Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding EL6

Disclaimer voor EL6

Bedankt dat u voor de EL6 van NIO hebt gekozen (hierna "EL6" genoemd). De EL6 is een slimme, elektrische auto. Tijdens uw groene reis met de EL6 voorzien wij u van attente en doordachte gebruikersdiensten.

We adviseren u om de "Gebruikershandleiding" op het middendisplay door te nemen en alle nodige informatie over het gebruik van de auto te leren, voordat u de reis met de EL6 begint.

  • Niemand mag zonder wettelijke en geldige toestemming kopieën maken of wijzigingen aanbrengen in de inhoud (geheel of gedeeltelijk) van deze Handleiding.

  • Niemand mag zonder wettelijke en geldige toestemming onderdelen van het voertuig ombouwen, afstellen of demonteren, dit om functionele storingen of persoonlijk letsel te voorkomen.

  • De gebruikte labels, tekens en afbeeldingen en ook de inhoud zelf van deze handleiding zijn slechts bedoeld ter illustratie.

De werkelijke uitrusting, configuratie, functies, enz. van uw auto kunnen afwijken van de beschrijvingen en afbeeldingen in deze handleiding. Ze kunnen worden geüpgraded als er een nieuwe softwareversie in uw auto wordt geïnstalleerd. Zie de werkelijke uitrusting, configuratie, functies, enz. van uw auto. Voor alle duidelijkheid: NIO behoudt zich het recht voor om te beslissen of en wanneer er een upgrade van de uitrusting, configuratie, functies en bijbehorende software voor de auto wordt geleverd, waarbij rekening wordt gehouden met veiligheidsaspecten, naleving van wet- en regelgeving en eventuele andere overwegingen.

Houd u strikt aan de waarschuwingen die in deze handleiding worden vermeld. Dit zal u helpen de auto veiliger te gebruiken. Let goed op andere waarschuwingsinformatie die u van NIO krijgt. Zorg ervoor dat u de nieuwste versie van de handleiding zorgvuldig leest en dat u de functies van de EL6 leert kennen voordat u uw auto gebruikt. Als de EL6 niet op de juiste manier wordt bediend, kan er letsel bij u of anderen ontstaan, of kan er schade aan de auto of verlies van eigendommen optreden. NIO kan in dat geval niet aansprakelijk worden gesteld.

  • Waarschuwing: Deze inhoud heeft nauw betrekking op persoonlijke veiligheid. Neem deze altijd in acht! Als u dit niet doet, kan dat leiden tot persoonlijk letsel of een ernstig ongeval.

  • Let op: Dit is bedoeld om u te adviseren hoe u mogelijke schade aan de auto of verlies van eigendommen kunt vermijden.

  • Opmerking: Dit biedt u suggesties voor een beter gebruik van uw auto.

Indien u vragen heeft over deze handleiding of wanneer u noodhulp nodig heeft, kunt u telefonisch contact opnemen met de NIO Hotline of contact opnemen met NIO via E-mail.

NIO Hotline

E-mail

Denemarken

00 8000 999 6699

contact.dk@nio.io

Zweden

00 8000 999 6699

contact.se@nio.io

Nederland

00 8000 999 6699

contact.nl@nio.io

Duitsland

00 8000 999 6699

contact.de@nio.io

Noorwegen

00 47 800 24 789

contact.no@nio.io

Find My Car

Om de auto te vinden wanneer die een eind weg geparkeerd staat

U, of een gemachtigde gebruiker, kunt de informatie over de plaats waar de auto geparkeerd is nakijken in de mobiele app, zodat u de auto gemakkelijk terugvindt. Wanneer de auto verbonden is met het netwerk, kunt u de huidige plaats waar de auto geparkeerd staat controleren bovenaan de pagina "Mijn auto" in app op uw mobiele telefoon. Tik op de locatie-informatie om de plaats waar de auto staat te controleren op de interface van de kaart.

Om de auto te vinden wanneer deze dichtbij staat

Wanneer niet met de auto wordt gereden en de geldige sleutel zich binnen 70 meter van de auto bevindt (dit varieert afhankelijk van de status van de smart key en de omgeving van de auto), drukt u binnen 3 seconden twee keer op de vergrendelknop van de smart key zodat de claxon van de auto een geluidssignaal voortbrengt en de richtingaanwijzers knipperen, waardoor u weet waar de auto zich bevindt. Druk na vijf seconden opnieuw op de vergrendelknop om de Find My Car-signalen te stoppen. Als u dat niet doet wordt de functie Find My Car na tien seconden automatisch uitgeschakeld.

