).

  • Nadat u de aangepaste functie van de midden-knop aan de rechterkant van het stuurwiel hebt ingesteld op Surroundweergave, houdt u de knop ingedrukt om de surroundweergave te activeren.

  • Wek NOMI, schakel met uw stem Parkeren in en open de surroundweergave.

U kunt op de interface van de parkeercamera op het pictogram Geluid tikken en ervoor kiezen om het waarschuwingsgeluid uit te schakelen.

Opgelet Overseas 爱车挂入P挡或车速达到16公里/小时会自动退出。您也可以采用手指抓取中控屏的方式或点击左上方的关闭按键主动退出。
  • Het wordt aanbevolen om het waarschuwingsgeluid van de parkeerassistent alleen uit te schakelen als dit duidelijk niet nodig is voor omgeving. Als u het waarschuwingsgeluid van de parkeerassistent handmatig uitschakelt, accepteert u de verantwoordelijkheid voor alle risico's die hiermee gepaard gaan.

  • De parkeercamera wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de parkeerstand (P) wordt geselecteerd of wanneer de rijsnelheid hoger is dan 16 km/u.

  • Als de auto niet in de achteruitrijstand (R) staat, kunt u de parkeercamera ook handmatig uitschakelen door met uw vingers over het middendisplay te vegen of door op de knop OFF (Uit) te tikken op de gebruikersinterface.

Waarschuwing 以下情况超声波传感器受限,可能出现“前方泊车雷达故障”、“后方泊车雷达故障”、“泊车雷达系统故障”等信息,包括但不限于:

De ultrasonische sensoren kunnen onder de volgende omstandigheden beperkt werken, wat leidt tot berichten zoals "Storing parkeerradar voor", "Storing parkeerradar achter" of "Storing parkeerradar". Deze omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Een of meer ultrasonische sensoren zijn beschadigd, verkeerd geplaatst of afgedekt (bijvoorbeeld door modder of ijs).

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, die de sensoren beïnvloeden.

  • Interferentie door elektrische apparaten of uitrusting die verstoringen kunnen veroorzaken, welke de sensoren beïnvloeden.

Opgelet 由于超声波传感器特性,有些情况可能导致超声波传感器误报,这种误报会随着路况状态变化消失,不会影响正常车辆驾驶。

Als gevolg van de eigenschappen van ultrasoonsensoren kunnen deze in bepaalde situaties een vals alarm genereren. Deze valse alarmen houden vanzelf op nadat de wegomstandigheden zijn veranderd en hebben geen invloed op het rijden. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Ruwe asfalteerde wegen, betonwegen, kasseienwegen, waterverzadigde wegen en andere oneffen ondergronden

  • Inductielussen en soortgelijke apparatuur die in het wegdek zijn aangebracht

  • Interferentie veroorzaakt door grote voertuigen, bouwmachines en andere apparatuur in de buurt

Waarschuwing 超声波传感器可能对高度较低的障碍物,来自车身上方或车侧方的障碍物,较狭窄物体等类型的障碍物检测受限,您需要始终关注周边环境,否则可能导致财产或人身伤害,包括但不限于:

De ultrasonische sensoren kunnen beperkingen hebben bij het detecteren van obstakels met een geringe hoogte, obstakels die vanaf boven of vanaf de zijkanten van de auto komen, smalle voorwerpen, en andere voorwerpen, inclusief maar niet beperkt tot de volgende. Het is cruciaal dat u altijd uw aandacht houdt bij de omgeving. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot persoonlijk letsel of schade aan eigendommen:

  • Voetgangers, kinderen, dieren.

  • Geactiveerde automatisch inzinkbare palen, lage stenen kolommen, cilindrische voorwerpen, dunne stangen, scherpe voorwerpen en oneffen ondergronden.

  • Hoogtebeperkende portalen, palen of constructies boven de weg.

  • Obstakels aan de zijkanten van de auto die aanrijdingen of krassen kunnen veroorzaken.

  • Fietsen, hoeken van muren, randen van slagbomen van parkeerterreinen, enz.

Interface van de parkeercamera

De parkeercamera bestaat uit twee interfaces: surroundweergave en weergave van twee beelden. Tik op de knop in de surroundweergave om te wisselen tussen beide interfaces.

Knop

Functie

GUM185194

Schakel over naar de weergave van twee beelden.

GUM185193

Schakel over naar de surroundweergave.

GUM229461

Snelle toegang.

GUM229462

Schakel over naar de hubweergave.

Weergave van de parkeercamera.

Nadat de interface voor weergave van twee beelden is geopend, kunt u veranderen naar de weergave voorkant of achterkant door te schakelen tussen de vooruitrijstand (D) en de achteruitrijstand (R), en kunt u overschakelen tussen de verschillende weergaven door linksonder op het middendisplay op 3D-weergave, weergave voorkant, weergave achterkant, hubweergave linker- en rechterkant, hubweergave voorkant en hubweergave achterkant te tikken.

In de 3D-weergave kunt u de weergavehoek aanpassen door met één vinger te vegen, de zoomafstand aanpassen door met twee vingers te zoomen, en de weergavehoogte aanpassen door omhoog en omlaag te vegen met twee vingers.

De helderheid van de parkeercamera aanpassen

Automatisch aanpassen

Tik op de interface van de parkeercamera op "Snelle toegang", ga naar "Helderheid" en selecteer vervolgens "AUTO". De helderheid van het middendisplay kan automatisch worden aangepast aan de hand van de helderheid van de omgeving.

Handmatig aanpassen

Tik op de interface van de parkeercamera op "Snelle toegang", ga naar "Helderheid" en verschuif vervolgens de helderheidsregelaar om de helderheid van het middendisplay handmatig aan te passen.

Dynamisch stuuraanzicht

Ga op het middendisplay naar het applicatiecentrum, tik op Parkeren en schakel in de parkeerinstellingen Dynamisch stuuraanzicht in.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, zal de weergavehoek van de beelden bij vooruit- en achteruitrijden worden aangepast aan de hand van de draaiing van het stuurwiel om bestuurders te helpen een breder gezichtveld te bieden en veiliger te parkeren.

Dynamisch transparant chassis

Dynamisch transparant chassis verwijst naar een transparant effect dat kan worden weergegeven, na technische bewerking van de beelden van de weg die van tevoren door de camera zijn opgenomen terwijl de auto rijdt, en gezonden naar het middendisplay zodat de wegomstandigheden in de auto kunnen worden bekeken.

GUM225867

U kunt deze functie inschakelen bij de instellingen op de interface van de parkeercamera. Nadat Dynamisch transparant chassis is ingeschakeld, kan de doorzichtigheid van het automodel tijdens het rijden worden aangepast aan vier opties: Ondoorzichtig, Laag, Gemiddeld en Hoog.

Opgelet 动态透明底盘无法识别出车辆静止时车底环境可能发生的变化。使用时请谨慎驾驶,以实际环境为准,以免造成车辆损坏。

Het dynamisch transparante chassis kan mogelijke omgevingsveranderingen onder het chassis niet detecteren wanneer het voertuig stilstaat. Rijd voorzichtig en let altijd op uw omgeving om schade aan het voertuig te voorkomen.

Dynamische dode hoek

Door de relatieve positionering van de camera's en de carrosserie van de auto is er een dynamisch dodehoekbereik van 20 centimeter rond het model van uw auto in de surroundweergave. Let tijdens het parkeren op de werkelijke omgeving van uw auto.

Opgelet 全景影像所显示的车模周围盲区提示仅供参考,无法替代您的目视检查。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下完成泊车操作。 由于盲区的存在,部分离车辆较近的低矮物体可能显示不全,请您注意观察,谨慎驾驶。

De dode hoek rondom de auto die in de surroundweergave wordt getoond, dient uitsluitend ter raadpleging en is geen vervanging van uw visuele waarneming.

U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en uw auto parkeren terwijl de veiligheid is gegarandeerd.

Als gevolg van de aanwezigheid van dode hoeken worden sommige lage objecten dichter bij de auto mogelijk niet volledig weergegeven. Let hierop en rij voorzichtig.

Geavanceerde, schakelvrije parkeerassistent met fusion (S-APA met Fusion)

De geavanceerde, schakelvrije parkeerassistent met fusion (S-APA met Fusion) maakt gebruik van surroundweergavecamera's en ultrasoonsensoren om markeringen op de grond of parkeerplekken tussen twee voertuigen te detecteren om hulp bij het achteruit parkeren te kunnen bieden.

De S-APA met Fusion ondersteunt haaks parkeren, fileparkeren en schuin parkeren, maar ondersteunt niet parkeren in driedimensionale parkeerplaatsen.

GUM225137
Opgelet 为保证该功能的正常和安全运行,在使用该功能过程中,请务必全程系好安全带。

Om verzekerd te zijn van de normale en veilige werking van deze functie, dient u uw veiligheidsgordel te dragen tijdens het gebruik van deze functie.

Waarschuwing 请勿在有坡度或者不平整的路面使用视觉融合泊车辅助。请勿在在充电状态下使用视觉融合泊车辅助。

Activeer SAPA (Shiftless Advanced Parking Assist with Fusion) niet als het wegdek helt of oneffen is.

Activeer SAPA niet tijdens het opladen.

Waarschuwing 视觉融合泊车辅助系统的性能取决于环视摄像头以及超声波传感器对于环境的检测和识别能力。 如果左右外后视镜、环视摄像头以及超声波传感器中任意一个有损坏或处于不正常的位置,请勿使用视觉融合泊车辅助系统。

De prestaties van SAPA zijn afhankelijk van het detectie- en herkenningsvermogen van de surround-view-camera en de ultrasoonsensor.

Gebruik SAPA niet als een van de linker- en rechterzijspiegels, surround-view-camera of ultrasonische sensor beschadigd is of in een abnormale stand staat.

Waarschuwing 您应特别注意爱车旁边是否有行人、儿童、动物,和其他细、尖、矮、悬空等超声波传感器检测受限的障碍物,譬如地锁、锥桶、低矮石墩、低矮圆柱体、细杆、尖锐物体、墙角、停车场方柱边角等。

Let met name goed op de aanwezigheid van voetgangers, kinderen, dieren en dunne, puntige, korte, hangende en andere obstakels in de buurt van uw auto die door ultrasoonsensoren slechts beperkt worden gedetecteerd, zoals automatisch inzinkbare palen, lage stenen kolommen, verkeerskegels, lage paaltjes, dunne stangen, scherpe voorwerpen, hoeken van muren en randen van slagbomen van parkeerterreinen.

Waarschuwing 视觉融合泊车辅助作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气、道路和光线状况。 您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用视觉融合泊车辅助。

SAPA is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers-, weg- en verlichtingssituaties.

Om uw veiligheid te beschermen, moet u altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u SAPA inschakelt.

Wanneer u SAPA gebruikt, moet u altijd voorbereid zijn om de controle over de auto over te nemen als u ontdekt dat de weg, het verkeer, de staat van de auto of een andere risicofactor het onveilig voor u maakt om deze functie te gebruiken. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig parkeren, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en -regels.

S-APA met Fusion inschakelen

De S-APA met Fusion parkeert de auto als volgt:

  1. Zoeken naar een parkeerplaats:

    • Handmatig zoeken naar een parkeerplaats: Schakel over naar de interface voor weergave van twee beelden en open Zoeken naar een parkeerplaats. Rijd langzaam vooruit met een snelheid lager dan 16 km/u en stop nadat het digitale instrumentenpaneel of het middendisplay aangeeft dat een parkeerplaats is gevonden. Houd de rem vast, controleer en kies een veilige en geschikte parkeerplaats.

    • Automatisch zoeken naar een parkeerplaats: Als aan de systeem- en wegomstandigheden wordt voldaan, rijdt u langzaam vooruit met een snelheid lager dan 16 km/u. Nadat een parkeerplaats is gevonden in de achtergrond, wordt de knop Parkeerassistent GUM217856 weergegeven op de interface Kaart. Tik op de knop en stop de auto aan de hand van de tekstmelding op de interface. Houd de rem vast, controleer en kies een veilige en geschikte parkeerplaats.

  2. Parkeren: Kies een veilige en geschikte parkeerplaats en volg de instructies op het middendisplay om de auto de parkeermanoeuvres te laten uitvoeren. Blijf de omgeving controleren om er zeker van te zijn dat de auto veilig wordt geparkeerd.

  3. Parkeren voltooid: De interface voor weergave van twee beelden meldt "Parkeren voltooid".

De details zijn als volgt:

  1. Zoeken naar een parkeerplaats

    Voordat de auto naar een parkeerplaats gaat zoeken, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

    • De rijsnelheid is lager dan 16 km/u.

    • De auto staat in de vooruitrijstand (D) of de achteruitrijstand (R).

    • Alle portieren zijn gesloten.

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • De ACC of LCC is uitgeschakeld.

    • De ultrasoonsensoren en surroundweergavecamera's werken correct en hebben een duidelijk zicht.

    • Er is geen systeemstoring.

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

    • Het tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn ingeschakeld.

    • Niet beschikbaar in de ECO+-modus.

    Als aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, kunt u Zoeken naar een parkeerplaats in gang zetten op één van de volgende manieren:

    • Als de parkeercamera is uitgeschakeld, spreekt u een commando uit, zoals "Ik wil parkeren" of "Parkeer de auto" zodat NOMI ontwaakt, waardoor de interface voor weergave van twee beelden wordt geopend en Zoeken naar een parkeerplaats wordt geactiveerd.

    • Veeg op het middendisplay op de hoofdinterface naar rechts om de pagina Snelle toegang weer te geven en tik op Parkeerassistent, geef de interface voor weergave van twee beelden weer en open Zoeken naar een parkeerplaats.

    • Zet de auto in de achteruitrijstand (R), geef de interface voor beelden weer en tik in de linkerbovenhoek op de knop GUM165565 om Zoeken naar een parkeerplaats te openen.

    • Tik op de parkeercamera om de interface van de surroundweergave te openen, tik in de linkerbovenhoek op de knop GUM165565 om Zoeken naar een parkeerplaats te openen.

    Nadat Zoeken naar een parkeerplaats is ingeschakeld, houdt u de auto op een afstand van 0,5 tot 1,5 meter van de beoogde parkeerplaats en rijdt u langzaam naar voren met een snelheid lager dan 16 km/u om te zoeken naar een parkeerplaats.

    GUM237585

    Als tijdens het zoeken naar een parkeerplaats op het scherm een witte "P" wordt weergegeven naast de linker- of rechterkant van uw auto, betekent dit dat het systeem een parkeerplaats heeft gevonden aan de betreffende kant. Als aan beide kanten een "P" wordt weergegeven, betekent dit dat het systeem een parkeerplaats heeft gevonden aan beide kanten.

    Stop de auto op dat moment, houd de rem vast en controleer of de parkeerplaats veilig en geschikt is. Als meerdere parkeerplaatsen zijn gevonden, kunt u handmatig de gewenste parkeerplaats selecteren op de interface voor weergave van twee beelden.

    Opmerking 开始搜索车位后,若爱车挂入 R 挡并后退,车位搜索将保持。

    Als u na het starten van het zoeken naar een parkeerplaats de auto in de achteruitrijstand (R) zet en achteruit rijdt, blijft het zoeken naar een parkeerplaats actief.

    Opgelet 若车速大于约16 公里/小时,车位搜索会退出。

    Als de snelheid van het voertuig hoger is dan 16 km/u, wordt het zoeken naar een parkeerplaats geannuleerd.

    Opgelet 若搜索车位时,车辆前进方向与道路方向偏角过大,会影响最终泊车的效果。

    Bij het zoeken naar een parkeerplaats wordt het uiteindelijke parkeerresultaat beïnvloed als de hoek tussen de voorwaartse richting van de auto en de richting van de weg te groot is.

    Opgelet 狭窄通道上的泊车空位或者狭窄的泊车空位可能不会被选为停车位,因为不具备必要的操作空间。视觉融合泊车辅助功能不支持在车位内开启车位搜索,并且进行移库的操作。

    Parkeerplaatsen in smalle doorgangen of smalle parkeerplaatsen worden mogelijk niet geselecteerd als parkeerplaats omdat ze niet de vereiste manoeuvreerruimte bieden.

    SAPA biedt geen ondersteuning voor het inschakelen van het zoeken naar een parkeerplaats en het parkeren van de auto binnen een parkeerplaats.

    Opgelet 视觉融合泊车辅助可以识别车位内无障碍车位标识,识别成功后,左下方的车位界面中的无障碍车位会出现对应图标显示。非车位内的无障碍物标识暂不支持识别,比如竖立的金属牌,文字标识牌等。此外,该类型车位的识别可能会存在一定误差,请以实际情况为准,按需选择泊入。

    De geavanceerde, schakelvrije parkeerassistent met fusion kan worden gebruikt om het barrièrevrij-bord van de parkeerplaats te identificeren. Na succesvolle identificatie zal de barrièrevrije parkeerplaats het bijbehorende pictogram in de linkeronderhoek van de interface van de parkeerplaats weergeven. Momenteel wordt de identificatie van barrièrevrij-borden die zich niet binnen parkeerplaatsen bevinden, zoals metalen borden en tekstborden op een paal, niet ondersteund. Bovendien kan dit type parkeerplaats verkeerd worden geïdentificeerd. Selecteer een parkeerplaats aan de hand van de werkelijke situatie.

    Waarschuwing 您必须始终自行检查并确认系统搜索到的停车位安全且合适泊车,切勿依赖视觉融合泊车辅助搜索合适的停车位。不可在高速路段以及城市快速路段使用该功能。不可在拖挂模式下使用该功能。
    • U moet altijd controleren of en bevestigen dat de parkeerplaatsen die door het systeem worden gevonden veilig zijn en geschikt zijn om te parkeren. Vertrouw niet op SAPA om een geschikte parkeerplaats te vinden.

    • Gebruik deze functie niet op snelwegen en stedelijke hoofdwegen.

    • Gebruik deze functie niet als de aanhangwagenmodus is ingeschakeld.

    • Het systeem kan per abuis identificeren parkeerplaatsen langs wegen, ingangen, struiken en andere plaatsen. Beoordeel zelf de geschiktheid van de parkeerplaats.

    • SAPA kan niet bepalen of een gevonden parkeerplaats toegestaan is. Controleer of een parkeerplaats toegestaan is voordat u de parkeerprocedure in gang zet.

  2. Parkeren

    Selecteer een veilige en geschikte parkeerplaats, laat het stuurwiel en rempedaal los overeenkomstig de tekstmeldingen op de interface, en start S-APA met Fusion. Tijdens de parkeerprocedure, wordt ter referentie op de interface de huidige versnelling en de resterende lengte van de route in deze versnelling weergegeven. Blijf de omgeving controleren om de veilig tijdens het parkeren te waarborgen.

    Na het selecteren van een parkeerplaats, kunt u deze selectie opheffen door nogmaals op die parkeerplaats te tikken voordat u het rempedaal hebt losgelaten.

    GUM182930

    Als de auto in de parkeerstand staat, wordt op het digitale instrumentenpaneel de "P" naast de linker- of rechterkant van de auto groen.

    Opgelet 请在车辆提示“请松开刹车和方向盘”后,再释放制动踏板,以免泊车功能退出,车辆后退。

    Laat het rempedaal pas los nadat de auto de prompt "Laat het rempedaal en stuurwiel los" weergeeft om te voorkomen dat de parkeerfunctie wordt verlaten waardoor de auto achteruit rijdt.

    Waarschuwing 释放制动踏板前,请确保双手和手臂不在方向盘轮廓和运行范围内,以免方向盘快速转动导致受伤 。但请随时准备通过踩下制动踏板暂停功能或接管车辆。

    Voordat u het rempedaal loslaat, verzekert u zich ervan dat uw handen en armen buiten het gebied en draaibereik van het stuurwiel zijn om letsel door het snel draaien ervan te voorkomen. Wees altijd voorbereid om op het rempedaal te trappen om de functie te onderbreken of de auto over te nemen.

    Waarschuwing 在狭小场地使用视觉融合泊车辅助功能,限制了传感器准确检测障碍物位置的能力,可能导致车辆或周围物体损坏的风险上升。

    Het gebruik van SAPA in kleine ruimtes beperkt het vermogen van de sensoren om de locatie van obstakels nauwkeurig te detecteren, waardoor het risico van schade aan de auto of omliggende objecten kan toenemen.

    Waarschuwing 泊车过程中,您作为行车安全负责人,需实时关注车辆周边环境,确保泊车过程的安全,并做好随时接管车辆的准备。尤其需要重点关注周围是否有行人、儿童、动物,和其他细、尖、矮、悬空等超声波传感器检测受限的障碍物。

    Als verantwoordelijke persoon voor de rijveiligheid moet u voortdurend op de omgeving van de auto letten en de veiligheid tijdens de parkeerprocedure garanderen, en moet u voorbereid zijn om op elk moment de controle over de auto over te nemen. U moet met name letten op voetgangers, kinderen, dieren en dunne, puntige, korte, hangende en andere obstakels die door ultrasoonsensoren slechts beperkt worden gedetecteerd.

    Elke toevoeging aan of wijziging van het stuurwiel verhoogt het risico tijdens parkeren en kan ertoe leiden dat SAPA niet werkt of niet werkt zoals verwacht. Dergelijke toevoegingen of wijzigingen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, het monteren van een lederen stuurwielhoes, het wijzigen van het stuurwiel of het contragewicht, enz.