Als de Bluetooth-sleutelfunctie van uw mobiele telefoon is ingeschakeld of als de auto verbonden is met het netwerk, kunt u uw auto ook zoeken door in de app op uw mobiele telefoon op de pagina "Mijn auto" op de knop "Find My Car" te tikken, waardoor de claxon van de auto een geluidssignaal voortbrengt en de richtingaanwijzers knipperen. Druk opnieuw op deze knop om het Find My Car locatieverzoek te annuleren.

Ontgrendelen/vergrendelen met de smart key

Voordat u de auto binnengaat, kunt u de smart key gebruiken om de auto te ontgrendelen. Afhankelijk van de status van de smart key en de omgeving van de auto, is het grootste effectieve bereik van de smart key 30 - 70 meter buiten de auto.

De knoppen en functies van de smart key zijn de volgende:
  1. Ontgrendelknop

    • Wanneer de auto in de P-stand staat, ontgrendelt u de auto door indrukken van deze knop. Na het ontgrendelen knipperen de richtingaanwijzers van de auto drie keer om aan te geven dat de auto met succes is ontgrendeld. Na de succesvolle ontgrendeling, komen de portierhendels op de buitenkant van de auto automatisch naar buiten.

    • Na het ontgrendelen van de vier portieren met de smart key, kunt u de achterklep zonder sleutel vanaf de buitenkant openen.

    • Houd de ontgrendelknop ingedrukt om alle ruiten tegelijkertijd te openen. Laat tijdens het openen van de ruiten de ontgrendelknop los en de ruiten zullen in hun huidige stand blijven staan.

    • U kunt de ontgrendelmethode van de smart key instellen op het middendisplay: ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren >Ontgrendelmodus van de auto.

      • Als u "Hele auto ontgrendelen" selecteert, hoeft u slechts eenmaal op de ontgrendelknop te drukken om alle portieren van de auto tegelijkertijd te ontgrendelen.

      • Als u "Bestuurdersportier ontgrendelen" selecteert, zal door de eerste keer op de ontgrendelknop te drukken alleen het bestuurdersportier worden ontgrendeld, en door nogmaals op de ontgrendelknop te drukken de overige drie portieren worden ontgrendeld.

  2. Vergrendelknop

    • Wanneer de auto in de P-stand staat en alle portieren (inclusief de motorkap en achterklep) gesloten zijn, ontgrendelt u de gehele auto door indrukken van deze knop. Nadat de hele auto is vergrendeld, knipperen de richtingaanwijzers aan beide zijkanten één keer en brengt de claxon één keer een geluidsignaal voort om aan te geven dat de auto met succes is vergrendeld. Tegelijkertijd gaan de portierhendels op de buitenkant van de auto naar binnen en worden de buitenspiegels automatisch ingeklapt (ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Buitenspiegel > Spiegels automatisch inklappen na vergrendelen om het automatisch inklappen van de buitenspiegels in te stellen.

    • De vergrendelde achterklep kan alleen vanaf de buitenkant met de smart key worden geopend.

    • U kunt het geluidsignaal van de claxon in- en uitschakelen op het middendisplay door de pagina Instellingen te openen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay door te tikken op Geluid > Geluidsignaal van auto > Geluidsignaal bij vergrendelen.

    • Houd de vergrendelknop ingedrukt om alle ruiten tegelijkertijd te sluiten. Laat tijdens het sluiten van de ruiten de vergrendelknop los en de ruiten zullen in hun huidige stand blijven staan.

    • Wanneer de auto niet in de rijstand staat en de geldige smart key zich binnen 70 meter van de auto bevindt, kunt u hier binnen drie seconden twee keer op drukken om de functie Find My Car te starten, waarna de richtingaanwijzers knipperen en de claxon een geluidsignaal voortbrengt. Druk na vijf seconden opnieuw op de vergrendelknop om de Find My Car-signalen te stoppen. Als u dat niet doet wordt de functie Find My Car na tien seconden automatisch uitgeschakeld.

    • Wanneer alle portieren gesloten zijn, kunt u buiten de auto op de vergrendelknop van de smart key drukken. Op dat moment wordt de auto vergrendeld. De richtingaanwijzers zullen één keer knipperen en de claxon brengt één keer een geluidsignaal voort om aan te geven dat de auto met succes is vergrendeld. In het geval een portier niet gesloten is, kan op dat moment de auto niet worden vergrendeld door op de vergrendelknop te drukken en ontvangt u een herinneringsmelding in de NIO-app die u mededeelt dat de auto niet met succes is vergrendeld.