    Het systeem toont alleen parkeerplaatsen die beschikbaar zijn om te parkeren. Of het kan parkeren hangt niet alleen af van de grootte van een parkeerplaats, maar ook van de omgeving. Als u tijdens het parkeren plotseling een obstructie rond de auto opmerkt, neemt u de auto over omdat het systeem mogelijk niet op tijd de auto tot stilstand kan brengen.

  3. Parkeren voltooid

    GUM237555

    De auto staat goed geparkeerd als op de interface voor weergave van twee beelden de melding "Parkeren voltooid" wordt weergegeven, en op het digitale instrumentenpaneel de "P" naast de linker- of rechterkant van de auto groen is.

    Na het parkeren moet u mogelijk de positie van de auto nog verder aanpassen om er zeker van te zijn dat de auto zo goed mogelijk geparkeerd staat.

    Voordat u uitstapt verzekert u zich ervan dat de elektrische parkeerrem is ingeschakeld en de auto in de parkeerstand (P) staat.

    Opgelet 受周围环境影响,系统可能会提前完成泊车,需要您酌情调整车辆位置。

    Als gevolg van de omgeving kan het systeem het parkeren voortijdig afronden. Corrigeer de positie van uw auto als dat nodig is.

Parkeren pauzeren

Tijdens het parkeren met behulp van de S-APA met Fusion, kunt u het rempedaal licht intrappen om de auto te vertragen zonder dat de functie wordt uitgeschakeld. Pas nadat u het rempedaal ingetrapt blijft houden totdat de snelheid is verlaagd tot 0 km/u, wordt de functie gepauzeerd. Ook als tijdens het parkeren het gaspedaal wordt ingetrapt, wordt de parkeerprocedure gepauzeerd.

Als u actief het stuurwiel stoort, wordt het parkeren gepauzeerd.

Storen betreft, maar is niet beperkt tot, het loodrecht achteruit inrijden in een parkeerplaats met de S-APA met Fusion ingeschakeld. Als het systeem een veiligheidsrisico detecteert of oordeelt dat een parkeerresultaat niet kan worden gegarandeerd, zal het systeem het parkeren pauzeren en u vragen of u wilt doorgaan met parkeren.

Nadat het parkeren is gepauzeerd, controleert u de omgeving om er zeker van te zijn dat het veilig is om door te gaan met parkeren. Als dat het geval is, laat u het rempedaal los en tikt u op het middendisplay op de knop "Parkeren hervatten" om de S-APA met Fusion opnieuw te activeren.

Opgelet 若泊车过程中暂停次数过多,会影响最终泊车的效果。

Te veel onderbrekingen tijdens de parkeerprocedure zullen het uiteindelijke parkeerresultaat negatief beïnvloeden.

S-APA met Fusion uitschakelen

U kunt de parkeerprocedure handmatig uitschakelen op de volgende manieren. Neem de controle over de snelheid en rijrichting van uw auto over nadat u S-APA met Fusion actief hebt uitgeschakeld:

  • Trap het rempedaal in kies een andere versnellingsstand.

  • Als S-APA met Fusion is gepauzeerd, tikt u op de knop "Parkeren stoppen" op de interface voor weergave van twee beelden.

  • Verlaat actief de interface voor weergave van twee beelden.

Bovendien, als de S-APA met Fusion is ingeschakeld, zal in de volgende situaties de in uitvoering zijnde parkeerprocedure worden gestopt, waardoor u op tijd de controle over de auto moet overnemen:

  • De auto staat te dicht bij een obstakel.

  • De bagageruimte voorin, de achterklep of een portier is geopend.

  • De elektrische parkeerrem is ingeschakeld.

  • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn geactiveerd.

  • De bestuurder heeft zijn stoel verlaten.

  • De S-APA met Fusion is gedurende langer dan 30 seconden gepauzeerd.

  • Te veel aanpassingen naar voren en achteren.

  • De hele parkeerprocedure duurt te lang

  • Systeemstoring

GUM237552

Als S-APA met Fusion op abnormale wijze wordt uitgeschakeld, wordt op het digitale instrumentenpaneel de "P" naast de linker- of rechterkant van de auto rood.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De S-APA met Fusion werkt mogelijk niet normaal wanneer de auto onder de volgende wegomstandigheden rijdt, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Schakel S-APA met Fusion niet in wanneer het wegdek dwars of in de lengterichting op-/afloopt. Het is alleen ontworpen voor gebruik op een wegdek zonder helling.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in wanneer het wegdek oneffen is of er trapsgewijze verhogingen in de weg zitten. Het is alleen ontworpen voor gebruik op horizontale wegen.

  • Schakel de S-APA met Fusion niet in als er water, modder, kuilen, ijs, sneeuw, verkeersdrempels en obstakel op de weg zijn.

  • De wegrand is gemaakt van speciaal materiaal en kan niet worden gedetecteerd. Bij verkeerd parkeren bestaat de kans dat de banden en velgen van de auto beschadigd raken door de wegrand en moet u onmiddellijk de controle over de auto overnemen.

  • Als het wegdek dwars of in de lengterichting sterker op-/afloopt dan het ondersteunde bereik, kan niet worden gegarandeerd dat S-APA met Fusion met succes wordt uitgevoerd.

  • Als de hoek van de schuine parkeerplaats groter is dan het ondersteunde bereik, wordt de parkeerplaats niet vrijgegeven en kan niet worden gegarandeerd dat het parkeren met succes wordt uitgevoerd.

De ultrasoonsensoren kunnen een beperkte detectie van de volgende obstakels hebben, waardoor u op elk moment voorbereid moet zijn om de controle over de auto over te nemen om persoonlijk letsel en schade aan eigendommen te voorkomen. Dergelijke obstakels zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers, kinderen, dieren, enz.

  • Dunne, puntige, korte en zwevende obstakels, zoals verzonken sloten, lage stenen kolommen, lage cilinders, dunne staven, scherpe voorwerpen, enz.

  • Hoeken van muren, kolommen in een parkeergarage, enz.

De ultrasoonsensoren kunnen in de volgende situaties een beperkte detectie hebben, waardoor de S-APA met Fusion niet of niet zoals verwacht werkt. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Een of meer van de ultrasoonsensoren zijn beschadigd, verkeerd geplaatst of afgedekt (bijvoorbeeld door modder of ijs).

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist en nevel, zijn van invloed op de werking van de ultrasoonsensoren.

  • De sensoren worden beïnvloed door andere elektrische apparatuur of installaties die interferentie kunnen veroorzaken.

De surroundweergavecamera kan in de volgende situaties een beperkte detectie hebben, waardoor de S-APA met Fusion niet of niet zoals verwacht werkt. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De linker- en rechterzijspiegels of de voor- en achterkant van de auto zijn beschadigd waardoor de surroundweergavecamera in een abnormale stand staat.

  • De surroundweergavecamera is vuil (door bijvoorbeeld modder of ijs) of geblokkeerd.

  • De auto staat onder sterk zonlicht of in halfschaduw.

  • Reflecterende grond of water op de grond.

  • Slechte verlichtingsomstandigheden (donker), sterke reflectie vanaf de grond of slecht zicht (harde regen, zware sneeuwbui, dichte mist).

  • Een parkeerplaats van een ongebruikelijke afmeting (te smal of te breed) of een betegelde parkeerplaats.

  • Gesleten, onduidelijke, afgedekte of overlappende parkeerplaatsmarkeringen.

  • Een cilindrische, vierkante en anders gevormde pilaar vlakbij de parkeerplaats.

  • De parkeerplaats is op een hoek.

  • Het systeem is mogelijk niet in staat om parkeerplaatsen te detecteren en kan daardoor parkeerplaatsen met een niet-parkeren markering, kegels, niet-stoppen bord, verzonken slot, of ander speciale parkeerplaatsen uitsluiten.

  • Het systeem is mogelijk niet in staat om parkeerplaatsen uit te sluiten met obstakels, zoals voetgangers, fietsen, trikes, laag afval, bakstenen, enz.

De S-APA met Fusion werkt mogelijk niet normaal wanneer de auto in de sommige situaties rijdt, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Elke toevoeging aan of wijziging van het stuurwiel verhoogt het risico tijdens parkeren en kan ertoe leiden dat SAPA niet werkt of niet werkt zoals verwacht. Dergelijke toevoegingen of wijzigingen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, het monteren van een lederen stuurwielhoes, het wijzigen van het stuurwiel of het contragewicht, enz.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in als een aanhanger is aangekoppeld achter de auto.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in als de auto gebruikmaakt van sneeuwkettingen of het reservewiel.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in als een geladen voorwerp uitsteekt in het gebied rondom de auto.

  • Niet-originele banden of een lage bandenspanning is van invloed op de rijrichting van S-APA met Fusion. Als de functie actief is, zorgt u ervoor dat banden met de originele maat zijn gemonteerd en correct zijn opgepompt.

  • Na het veranderen van de bandenmaat en specificaties, moet u de relevante parameters laten updaten door het NIO Service Center. Momenteel worden alleen de bandenmodellen ondersteund die door NIO worden gespecificeerd. Elke wijziging van de bandenmaat en specificaties van de auto kan van invloed zijn op de prestaties van het parkeren.

De S-APA met Fusion werkt mogelijk niet normaal als gevolg van de volgende omstandigheden van de beoogde parkeerplaats, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De beoogde parkeerplaats ligt naast een hekwerk langs de weg, hoge muur, lantaarnpaal, boom, struik, pilaar, hangend obstakel zoals een reling, verdeelkast, laadpaal, enz., wat van invloed zal zijn op het uiteindelijke parkeerresultaat en zelfs schade aan de auto kan veroorzaken.

  • De beoogde parkeerplaats ligt in een bocht, wat van invloed kan zijn op het uiteindelijke parkeerresultaat.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in wanneer de beoogde parkeerplaats schuin loopt.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in wanneer er een obstakel, zoals een geopend verzonken slot, kegels, een winkelwagen of een lantaarnpaal, is in de beoogde parkeerplaats.

Activeer de S-APA met Fusion niet onder omstandigheden die kunnen leiden tot een slecht zicht op de waargenomen omgeving tijdens het rijden. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De linker- of rechterzijspiegels is wazig, is beschadigd, of staat in een abnormale stand.

  • De surroundweergavecamera is wazig of beschadigd, of staat in een ongebruikelijke stand.

  • Slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel, enz.) veroorzaakt slecht zicht.

  • Het zicht 's nachts is slecht of er is onvoldoende licht.

Schakel de S-APA met Fusion in de volgende situaties niet herhaaldelijk in, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Intensief rijden of herhaalde parkeerbedieningen kunnen de oververhittingsbeveiliging van het stuursysteem in werking doen treden. Activeer de S-APA met Fusion niet herhaaldelijk gedurende een lange tijd.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het S-APA met Fusion-systeem. Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op het S-APA met Fusion-systeem. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Power Swap met parkeerassistentie (PSAP)

De Power Swap met parkeerassistentie (PSAP) kan bestuurders helpen hun auto te parkeren in een Power Swap-station zonder het stuurwiel aan te raken, te remmen, gas te geven of te schakelen.

GUM225139

Zoek op de kaart naar een Power Swap-station of open het scherm van de voedingsassistent om een Power Swap-station weer te geven:

  • Als u zich binnen het bestelling-plaatsingsbereik van een Power Swap-station bevindt, tikt u gewoon erop om een bestelling te plaatsen.

  • Als u zich niet binnen het bestelling-plaatsingsbereik bevindt, navigeert u naar een Power Swap-station en plaatst u een bestelling wanneer u in de buurt ervan bent.

Opgelet 下单时会对爱车和蔚来APP 位置进行校验,只有在换电站附近约200 米范围内才能成功下单。当遇到车机断网而无法下单的情况下,请等待车机网络恢复后重新尝试下单,或咨询现场专员。下单时请注意阅读协议以及免责条款等。
  • De locaties van uw auto en de NIO-app worden gecontroleerd tijdens het plaatsen van de bestelling. Een bestelling kan alleen met succes worden geplaatst als uw auto zich binnen 200 meter van het Power Swap-station bevindt.

  • Als het plaatsen van een bestelling mislukt doordat het netwerk van de auto niet beschikbaar is, probeert u het opnieuw nadat het netwerk is hersteld of vraagt u een veldspecialist om advies.

  • Lees de Overeenkomst en Disclaimer voordat u een bestelling plaatst.

Nadat een bestelling met succes is geplaatst, wordt een accuwissel-serienummer gegenereerd om in de wachtrij geplaatst te worden. U kunt de laadstatus van de accu, het huidige aantal wachtenden in de wachtrij, de geschatte wachttijd en overige informatie controleren op de bestelinterface van de NIO-app en in de auto.

Nadat het laatste voertuig vóór u klaar is met het wisselen van zijn accu en het Power Swap-station heeft verlaten, controleert het Power Swap-station dit en stuurt een oproepcommando met uw volgnummer om u te informeren dat u het station kunt binnenrijden om uw accu te wisselen. Tik op het middendisplay op de knop "Accuwisselprocedure activeren" om de parkeerprocedure te starten.

Opgelet 请在换电站附近等待叫号,并及时关注车机或手机APP 的排队情况,如若过号,请及时联系现场专员。如因某些原因离开现场,请留意手机APP 的排队情况,或及时取消订单。 等待换电时请避开换电站前的行车通道。
  • Wacht op uw beurt in de buurt van het Power Swap-station en controleer de wachtrijstatus op het middendisplay of in de NIO-app. Als u geen gebruik maakt van uw beurt, neemt u tijdig contact op met de veldspecialist.

  • Als u het Power Swap-station om een of andere reden moet verlaten, let dan op de wachtrijstatus in de NIO-app of annuleer de bestelling op tijd.

  • Laat de rijstrook vóór het station vrij terwijl u wacht op de Power Swap.

De PSAP-functie werkt mogelijk niet normaal in de volgende situaties:

  • De wegrand is niet van steen gemaakt of is niet detecteerbaar. Bij verkeerd parkeren bestaat de kans dat de banden en velgen van de auto beschadigd raken door de wegrand en moet u onmiddellijk de controle over de auto overnemen.

  • Elke toevoeging aan of wijziging van het stuurwiel verhoogt het risico tijdens het parkeren en kan ertoe leiden dat de Power Swap met parkeerhulp niet werkt of niet werkt zoals verwacht. Dergelijke toevoegingen of wijzigingen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, het monteren van een lederen stuurwielhoes, het wijzigen van het stuurwiel of het contragewicht, enz.

  • Een of meer van de ultrasoonsensoren is verontreinigd of beschadigd (bijvoorbeeld door vuil, ijs, sneeuw, enz.).

  • Weersomstandigheden (harde regen, sneeuw, mist, extreme hitte of kou, enz.) die de werking van de sensoren verstoren.

  • Reflecterende grond of water op de grond.

  • De sensoren worden beïnvloed door andere elektrische apparatuur of installaties die interferentie kunnen veroorzaken.

  • Het wegdek is oneffen, bestaat uit grasbeton, heeft groeven, enz.

  • De auto maakt gebruik van sneeuwkettingen of het reservewiel.

  • Ingeladen voorwerpen steken uit de auto.

  • De linker- of rechterzijspiegel is beschadigd of staat in een abnormale stand.

Opgelet 在更换轮胎尺寸和性能后您需要到售后更新相关参数,目前仅支持官方提供的轮胎型号;任何车辆轮胎尺寸和性能的改装,可能都会影响泊车性能。
  • Nadat de bandenmaat is gewijzigd, moet u naar het servicecentrum gaan om de relevante parameters bij te werken. Momenteel worden alleen de officiële bandenmodellen ondersteund. Elke wijziging met betrekking tot de bandenmaat en prestaties van het voertuig kan van invloed zijn op de parkeerresultaten.

  • Parkeren kan worden belemmerd als u tijdens het parkeren te vaak pauzeert.

  • Rijden op hoge snelheid of meerdere parkeerbewegingen kunnen de beveiliging tegen oververhitting van het stuursysteem op gang zetten. Gebruik deze functie gedurende een langere periode niet herhaaldelijk.

  • Wanneer de beoogde parkeerplaats dicht bij hekken langs de weg, hoge muren, straatverlichting, bomen, struiken, pilaren of overhangende obstakels zoals leuningen, stroomverdeelkasten en oplaadconnectoren ligt, kunnen deze obstakels het parkeerresultaat beïnvloeden en zelfs schade aan het voertuig veroorzaken.

Parkeren in een Power Swap-station

Nadat u op de knop "Accuwisselprocedure activeren" hebt getikt, rijdt u aan de hand van de instructies van de auto het begingebied voor het wisselen van de accu in de aangegeven richting binnen met een snelheid lager dan 18 km/u.

Opgelet 车速过快可能会导致爱车定位检测失败,请控制车速不超过18公里/时。请根据地面箭头指向行驶,并注意避开周围来往车辆和行人。如若遇到定位失败请联系现场专员接管爱车,手动倒车换电。请勿尝试自行倒车驶入换电站。
  • Een te hoge snelheid kan leiden tot een storing in de positioneringsdetectie. Houd de snelheid onder de 18 km/u.

  • Volg de pijlen op de grond en houd afstand van voertuigen en voetgangers in de buurt.

  • Als positioneringsdetectie mislukt, neem dan contact op met de technicus ter plaatse om uw voertuig over te nemen en handmatig achteruit te rijden voor het opladen.

Nadat u het begingebied voor het wisselen van de accu bent binnengereden, wordt de weergave van de dynamische omgevingssimulatie (ESD) getoond en speelt NOMI een gesproken melding af die zegt dat de auto met succes is gelokaliseerd. Trap het rempedaal in om de auto op zijn plaats te houden en wacht op de positiedetectie.

Verzeker u ervan dat uw veiligheidsgordel is vastgemaakt en de portieren gesloten zijn terwijl u in het begingebied wacht.

Tik op de knop "Power Swap met parkeerassistentie". Wanneer u de melding "Laat het rempedaal en stuurwiel los" ziet, volgt u de instructies om te beginnen met het parkeren in het Power Swap-station.

  • Het parkeren zal worden gepauzeerd als tijdens de procedure obstakels worden gedetecteerd.

  • Als het parkeren is gepauzeerd als gevolg van systemische redenen of een actieve interventie tijdens de procedure, moet u bevestigen dat er geen obstakels zijn in de omgeving en het parkeren handmatig hervatten.

Als uw niet verder kunt parkeren, kunt u "Beëindig parkeren" selecteren en wegrijden, waarna een specialist ter plekke handmatig de voeding van uw auto wisselt. Als het Power Swap-station onbemand is, kunt u opnieuw automatisch of handmatig parkeren, of contact opnemen met de specialist.

Na het parkeren is voltooid, wisselt u de voeding van de auto aan de hand van de instructies op de interface.

Opgelet 在泊入换电站前或在泊入的过程中,您需始终关注爱车周边环境,确认没有来往车辆、行人、儿童等,确保泊车过程安全 。 在泊入换电站的过程中,请不要接管加速踏板、解开安全带、离开主驾座位或打开车门。

Let voor of tijdens het parkeren in het Power Swap Station altijd op uw omgeving om er zeker van te zijn dat er geen passerende voertuigen, voetgangers, kinderen, enz. zijn en zorg voor parkeerveiligheid.

Neem het gaspedaal niet over, maak de veiligheidsgordel niet los, verlaat de bestuurdersstoel niet en open de deur niet tijdens het parkeren in het Power Swap Station.

Een Power Swap starten/beëindigen

Nadat uw auto met succes is geparkeerd, start uw auto automatisch de éénknops Power Swap-procedure. Lees de instructies op het middendisplay van de auto aandachtig door en tik om het wisselen van de accu te starten.

Uw auto wordt automatisch in de status Power Swap gezet, gedurende welke NOMI een constant licht voortbrengt en het middendisplay de Power Swap-procedure weergeeft. Het middendisplay schakelt automatisch de luchtstroomfunctie in op basis van de omgevingstemperatuur. U kunt zo nodig ook zelf de luchtstroomfunctie inschakelen en het luchtvolume handmatig instellen. Ondertussen wordt de audiomedia die vóór de start van de Power Swap-procedure werd afgespeeld, blijven afspelen tijdens de procedure.

Opgelet 若五分钟内换电未完成,车机屏幕将会自动熄灭保护 12V 蓄电池。在换电过程中出现故障等任何问题时,都可以直接拨打换电服务热线。
  • Als Power Swap niet binnen vijf minuten is voltooid, wordt het scherm van de auto automatisch uitgeschakeld om de 12V-accu te beschermen.

  • In het geval van een storing of ander probleem tijdens Power Swap kunt u rechtstreeks bellen naar de NIO Power Swap hotline.

Waarschuwing 如果泊车未到位或爱车自动调整失败,请根据现场专员提示调整爱车;在换电过程中无法进行车窗、空调的调整,请提前调整至合适的位置;换电开始后,车身会有轻微起伏和声响,部分报警灯会暂时点亮,请不要恐慌; 换电过程请勿尝试打开车门、切换挡位、踩下制动踏板等操作,从而造成换电异常退出。

Als uw voertuig niet op zijn plaats is geparkeerd of niet automatisch is bijgesteld, dient u uw voertuig bij te stellen volgens de instructies van de technicus ter plaatse.

De ruiten of de airconditioning kunnen tijdens het opladen niet worden versteld. Stel deze van tevoren in op de juiste standen.

Tijdens het opladen is het normaal dat het voertuig licht schokt met wat lawaai en dat er tijdelijk wat waarschuwingslampjes branden.