  3. Achterklep-openknop

    Als de achterklep gesloten is, houdt u deze knop ingedrukt om de achterklep te openen. Als de achterklep open is, houdt u deze knop nogmaals ingedrukt om de achterklep te sluiten.

Waarschuwing 在您离开车辆时如果有人或宠物留在车内,请务必携带智能钥匙,钥匙留在车内可能造成车内人员意外伤害。

Wanneer u een persoon of een huisdier in het voertuig achterlaat, moet u ervoor zorgen dat u uw slimme sleutelhanger bij u heeft. Voorkomen is beter dan genezen, dus laat nooit iemand en ook geen huisdieren alleen achter in de auto.

Opgelet NT2智能钥匙
  • De smart key is een elektronische component. Voorkom stoten, demonteren of achterlaten op een plaats met een hoge temperatuur, luchtvochtigheid of sterke trillingen.

  • Als er nog passagiers aanwezig zijn in de auto op het moment dat u deze vergrendelt, kunt u de vergrendelbediening op de smart key uitvoeren, waarna de passagiers in de auto nog steeds de deuren van binnenuit kunnen openen. Echter, het antidiefstalalarmsysteem zal worden geactiveerd.

  • Als er nog een smart key of een mobiele telefoon met de functie Ontgrendelen/vergrendelen via Bluetooth aanwezig is in de auto nadat deze is vergrendeld, kan de vergrendelbediening op de smart key nog steeds worden uitgevoerd, waarna de app op uw mobiele telefoon u mededeelt dat er nog een sleutel aanwezig is in uw auto.

  • Als een passagier een smart key of een mobiele telefoon met de functie Ontgrendelen/vergrendelen via Bluetooth meeneemt tot meer dan 3 meter verwijderd van uw auto, zal uw auto u mededelen dat een sleutel uit uw auto is verwijderd.

  • Als geen enkel portier of de achterklep wordt geopend binnen 30 seconden nadat de auto is ontgrendeld, worden alle portieren en de achterklep automatisch opnieuw vergrendeld.

  • Als een sleutel verloren of beschadigd is, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center. Neem alle huidige sleutels mee voor de sleutelkoppelingsprocedure en vraag een nieuwe sleutel aan.

Opgelet 智能钥匙亏电时可使用物理应急钥匙上锁驾驶侧车门,所有车门随之一同上锁。

Wanneer de batterij van de sleutelhanger bijna leeg is, gebruikt u de noodsleutel om het bestuurdersportier te vergrendelen. Alle andere portieren gaan tegelijkertijd op slot.

Opmerking 主驾车门关闭且车辆上锁后,若您在关闭其余车门时不慎将智能钥匙留在车内,此时车辆将启用防误锁功能,车辆自动解锁,转向灯闪烁三次且喇叭鸣响三次。

Na het sluiten van de bestuurdersdeur en het vergrendelen van het voertuig, wordt, als u per ongeluk de slimme sleutelhanger in het voertuig laat zitten bij het sluiten van een andere deur, de anti-vergrendelingsfunctie automatisch geactiveerd. In dit geval wordt het voertuig automatisch ontgrendeld, knipperen de richtingaanwijzers drie keer en toetert de claxon drie keer.

Om het vergrendelen van de auto te vergemakkelijken terwijl de auto in de P-stand staat, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruiten > Ruiten automatisch sluiten na vergrendelen, zodat wanneer u de auto vanaf de buitenkant vergrendelt (bijvoorbeeld met de smart key, NFC, NIO-app, sleutelloos vergrendelen en vergrendelen bij weglopen) alle ruiten van de auto automatisch worden gesloten met gebruikmaking van de antibeknellingsfunctie tijdens het sluiten van de ruiten. Als op de smart key of op de knop Ontgrendelen of Vergrendelen met de NIO-app wordt gedrukt tijdens het sluiten van de ruiten, zal het sluiten van de ruiten stoppen.

Opgelet 执行锁车自动关窗时请确保车辆已成功上锁。
  • Bij het aanzetten van de automatische ramensluiter, moet u ervoor zorgen dat het voertuig is vergrendeld.

  • Als een stoel voorin bezet is zullen voor de veiligheid van de inzittenden als het voertuig is vergrendeld de ramen niet sluiten. Laat inzittenden of huisdieren niet achter in het afgesloten voertuig.