Open tijdens het opladen geen portieren, ga niet schakelen of het rempedaal intrappen of andere acties uitvoeren waardoor het opladen kan worden onderbroken of verstoord.

Nadat de Power Swap is voltooid, keert het scherm van de auto terug naar de oorspronkelijke interface. Op dat moment kan de auto het Power Swap-station normaal verlaten.

Opgelet 驶出换电站时请注意观察前方的车辆及行人,确认安全后再驶出换电站。

Let omwille van de veiligheid op of er voertuigen of voetgangers voor u staan voordat u het Power Swap Station verlaat.

De bovenstaande waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het PSAP-systeem. Veel factoren kunnen het PSAP-systeem verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS)

Het indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS) monitort met behulp van ultrasoonsensoren de voorkant van de auto wanneer deze met lage snelheid rijdt. Bij het naderen van obstakels activeert de auto automatisch de interface van de parkeercamera om te helpen bij het inschatten van parkeerplekken of het navigeren door smalle doorgangen, zoals wegen met een beperkte breedte.

GUM225149
Waarschuwing 窄路辅助功能提示仅供参考,无法替代您的目视检查。窄路辅助功能提示作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。在极端恶劣天气包括但并不限于雨、雪、雾、霾等,此功能不建议您启动使用。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用窄路辅助功能。您始终承担着安全驾驶、且符合现行交通法律法规的最终责任。

Het indicatiesysteem zijwaartse afstand dient uitsluitend ter raadpleging en is geen vervanging van uw visuele waarneming.

Het indicatiesysteem zijwaartse afstand is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. In extreme en ongunstige weersomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot regen, sneeuw, mist en nevel, wordt het niet aanbevolen om deze functie te activeren.

Om uw veiligheid te beschermen, moet u altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u het indicatiesysteem zijwaartse afstand inschakelt.

U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en -regels.

SDIS inschakelen/uitschakelen

Het SDIS kan worden in- of uitgeschakeld met behulp van de knop Instellingen op de interface Parkeercamera. Wanneer de functie is ingeschakeld, kunnen verschillende typen schermindelingen worden geselecteerd, zoals de weergave van twee beelden, volledig scherm of beeld-in-beeld.

De interface van de parkeercamera wordt automatisch geactiveerd wanneer tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De auto staat in de vooruitrijstand (D).

  • De rijsnelheid is niet hoger dan 16 km/u.

  • Er is een obstakel in een van de gebieden vóór de auto en dit bevindt zich dicht bij de auto.

Detectiegebieden en rijbereik van het SDIS

GUM225150

Gebied

Bereik

1

Binnen 50 cm

2

Binnen 80 cm

3

Binnen 80 cm

U kunt rechtsboven op de interface van de parkeercamera tikken om het waarschuwingssignaal uit te schakelen. Tegelijkertijd dient u zich bewuste te zijn van alle risico's die gepaard gaan met het uitschakelen van het waarschuwingssignaal.

Automatisch verlaten van de interface van de parkeercamera:

  • De interface van de parkeercamera wordt automatisch verlaten 4,5 seconden nadat u het obstakel bent gepasseerd.

  • Door op het lege gebied op de interface van de parkeercamera te tikken of op het scherm uw vingers samen te knijpen, kan het SDIS tijdelijk gedurende 3 minuten worden uitgeschakeld, waarna de normale functie weer wordt hersteld.

  • Wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 16 km/u, wordt de interface van de parkeercamera automatisch verlaten.

  • Wanneer opnieuw aan de gebruiksomstandigheden voor het SDIS wordt voldaan, wordt de interface van de parkeercamera weer automatisch geactiveerd.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij slechte weersomstandigheden (zoals regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de juiste werking van het SDIS. Veel factoren kunnen het SDIS verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Gezondheidsstatus van de auto

Controleer de gezondheidsstatus van de auto regelmatig om uw auto in optimale conditie te houden. U kunt op het middendisplay op de hoofdinterface op Mijn EL8 tikken om de interface Gezondheidsstatus van de auto te openen. Nadat u deze interface hebt geopend, kan de auto een zelfcontrole uitvoeren en daarna de huidige gezondheidsstatus tonen.

U kunt ook het stroomverbruik van de huidige reis controleren op de interface Mijn EL8.

Onderhoudsinstructies

Om te verzekeren dat het voertuig normaal kan werken en u een goede rit en rijervaring kan bieden, moet u regelmatig voertuigonderhoud uitvoeren.

In het licht van de complexiteit van voertuigsystemen en de vereisten van het onderhoud na verkoop van elektrische voertuigen van nationale wetten en regelgeving, raden we u aan om uw voertuig regelmatig te laten onderhouden in het onderhoudscentrum van NIO. Als u vragen hebt over de voertuiginspectie, neem dan op om het even welk moment contact op met NIO.

Routineonderhoud

Routinematig onderhoud is zeer belangrijk om ervoor te zorgen dat je auto goed blijft presteren, de gebruikskosten van de auto dalen en de auto langer meegaat. Wij adviseren u om uw auto te laten onderhouden door het NIO Service Center overeenkomstig de volgende vereisten.

Dagelijks onderhoud

De volgende punten moeten elke dag worden gecontroleerd. Als je afwijkingen constateert, neem dan op tijd contact op met het NIO Service Center om de relevante controles uit te laten voeren.

  • Controleer of alle verlichting en claxons van de auto goed werken.

  • Controleer of de ruitenwissers en ruitensproeiers goed werken.

  • Controleer of de remmen goed werken.

  • Controleer of de veiligheidsgordels goed werken.

  • Controleer of controlelampjes branden die niet zouden moeten branden en of waarschuwingsberichten op het instrumentenpaneel en het middendisplay worden weergegeven.

  • Controleer de bandenspanning en controleer op beschadigingen of abnormale slijtage van de banden.

  • Controleer of er abnormale vloeistoffen onder de carrosserie van de auto liggen (water door ontvochtiging uit het airconditioningssysteem is normaal).

  • Controleer de carrosserie van je auto op vuil (zoals vogelpoep, boomhars, asfalt, insecten en industriestof) die de lak kan beschadigen. Verwijder vuil volgens de instructies van de carrosserie van de auto. Raadpleeg "Reiniging van en onderhoud aan de carrosserie".

  • Controleer op vuil in het LiDAR-gebied van het dak, in de gebieden rond high-definition camera's en in het gebied rond de surroundweergavecamera. Verwijder vuil uit die gebieden volgens de instructies. Raadpleeg "Reiniging van en onderhoud aan de carrosserie".

  • Vervang de batterij van de smart key aan de hand van de meldingen op het middendisplay van de auto.

  • Let tijdens het rijden goed op abnormale geluiden, zoals gebonk of een impact aan de onderkant van de carrosserie van de auto.

Periodiek onderhoud

Als u uw auto onder normale rijomstandigheden gebruikt, laat hem dan onderhouden door het NIO Service Center overeenkomstig de volgende onderhoudspunten en -intervallen:

  • Versnellingsbakolie: Ververs elke 200.000 kilometer.

  • Remvloeistof: Ververs elke 3 jaar.

  • Koelvloeistof: Controleer de koelvloeistof uiterlijk in het 5e jaar of na 100.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en ververs de koelvloeistof wanneer nodig.

    Als de koelvloeistof niet wordt ververst, controleer de koelvloeistof elke 2 jaar of 40.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en ververs de koelvloeistof wanneer nodig. Als de koelvloeistof wordt ververst, moet je de nieuwe koelvloeistof in het 5e jaar of na 100.000 kilometers (welke van de twee eerst komt) controleren en de koelvloeistof wanneer nodig verversen.

    Als uw auto in een klimaat met zeer lage temperaturen wordt gebruikt (lager dan -30 °C), controleert u de koelvloeistof en vult u deze zo nodig bij.

  • Remblokken: Controleer de remblokken uiterlijk in het 5e jaar of na 100.000 kilometer op slijtage (welke eerst komt) en vervang ze zo nodig.

    Als de remblokken niet worden vervangen, controleer de remblokken dan elke 2 jaar of 40.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en vervang ze wanneer nodig. Als de remblokken worden vervangen, controleer de nieuwe remblokken in het 5e jaar of na 100.000 kilometer (welke van de twee het eerst komt) en vervang ze wanneer nodig.

  • Remschijven: Controleer de remschijven uiterlijk in het 10e jaar of na 200.000 kilometer op slijtage (welke eerst komt) en vervang ze zo nodig.

    Als de remschijven niet worden vervangen, controleer de remschijven dan elke 2 jaar of 40.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en vervang ze wanneer nodig. Als de remschijven worden vervangen, controleer de nieuwe remschijven in het 10e jaar of na 200.000 kilometer (welke van de twee het eerst komt) en vervang ze wanneer nodig.

Opmerking 上述”必要时“是指检测结果不满足蔚来汽车技术标准。

Het bovenstaande 'wanneer nodig' verwijst naar eventuele testresultaten die niet aan de vereisten van de technische normen van NIO voldoen.

Onregelmatig onderhoud

Het wordt aanbevolen om het volgende onderhoud te laten uitvoeren door het NIO Service Center wanneer dat nodig is afhankelijk van de staat van uw auto en de meldingen op het middendisplay:

  • Controleer de ruitenwisserbladen op veroudering en schrapen, en vervang ze waar nodig.

  • Controleer het luchtfilter aan de hand van de meldingen op het middendisplay van de auto en vervang het zo nodig.

  • Vervang de 12V-accu aan de hand van de meldingen op het middendisplay van de auto.

Opmerking 上述”必要时“是指检测结果不满足蔚来汽车技术标准。

Het bovenstaande 'wanneer nodig' verwijst naar eventuele testresultaten die niet aan de vereisten van de technische normen van NIO voldoen.

Wij adviseren u een uitgebreide gezondheidscontrole van uw auto te laten uitvoeren door het NIO Service Center wanneer dat nodig is op basis van de gebruiksomgevingen en de staat van uw auto.

Speciaal onderhoud

Als je auto vaak in veeleisende omgevingen rijdt, dan kunnen aanvullende onderhoudspunten of kortere onderhoudsintervallen nodig zijn. Neem voor meer informatie contact op met het NIO Service Center.

  • Rijden in een stoffige omgeving.

  • Rijden in omgevingen met extreem lage temperaturen (lager dan -20 °C) of extreem hoge temperaturen (hoger dan 40 °C).

  • Rijden in een vochtige omgeving of vaak door water waden.

  • Rijden op wegen met veel zout of bijtende materialen.

  • Vaak remmen of rijden in bergachtige gebieden.

  • Veelvuldig gebruik met zware belasting of rijden voor speciale doeleinden.

  • Auto achteraf gemonteerd of aangepast voor speciale doeleinden.

In extreem koude gebieden adviseren wij u om de remklauwen jaarlijks of elke 20.000 kilometer te reinigen en te smeren.

Blad van de ruitenwisser voor de voorruit vervangen

De voorruitenwissers verwijderen regen en vuil vanaf de voorruit (in combinatie met ruitensproeiervloeistof). Als uw zicht door de voorruit wazig wordt of als er meerdere duidelijke, waterstrepen achterblijven na het wissen, die het zicht van de bestuurder hinderen, is het tijd om de ruitenwisserbladen te vervangen.

De stappen voor het vervangen van de ruitenwisserbladen voor zijn als volgt:
  1. Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Ruitenwissers voor en achter in onderhoudsstand , waarna de ruitenwissers voor in een stand worden geplaatst waarin ze gemakkelijk kunnen worden vervangen.

  2. Nadat de ruitenwissers in de onderhoudsstand zijn geplaatst, kunnen ze van de voorruit af worden getild. Houd het lipje van het voorruitenwisserblad ingedrukt en schuif het ruitenwisserblad loodrecht op de ruitenwisserarm omlaag om het ruitenwisserblad te verwijderen.

    GUM228727
  3. Breng het nieuwe ruitenwisserblad aan tot u een klik hoort waarmee wordt aangegeven dat het ruitenwisserblad stevig vastzit.

Het blad van de ruitenwisser van de achterruit vervangen

De ruitenwisserbladen achter kunnen de regendruppels van de achterruit vegen. De stappen voor het vervangen van de ruitenwisserbladen achter zijn als volgt:
  1. Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Ruitenwissers voor en achter in onderhoudsstand, waarna de ruitenwisserbladen achter in een stand worden geplaatst waarin ze gemakkelijk kunnen worden vervangen.

    Til de ruitenwisserarmen van de achterruit af en verwijder de ruitenwisserbladen achter.

    GUM225809
  2. Monteer nieuwe ruitenwisserbladen en trek eraan om te controleren of ze stevig vast zitten.

Ruitensproeiervloeistof voor de voorruit bijvullen

Waarschuwing 添加风窗洗涤液液需打开前盖,如有需要请联系蔚来汽车服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。
  • Om ruitensproeiervloeistof toe te voegen, opent u de motorkap. Neem zo nodig contact op met het NIO Service Center voor hulp om letsel als gevolg van het per ongeluk aanraken van onderdelen onder hoogspanning te voorkomen.

  • Ruitensproeiervloeistof is brandbaar en irriteert. Vermijd bij gebruik open vuur of aanraking met lichaamsdelen.

  • Ruitensproeiervloeistof kan de afdekkingen van de lampen van uw auto beschadigen. Voorkom dat ruitensproeiervloeistof in aanraking komt met de afdekkingen van de lampen.

  • Vul geen koelvloeistof bij in het ruitensproeiervloeistofreservoir. Anders kan het ruitensproeiersysteem en de lak worden beschadigd.

  • Gebruik ruitensproeiervloeistof die specifiek bedoeld is voor voertuigen. Vermijd verontreinigingen tijdens het bijvullen om verstopping van het ruitensproeiersysteem te voorkomen.

De ruitensproeiervloeistof helpt ervoor te zorgen dat het zicht door de voorruit goed blijft. Bijvullen van de ruitensproeiervloeistof:
  1. Trek tweemaal aan de afdekplaat van de hendel in het passagierscompartiment om de kap van de voorbak te ontgrendelen.

  2. Zet de kap van de voorbak omhoog.

  3. Open de dop van het reservoir en giet de juiste hoeveelheid ruitensproeiervloeistof bij in het reservoir.

    Opgelet 加注风窗洗涤液时请对准壶口,缓慢加注;若洗涤液不慎洒落请及时擦拭干净。

    Tijdens het bijvullen van ruitensproeiervloeistof richt u goed op de opening van het reservoir en giet u langzaam. Als u vloeistof morst, veegt u dit onmiddellijk op.

  4. Sluit de dop van het reservoir goed na het bijvullen van de ruitensproeiervloeistof.

  5. Als u de kap van de voorbak sluit, laat uw hem eerst iets zakken met uw handen en drukt u vervolgens beide uiteinden van de kap van de voorbak naar beneden tot hij helemaal gesloten is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。
  • Sluit de motorkap niet met grote kracht en laat hem niet van grote hoogte dichtvallen.

  • Vul ruitensproeiervloeistof toe die geschikt is voor de buitentemperatuur. Bij koude weersomstandigheden gebruikt u ruitensproeiervloeistof waarin antivries zit om te voorkomen dat het zicht door de voorruit verslechtert.

  • Bij gebruik van geconcentreerde ruitensproeiervloeistof volgt u de instructies van de fabrikant om het met water te verdunnen.

  • Voeg geen water toe aan gebruiksklare ruitensproeiervloeistof omdat hierdoor de ruitensproeiervloeistof kan bevriezen en het ruitensproeiervloeistofreservoir of andere onderdelen van het ruitensproeiersysteem kan beschadigen.

  • Wanneer het buiten erg koud is, wordt het aanbevolen om ruitensproeiervloeistof toe te voegen tot het reservoir driekwart vol is om te voorkomen dat de ruitensproeiervloeistof bevriest en uitzet, waardoor het ruitensproeiervloeistofreservoir beschadigd kan raken.

  • Voeg geen ruitensproeiervloeistof toe waarin een waterafstotend middel of een insectenverwijderingsmiddel zit aangezien deze tijdens het wissen van de voorruit strepen, vlekken, piepen of andere geluiden kunnen veroorzaken.

Koelvloeistof bijvullen

Waarschuwing 添加冷却液需打开前盖,请联系服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。

Open de kap van de voorbak om koelvloeistof bij te vullen. Neem contact op met het NIO Service Center voor hulp om letsel te voorkomen als gevolg van het per ongeluk aanraken van hoogspanningscomponenten.

Koelvloeistof helpt ervoor te zorgen dat het e-aandrijflijnsysteem van de auto binnen een geschikt temperatuurbereik blijft werken. Bijvullen van de koelvloeistof:
  1. Trek tweemaal aan de afdekplaat van de hendel in het passagierscompartiment om de kap van de voorbak te ontgrendelen.

  2. Zet de kap van de voorbak omhoog.

  3. Open de dop van het koelvloeistofreservoir en giet een passende hoeveelheid koelvloeistof bij (tot boven de MIN- en onder de MAX-markering).

  4. Draai de dop van het koelvloeistofreservoir stevig vast.

  5. Als u de kap van de voorbak sluit, laat uw hem eerst iets zakken met uw handen en drukt u vervolgens beide uiteinden van de kap van de voorbak naar beneden tot hij helemaal gesloten is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。

Sluit de motorkap niet met grote kracht en laat hem niet van grote hoogte dichtvallen.

Remvloeistof bijvullen

Waarschuwing 添加制动液需打开前盖,请联系服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。

Open de kap van de voorbak om remvloeistof bij te vullen. Neem contact op met het NIO Service Center voor hulp om letsel te voorkomen als gevolg van het per ongeluk aanraken van hoogspanningscomponenten.

Remvloeistof is het medium dat de rem druk in het hydraulische remsysteem overbrengt. Bijvullen van de remvloeistof:
  1. Trek tweemaal aan de afdekplaat van de hendel in het passagierscompartiment om de kap van de voorbak te ontgrendelen.

  2. Zet de kap van de voorbak omhoog.

  3. Open de dop van het remvloeistofreservoir en giet een passende hoeveelheid remvloeistof bij (tot boven de MIN- en onder de MAX-markering).

  4. Draai de dop van het remvloeistofreservoir stevig vast.

  5. Als u de kap van de voorbak sluit, laat uw hem eerst iets zakken met uw handen en drukt u vervolgens beide uiteinden van de kap van de voorbak naar beneden tot hij helemaal gesloten is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。

Sluit de motorkap niet met grote kracht en laat hem niet van grote hoogte dichtvallen.

Banden controleren en voertuig onderhoud

Rijd niet op beschadigde, versleten, of verkeerd opgepompte banden. Controleer de banden regelmatig om de rijveiligheid te garanderen:
  • Controleer de banden regelmatig op beschadigingen (lekken, insnijdingen, scheuren en bobbels) en verwijder voorwerpen die zich in het loopvlakprofiel van de band bevinden.

  • Bij een lekke band vermindert de bandenspanning, dus het is belangrijk om de bandenspanning vaak te controleren. Repareer of vervang lekke of beschadigde banden zo snel mogelijk. Als u tijdens het rijden plots trillingen of hobbels voelt of vermoedt dat de banden beschadigd zijn, vertraag dan onmiddellijk maar vermijd daarbij hard remmen of bruuske stuurmanoeuvres. Stop nadat u hebt nagekeken of dat veilig kan, en neem dan onmiddellijk contact op met het NIO Service Center voor assistentie.

  • Als het ventieldopje van een wiel verloren raakt, moet u dit zo spoedig mogelijk vervangen.

  • Houd de banden uit de buurt van olie, vet of brandstof.

  • Bewaar wielen altijd op een koele, droge en donkere plek. Afzonderlijke banden die niet op een wiel zijn gemonteerd, moeten rechtop worden bewaard.

  • Berg zomerbanden niet op en parkeer auto's met zomerbanden niet bij omgevingstemperaturen lager dan –15 °C.

Controleer het profiel van het loopvlak regelmatig op slijtage, met name voor en na lange ritten. Wanneer de profieldiepte is afgesleten tot 1,6 mm of minder (of 3 mm in de winter), wordt een slijtage-indicator weergegeven. De grip van de band is dan sterk verminderd en de band moet onmiddellijk worden vervangen om het risico van een ongeval te vermijden.

GUM220214
Om veiligheidsredenen moeten banden worden vervangen als ze de volgende beschadigingen vertonen:
  • Beschadigingen zoals insnijdingen, scheuren en barsten tot op het karkas, en uitstulpingen die wijzen op beschadiging van de inwendige koordlagen.

  • De band vertoont vaak lekken, of onherstelbare schade door de grootte of de plaats van de insnijding of andere beschadigde plaatsen.

  • Lekken, bobbels of beschadigingen van de wangen van de band.

  • Vervorming of corrosie van de banden door langdurig parkeren.

Als u niet zeker bent, moet u contact opnemen met het NIO Service Center.
Opgelet 若轮胎磨损不均匀,建议您到服务中心进行轮胎动平衡检查。

Als de banden ongelijkmatig slijten, wordt aanbevolen het NIO Service Center te bezoeken om de banden dynamisch te laten balanceren.

Controleer en onderhoud uw banden regelmatig op basis van uw rijgewoonten en wegomstandigheden om slijtage van de banden te beperken en de levensduur ervan te verlengen:
  • Nieuwe banden moeten de eerste 500 kilometer ingereden worden. Het inrijden moet met matige snelheid en met een voorzichtige rijstijl gebeuren om de levensduur van de banden te verlengen.

  • Wanneer u over een trottoirband of een vergelijkbare hindernis moet rijden, moet u langzaam rijden en ervoor zorgen dat de wielen zoveel mogelijk haaks op de hindernis staan.

  • Hard stoten van de banden tegen een trottoirband of een obstakel met scherpe randen, zoals een grote steen, of stoten tegen scherpe randen kunnen onzichtbare schade aan de banden veroorzaken, met een cumulatief effect op de levensduur van de banden. Afhankelijk van de kracht van de klap, kan zelfs de velgrand beschadigd raken.

  • Te snel nemen van bochten, te hard optrekken en abrupt remmen leiden tot grotere slijtage van banden.

  • Wanneer u grotere kuilen, verkeersdrempels of obstakels tegenkomt, moet u voor uw eigen veiligheid vertragen en voorzichtig verder rijden.

  • Nadat een nieuwe band op de velg is gemonteerd, moet het wiel dynamisch gebalanceerd worden.

  • Als de auto niet rechtuit blijft rijden of tijdens het rijden naar links of rechts trekt, moet u naar het NIO Service Center gaan om de wieluitlijning te laten controleren en indien nodig af te stellen.

  • Als de achterbanden minder slijtage vertonen dan de voorbanden, kunnen de voor- en achterbanden worden omgewisseld. We adviseren om voor- en achterbanden om de 10.000 km onderling om te wisselen.

    GUM220216

Inspectie en onderhoud remblokken en -schijven

Tijdens regenachtige of besneeuwde dagen moet het rempedaal af en toe ingetrapt worden zodat door de wrijvingswarmte de remblokken opwarmen en drogen. Doe hetzelfde bij extreem nat of koud weer.

Als uw auto is gereinigd, laat u de remmen kort drogen zodat de remmen goed blijven werken en de remschijven niet gaan roesten.

Slijtage van de remblokken en remschijven is grotendeels afhankelijk van uw rijstijl en de gebruiksomgeving, waardoor het onmogelijk is om de slijtage te bepalen op basis van de werkelijke kilometerstand.

Dit hoogwaardige remsysteem wordt gebruikt om de auto zeer goed te laten remmen bij verschillende rijsnelheden en temperaturen. Bij bepaalde rijsnelheden, remvermogens en omstandigheden (zoals temperatuur en vochtigheid) kunnen de remmen een scherp geluid maken.

Nieuwe of vervangen remblokken en remschijven leveren de beste remprestaties na een inrijperiode van minstens 500 kilometer. Tijdens de inrijperiode moet u het rempedaal harder intrappen om de lagere remprestaties te compenseren.

Remschijven reinigen

Ga onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Remschijven reinigen om deze functie in te schakelen:

Nadat deze functie is ingeschakeld, worden alleen de remklauwen gebruikt bij het remmen om de wrijving tussen de remschijven en de remblokken te verhogen en zo roest en vocht te verwijderen. Hierdoor wordt regeneratief remmen tijdelijk uitgeschakeld, wat een zekere invloed heeft op het resterende rijbereik.

  • Dit kan roest op de remschijven verwijderen dat ontstond doordat de auto te lang geparkeerd heeft gestaan.

  • Dit kan watervlekken op het remschijfoppervlak na een regenbui snel verwijderen en vermindert abnormale remgeluiden en het veranderen van het remgevoel in uw voet tijdens het remmen.

  • Het kan de inrijperiode van het remsysteem verkorten.

Wanneer u wisselt tussen de rijmodi, wordt de remschijfreiniging automatisch uitgeschakeld.

Inspectie en onderhoud luchtfilter

Na het vervangen van het luchtfilter gaat u vanaf de onderkant van het middendisplay naar de interface Comfort en tikt u op Luchtfilterindicator om de timer voor de levensduur van het filter te resetten. Deze geschatte levensduur dient uitsluitend ter referentie aangezien de daadwerkelijke levensduur afhankelijk is van de omgeving en andere factoren. Vervang hem zo nodig.

Verzeker u ervan dat de grillejaloezieën van de airconditioning vrij zijn van verstoppingen (zoals bladeren en sneeuw) voordat u gaat rijden.

Onderhoud van de 12 volt accu

De 12V-accu bevindt zich in de bagageruimte achterin en levert een voeding van 12 V aan de startapparatuur en elektrische uitrusting van de auto.

Als u de 12 volt accu volledig opgeladen houdt, gaat hij langer mee.

GUM220199
Opgelet 低压电池亏电严重(如长时间不使用车辆时),请联系蔚来汽车服务中心,请勿自行更换低压电池。
  • Als de 12V-accu ver ontladen is (nadat de auto lange tijd niet is gebruikt), neemt u contact op met het NIO Service Center en vervangt u de 12V-accu niet zelf.

  • Verzeker u ervan dat voordat u de auto verlaat alle elektrische uitrusting (bijvoorbeeld verlichting, multimedia-apparaten, enz.) is uitgeschakeld, en probeer de auto op een koele, droge plaats te parkeren.

Opgelet 断开并重新连接低压电池后,车窗自动升降及防夹功能将不可用。

Nadat de 12V-accu is losgekoppeld en weer aangesloten, zullen de automatische hef- en antibeknellingsfuncties van de ruiten tijdelijk niet beschikbaar zijn.

Onderhoud en recyclen van de hoogspanningsaccu

Onderhoud van de hoogspanningsaccu

De hoogspanningsaccu is een kritieke component in de aandrijving van de auto. Let bij het gebruik ervan op het volgende:
  • Vermijd de auto te parkeren in omgevingen met een buitensporig hoge of te lage temperatuur omdat dit rechtstreeks de levensduur van de hoogspanningsaccu kan beïnvloeden. Laat de auto niet langer dan 8 uur geparkeerd staan op plaatsen met hoge of lage temperaturen;

  • Om het risico van brand te verkleinen, vermijdt u de auto te parkeren in de buurt van plaatsen met hoge temperaturen of warmtebronnen;

  • De auto moet op een droge plaats worden geparkeerd, waarbij vochtige of natte parkeerplekken moeten worden vermeden;

  • Het wordt geadviseerd om niet langdurig in diep water te blijven staan (bij voorkeur niet dieper dan de bodemplaat van de accu) wanneer de auto door hoog water rijdt omdat dit schade kan veroorzaken aan de hoogspanningscomponenten;

  • Om de levensduur van de hoogspanningsaccu te verlengen, adviseren wij u om niet veelvuldig gelijkstroom-snellaadmethoden met een hoog vermogen te gebruiken;

  • Als de auto gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, verzekert u zich ervan dat de ladinggraad van de hoogspanningsaccu hoger is dan 50% (zoals aangegeven op het instrumentenpaneel) en parkeer de auto op een koele, droge plaats om de levensduur van de accu te verlengen. Het wordt aanbevolen om het accuniveau elke week te controleren en de auto minstens eenmaal per maand te gebruiken;

  • Gebruik voor correct opladen apparatuur die voldoet aan de oplaadspecificaties en houd u aan de richtlijnen vermeld op het laadstation; en

  • Wanneer u rijdt over een wegdek met hobbels, grind of verhoogde obstakels, rijdt u voorzichtig en langzaam of vermijdt u de obstakels om schade aan het chassis van de auto of de accu te voorkomen. In geval van een stoot of impact tegen de onderkant van de auto, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center voor een veiligheidsinspectie van componenten zoals het chassis en de hoogspanningsaccu.

Waarschuwing 动力电池属高压部件,请勿私自触碰、移动、拆解动力电池及其相应线路,以免发生人身伤害。
  • Raadpleeg het instrumentenpaneel voor informatie over de resterende acculading en het rijbereik van de auto. Andere apparaten (inclusief maar niet beperkt tot de NIO-app, NIO Phone, NIO Watch en andere draagbare apparaten) bieden mogelijk niet de meest recente informatie en dienen uitsluitend te worden gebruikt voor raadpleging.

  • De accu is een hoogspanningscomponent. Om letsel te voorkomen, mag u de componenten en bijbehorende bedrading niet aanraken, verplaatsen of demonteren.

  • Als het rijbereik van de auto 0 kilometer is (zoals aangegeven op het instrumentenpaneel), moet u de auto binnen 24 uur opladen. In dat geval kan de laadsnelheid laag zijn totdat de hoogspanningsaccu tot 50% is opgeladen om de prestaties van de accu te herstellen. Als de hoogspanningsaccu niet binnen 72 uur wordt opgeladen, kan dit onherstelbare schade aan de accu toebrengen.

Recyclen van de hoogspanningsaccu

Verbruikte hoogspanningsaccu's moeten op de juiste wijze worden gerecycled. Als tijdens het onderhoud en de reparatie van voertuigen wordt vastgesteld dat de hoogspanningsaccu aan de volgende voorwaarden voldoet, moet deze worden gerecycled:

  1. De capaciteit en staat van de hoogspanningsaccu worden beoordeeld tijdens het onderhoud en de reparatie ervan door een NIO Service Center. Voor accu's die volgens de relevante wet- en regelgeving moeten worden gerecycled, draagt NIO de eerste verantwoordelijkheid en recyclet ze op basis van de huidige marktomstandigheden;

  2. Wanneer een accu ongeschikt worden bevonden voor continu gebruik maar nog wel in acceptabele staat verkeert, ondergaat deze kleine reparaties voordat deze wordt gerecycled voor voortgezet gebruik; of

  3. Als de accu ernstige storingen of schade heeft opgelopen waardoor voortgezet gebruik onmogelijk is, wordt de accu gerecycled voor hergebruik.

    Opgelet 请勿随意处理或丢弃废旧动力电池,以免对环境造成严重污染。

    Verwerk de verbruikte hoogspanningsaccu op de juiste wijze om ernstige milieuverontreiniging te voorkomen.

Auto's, auto-onderdelen en accu's moeten worden verwerkt door gecertificeerde recyclebedrijven. Ze mogen niet worden meegegeven met het normale huishoudelijke afval of op een vuilnisbelt worden gestort aangezien dit ernstige milieuschade kan veroorzaken. Zie de website van NIO voor meer informatie.

GUM190599

Dit symbool op de accu betekent dat dit product niet mag worden verwerkt als huishoudelijk afval.

Het recyclingproces voor hoogspanningsaccu's omvat inzameling en daaropvolgende verwerking uitgevoerd door NIO of aangewezen recyclingorganisaties van derden.

Het zekeringenkastje onder de kap van de voorbak

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Plaats geen zekeringen die geschikt zijn voor een hogere nominale stroomsterkte. Vervang de beschadigde zekering door een zekering van dezelfde stroomsterkte en afmeting.

GUM225813
Serienummer Specificatie Beschrijving
UR01 POWER MINI Koelventilatorrelais
UR02 ISO MICRO Relais stuurwielverwarming
UR03 ISO MICRO Elektronische waterpomp - relais hoogspanningsaccu
UR04 ISO MINI Relais KL87
UR05 ISO MICRO Relais claxon
UR06 ISO MICRO Relais voorruitverwarming
UR07 ISO MICRO Elektronische waterpomp - relais motor voor
UR08 MINI Relais luchttoevoereenheid
UR09 MINI Relais ventilator voor
UF01 60 A Relais UR01
UF02 40A Oprolmechanisme links voorste zitrij
UF03 25A Ruitenwissermotor
UF04 -
UF05 10A Geïntegreerde hoogspanning-gelijkstroomomvormer (CN) / hoogspanningsregelsysteem (EU)
UF06 10A Omvormer voor
UF07 15A Relais UR02
UF08 10A Controlelampje voor opladen
UF09 50A Relais UR09
UF10 10A Hoogspanningsregelsysteem (EU)
UF11 20A Relais UR03
UF12 - -
UF13 10A Aircosysteem, UR09 Relais spoeluiteinde
UF14 20A Relais UR07
UF15 40A Relais UR08
UF16 - -
UF17 10A Geïntegreerde hoogspanningsverdeeleenheid
UF18 15A Voertuigcontroller
UF19 - -
UF20 10A UR01/UR03 Relais spoeluiteinde
UF21 10A Vijfweg-koelwaterklep
UF22 10A Remschakelaar
UF23 10A Beweegbare grille in voorbumper
UF24 15A Fakkel
UF25 - -
UF26 15A Voorruitverwarming
UF27 - -
UF28 10A UR07 Relais spoeluiteinde

Zekeringenkastje in instrumentenpaneel

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Plaats geen zekeringen die geschikt zijn voor een hogere nominale stroomsterkte. Vervang de beschadigde zekering door een zekering van dezelfde stroomsterkte en afmeting.

GUM225815
Serienummer Specificatie Beschrijving
IR01 ISO MINI Relais KL15
IR02 POWER MINI Relais voedingsaansluiting
IR03 POWER MINI Bedieningsrelais interieurverlichting/stoel/aanhanger
IF01 10A Voeding 2 accumanagementsysteem
IF02 10A Functieconsole achterin
IF03 10A Elektronische schakelmodule
IF04 10A Remschakelaar
IF05 10A Voeding 1 voertuigcontroller
IF06 15A Centrale rekengroep (voeding 1 entertainmentfunctie)
IF07 10A Voeding 1 gatewaymodule carrosserie
IF08 10A Carrosseriecontroller (voeding van zekeringenkastje) / Draadloos-oplaadmodule voor
IF09 10A Middendisplay
IF10 30A Centrale rekengroep (voeding 1 ADAS-functie)
IF11 15A Pyrotechnische veiligheidsschakelaar
IF12 10A Bluetooth-antennemodule links/voor
IF13 10A Stuurkolommodule
IF14 10A Head-up display/intelligente robot
IF15 10A Slimme antennes
IF16 30A Centrale rekengroep (voeding 2 ADAS-functie)
IF17 10A Aircoregeleenheid
IF18 10A Vier portierhendels op de buitenkant van de auto / schakelaar bestuurdersportier / capacitieve sensor laadpoort
IF19 10A IR01/IR02 Relais spoeluiteinde
IF20 10A Diagnosepoort
IF21 - -
IF22 10A ETC (CN) / alcoholslot (EU)
IF23 15A Carrosseriecontroller (pomp voor ruitensproeiervloeistof)
IF24 10A Aircoregeleenheid / regen- en lichtsensor / geurregelmodule
IF25 20A Voeding 1 carrosseriecontroller
IF26 20A Voeding 2 carrosseriecontroller
IF27 10A digitaal instrumentenpaneeldisplay
IF28 10A Radarsensor-/parkeercontroller
IF29 10A Voeding 1 elektronische stuurbekrachtiging
IF30 10A Voeding elektronische stuurbekrachtiging 2
IF31 10A Airbagcontroller (voeding KL15)
IF32 10A Voertuigcontroller (voeding KL15)
IF33 10A Aircoregeleenheid / ETC (CN) / achteruitkijkspiegel (voeding KL15)
IF34 20A Linkerkoplamp
IF35 20A Rechterkoplamp
IF36 - -
IF37 10A Achterklep achterlicht midden
IF38 10A Carrosserie achterlicht links
IF39 10A Carrosserie achterlicht rechts
IF40 10A Carrosserieregelmodule (IR01 relais feedback) / gatewaymodule carrosserie (IR01 relais feedback) / IR03 relais spoeluiteinde
IF41 25A 12V-stopcontact voor
IF42 15A USB-module armsteun middenconsole
IF43 10A Gatewaymodule carrosserie (IR02 relais feedback)
IF44 - -
IF45 10A TRR02 relais in zekeringenkastje bagageruimte achterin rechts / USB van opbergvak voor van middenconsole
IF46 - -
IF47 10A Voeding 1 interieurverlichting
IF48 10A Voeding 2 interieurverlichting
IF49 10A Stoelmassage eerste en tweede zitrij
IF50 15A Aanhangerregelmodule
IF51 30A Voeding 2 regelmodule portier rechtsvoor / regelmodule portier rechtsachter
IF52 30A Regeleenheid bestuurdersstoel
IF53 30A Regeleenheid passagiersstoel
IF54 30A Voeding 1 regelmodule portier linksvoor
IF55 30A Voeding 1 regelmodule portier rechtsvoor
IF56 30A Voeding 1 regelmodule portier linksachter
IF57 30A Voeding 1 regelmodule portier rechtsachter
IF58 30A Regeleenheid bestuurdersstoel
IF59 30A Regeleenheid passagiersstoel
IF60 30A Regeleenheid linkerstoel tweede zitrij
IF61 30A Regeleenheid rechterstoel tweede zitrij
IF62 60 A Voeding 2 remdrukregelmodule
IF63 50A Relais IR02
IF64 40A Relais IR01
IF65 50A Relais IR03
IF66 40A Zonnedak
IF67 30A Voeding 2 regelmodule portier linksvoor / regelmodule portier linksachter
IF68 60 A Voeding 1 remdrukregelmodule

Zekeringenkastje in bagageruimte achterin

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Plaats geen zekeringen die geschikt zijn voor een hogere nominale stroomsterkte. Vervang de beschadigde zekering door een zekering van dezelfde stroomsterkte en afmeting.

GUM225829
Serienummer Specificatie Beschrijving
TR01 - -
TR02 ISO MINI Relais achterruitontwaseming
TR03 ISO MINI KL15 relais (redundante back-up)
TR04 - -
TR05 - -
TR06 - -
TR07 ISO MICRO Relais achterruitenwisser
TR08 ISO MICRO Relais ventilator aanjager middenconsole
TR09 - -
TR10 - -
TR11 - -
TR12 - -
TR13 - -
TF01 - -
TF02 - -
TF03 10A Voeding 1 accumanagementsysteem
TF04 10A Voeding 2 gatewaymodule carrosserie
TF05 15A Relais TR07
TF06 10A Omvormer achter
TF07 10A LiDAR
TF08 30A Centrale rekengroep (voeding 1 ADAS-functie)
TF09 - -
TF10 30A Centrale rekengroep (voeding 2 ADAS-functie)
TF11 30A Carrosseriecontroller (voeding 1 buitenverlichting)
TF12 30A Carrosseriecontroller (voeding 2 buitenverlichting)
TF13 10A Voeding 2 voertuigcontroller
TF14 10A TR02 Relais spoeluiteinde
TF15 10A Schopsensor achterklep
TF16 15A Centrale rekengroep (voeding 2 entertainmentfunctie)
TF17 10A Gemeenschappelijke voeding regelmodule stoelen eerste en tweede zitrij
TF18 20A Relais TR08
TF19 10A TR03 Relais spoeluiteinde
TF20 - -
TF21 10A AR-verlenger
TF22 - -
TF23 20A Carrosseriecontroller
TF24 20A Voeding 2 aanhanger-regelmodule
TF25 - -
TF26 - -
TF27 - -
TF28 - -
TF29 - -
TF30 - -
TF31 30A Voeding 4 flexibele chassiscontroller
TF32 20A Voeding 1 aanhanger-regelmodule
TF33 30A Voeding 1 regelmodule linkerstoel tweede zitrij
TF34 30A Regelmodule achterklep
TF35 - -
TF36 30A Voeding 1 regelmodule rechterstoel tweede zitrij
TF37 30A Voeding 1 flexibele chassiscontroller
TF38 20A Voeding 2 flexibele chassiscontroller
TF39 30A Relais TR02
TF40 40A Relais TR03
TF41 20A Voeding 3 flexibele chassiscontroller

Voorzekeringen voorin

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Plaats geen zekeringen die geschikt zijn voor een hogere nominale stroomsterkte. Vervang de beschadigde zekering door een zekering van dezelfde stroomsterkte en afmeting.

Serienummer Nominale waarde Beschrijving
PF01 450A Geïntegreerde hoogspanning-gelijkstroomomvormer
PF02 200A Zekeringenkastje in instrumentenpaneel
PF03 200A Zekeringenkastje in bagageruimte voorin
PF04 125A Elektrische stuurbekrachtiging 1
PF05 125A Elektrische stuurbekrachtiging 2

Voorzekeringen achterin

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Plaats geen zekeringen die geschikt zijn voor een hogere nominale stroomsterkte. Vervang de beschadigde zekering door een zekering van dezelfde stroomsterkte en afmeting.

Serienummer Nominale waarde Beschrijving
BF01 200A Zekeringenkastje in bagageruimte achterin
BF02 125A Zekeringenkastje in bagageruimte rechts
BF03 350 A Voorzekeringen voorin

Zekeringenkastje in bagageruimte rechts

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Plaats geen zekeringen die geschikt zijn voor een hogere nominale stroomsterkte. Vervang de beschadigde zekering door een zekering van dezelfde stroomsterkte en afmeting.

GUM225832
Serienummer Specificatie Beschrijving
TRR01 POWER MINI Relais ventilator achter
TRR02 POWER MINI Relais voedingsaansluiting
TRF01 30A Voeding 1 regeleenheid versterker
TRF02 30A Voeding 2 regeleenheid versterker
TRF03 20A Relais TRR01
TRF04 50A Relais TRR02
TRF05 15A Carrosseriecontroller (klep van laadpoort)
TRF06 15A Drie-in-één draadloos-oplaadplaat
TRF07 10A Radar voor kinderdetectie
TRF08 10A Bluetooth-antennemodule rechts/achter/uiteinde
TRF09 10A Koelkast
TRF10 10A Massabeveiliging laadpoort
TRF11 15A (Signature edition) USB-laadpoort op tweede zitrij
TRF11 10A (Signature edition) USB-laadpoort op tweede zitrij - links
TRF12 10A (Signature edition) USB-laadpoort op tweede zitrij - rechts
TRF13 10A (Signature edition) USB-laadpoort op derde zitrij - links
TRF14 10A (Signature edition) USB-laadpoort op derde zitrij - rechts
TRF15 25A 12V-stopcontact achter
TRF16 - -
TRF17 - -

Reiniging van en onderhoud aan de carrosserie

Door uw auto regelmatig te reinigen en in de was te zetten kunt u hem beschermen tegen schade veroorzaakt door de buitenomgeving. Het interval voor het reinigen en in de was zetten van de auto is afhankelijk van de gebruiksfrequentie, de parkeeromstandigheden van de auto (in een garage, onder bomen, in direct zonlicht, enz.) en de weersomstandigheden.

Vervuiling met vogeluitwerpselen, insecten, hars, industrieel stof, teerspetters, sintels en andere afzettingen op de lak van de carrosserie en het dak zal het oppervlak van de lak, koplampen en achterlichten van uw auto beschadigen. Als de auto wordt blootgesteld aan hoge temperatuur en fel licht, zal de corrosie van de lak van uw auto worden verergerd. Het kan daarom nodig zijn uw auto elke week te wassen. Bij het wassen maakt u het vuil eerst nat met voldoende water om het te laten inweken voordat u het verwijdert.

Opgelet 强烈建议您开启洗车模式

Voordat u de auto wast, adviseren wij u met klem om op het middendisplay de wasmodus in te schakelen, de portieren en ruiten snel te sluiten met één aanraking, en de detectiefunctie uit te schakelen om onnodige verliezen te voorkomen.

Opgelet 洗车和打蜡时请选用专用的清洁剂和养护剂,使用前请注意保质期,使用后务必存放于儿童无法触及的地方。

Gebruik voor het wassen en in de was zetten van de auto gespecialiseerde reinigings- en onderhoudsproducten. Controleer of de houdbaarheidsdatum van de producten niet is verlopen en bewaar ze na gebruik buiten het bereik van kinderen.

Waarschuwing 请勿在车辆充电时清洗车辆。

Was de auto niet terwijl deze wordt opgeladen.

Handmatig wassen

Wanneer u uw auto handmatig wast, gebruikt u eerst voldoende water om het buitenoppervlak van de auto nat te maken en spoelt u zo veel mogelijk vuil eraf. Vervolgens reinigt u de auto zorgvuldig van boven naar beneden met behulp van een zachte spons, doek of zachte borstel. Als vuil moeilijk te verwijderen is, kunt u een reinigingsmiddel gebruiken. Als er veel vuil op de spons of doek zit, is het verstandig deze te vervangen door een nieuwe. Na het reinigen van uw auto, spoelt u hem grondig af met water en veegt u hem schoon met een doek. Nadat het strooizoutseizoen in de winter is afgelopen, moet u de onderkant van de auto zorgvuldig wassen.

Om het milieu te beschermen wast u uw auto op een speciaal daarvoor bedoelde wasplaats. Als deze faciliteit niet beschikbaar is, moet u een geschikte plaats kiezen om uw auto te wassen.

U kunt op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Rijden en Parkeren > Wasmodus tikken, waar u het openen en sluiten van de portieren, ruiten, bagageruimte achterin en laadpoort kunt kiezen en de instellingen, ruitenwissers en portierhendels kunt ontgrendelen om beschadiging van de auto-onderdelen tijdens het wassen van uw auto te verminderen.

Opmerking 请勿在阳光直射处清洗车辆,否则会有损伤油漆的风险。
  • Was de auto niet in direct zonlicht omdat hierdoor de lak, koplampen en achterlichten beschadigd kunnen worden.

  • Richt bij het wassen van de auto in de winter met een tuinslang niet rechtstreeks op de portierhendels op de buitenkant van de auto, de laadpoort en de naden rondom de portieren en het glazen dak. Deze onderdelen kunnen anders bevriezen.

  • Gebruik geen schuursponzen of bijtende reinigingsmiddelen om de auto te wassen om beschadiging van het lakoppervlak te voorkomen.

  • Was de auto niet met water warmer dan 60 °C.

  • Gebruik geen droge doek of spons om de lampen te reinigen. Gebruik alleen water of zeepwater.

  • Alcoholhoudende of organische reinigingsmiddelen kunnen de lampen beschadigen en barsten veroorzaken. Zorg ervoor dat de lampen beschermd zijn wanneer u de auto reinigt of folie aanbrengt.

Automatisch wassen

Uw auto mag worden gewassen in een wasstraat. Echter, de constructie en het filter van de autowasapparatuur en het type reinigingsmiddel en onderhoudsmiddel kunnen van invloed zijn op de lak van de carrosserie. Als de lak van uw auto dof of zelfs gekrast is na het wassen, meldt u dit onmiddellijk bij de uitbater van de autowasapparatuur. Zo nodig moet de autowasapparatuur worden vervangen.

Voordat u uw auto automatisch laat wassen, moeten alle portieren en ruiten worden gesloten, de automatische ruitenwissers worden uitgeschakeld en de zijspiegels worden ingeklapt. Bovendien moet de uitbater van de autowasapparatuur van tevoren worden geïnformeerd dat uw auto is voorzien van dakrails, een radioantenne, enz.

U kunt op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Rijden en Parkeren > Wasmodus tikken, waar u het openen en sluiten van de portieren, ruiten, bagageruimte achterin en laadpoort kunt kiezen en de instellingen, ruitenwissers en portierhendels kunt ontgrendelen om beschadiging van de auto-onderdelen tijdens het wassen van uw auto te verminderen.

Opgelet 车辆进行自动洗车前,请在中控屏应用程序中心,点击。

Voordat u uw auto in een automatische wasstraat wast, zet u hem in de neutraalstand (N). Ga naar de interface Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden en Parkeren>NEUTRAAL (N).

Wassen met een hogedrukspuit

Wanneer u voor het wassen van uw auto een hogedrukspuit gebruikt, volgt u altijd de gebruiksaanwijzing en houdt u met name voldoende afstand aan tussen de spuitmond en de lak of zachte materialen (zoals rubber slangen of geluiddempende materialen) van de carrosserie. Het wordt aanbevolen om een afstand van meer dan 500 mm, een druk van minder dan 100 bar en een maximumtemperatuur van 60 °C aan te houden. Probeer bij het spoelen de waterstraal zoveel mogelijk loodrecht op het oppervlak van uw auto te houden. Als niet aan deze vereisten wordt voldaan, kunnen auto-onderdelen worden beschadigd of kunnen waterdruppel doordringen in uw auto.

Gebruik nooit een vuilfrees of roterende waterstraal, met name bij het wassen van de banden. Zelfs als een grote spuitafstand wordt aangehouden en de spuittijd kort is, kunnen de banden worden beschadigd.

Gebruik nooit een hogedrukspuit om het identificatieplaatje van de auto en de openingen langs de randen en hoeken van de portierruiten schoon te spuiten.

Polijsten en in de was zetten

Een waslaag van hoge kwaliteit kan de lak van uw auto effectief beschermen tegen omgevingsinvloeden en zelfs lichte krassen voorkomen. Wanneer waterdruppels niet meer gemakkelijk van het gereinigde lakoppervlak van de carrosserie afrollen, moet onmiddellijk een laag hoogwaardig, hard washardingsmiddel worden aangebracht. Als regelmatig wordt gereinigd en hardingsmiddel worden aangebracht, wordt aanbevolen om minstens tweemaal per jaar harde was aan te brengen om de lak van de carrosserie te beschermen.

Polijsten is alleen noodzakelijk wanneer de lak van de carrosserie zijn glans heeft verloren en het glanzende uiterlijk niet kan worden hersteld door hem in de was te zetten. Onderdelen die zijn gecoat met matte lak en kunststofonderdelen mogen niet worden gepolijst.

Ruitenwisserbladen

Was in warm zeepwater. Gebruik geen reinigingsmiddelen op basis van alcohol of aardolieproducten.

Ruiten en zijspiegels

Reinig de binnen- en buitenoppervlakken van alle ruiten regelmatig met glasreiniger.

Reinig het binnenoppervlak van de achterruit met een zachte doek en veeg het horizontaal af. Kras het glas niet en gebruik geen schurende reinigingsmiddelen om te voorkomen dat het verwarmingselement wordt beschadigd.

Was de zijspiegels met zeepwater. Gebruik geen schurende reinigingsmiddelen om te voorkomen dat het spiegelglas wordt beschadigd.

Kunststofonderdelen

Kunststofonderdelen moeten worden gereinigd met behulp van conventionele reinigingsmethoden. Als vlekken niet kunnen worden verwijderd, mogen alleen oplosmiddelvrije reinigingsmiddelen speciaal voor kunststofonderdelen worden gebruikt. Anders kunnen de kunststofonderdelen worden aangetast.

Verschroomde onderdelen

Verchroomde onderdelen kunnen worden gereinigd met behulp van een vochtige doek en daarna worden gepoetst met behulp van een zachte, droge doek. Als het resultaat nog niet goed genoeg is, kunt u chroompoetsmiddelen gebruiken. Wanneer u een chroompoetsmiddel gebruikt, behandelt u het gehele oppervlak gelijkmatig en volledig. Reinig en poets verchroomde oppervlakken niet in een stoffige of zanderige omgeving.

Velgen

Om lichtmetalen velgen glanzend te houden, moeten ze regelmatig onderhouden worden. Het wordt aanbevolen om ze elke twee weken te reinigen om te voorkomen dat zeer kleine schurende deeltjes, vuil of zoutkristallen afkomstig van de remmen van de auto zich eraan hechten. Anders kan het lichtmetaal worden aangetast. Gebruik na het reinigen van de velgen een zuur- en alkalivrij reinigingsmiddel dat speciaal is ontwikkeld voor lichtmetalen velgen. Breng elke drie maanden een harde was aan op de velgen. Als de beschermende laklaag beschadigd is als gevolg van steenslag of een andere reden, moet dit onmiddellijk worden gerepareerd en mogen geen poetsmiddel voor de lak van de carrosserie of andere poetsmiddelen worden gebruikt.

Een dikke vuillaag op de velg kan tevens leiden tot onbalans in het wiel. Dit uit zich in trillingen afkomstig van de wielen die worden doorgegeven aan het stuurwiel. In sommige gevallen kan dit leiden tot voortijdige slijtage van de stuurinrichting.

Bescherming van de bodemplaat

De bodem van uw auto is behandeld tegen chemische en mechanische schade. Het is echter onontkoombaar dat de beschermlaag tijdens het rijden wordt beschadigd. Het wordt aanbevolen om regelmatig de beschermlaag op de bodem en het chassis van uw auto te inspecteren, bij voorkeur vóór de winter en in de lente, en zo nodig reparaties uit te voeren.

Buitenkant van de radar

De buitenkant van de radar kan handmatig worden gereinigd met behulp van een flanellen doek doordrenkt met een voldoende hoeveelheid water of neutrale reinigingsoplossing.

In geval van sneeuw of ijs is het noodzakelijk om eerst de buitenkant van de radar ijs- en sneeuwvrij te maken en het daarna af te vegen met een flanellen doek of aan de lucht te laten drogen.

Als u de auto wast met behulp van een hogedrukspuit, spuit u niet rechtstreeks op de buitenkant van de radar om beschadiging te voorkomen.

Wees voorzichtig de sensoren in de voor- en achterbumper niet te vervuilen of beschadigen tijdens het onderhouden van uw auto.

Breng geen folie, was of coating aan op de buitenkant van de LiDAR. Anders, verslechteren de detectieprestaties van de LiDAR.

Reiniging en onderhoud interieur

Reinig het interieur regelmatig met schoonmaak- of onderhoudsmiddelen om het in goede staat te houden. Stofzuig het interieur eerst, voordat u schoonmaakmiddelen gebruikt.

Opmerking 某些材质有颜色的衣服(例如深色牛仔裤和羊皮服装)可能会弄脏内饰面料。如果发生此情况,务必尽快清洁和护理这些部位的面料
  • Sommige kleurstoffen (zoals van donker gewassen jeans of kleding van schapenvacht) kunnen vlekken maken op de bekleding. Als dit gebeurt, reinigt u het gekleurde oppervlak zo snel mogelijk.

  • Gebruik geen sterke oplosmiddelen zoals reinigingsvloeistoffen, benzine of petroleumoplosmiddelen die de bekleding kunnen beschadigen.

  • Spuit geen reinigingsvloeistoffen rechtstreeks op elektronische knoppen, schakelaars of onderdelen. Veeg vlekken af met een zachte doek die gedrenkt is met reinigingsvloeistof.

  • Scherpe voorwerpen kunnen de bekleding beschadigen.

Stoffen interieur

Gebruik alleen speciale schoonmaakmiddelen, droog schuim en een zachte borstel om de stoffen delen op de deuren, in de kofferbak, op het dak en andere plaatsen schoon te maken.

Lederen interieur

U kunt licht nat gemaakte katoenen of wollen doek of een schoonmaakdoek gebruiken om normaal vuil op het lederen interieur schoon te maken. U kunt een doek gedept in zacht autoshampoo gebruiken om hardnekkige vlekken schoon te maken. Verzeker dat het leder niet volledig nat is en voorkom dat het water door de naden sijpelt. Op het leder achtergebleven water moet snel afgeveegd worden met een zachte, droge doek. Vlekken van inkt van balpennen, inkt, lipstick, schoensmeer en andere stoffen op lederen oppervlakken, moeten zo snel mogelijk verwijderd worden. We raden u aan om een 100% zuivere polyurethaan spons te gebruiken voor het schoonmaken van Nappaleder.

We raden aan om het gebruik van verzorgingsproducten voor leder zo veel mogelijk te beperken, niet meer dat twee keer per jaar voor leder met lichte kleur en niet meer dan een keer per jaar voor donker leder.

Opmerking 不可用含溶剂的清洁剂清洁仪表板、气囊饰盖或皮革制品
  • Gebruik geen reinigingsmiddelen om het instrumentenpaneel, de airbaghoezen of de lederen bekleding te reinigen.

  • Om te voorkomen dat het leer vervaagt, mag u het voertuig niet lange tijd in fel zonlicht laten staan. Als u het voertuig in fel zonlicht moet parkeren, bedek dan alle lederen bekleding.

  • Scherpe voorwerpen op kleding zoals ritsen, klinknagels en scherpe gespen kunnen sporen of deuken op het leer achterlaten.

  • Vermijd het drinken van koffie of het gebruik van zonnebrandcrème in voertuigen met een nappa-lederen bekleding. Verwijder zo spoedig mogelijk koffie- of zonnebrandvlekken op nappaleder met een mild zeepsop.

  • Spuit geen formaldehydereinigers op leer. Als u dit doet, kunnen er moeilijk te verwijderen witte vlekken op echt leer achterblijven.

Veiligheidsgordels

Gebruik alleen milde autoshampoo om de veiligheidsgordels schoon te maken. Haal de veiligheidsgordels niet uit het voertuig. Laat de veiligheidsgordels volledig drogen terwijl ze afgerold zijn.

Toepassing van antibacteriële producten

Haptex

Haptex kunstleer met antibacteriële eigenschappen door middel van een functionele laag gebaseerd op Biomaster AT300 (werkzame stof zilverchloride CAS-nummer 7783-90-6) voor gebruik in de bekleding van auto-interieuronderdelen (bijvoorbeeld in de stoelen, het instrumentenpaneel, de console en de stijlen): Biedt als antimicrobieel product bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform GB/T 31402 of ISO 22196). Wanneer bestuurder en passagiers de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

PVC

Het synthetische PVC-leder met antibacteriële eigenschappen is gebaseerd op SILVADUR™ 960 Flex Antimicrobial, een polymeersysteem dat een antimicrobiële stof met zilverionen bevat (actief bestanddeel CAS-Nr. 7761-88-8) voor gebruik in de bekleding van auto-interieuronderdelen (bijvoorbeeld de bovenzijde van het instrumentenpaneel, DP Top Roll, binnenzijde console): Biedt als antimicrobieel product bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform ISO 22196). Wanneer bestuurder en passagiers de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

Stuurwielleder

Kunstleer met antibacteriële eigenschappen door middel van een functionele laag gebaseerd op Laedana® (werkzame stof zilver geadsorbeerd aan siliciumdioxide als nanomateriaal in de vorm van een stabiel aggregaat met primaire deeltjes op nanoschaal) voor gebruik in de stuurwielbekleding: Biedt als antimicrobieel product bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform GB/T 31402 of ISO 22196). Wanneer bestuurder en passagiers de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

Lak

  1. Akzo Nobel watergedragen coatings met antibacteriële eigenschappen op basis van zilverchloride (werkzame stof CAS-Nr. 7783-90-6) voor gebruik in de afdekking van de bestuurdersairbag: Biedt als antimicrobieel product bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform GB/T 31402 of ISO 22196). Wanneer bestuurder en passagier de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

  2. MUSASHI coatings met antibacteriële eigenschappen gebaseerd op zilverfosfaatglas (actief bestanddeel CAS-Nr. 308069-39-8) voor gebruik in het sierwerk van het stuurwiel: Biedt als antimicrobieel product bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform GB/T 31402). Wanneer bestuurder en passagier de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

  3. PETER coatings met antibacteriële eigenschappen gebaseerd op zilverfosfaatglas (actief bestanddeel CAS-Nr. 308069-39-8) voor gebruik in auto-interieuronderdelen (bijvoorbeeld portierkruk-inleg, ventilatiepaneel achter, USB-paneel achter en PRND-ornament): Biedt als antimicrobieel product bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform ISO 22196). Wanneer bestuurder en passagier de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

Filter

Filter met antibacteriële eigenschappen door middel van een functionele laag gebaseerd op dimethyltetradecyl[3-(trimethoxysilyl)propyl]ammoniumchloride (N-46279) (actief bestanddeel CAS-Nr. 41591-87-1) voor gebruik in luchtbehandelings- of airconditioningsystemen: Bacteriostatische en fungistatische eigenschappen, werkzaam tegen een groot aantal grampositieve en gramnegatieve bacteriën, gisten en schimmels conform ISO 846 en JIS L 1902. Er hoeven geen extra voorzorgsmaatregelen te worden getroffen wanneer het filter op de markt wordt gebracht.

Coating van de verdamperkern en de binnencondensor

Een hydrofiele composietcoating met antibacteriële eigenschappen door middel van een functionele laag gebaseerd op de werkzame stoffen CAS-nummers 7631-86-9, 26530-20-1 en 4299-07-4 werd aangebracht op het oppervlak van de verdamper en binnencondensor. De coating vertoont sterk schimmelwerende eigenschappen tegen Aspergillus Niger en Penicillium sp., en antibacteriële eigenschappen tegen Escherichia coli en Staphylococcus aureus conform GB 21551.2. Er hoeven geen extra voorzorgsmaatregelen te worden getroffen wanneer de verdamper en binnencondensor op de markt worden gebracht.

Informatie over de auto

Contact NIO

+800 999 8899

Website van NIO

https://www.nio.com

Het identificatieplaatje van de auto bevindt zich aan de rechterkant onderaan de B-stijl.

GUM220129

Het merklogo van de auto is te vinden op de volgende plaatsen:

GUM220130

Instrumenten en bedieningselementen

1. Elektronische schakelaar voor de portierknop aan binnenzijde

8. Noodoproep en leeslampen

2. Bedieningspaneel ruiten

9. NOMI Slimme assistent

3. Schakelaars op de linkerkant van het stuurwiel

10. Aanraakscherm

4. Hendel voor richtingaanwijzers en koplampen

11. Versnellingen en centraal bedieningspaneel

5. digitaal instrumentenpaneeldisplay

12. Draadloos-oplaadplaat in de middenconsole

6. Schakelaars aan de rechterkant van het stuurwiel

13. Gaspedaal

7. Hendel voor ruitenwissers en -sproeiers

14. Rempedaal

Waarschuwingssymbolen

Nr.

Titel

Diagram

Beschrijving

1

Waarschuwingssymbool hoogspanning

GUM168852

Raak hoogspanningscomponenten niet aan. Gevaarlijk!

2

Waarschuwingssymbool hoogspanningscomponent 1

GUM180215

Hoogspanningscomponenten. Let op: Gevaar. Raak hoogspanningscomponenten niet aan als u geen beschermende uitrusting draagt. Pas op voor elektrische schokken!

3

Waarschuwingssymbool hoogspanningscomponent 2

GUM180216

Hoogspanningscomponenten. Let op: Gevaar. Raak hoogspanningscomponenten niet aan als u geen beschermende uitrusting draagt. Pas op voor elektrische schokken en brandwonden!

4

Waarschuwingssymbool hoogspanningsaccu

GUM181499

Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van hoogspanningsaccu's.

5

Symbool hoogspanningskabel

GUM168856

Alle hoogspanningscomponenten van de auto zijn met elkaar verbonden door oranje hoogspanningskabels. Raak hoogspanningscomponenten niet aan als u geen beschermende uitrusting draagt!

6

Compatibiliteitsaanduidingen voor het opladen van de auto

GUM171956 GUM171957 GUM171958

In de laadpoort van de auto vindt u compatibiliteitsaanduidingen die u helpen bij het opladen van de auto. Wanneer u de keuze hebt uit verschillende oplaadpistolen, moet u ervoor zorgen dat de aanduiding op het oplaadpistool overeenkomt met een van de aanduidingen in de oplaadpoort van de auto, namelijk C, K of L. Deze compatibiliteitsaanduidingen geven het voltagebereik voor het opladen aan:

  • C: AC ≤ 480 V

  • K: DC 50 V tot 500 V

  • L: DC 200 V tot 920 V

Voertuigidentificatienummer (VIN)

Het voertuigidentificatienummer (VIN) staat in het vloerpaneel gestanst onder de voorpassagiersstoel.

GUM220135

Het voertuigidentificatienummer is te vinden op de volgende plaatsen:

GUM232687
  1. Binnenkant van de kap van de voorbak.

  2. B-stijl aan de rechterkant van de carrosserie.

  3. Onder het frame van het portier rechtsachter.

  4. Aan de linkerkant van de dwarsbalk van het instrumentenpaneel.

  5. Onder de linkerhoek van de voorruit.

  6. Boven het vloerpaneel achterin.

  7. Aan de rechterkant van de achterklep.

U kunt het voertuigidentificatienummer ook aflezen met een compatibel diagnoseapparaat (NIO Diagnostisch systeem Generatie II (BD2)):
  1. Sluit het diagnoseapparaat aan op de diagnosepoort van de auto en schakel het in.

    GUM220142
  2. Start het diagnoseapparaat en log in op de hoofdinterface van het apparaat.

  3. Het diagnoseapparaat leest automatisch het voertuigidentificatienummer en geeft het nummer weer op de huidige interface van het diagnoseapparaat.

Microgolfvenster

De auto heeft een speciaal venster in de voorruit.

Uw tolgeldbetaalapparaat kan op deze locatie worden aangebracht.

GUM220144

Identificatielabels aandrijfmotoren

Het identificatielabel van de voorste aandrijfmotor bevindt zich op het onderste gedeelte van de motor.

GUM181039

Het identificatielabel van de achterste aandrijfmotor bevindt zich op het onderste gedeelte van de motor.

GUM181040

Aanbevolen vloeistoffen en hoeveelheden

Item

Specificaties

Hoeveelheid

Remvloeistof

DOT4

0,98 liter

Koelvloeistof

–40 °C OAT (waterige oplossing van ethyleenglycol met additief)

19,6 liter (150 kWh)

14,5 liter (100 kWh - Jiangsu Contemporary Amperex Technology Limited)

14,41 liter (100 kWh - CALB Co., Ltd.)

14,75 liter (75 kWh, type A)

14,4 liter (75 kWh, type B)

Koelmiddel

R1234yf

1350 gram

Ruitensproeiervloeistof

Vriespunt < –30 °C

4 liter

Versnellingsbakolie

Castrol BOT350M3

1 liter (voor), 1,6 liter (achter)

Informatie over de elektrische aandrijflijn

GUM218468
  1. Hoogspanningsregelsysteem

  2. Stekker voor HV-uitschakeling in noodgevallen

  3. HVAC elektrische verwarming

  4. Airbags

  5. Gascilinder van de gordijnairbag

  6. Structurele versteviging

  7. Gordijnairbags

  8. 12V-accu

  9. Aandrijfmotor

  10. Hoogspanningsaccu

  11. Laadpoort

  12. Airbagregeleenheid

  13. Hogedrukluchtpomp

  14. Hogedrukgascilinder

  15. Airco-compressor

  16. Gordelspanners

  17. Luchtveer

Hoogspanningsaccu

De auto is uitgerust met een lithiumion-hoogspanningsaccu. Verzeker u ervan de hoogspanningsaccu niet te beschadigen wanneer de auto wordt opgekrikt. Wees extra voorzichtig dat u de bodemplaat van de accu niet beschadigd wanneer u gereedschap gebruikt.

Waarschuwing 高压电池警告
  • Voordat u hoogspanningscomponenten repareert, demonteert of monteert, moet de voeding worden losgekoppeld en moet u controleren of de noodstroomonderbrekerschakelaar en de 12V-voedingen zijn losgekoppeld. Na het loskoppelen van de voeding, laat u de auto gedurende langer dan 5 minuten onaangeroerd staan.

  • Het is personeel zonder de benodigde kwalificaties verboden aan de hoogspanningscomponenten te werken. Monteurs moeten isolerende beschermingsmiddelen dragen, zoals isolerende handschoenen die voldoen aan de vereisten. Zij mogen geen metalen voorwerpen dragen of bij zich hebben.

Aandrijfmotor

Het elektrische aandrijfsysteem levert het vermogen van de auto door de gelijkstroomenergie van de hoogspanningsaccu op een regelbare manier om te zetten in een mechanisch koppel, en dit op de wielen over te brengen om de auto aan te drijven. Bovendien kan de elektrische aandrijving bij afremmen ook de remenergie recupereren om de hoogspanningsaccu op te laden. De auto is uitgerust met twee elektrische aandrijfsystemen. Het voorste aandrijfsysteem is geïnstalleerd op het voorste subframe, en het achterste systeem is gemonteerd op het achterste subframe.

12V-accu

De 12V-accu levert de energie voor het aanvullend beschermingssysteem (SRS), de ruiten, sloten, aanraakschermen, verlichting, enz.

Airbags

De frontaal airbags bestaan uit de hoofdairbags voor de voorste zitrij, waarvan de bestuurdersairbag zich in de afdekkap van het stuurwiel bevindt en de voorpassagiersairbag zich in het instrumentenpaneel bevindt. De zijairbags bestaan uit de zijairbags van de voorste zitrij (aan beide zijkanten van de bestuurdersstoel en aan de buitenkant van de voorpassagiersstoel) en de gordijnairbags (aan beide zijden in de dakhemel boven de portieren, van de A-stijl tot de C-stijl, waarin zich de gascilinders voor de gordijnairbags bevinden). De plaatsen waar zich een airbag bevindt zijn gemarkeerd met het woord "AIRBAG" om u aan de aanwezigheid ervan te herinneren.

Persluchtcilinder voor de luchtveren

De persluchtcilinder voor de luchtveren bevindt zich aan de achterkant van de auto, stevig bevestigd aan de carrosserie met behulp van een beugel met een rubberen afdekking. Het voorziet het luchtveringssysteem van voldoende perslucht. Door de druk aan te passen, kan de ophanging op verschillende hoogtes worden ingesteld.

Specificaties van de auto

GUM220147
Item Specificatie
Lengte A (mm) 5099
Breedte B (mm) (zonder buitenspiegels) 1989
Hoogte C (mm) 1750
Wielbasis D (mm) 3070
Spoorbreedte voor E (mm) 1692
Spoorbreedte achter F (mm) 1702
Overhang voorkant G (mm) 922
Overhang achterkant H (mm) 1107
Bodemvrijheid (mm) 160
Rijmodus Permanente vierwielaandrijving (4WD)
Maximumsnelheid (km/u) 200
Maximale hellingsgraad 35%
Oploophoek 17°
Afloophoek 21°
Aantal zitplaatsen 6

Specificaties massa

Item 70 kWh 150 kWh 75 kWh 100 kWh
Band R20 R20 R20 R21/R22 R20 R21/R22
Massa rijklaar (kg) 2560 2614 2565 2579 2585 2599
Voorasbelasting bij massa rijklaar (kg) 1240 1268 1244 1251 1254 1261
Achterasbelasting bij massa rijklaar (kg) 1320 1346 1321 1328 1331 1338
Maximaal toelaatbare totale massa, door de fabrikant opgegeven (kg) 3190 3190 3190 3190 3190 3190
Voorasbelasting bij de door de fabrikant opgegeven maximaal toelaatbare totale massa (kg) 1341 1341 1341 1341 1341 1341
Achterasbelasting bij de door de fabrikant opgegeven maximaal toelaatbare totale massa (kg) 1849 1849 1849 1849 1849 1849

Specificaties velgen en banden

Item

Waarde

Specificaties

255/50R20 109V XL

265/45R21 108V XL

265/40R22 109V HL

Bandenspanning (bar)

2,6 (onbelast)

Wielvluchthoek voor

-0,5±0,5°

Verschil wielvluchthoek links- en rechtsvoor

0±0,5°

Sporingshoek

0,3±0,2°

Naspoorhoek voor

4,7±0,5°

Verschil naspoorhoek links- en rechtsvoor

0±0,5°

Wielvluchthoek achter

-1,3±0,5°

Verschil wielvluchthoek links- en rechtsachter

0±0,5°

Totale sporingshoek achter

0,2±0,2°

Rijhoek

0±0,15°

Stuurwielhoek

0±3,5°

Hoogte tussen wielkast en grond voor (mm)

474±5

Hoogte tussen wielkast en grond achter (mm)

480±5

Aanhaalmoment wielbouten (Nm)

210

Opmerking: De bandenspecificaties zijn afhankelijk van de feitelijke voertuigconfiguratie.

Opgelet 为确保行车安全,车轮螺母建议拆装 20 次后进行更换。

Om de rijveiligheid te garanderen, wordt geadviseerd de wielmoeren of -bouten te vervangen nadat deze 20 keer zijn verwijderd en gemonteerd.

Markeringen op de banden

Op de flanken van de banden staan alle markeringen en kenmerken van de banden.

GUM195471
  1. Bandenmaat

    Een band met de markering 265/40R22 betekent dat de breedte van het loopvlak van de band 265 millimeter is, de hoogte-breedteverhouding 40% is, R de radiale constructie van de band aangeeft en de wieldiameter 22 inch is, waarbij HL staat voor hoge belasting.

  2. Belastingsindex en snelheidsindex van banden

    De belastingsindex vertegenwoordigt het overeenkomstige gewicht op de band, en de snelheidsindex is de maximumsnelheid waarop de band langdurig mag worden gebruikt.

    Belastingsindex 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110
    Gewicht 750 kg 775 kg 800 kg 825 kg 850 kg 875 kg 900 kg 925 kg 950 kg 975 kg 1000 kg 1030 kg 1060 kg
    Q R S T U H V W Y
    Snelheidsindex 160 km/u 170 km/u 180 km/u 190 km/u 200 km/u 210 km/u 240 km/u 270 km/u 300 km/u
  3. Markering belastingsindex

  4. Toelaatbare maximale belasting en maximale bandenspanning van de band (niet voor normaal rijden)

  5. Productnaam

  6. DOT-bandidentificatienummer

    Deze begint met de letters DOT, gevolgd door cijfers en letters, waarbij de eerste 2 cijfers/letters staan voor de identificatiecode van de bandenfabriek, de daaropvolgende 2 cijfers/letters de bandenmaat aangeven, de volgende 4 cijfers/letters het type band aanduiden, en de laatste 4 cijfers de week en het jaar aangeven waarin de band geproduceerd is. Zo staat 1721 voor de 17e week van 2021. Deze informatie kan worden gebruikt voor contact met de klant als er problemen met een band zijn en de band moet worden teruggeroepen.

Parameters voor de motor

Item Waarde
Voor Achter
Aandrijfmotortype AC-synchroonmotor met permanente magneet AC-asynchroonmotor
Aandrijfmotormodel TZ180S001 YS300S002
Nominaal vermogen/snelheid/koppel van aandrijfmotor (kW/t/min/N-m) 70/4460/150 35/4775/70
Piekvermogen/-snelheid/-koppel van aandrijfmotor (kW/t/min/N-m) 180/16000/350 300/15000/500

Specificaties voor de remmen en ophanging

Item

Waarde

Dikte van remblok (mm)

Voor

Achter

2 – 8

2 – 8

Dikte van remschijf (mm)

Voor

Achter

30 – 32

18 – 20

Nominale werkdruk van accumulator luchtvering (bar)

20

Parameters Hoogspanningsaccu

Item 100 kWh (Jiangsu Contemporary Amperex Technology Limited) 100 kWh (CALB Co., Ltd.) 150 kWh 75 kWh (Type A) 75 kWh (Type B) 70 kWh
Cel van hoogspanningsaccu Type Driedelige lithiumionaccu Driedelige lithiumionaccu Driedelige lithiumionaccu Driedelige lithiumionaccu / lithiumijzerfosfaataccu Lithiumijzerfosfaataccu Driedelige lithiumionaccu
Nominale spanning (V) 3,73 3,74 3,31 3,73/3,22 3,22 3,65
Nominale capaciteit (Ah) 276 137 110 237/192 201,5 100
Hoogspanningsaccupakketsysteem Nominale spanning (V) 358 358 337 386 367 350
Nominale capaciteit (Ah) 280 280 446 195 204,5 200
l x b x h (mm) 2062 x 1539 x 185,6 2062 x 1539 x 183,1 2062 x 1539 x 185,6 2062 x 1539 x 185,6 2062 x 1539 x 185,6 2062 x 1539 x 136
Aantal cellen in accupakket 96 192 384 118 114 192
Gewicht van accupakket (kg) 555 555 575 535 535 525

Bandenspanning

Waarschuwing 使用胎压过低或过高的轮胎将会引发事故,造成人身伤亡。

Rijden met een te lage of te hoge bandenspanning kan ongevallen veroorzaken en tot letsel leiden.

Controleer de bandenspanning regelmatig om de rijveiligheid te garanderen. Let er bij het controleren van de bandenspanning op dat de banden koud zijn (de temperatuur van de band moet gelijk zijn aan de omgevingstemperatuur, of de band moet na een rit 3 uur afkoelen). De aanbevolen koude-bandenspanning is aangegeven op het portierframe aan bestuurderskant. Als warme banden wordt gemeten, ligt de bandenspanning over het algemeen ongeveer 0,3 bar hoger dan bij koude banden.

Wanneer de bandenspanning te hoog is, heeft dit een nadelige invloed op het rijcomfort en maakt de band gevoelig voor beschadigingen op een oneffen wegdek. In ernstige gevallen bestaat zelfs het risico van een klapband, waardoor de veiligheid van de auto in gevaar komt. Wanneer de bandenspanning te laag is, kan dit leiden tot ongelijkmatige slijtage, waardoor de wendbaarheid van de auto in het gedrang komt en de accu sneller leeg raakt.

Opmerking 车辆 21 寸轮胎为自修补轮胎,在穿刺宽度小于 5mm,中控屏显示胎压正常的情况下仍可在一定速度范围内(120 km/h)继续行驶。若发现轮胎穿刺宽度大于 5mm 或受损严重时,请及时联系蔚来汽车服务中心进行轮胎检查或更换。

U kunt blijven rijden binnen het opgegeven snelheidsbereik (tot 120 km/u) mits de auto zelfafdichtende banden heeft, de diameter van het lek kleiner is dan 5 millimeter en het middendisplay een normale bandenspanning aangeeft. Maar zelfafdichtende banden kunnen niet worden gebruikt als langetermijnoplossing. Als u een aanzienlijke luchtlekkage, lekke band of ernstige schade aan de band opmerkt, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center voor inspectie of vervanging van de band.

De banden oppompen met de luchtpomp uit de gereedschapsset van de auto:
  1. Parkeer de auto op een veilige weg, trek een veiligheidshesje aan en zet de gevarendriehoek op een geschikte plek.

  2. Open in de bagageruimte achterin de afdekking van de voertuiggereedschapsset en neem de luchtpomp eruit.

  3. Neem de luchtpompslang die aan de zijkant van de luchtpomp zit eruit en sluit de slang aan op het ventiel van de band.

  4. Sluit de stekker van de bandenpomp aan op de 12V-aansluiting in de auto.

  5. Zorg ervoor dat de auto is ingeschakeld, zet de schakelaar van de luchtpomp aan en begin de banden op te pompen. Wanneer de bandenspanning 2,6 bar bereikt, schakelt u de stroom van de luchtpomp handmatig uit en koppelt u deze los van de 12 V-aansluiting van het voertuig.

  6. Als u klaar bent met het oppompen, maakt u de luchtpompslang los van het ventiel van de band en bergt u alles op.

Bandenspanningbewakingssysteem

De auto is uitgerust met een bandenspanningbewakingssysteem (TPMS). Als de spanning of temperatuur van een of meerdere banden abnormaal is, gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje GUM168905 voor de bandenspanning branden en wordt de betreffende defecte band aangegeven om u te waarschuwen zo snel mogelijk te stoppen en de banden te controleren, op te pompen of leeg te laten lopen tot de juiste bandenspanning is verkregen.

In geval van abnormale bandenspanning of snel luchtverlies gaat het waarschuwingslampje voor het bandenspanningbewakingssysteem GUM168906 branden en klinkt een geluidssignaal om u te waarschuwen de banden te controleren. Als het direct-bandenspanningbewakingssysteem uitvalt of de bandentemperatuur de veilige waarde overschrijdt, knippert het waarschuwingslampje voor het bandenspanningbewakingssysteem gedurende 75 seconden en blijft daarna continu branden, GUM168907en klinkt een geluidssignaal. In dit geval moet u de auto zo snel mogelijk tot stilstand brengen en onmiddellijk contact opnemen met het NIO Service Center.

U kunt op het middendisplay op de hoofdinterface tikken op Mijn EL8 om de huidige bandenspanning te controleren die door het TPMS wordt gedetecteerd. Als de huidige bandenspanning op het display wordt aangegeven als "--", betekent dit dat het systeem geen geldige waarde heeft verkregen. In dat geval moet u gedurende 10 minuten rijden met een snelheid hoger dan 25 km/u en opnieuw controleren. Als de bandenspanning te laag is, de band oververhit is, of als het direct-bandenspanningbewakingssysteem defect is, wordt de betreffende band op het display gemarkeerd, samen met de specifieke storingsinformatie.

Het bandenspanningbewakingssysteem werkt op basis van de temperatuur van de banden en de omgevingstemperatuur. Op grote hoogte of in gebieden waar het koud is, kan het nodig zijn om de banden op een iets hogere spanning te brengen om de waarschuwing voor te lage bandenspanning op te heffen.

Als radiozendapparatuur (bijvoorbeeld draadloze headsets of walkietalkies) worden gebruikt in of in de buurt van de auto, kan de werking van het bandenspanningbewakingssysteem worden verstoord.

Sneeuwkettingen

De auto is niet uitgerust met sneeuwkettingen, maar deze kunnen worden gekocht voor gebruik op de auto. Let bij het gebruik van sneeuwkettingen op het volgende:
  • Ongeschikte sneeuwkettingen kunnen de banden, de velgen en het remsysteem van de auto beschadigen. Controleer zorgvuldig de specificaties van de originele banden en raadpleeg de instructies van de fabrikant voor het juiste gebruik van de sneeuwkettingen. Alleen de originele achterbanden zijn geschikt voor sneeuwkettingen.

  • K-Summit XXL K67 wordt aanbevolen voor 20-inch achterwielen; K-Summit XXL K77 wordt aanbevolen voor 21- en 22-inch achterwielen.

  • De rijsnelheid mag niet hoger zijn dan 50 km/u of de lagere maximumsnelheid die is opgegeven door de fabrikant van de sneeuwkettingen.

  • Rijd voorzichtig en vermijd obstakels op de weg, kuilen, scherpe bochten en blokkerende wielen omdat deze factoren een negatieve invloed kunnen hebben op de auto.

  • Om schade aan de banden en overmatige slijtage van de sneeuwkettingen te voorkomen, moeten deze worden verwijderd wanneer u op wegen rijdt die niet met sneeuw bedekt zijn.

Sneeuwsokken

Er wordt geen AutoSock bij de auto geleverd, maar u kunt ze apart aanschaffen. Let goed op de volgende punten als u AutoSock gebruikt:
  • Bij verkeerd gebruik van AutoSock kunnen de banden en velgen, en het remsysteem van de auto beschadigd raken. Controleer de specificaties van de banden van de originele uitrusting (OE) en de relevante instructies van de fabrikant van AutoSock. AutoSock kan op alle vier wielen van de auto worden gebruikt.

  • AutoSock mag alleen op ijs en sneeuw worden gebruikt. Wanneer u op een droge weg rijdt (zoals asfaltwegen, betonwegen of onverharde wegen), moet u ze onmiddellijk verwijderen. AutoSock moet worden verwijderd als de auto staat geparkeerd.

  • Wanneer de auto start, kunnen ijs en sneeuw op de grond omhoog komen door de verhoogde grip van AutoSock. Ga niet achter de auto staan.

  • Het elektronische stabiliteitssysteem van de auto hoeft niet te worden uitgeschakeld wanneer AutoSock wordt gebruikt.

  • De auto mag niet harder dan 50 km/u rijden met AutoSock aangebracht. Vermijd ook hard accelereren, hard remmen, scherpe bochten en andere agressieve handelingen, omdat er anders een grote kans op schade aan AutoSock bestaat.

  • Als u vreemde geluiden hoort terwijl AutoSock op uw auto is gemonteerd, zet de auto dan stil op een veilige plek en controleer als dat veilig kan of AutoSock goed is gemonteerd.

  • Als de zwarte stof in de onderste laag onder de witte stof die contact met de weg maakt bloot ligt, gebruik AutoSock dan niet meer en vervang ze door nieuwe.

  • AutoSock mag niet als vervanging voor winterbanden worden gebruikt.

  • Na gebruik moet AutoSock moet gedroogd, in de oorspronkelijke verpakking worden gedaan en op een droge plek worden opgeborgen. Het materiaal van AutoSock is gemakkelijk in gebruik en kan op kamertemperatuur worden gewassen, zodat de stof die met de weg in contact komt schoon blijft, maar deze stof mag niet worden gestreken.

Winterbanden

De auto wordt geleverd met zomerbanden. In een koude omgeving zijn de rijeigenschappen van de banden minder goed, ze hebben minder grip en worden gevoeliger voor stootschade. High-performance banden kunnen bij koud weer tijdelijk stijver worden en de eerste kilometers kan rolgeluid hoorbaar zijn, tot de banden opwarmen. Om uw auto optimaal te laten presteren, raden we aan om in de winter winterbanden te gebruiken. Kies geschikte winterbanden of spijkerbanden, in overeenstemming met de in uw land geldende wetgeving.

Wij adviseren om de winterbanden op uw auto te monteren wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan 7 °C. De rijeigenschappen van zomerbanden worden minder goed bij lagere temperaturen, en ook het rijcomfort vermindert. Zo kunnen er rammelende geluiden door de banden worden veroorzaakt bij manoeuvreren op droog en glad wegdek, of bij het optrekken na een bocht.

Bij zeer lage temperaturen onder -15 °C kan permanente schade aan zomerbanden ontstaan.

Gebruik op alle wielen winterbanden van hetzelfde merk en met hetzelfde profiel om veilig te kunnen manoeuvreren.

Bandenmaat Snelheidsindex
255/50 R20 109T XL
265/45 R21 108T XL
265/40 R22 106T XL
Opgelet 冬季胎
  • Wanneer de maximale snelheidsindex van de band wordt overschreden, raakt de band beschadigd. Hierdoor kan er een klapband ontstaan. Overschrijd nooit de maximale snelheidsindex van de banden.

  • Winterbanden met een profieldiepte van minder dan 4 mm moeten onmiddellijk worden vervangen. Deze banden zijn niet meer geschikt voor gebruik in de winter en bieden onvoldoende grip. Bij onvoldoende grip kunt u de controle over uw auto verliezen en een ongeluk veroorzaken.

Bandenreparatie

Waarschuwing 若在轮胎穿刺漏气的情形下继续行驶车辆,容易发生爆胎事故,危及人身安全。
  • Als u blijft doorrijden met een lekke band, kan de band scheuren en letsel veroorzaken.

  • Houd het bandenafdichtmiddel uit de buurt van de huid en ogen. Bewaar het buiten bereik van kinderen. Wanneer u bandenafdichtmiddel gebruikt, zijn vonken, open vuur en roken verboden.

  • Als het bandenafdichtmiddel in aanraking komt met de huid of ogen, spoelt u onmiddellijk het getroffen gebied grondig met veel water. Trek onmiddellijk de vervuilde kleding uit. In het geval van een allergische reactie, roept u onmiddellijk medische hulp in. Als bandenafdichtmiddel is ingeslikt, spoelt u onmiddellijk uw mond grondig en drinkt u veel water. Probeer niet te braken.

Opgelet 使用补胎液前,请查看补胎液罐上标示的有效期,确保在有效期内使用。 -20寸
  • Voordat u het bandenafdichtmiddel gebruikt, controleert u de houdbaarheidsdatum die op de verpakking staat.

  • Wanneer de diameter van het lek in een 20"-band minder dan 6 mm groot is, adviseren we om het voorwerp te verwijderen en de band te repareren. Als de diameter van het lek groter is dan 6 mm of als de band ernstig beschadigd is, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center om de band te laten vervangen. Blijf in dergelijke gevallen niet doorrijden.

  • Als u het voorwerp niet verwijdert en de band repareert, kan de band tijdens het rijden abnormale geluiden produceren, en kan zelfs lucht eruit lekken tijdens het rijden van lange afstanden.

  • Voor auto's die zijn uitgerust met zelfdichtende banden of banden van geluidsabsorberend schuim, wordt het niet aanbevolen om bandenafdichtmiddel te gebruiken voor reparaties. Neem contact op met het NIO Service Center voor verdere hulp.

Opmerking 车辆 21 寸轮胎为自修补轮胎,在穿刺宽度小于 5 mm,中控屏显示胎压正常的情况下仍可在一定速度范围内(120 km/h)继续行驶。但自修补轮胎不能作为永久补胎措施,若发现轮胎扎钉或受损严重时,请及时联系蔚来汽车服务中心进行轮胎检查或更换。
  • U kunt blijven rijden binnen het opgegeven snelheidsbereik (tot 120 km/u) mits de auto zelfafdichtende banden heeft, de diameter van het lek kleiner is dan 5 millimeter en het middendisplay een normale bandenspanning aangeeft. Maar zelfafdichtende banden kunnen niet worden gebruikt als langetermijnoplossing. Als u een spijker in uw lekke band aantreft of ernstige schade aan de band opmerkt, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center voor inspectie of vervanging van de band.

  • Probeer bij het repareren van de band het lek aan de bovenkant van de band te vinden.

  • Alleen het profielvlak van de band kan met bandenafdichtmiddel worden gerepareerd.

Parkeer de auto op een vlak, verhard wegdek en schakel de parkeerstand (P) in. Zorg bij druk of fileverkeer voor voldoende afstand. Trek uw veiligheidshesje aan, stel de gevarendriehoek op en schakel de alarmknipperlichten in. Gebruik nu het bandenafdichtmiddel en de bandenpomp uit de voertuiggereedschapsset om de band te repareren:
  1. Parkeer de auto op een veilige weg en zet de gevarendriehoek op een geschikte plek.

  2. Open in de bagageruimte achterin de afdekking van de voertuiggereedschapsset en neem de bus afdichtmiddel en de bandenpomp eruit.

  3. Haal de sticker met de maximumsnelheid van de bus bandenafdichtmiddel en breng hem aan op het stuurwiel. Zo vergeet u niet dat u met de gerepareerde band niet harder dan 80 km/u mag rijden.

  4. Verbind de bus afdichtmiddel met het wiel: verwijder het ventieldopje vanaf het ventiel en sluit de vulslang van het afdichtmiddel aan op het ventiel van de band.

  5. Sluit de stekker van de bandenpomp aan op de 12V-aansluiting in de auto.

  6. Zorg ervoor dat de auto is ingeschakeld, schakel de bandenpomp in en begin het afdichtmiddel in de band te spuiten. Let op de drukmeter en schakel de luchtpomp uit wanneer de wijzer ≥2,2 bar bereikt (dit duurt 5 tot 10 minuten). Schakel de bandenpomp uit en haal de stekker uit de 12V-aansluiting.

    Opmerking 充气泵开始工作时,胎压指针可能会短暂最高指示至6bar, 随后压力恢复正常。

    Wanneer de luchtpomp werkt, kan de bandenspanningsindicator kortstondig de maximumwaarde van 6 bar aangeven en vervolgens terugzakken en de juiste bandenspanning aangeven.

  7. Maak de vulslang los van het ventiel van de band, en berg alles op.

  8. Rijd 3 tot 10 km (ongeveer 5 tot 10 minuten) langzamer dan 80 km/u om het afdichtmiddel gelijkmatig in de band te verdelen en het lek te dichten.

  9. Parkeer de auto op een veilige weg, zet de gevarendriehoek op een geschikte plek en controleer de bandenspanningsgegevens op het middendisplay. U kunt voortrijden als de bandenspanning ≥2,2 bar is. Pomp de band op tot ≥2,2 bar als de bandenspanning te laag is, en rijd 3 tot 10 km (of ongeveer 5 tot 10 minuten) met de auto, langzamer dan 80 km/u. Controleer de bandenspanning opnieuw. Als de bandenspanning nog steeds lager is dan 2,2 bar, dan betekent dit dat de band ernstig beschadigd is en dat het afdichtmiddel het lek niet kan dichten. Parkeer de auto op een veilige plaats en neem onmiddellijk contact op met NIO.

Opgelet 若修补轮胎过程中胎压在12分钟内一直无法达到绿色区域,说明破损严重请将车辆安全停靠后呼叫救援
  • Als de bandenspanning niet binnen 12 minuten in het groene gebied komt wanneer de band wordt gerepareerd, is de band ernstig beschadigd. Parkeer de auto op een veilige plek en schakel pechhulp in.

  • Een reparatie met bandafdichtmiddel is slechts een tijdelijke oplossing in noodgevallen. Na het repareren van de band kunt u tot 200 km of maximaal 3 dagen blijven rijden. Ga zo snel mogelijk naar de dichtstbijzijnde werkplaats om de band te laten repareren en het bandafdichtmiddel te laten verwijderen.

Een band vervangen

Wanneer de band erg veel lucht verliest zodat er niet meer mee kan worden gereden, moet u de auto op een vlakke, verharde weg parkeren en in de parkeerstand zetten. Zorg bij druk of fileverkeer voor voldoende afstand. Trek uw veiligheidshesje aan, stel de gevarendriehoek op, schakel de alarmknipperlichten in en neem contact op met het NIO Service Center om de band te laten vervangen.

Waarschuwing 更换轮胎时需选用与原车轮胎规格相同的新轮胎,选用规格不一致的轮胎将可能影响车辆操纵性而导致车辆失去控制。
  • Voor het vervangen van de banden selecteert u nieuwe banden met dezelfde specificaties als de originele banden. Als banden met andere specificaties worden gebruikt, kan de wendbaarheid van de auto worden beïnvloed en leiden tot verlies van controle over de auto.

  • Krik de auto niet omhoog als er mensen in zitten.

  • Gebruik geen krik om de auto omhoog te krikken op een af- of oplopende ondergrond of wanneer de ondergrond naar beide kanten afloopt.

  • Krik de auto alleen omhoog op de kriksteunpunten aan de onderkant van de auto.

  • Wanneer u een krik gebruikt om een auto omhoog te krikken, plaatst u geen voorwerpen op of onder de krik.

  • Als u een krik gebruikt om de auto omhoog te krikken voor het vervangen van een band, plaatst u geen lichaamsdelen onder de opgekrikte auto omdat dit letsel kan veroorzaken.

  • De krik mag alleen worden gebruikt om de auto omhoog te krikken voor het vervangen van een band.

Een band vervangen:
  1. Zorg ervoor dat u een krik en een reservewiel met de juiste specificaties bij de hand hebt om de band te vervangen.

  2. Plaats een blok vóór de band schuin tegenover het wiel dat moet worden verwisseld, zodat de auto niet wegrolt.

  3. Ga onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Krikmodus. Hiermee kunt u de huidige hoogte van de ophanging van de auto vergrendelen, waardoor veranderingen in de hoogte van de ophanging tijdens het verwisselen van de banden worden voorkomen.

  4. Gebruik het verwijdergereedschap voor de wielmoerkap uit de noodset om de wielmoerkappen te verwijderen en draai de wielmoeren met behulp van de wielmoersleutel linksom los.
    Opgelet 轮圈外观有特殊保护涂层,在拆装螺母、轮胎或轮圈的过程中,应对轮圈施工区域进行合理防护,以免拆装过程中硬物意外划伤轮圈表面。

    De velgen hebben een speciale, beschermende coating. Neem bij het verwijderen of monteren van moeren, banden of velgen redelijke voorzorgsmaatregelen om het montagevlak op de velgen te beschermen en onopzettelijke krassen op het velgoppervlak te voorkomen.

  5. Plaats de krik onder het correcte kriksteunpunt.

    Waarschuwing 确认将千斤顶设置在正确的顶起点上,不正确的顶起点将损坏车辆或导致车辆从千斤顶上滑落并造成人员受伤。

    Verzeker u ervan dat u de krik op de juiste kriksteunpunten plaatst. Als u niet de juiste kriksteunpunten gebruikt, kan de auto beschadigd raken of van de krik afglijden, wat tot persoonlijk letsel kan leiden.

  6. Krik de auto op tot de hoogte voor het aanbrengen van het reservewiel. Zodra de krik in contact komt met de auto en deze begint op te tillen, moet u nogmaals controleren of de krik correct onder het kriksteunpunt zit.

  7. Verwijder de wielmoeren en vervang het wiel. Zorg er bij het aanbrengen van het wiel voor dat de wielmoeren zijn uitgelijnd met de montagegaten en dat de metalen kant van het wiel goed contact maakt met het montagevlak.

  8. Laat na het monteren van de wielmoeren de auto volledig op de grond zakken (met behulp van de krik en verlaat op het middendisplay de modus voor het verwisselen van wielen), gebruik vervolgens een wielmoersleutel om alle wielmoeren rechtsom vast te draaien en gebruik ten slotte een momentsleutel om de wielmoeren van de auto vast te draaien tot de opgegeven koppelwaarde.

  9. Controleer de bandenspanning van het reservewiel nadat het wiel is vervangen, breng de band indien nodig op de voorgeschreven spanning en zet dan het dopje op het ventiel.

  10. Berg het gereedschap, de krik en het wiel met de lekke band veilig op.

De gevarendriehoek opstellen

In geval van nood moet u de auto voorzichtig naar een veilige plaats rijden. Gebruik het rempedaal om de auto helemaal tot stilstand te brengen, zet de auto in de parkeerstand en schakel de alarmknipperlichten in op de middenconsole om andere bestuurders en voorbijgangers te waarschuwen.

GUM220175
  1. Parkeerstandschakelaar

  2. Alarmknipperlichten

Om toegang te krijgen tot de noodset aan boord, opent u de afdekking onder het opbergvak in de bagageruimte. Binnenin vindt u de gevarendriehoek en een veiligheidshesje. Trek het veiligheidshesje aan en plaats de gevarendriehoek op een afstand van 50 tot 100 meter achter de auto (op snelwegen op 150 meter achter de auto. 's Nachts vergroot u de afstand met nog eens 100 meter. Bij regen of mist plaatst u de gevarendriehoek 200 meter achter de auto).

GUM222858

Opstellen van de gevarendriehoek:

GUM231023
  1. Klap de steun onder de driehoek uit;

  2. Klap de zijkanten van de driehoek uit;

  3. Maak de drukknop aan de bovenkant van de driehoek vast;

  4. Verwijder de zachte, rubber dop aan het uiteinde van de steunpoot.

    Opgelet 打开软胶套过程中请注意安全,避免划伤。

    Wees voorzichtig wanneer u de zachte, rubber dop verwijdert om te voorkomen dat u zichzelf snijdt.

De pechhulpdienst bellen

In geval van een ongeval, zoals bij een botsing, waterschade, accubrand, enz., moet u na het inschakelen/opstellen van de waarschuwingssignalen de auto zo snel mogelijk verlaten, terwijl u de veiligheid van de omgeving in de gaten houdt, en een veilige afstand tot de auto (van meer dan 15 meter) aanhouden. Bel daarna het NIO Service Center voor pechhulp, waarna het pechhulpteam u zo snel mogelijk komt helpen.

Waarschuwing 如遇电池起火风险,车辆将自动切断动力,仪表及中控屏将弹出警示信息,请您尽快驶离危险地带后停车(如高速快车道),而后立即离开车辆并呼叫救援。

In het geval van een risico van accubrand, zal de auto automatisch de stroom uitschakelen en wordt een waarschuwingsbericht weergegeven op het instrumentenpaneel en het middendisplay. Verlaat onmiddellijk de auto en roep hulp in nadat u de veiligheid van de omgeving hebt gewaarborgd.

  • Als de auto verbonden is met het netwerk, kunt u op de SOS-knop in de dakhemel drukken om contact op te nemen met de pechhulpdienst. U kunt uw oproep op het middendisplay annuleren binnen 5 seconden na het plaatsen van de oproep. De achtergrondverlichting van de SOS-knop geeft de status van de SOS-functie aan: een continu groen licht betekent dat de SOS-functie beschikbaar is; een groen knipperend licht betekent dat de pechhulpdienst wordt opgeroepen; een rood continu of knipperend licht betekent dat de SOS-functie niet beschikbaar is. In deze laatste situatie moet u zelf onmiddellijk contact opnemen met het NIO Service Center.

    GUM220178
Opmerking 车辆在连接网络状态下,当发生事故且安全气囊弹出时,车辆将自动呼叫救援,为您的生命安全护航。

Als uw auto is verbonden met het netwerk en een ongeval zich voordoet waarbij de airbag of de gordelspanner wordt geactiveerd, roept uw auto automatisch de hulpdiensten op om u tegen gevaar te beschermen.

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding is verplicht voor nieuwe automodellen in alle EU-landen. Bij een ernstig ongeval kan het eCall-systeem automatisch via een audioverbinding contact leggen met een geschikte alarmcentrale als het veiligheidssysteem van de auto wordt geactiveerd, of handmatig als u op de knop SOS in de dak hemel drukt.

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding is standaard geactiveerd. Het wordt automatisch geactiveerd als bij een ernstig ongeval het activeringsniveau voor de gordelspanners of airbags wordt bereikt. Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding kan waar nodig ook handmatig worden geactiveerd. Als u eCall handmatig wilt activeren, druk langer dan 250 milliseconden op de knop SOS in de dakconsole en laat de knop binnen 10 seconden los. De handmatige activering is zodanig ontworpen dat onbedoeld gebruik wordt voorkomen. Als u de oproep wilt annuleren, drukt u op de knop SOS en laat u deze weer los binnen vijf seconden nadat de knop voor het eerst werd ingedrukt.

Bij een kritische systeemstoring kan het eCall-boordsysteem met 112-verbinding van de auto mogelijk niet goed werken. De achtergrondverlichting van de knop SOS geeft de status van de noodoproep aan. Als het lampje groen brandt, werkt het eCall-systeem goed; als het groen knippert, is er een noodoproep bezig; als het rood knippert, is een kleine storing in het eCall-systeem, maar kan het nog altijd worden geactiveerd; als het rood brandt, is er een grote storing in het eCall-systeem en kan het systeem niet worden geactiveerd. In dat geval ziet u een storingsmelding op het middendisplay en moet u zo nodig contact opnemen met NIO.

Het verwerken van persoonsgegevens via het eCall-boordsysteem met 112-verbinding wordt volgens de voorschriften voor gegevensbescherming van Richtlijnen 95/46/EG (1) en 2002/58/EG (2) van het Europese Parlement en de Raad uitgevoerd en is met name gebaseerd op de noodzaak om de essentiële belangen van de personen in overeenstemming met Artikel 7(d) van Richtlijn 95/46/EG (3) te beschermen. Verwerking van dergelijke gegevens is uitsluitend beperkt tot gebruik in verband met het verwerken van noodoproepen met het Europese noodnummer 112 in noodsituaties binnen de betekenis van Artikel 5(2) van Verordening (EU) 2015/758.

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding in de auto kan uitsluitend de volgende gegevens verzamelen en verwerken:

  • Voertuigidentificatienummer

  • Het type voertuig (personenauto)

  • Het type aandrijfsysteem van de auto (benzine/diesel/cng/lpg/elektrisch/waterstof).

  • De laatste drie locaties van de auto en de rijrichting. De recentste locaties van de auto worden willekeurig geselecteerd, zodat het IVS niet traceerbaar is en niet constant wordt gevolgd.

  • Het geschatte aantal inzittenden.

  • Het logbestand van de eCall-activering van het systeem en een tijdstempel.

Ontvangers van de gegevens die door het eCall-systeem met 112-verbinding in de auto worden verwerkt, zijn de relevante alarmcentrales in het gebied waar de auto zich bevindt. De gegevens kunnen met anderen worden gedeeld, zoals politiebureaus, brandweerkazernes en ziekenhuizen, maar is beperkt tot het verlenen van noodhulp.

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding werkt als volgt:

  • Gegevens die in het systeem worden opgeslagen zijn niet beschikbaar buiten het systeem voordat een eCall-oproep wordt geactiveerd.

  • Het systeem is niet traceerbaar en wordt niet continu gevolgd in de normale gebruiksstatus.

  • Gegevens die in het systeem worden opgeslagen, worden automatisch en continu verwijderd.

  • De locatiegegevens voor de auto worden continu overschreven in het interne geheugen van het systeem, zodat alleen de laatste drie actuele locaties van de auto noodzakelijk voor de normale werking van het systeem worden bewaard.

  • Het logbestand met activiteitsgegevens in het systeem wordt niet langer bewaard dan noodzakelijk voor het afhandelen van de noodoproep en in elk geval niet langer dan 13 uur nadat een noodoproep is geactiveerd.

Neem contact op met NIO voor ondersteuning bij het uitoefenen van uw rechten als gegevenseigenaar en voor de instantie die verantwoordelijk is voor het afhandelen van toegangsrechten. Zie voor informatie over contactgegevens onze Privacy melding voor verbonden voertuigen of de contactgegevens in deze handleiding. NIO GmbH

Gegevensbescherming

Montgelasstrasse 14

81679 München

Duitsland

privacy.eu@nio.io

00 8000 999 6699 (EU) / 800 24 789 (Noorwegen)

TPS eCall

TPS eCall is een door derden ondersteunde eCall-service met 112-verbinding in de EU. ARC Europe SA fungeert als de TPS-provider voor TPS eCall van NIO, en exploiteert de TPS eCall van NIO met een 24/7-beschikbaarheid.

De TPS eCall-medewerkers bieden gebruikers diensten in hun eigen taal aan op basis van de taal die in de auto is ingesteld. TPS eCall-medewerkers beoordelen of een oproep vals is of een echt noodgeval betreft voordat zij doorverbinden naar de betreffende alarmcentrale, en zullen een onjuiste oproep annuleren om het juridisch risico van onnodig verbinden met de alarmcentrale te vermijden. Als zich incident voordoet, kan een TPS-medewerker de oproep van de gebruiker doorsturen naar een pechhulpdienst of de gebruiker adviseren om contact op te nemen met zijn of haar verzekeringsmaatschappij als die pechhulp levert. Als wordt beoordeeld dat het incident een aanrijding of noodgeval is, stuurt de TPS-medewerker basisgegevens door naar de plaatselijke alarmcentrale en volgt hij de voortgang van de hulpdiensten. Tijdens het ondersteuningsproces kunnen TPS-medewerkers optreden als vertaler tussen de gebruiker en de plaatselijke pechhulpdiensten om taalbarrières in noodsituaties te omzeilen.

TPS eCall kan door de hoofdgebruiker worden ingesteld in "Instellingen – Algemeen" op de instellingenpagina van het ICS van de auto, en vervangt dan de wettelijk voorgeschreven eCall. De standaardinstelling is TPS eCall. Zodra de gebruiker een keuze heeft gemaakt, wordt dit opgeslagen in het gebruikersprofiel.

Een NIO TPS eCall kan alleen door de TPS-medewerker worden beëindigd. Informeer de TPS-medewerker in het geval een oproep per ongeluk is gemaakt; de TPS-provider zal de oproep voor u beëindigen.

De noodzakelijke gegevens over uw auto worden verzameld en naar het NIO TPS gezonden en vervolgens doorgestuurd naar de TPS-provider die het noodgeval zal afhandelen wanneer TPS eCall actief wordt geactiveerd door de bestuurder, door een aanrijding of door EDA.

Geüploade TPS eCall-gegevens worden 6 maanden opgeslagen, zodat NIO op het ongeval kan reageren en het kan afhandelen.

Na contact met de bestuurder en passagiers stuurt het TPS-bedrijf de noodzakelijke gegevens door naar de plaatselijke alarmcentrale in de plaatselijke taal zodat de bestuurder verder kan worden geholpen.

De TPS-provider mag alleen de volgende gegevens verzamelen en verwerken, en deze waar nodig doorsturen naar de plaatselijke alarmcentrale:

  • Service-informatie over het rijden:

    • Type aanrijding (voor, zijkant, achter, enz.) en delta-snelheid (verandering in snelheid) (Vx en Vy).OPMERKING: Delta Velocity verzamelt de verandering in snelheid elke 10 ms op de X-as en Y-as gedurende 250 ms na de aanrijding.) ;

    • Huidige locatie en rijrichting van de auto;

    • Rijsnelheid;

    • Type aandrijvingsopslag van de auto;

    • Geactiveerde airbags (hoeveel airbags er na de aanrijding zijn geactiveerd);

    • Taal ingesteld op het middendisplay;

    • Aantal passagiers;

  • Contactgegevens:

    • Naam gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd);

    • E-mailadres gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd);

    • Mobiel nummer gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd).

  • Basisinformatie over de auto:

    • Merk/Model/Kleur/Modeljaar.

    • VIN-nummer.

Starthulp

Als de auto niet normaal kan worden gestart omdat de 12V-accu leeg is, kunt u starten door deze met behulp van een startkabel aan te sluiten op de 12V-accu van een andere voertuig.

Opgelet For NT2, when starting the vehicle with jumper cables, it is crucial to avoid contact between two vehicles. If the two vehicles' low-voltage battery-positive terminals are connected, the current may run right away, causing damage to the vehicles.
  • Wanneer de auto met behulp van startkabels wordt gestart, is het van groot belang dat de twee voertuigen elkaar niet raken. Als de pluspolen van de 12V-accu van de twee voertuigen met elkaar worden verbonden, kan de stroom direct gaan lopen, waardoor de voertuigen worden beschadigd.

  • Verzeker u ervan bij het aansluiten van de startkabels op de voertuigen om eerst de pluspolen te verbinden, gevolgd door de minpolen.

  • Wanneer startkabels worden gebruikt om een externe voedingsbron te initialiseren, zijn spanningsvereisten van toepassing. Neem contact op met het NIO Service Center wanneer de accu leeg is om beschadiging van de accu te voorkomen.

Hoe u een auto moet starten met startkabels:

  1. Zet de auto in de parkeerstand, verzeker u ervan dat de 12V-accu is uitgeschakeld en correct is verbonden met het elektrisch systeem van de auto. Open de klep van de bagageruimte achterin en kijk waar de 12V-accu zit in de te helpen auto (A).

  2. Sluit het ene uiteinde van de rode kabel aan op de pluspool (+) van de 12V-accu van de te helpen auto (A).

  3. Sluit het andere uiteinde van de rode kabel aan op de pluspool (+) van de 12V-accu in het helpende voertuig (B).

  4. Sluit het ene uiteinde van de zwarte kabel aan op de minpool (–) van de 12V-accu van het helpende voertuig (B).

  5. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op een goed massapunt op de 12V-accu van de te helpen auto (A).

  6. Start het helpende voertuig, wacht enkele minuten en start daarna het te helpen voertuig. Kijk of het te helpen voertuig A normaal gestart kan worden.

  7. Nadat u de te helpen auto A met succes hebt gestart, schakelt u de voeding van het helpende auto B uit. Koppel de startkabels los in omgekeerde volgorde van de aansluitvolgorde en berg ze goed op.

De auto in een noodgeval van buitenaf ontgrendelen

Wanneer de auto niet van buitenaf kan worden ontgrendeld met reguliere methoden (met de smart key, sleutelloze ontgrendeling, de NIO-app of NFC-sleutel), kan de fysieke noodsleutel worden gebruikt om het bestuurdersportier te ontgrendelen.

Opgelet 请将物理应急钥匙带出车外并妥善保管,以备紧急解锁或上锁时使用。

Bewaar de fysieke noodsleutel op een veilige plaats buiten de auto, zodat u deze kunt gebruiken om in noodgevallen de auto te vergrendelen of te ontgrendelen.

De gebruiksinstructies voor de fysieke sleutel zijn als volgt:
  1. Gebruik de schuifknop op de fysieke sleutel en trek het metalen deel van de fysieke sleutel eruit.

    GUM181059
  2. Houd het voorste deel van de portierhendel op de buitenkant van het bestuurdersportier ingedrukt zodat de portierhendel naar buiten beweegt.

    GUM220183
  3. Houd de portierhendel op de buitenkant van de auto met één hand vast terwijl u de fysieke sleutel met de andere hand in het sleutelgat van de portierhendel steekt. Draai de sleutel linksom om het bestuurdersportier te ontgrendelen.

    GUM220184
  4. Om de auto te vergrendelen kunt u de fysieke sleutel gebruiken om de groef in het sleutelgat aan de zijkant van het portier naar de verticale stand te draaien. Nadat het portier gesloten is, wordt deze vergrendeld.

    GUM220186
Opgelet 使用物理应急钥匙解锁主驾车门后,若需使用智能钥匙上锁车门前,需打开车门使车门锁芯复位,避免主驾车门将处于解锁状态,守护车辆安全。

Nadat u het bestuurdersportier hebt ontgrendeld met behulp van de fysieke noodsleutel, moet u, als u daarna de portieren wilt vergrendelen met de smart key, eerst het bestuurdersportier één keer ontgrendelen en vergrendelen om de cilinder van het portierslot terug te stellen. Hiermee wordt voorkomen dat het bestuurdersportier ontgrendeld blijft.

Het portier van binnenuit openen in geval van nood

Als de hele auto is vergrendeld en het portier in een noodgeval moet worden geopend (bijvoorbeeld wanneer de elektronische schakelaar op de binnenhandgreep niet werkt of de auto doordrenkt is met water), moet u één keer aan de mechanische schakelaar van de binnenhandgreep trekken om het betreffende portier te openen.

Opgelet ES7 Opening the Door from Inside in an Emergency
  • Wanneer de 12V-accu van het voertuig bijna leeg is, kan de fysieke noodsleutel alleen worden gebruikt om het portier aan de bestuurderszijde te ontgrendelen. Op dat moment kan de noodsleutel niet worden gebruikt om het hele voertuig te ontgrendelen. De andere portieren kunnen dan alleen worden ontgrendeld en geopend door te trekken aan de mechanische hendel op de binnenhandgreep van het portier.

  • Geen van beide achterportieren kan van binnenuit worden geopend wanneer de kinderslotfunctie is ingeschakeld. Ze kunnen alleen van buitenaf worden geopend nadat de auto is ontgrendeld.

  • In het geval van een ongeval dat voldoende ernstig is om de airbag te activeren, wordt het kinderslot van de achterportieren automatisch ontgrendeld.

De achterklep in noodgevallen openen

Open het ovaal-vormige blok boven de vergrendeling vanuit de binnenkant van de bagageruimte achterin en gebruik uw vingers om de knop in de opening te verplaatsen en de achterklep te openen.

Evacuatie in noodsituaties

In geval van gevaar of een noodsituatie met de auto, evacueert u de auto zo snel mogelijk en roept u hulp in terwijl u goed let op uw persoonlijke veiligheid.

Botsingen

Als uw auto betrokken is bij een ernstig aanrijdingongeval en het veilig is om uit de auto te stappen, verlaat u onmiddellijk de auto en gaat u naar een veilig gebied om verdere schade te voorkomen.

Autobrand of abnormale temperatuur

Als uw auto rookt uitstoot, in brand staat of in een andere noodsituatie verkeert, moet u de auto snel verlaten en naar een veilig gebied gaan om uw persoonlijke veiligheid te garanderen.

Als op het middendisplay van de auto waarschuwingen worden weergegeven over abnormale storingen in de auto of het accupakket, parkeert u de auto terwijl u goed op uw veiligheid let. Stap snel uit de auto en evacueer naar een veilig gebied om uw persoonlijke veiligheid te garanderen.

Auto onder water

Als uw auto vast komt te zitten in een ernstig overstroomd gebied, zoals een onderdoorgang of een laaggelegen weg, verlaat u onmiddellijk de auto en gaat u naar een veilig gebied om uw persoonlijke veiligheid te garanderen.

Ernstige autopech

Als uw auto tijdens het rijden een ernstig defect vertoont of als het middendisplay een ernstige storing in de auto aangeeft, parkeert u de auto terwijl u goed op uw veiligheid let. Verlaat dan snel de auto en roep hulp in.

Diverse

Andere scenario's waarin het nodig is om de auto onmiddellijk te evacueren.

EHBO-kit

Uw auto is uitgerust met een EHBO-kit die zich in het zijvak van de bagageruimte bevindt. De EHBO-kit bevat de noodzakelijke medische hulpmiddelen voor een eerste behandeling in noodsituaties. Voor specifieke instructies over het gebruik van de hulpmiddelen raadpleegt u de handleiding inbegrepen in de kit.

De EHBO-kit is 5 jaar houdbaar . Nadat deze tijd verstreken is, neemt u contact op met NIO om een nieuwe aan te schaffen.

GUM194716

Beschermende uitrusting voor reddingsacties

Het e-aandrijflijnsysteem van de auto wordt aangedreven door de hoogspanningsaccu. Na een ernstige aanrijding kan lekkage van hoogspanningsstroom of accuvloeistof optreden. Daarom moet de reddingsoperatie aan het voertuig worden uitgevoerd door professionele reddingswerkers die geschikte beschermingsmiddelen dragen om hun persoonlijke veiligheid te garanderen.

Waarschuwing 对车辆进行操作时请确保身上未携带金属制品(如项链、手表等),以免发生电击伤害。

Verwijder alle metalen objecten (zoals kettingen en horloges) vóórdat er iets wordt gedaan. Het negeren van deze voorzorgsmaatregel verhoogt het risico op elektrische schokken.

Elektrische bescherming

Gebruik de volgende beschermingsmiddelen om letsel door elektrische hoogspanningsschokken te voorkomen:
  • Isolerende rubberhandschoenen (elektrisch isolerend tegen spanningen >500V)

  • Veiligheidsbril

  • Isolerend veiligheidsschoeisel

  • Gereedschappen met geïsoleerde beschermlaag

Chemische bescherming

Draag in het geval van een acculekkage of mogelijk risico van acculekkage de volgende beschermingsmiddelen om letsel aan uw huid en gezicht te voorkomen:
  • Gezichtsbescherming

  • Oplosmiddelbestendige handschoenen

Het hoogspanningscircuit onderbreken:

Als u het hoogspanningscircuit moet onderbreken, moet u eerst de stekker voor hoogspanning-uitschakeling in noodgevallen uittrekken (deze bevindt zich aan de linkerkant in de bagageruimte voorin) en daarna de kabel losmaken die op de minpool van de 12V-accu is aangesloten (deze bevindt zich aan de linkerkant in de bagageruimte achterin).

Zo onderbreekt u het hoogspanningscircuit:
  1. Trek tweemaal aan de afdekplaat van de hendel in het passagierscompartiment om de kap van de voorbak te ontgrendelen.

  2. Zet de kap van de voorbak omhoog.

  3. Trek de stekker voor HV-uitschakeling uit, zo onderbreekt u het hoogspanningsvoedingscircuit, verwijder de stekker en leg hem op een veilige plaats.

  4. Koppel de kabel los van de minpool van de 12 V-accu en omwikkel deze na het losmaken in isolerend materiaal om geleiding bij onbedoeld contact te voorkomen.

Berging van de auto na een ongeval

Opgelet 本车辆不适合使用车轮着地的牵引方式进行牵引,请勿使用牵引链条直接牵引车辆。
  • Dit auto mag niet worden gesleept met vier wielen op de grond. Sleep de auto niet rechtstreeks met een sleeptouw.

  • De sleepoog worden alleen aanbevolen voor het verplaatsen van de auto vanaf een vlakke ondergrond op een auto-ambulance.

  • Wanneer het voertuig vastzit in de sneeuw, modder of zand, of wanneer de wielen geblokkeerd zijn en niet vrij kunnen draaien, mag u niet een sleepoog gebruiken om het voertuig te slepen. Neem contact op met het NIO Service Center.

Waar nodig kan de auto op een auto-ambulance worden vervoerd. De auto op de auto-ambulance takelen:
  1. Neem het sleepoog uit de noodset in de bagageruimte achterin.

  2. Druk op de onderkant van de sleepoogklep aan de voorkant van de auto om de klep (1 in de afbeelding) te openen. Steek het sleepoog in de opening en draai tot het sleepoog stevig vastzit (2 in de afbeelding). Het sleepoog aan de achterkant van de auto (indien voorzien) wordt op dezelfde manier bevestigd als het sleepoog aan de voorkant.

  3. Trap het rempedaal in terwijl de auto in de parkeerstand staat. Ga op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Rijden en parkeren > Neutraalstand. De auto geeft de parkeerrem vrij en kan nu worden gesleept.

  4. Voordat u de auto laat slepen moet u het contact uitschakelen, de alarmknipperlichten aanzetten, u ervan verzekeren dat niemand meer in de auto is en vervolgens de hele auto vergrendelen.

  5. Bevestig de sleepketting aan het sleepoog en sleep de auto langzaam op de auto-ambulance.

  6. Als de auto op de juiste plaats op de auto-ambulance is gesleept, moet u wielblokken aanbrengen en de wielen vastzetten met spanbanden.

  7. Alvorens de auto te transporteren op een auto-ambulance, verlaat u op het middendisplay de neutraalstand en tikt u op Rijden en parkeren > Krikmodus. Hiermee kunt u de huidige hoogte van de luchtvering vastzetten om mogelijke schade als gevolg van hobbels tijdens transport te voorkomen.

Opgelet 在确保车辆没有安全风险的前提下才可拖离现场。-NT2
  • Alleen als er geen veiligheidsrisico is voor het voertuig, mag het van de locatie worden weggesleept. Als het accupakket van de auto vervormd is, als er accuvloeistof lekt of rookvorming is, moeten de veiligheidsrisico's eerst worden weggenomen.

  • Als u niet op de normale manier in de neutraalstand kunt schakelen, kunt u proberen om de 12V-accu opnieuw te starten. Als het niet mogelijk is om de parkeerrem los te zetten, kan het voertuig over een zo kort mogelijke afstand worden verplaatst met behulp van wieldollies of een platformlier.

  • Trap het rempedaal of het gaspedaal niet hard in terwijl u op het middendisplay de Neutraalstand verlaat.

  • Wanneer de parkeerrem wordt vrijgezet en het voertuig kan worden gesleept, bestaat op een helling het risico dat de auto naar beneden rolt. Indien nodig moet u in combinatie met de parkeerrem ook stopblokken gebruiken.

Reddingsactie bij een te water geraakt voertuig

Opgelet It is recommended not to stay in deep water (preferably not exceeding the battery base plate) for a long time when the vehicle is wading. Otherwise, it may cause damage to the high-voltage components of the vehicle.

Bij het doorwaden van ondergelopen wegen is het aanbevolen om niet gedurende lange tijd in diep water te rijden (bij voorkeur niet hoger dan de bodemplaat van de accu). Anders kunnen de hoogspanningscomponent van de auto beschadigd raken.

Ervan uitgaande dat de carrosserie en het chassis van het voertuig niet beschadigd zijn, wordt het risico op elektrische schokken niet groter door een korte onderdompeling in water. Wanneer professionele reddingswerkers aan de slag moeten bij een ondergedompeld of te water geraakt voertuig, moeten zij echter een geschikte beschermende uitrusting dragen. Op voorwaarde dat de isolerende bescherming verzekerd blijft, moet de auto uit het water worden gehaald. Daarna kan het portier worden geopend en moet de auto worden uitgeschakeld. Vervolgens kan het interieur worden gereinigd en kunnen watervlekken e.d. worden verwijderd. Na controle op elektriciteitslekken kunt u het hoogspanningscircuit op de normale manier onderbreken.

Waarschuwing When dealing with flooded vehicles, if rescue personnel do not wear appropriate protective rescue equipment, serious injury or even death can occur as a result.

Als reddingswerkers bij het werken met ondergelopen of te water geraakte voertuigen geen geschikte beschermende reddingsuitrusting dragen, kan dit leiden tot ernstig letsel of zelfs de dood tot gevolg hebben.

Redding bij autobrand

Waarschuwing 如果车辆发生火灾,切勿直接触摸车辆任意部分。请穿戴正确的防护装备对其进行操作。
  • Als het voertuig in brand staat, mag u geen enkel deel van het voertuig aanraken. Reddingsoperaties moeten worden uitgevoerd door professionele hulpdiensten die de juiste beschermingsmiddelen dragen.

  • De gassen opgeslagen de gascilinders van de gordijnairbags en de hogedrukgascilinders van de luchtvering kunnen bij hoge temperaturen uitzetten en een explosie veroorzaken. Wees altijd voorzichtig om persoonlijk letsel te voorkomen.

Brandblussers mogen worden gebruikt als de hoogspanningsaccu niet bij de brand in de auto betrokken is.

Als de hoogspanningsaccu van de auto verhit of ontstoken is, of zelfs maar verbogen, gebarsten of beschadigd is, koelt u de hoogspanningsaccu af met een grote hoeveelheid water of een brandblusser met gemengd schuim (F500 wordt aanbevolen). Nadat de accu volledig is afgekoeld (dit kan tot 24 uur duren), monitort u de situatie nog een uur en verzekert u zich ervan dat de accu niet meer warm wordt voordat u de auto verplaatst naar een open ruimte met een vlakke ondergrond. Zet een veilig gebied af van 15 meter om te voorkomen dat niet-betrokken personen de auto kunnen aanraken.

Waarschuwing 对着火的高压电池采取降温措施后需警惕高压电池有复燃风险,避免运输过程中造成二次伤害。

Nadat u maatregelen hebt genomen om de brandende hoogspanningsaccu af te koelen, moet u alert blijven op het risico dat de accu opnieuw vlam vat om gevaren te voorkomen tijdens het transport van de beschadigde auto.

Reddingsactie bij een voertuig met acculekkage

Waarschuwing 若车辆发生碰撞事故导致高压电池液体泄漏应由专业救援人员操作,且务必佩戴防护面罩以及溶剂隔离手套,切勿直接碰触液体。

Als lekkage van de hoogspanningsaccu door een botsing wordt veroorzaakt, dient de reddingsactie uitgevoerd te worden door professionals die gebruik maken van beschermende gezichtschermen en chemicaliënbestendige handschoenen. Raak de vloeistoffen nooit direct aan.

Als de hoogspanningsaccu lekt, kan deze warmte genereren en zelfs brand veroorzaken. Koel de hoogspanningsaccu eerst af en ruim daarna de vloeistoffen op:
  • Als de lekkage niet ernstig is, gebruikt u een vloeistofabsorberend vel om de vloeistof op te ruimen en plaatst u het vel vervolgens in een afgesloten bak of ruimt u het vel op door middel van verbrandt.

  • Als de lekkage ernstig is, ruimt u de vloeistoffen op door de richtlijnen voor het verwerken van gevaarlijk chemisch afval te volgen. Giet calciumgluconaatoplossing over de gelekte vloeistoffen.

Opgelet 若人体不慎接触泄露液体时,应尝试消除污染的衣物并立即用肥皂和大量水冲洗15分钟,直到没有化学物质残留。若无改善或出现不适症状,请立即就医。

Indien vloeistoffen per ongeluk in contact komen met de huid, dient u de aangetaste kleding te verwijderen en de huid 15 minuten lang onder stromend water met zeep te reinigen totdat alle chemische restanten zijn verwijderd. Raadpleeg onmiddellijk een arts als de irritatie of het ongemak niet verbetert.

Zone voor snijden en knippen door de hulpdiensten

Waarschuwing 专业救援人员对车辆进行切割操作时务必使用液压切刀等合适的工具,并穿戴适当的个人防护装备,避免造成严重的人身伤害。

Bij het knippen in de auto moeten professionele hulpdiensten geschikt gereedschap gebruiken, zoals hydraulische scharen, en geschikte beschermingsmiddelen dragen om ernstig persoonlijk letsel te voorkomen.

Wanneer snijden of knippen door de hulpdiensten noodzakelijk is, moeten geschikte gereedschappen worden gebruikt. Er mag niet worden gesneden of geknipt in de zones van de auto met hoogspanning of hoge druk (bijvoorbeeld componenten die met de airbags te maken hebben en hoogspanningscomponenten), zoals aangegeven in de kernzones in de onderstaande afbeelding.