  • De automatische raambediening werkt niet in voertuigen die vergrendeld zijn. Ontgrendel in dit geval eerst het voertuig en vergrendel het voertuig vervolgens opnieuw en de ramen sluiten automatisch.

De batterij van de Slimme sleuteltag vervangen

De afstandsbediening werkt met een CR2477-knoopcelbatterij. Als u de batterij moet vervangen, knijp dan stevig in beide zijkanten van de afstandsbediening en schuif uw nagel of een dun plastic voorwerp vanaf de opening aan de onderzijde langs de zijkant van de afstandsbediening totdat het achterklepje kan worden geopend.

Gooi gebruikte batterijen weg volgens de plaatselijke voorschriften en wetgeving. Zie de website van NIO voor meer informatie.

Plaats de knoopcelbatterij met de pluskant omlaag. Als u de batterij hebt geplaatst, lijnt u de contacten van de batterij uit en sluit u het achterklepje goed zodat u de afstandsbediening weer kunt gebruiken.

Opgelet 智能钥匙电量不足时将会影响到遥控解锁车辆功能,此时可尝试靠近车辆进行解锁,若未成功解锁请使用其他方式(如手机 APP 或物理应急钥匙)进行解锁。

Als de batterij van de sleutelhanger bijna leeg is, kan de ontgrendelingsfunctie op afstand worden beïnvloed. In dit geval kunt u proberen het voertuig vanaf een kortere afstand te ontgrendelen. Als het nog steeds niet werkt, gebruik dan andere methoden (bijvoorbeeld de mobiele app of de noodsleutel) om het voertuig te ontgrendelen.

Opgelet 智能钥匙的功能将会受到周围无线电波的干扰,需将其他电子设备(如手机、电脑、平板等)离开钥匙至少 30 厘米。

Radiogolven kunnen de werking van de sleutelhanger beïnvloeden. Houd andere elektronische toestellen (bijv. telefoons, laptops en tablets) op ten minste 30 cm afstand van de sleutelhanger.

Keyless ontgrendelen en vergrendelen

Als u een geldige afstandsbediening bij zich draagt, of op uw smartphone de Bluetooth-sleutel hebt ingeschakeld (in uw jaszak of handtas), dan kunt u de auto zonder sleutel ontgrendelen of vergrendelen door het achterste deel van een van de portierkrukken aan te raken.

Als de afstandsbediening in de auto achterblijft of als een van de portieren (of de achterklep, of de kap van de voorbak) open staat, en wanneer u dan op de vergrendelknop van een van de portieren drukt om de functie "Vergrendelen zonder sleutel" te activeren van buiten de auto, wordt de auto in die situatie niet volledig vergrendeld en klinkt de claxon even om u erop attent te maken dat u de sleutel uit de auto moet meenemen of het betreffende portier eerst moet dicht doen.

Opgelet 进行无钥匙解锁/上锁操作时,车辆需挂 P 挡且车门、前盖及尾门均关上。

Om het voertuig te ontgrendelen/vergrendelen zonder een sleutel te gebruiken, moet u ervoor zorgen dat het voertuig in de parkeerstand staat en dat alle deuren, de motorkap en de kofferbak gesloten zijn.

Opgelet 进行无钥匙上锁操作时,请勿使用蛮力按压车外门把手。

Wanneer u het voertuig zonder sleutel vergrendelt, druk dan niet te hard op de buitendeurgreep.

Waarschuwing 为避免心脏起搏器和无钥匙解锁系统的天线相互干扰,体内植入心脏起搏器的人员应确保与车内天线保持 22 厘米以上的距离。

Patiënten die afhankelijk zijn van pacemakers moeten minstens 22 centimeter uit de buurt van de binnenste antennes blijven, om te voorkomen dat hun pacemakers worden gehinderd door de antenne van het sleutelloze ontgrendelingssysteem.

Locatie van de interne Bluetooth-antennes:

  1. Onder de kap van de binnenspiegel

  2. Boven de B-stijl aan de linkerkant van de carrosserie

  3. Boven de B-stijl aan de rechterkant van de carrosserie

  4. Dak achteraan

  5. Boven de achterbumpersteun

Ontgrendelen of vergrendelen met de NIO-app

Als u ver weg bent van de auto, kunt u in de NIO-app naar de pagina "Mijn auto" gaan en tikken op "Portiersloten" om de portieren vanaf afstand te ontgrendelen en de auto te starten, of om de portieren te vergrendelen. Op dat moment kunt u uw auto uitlenen aan iemand anders.

Om met de NIO-app de auto te ontgrendelen en starten, of te vergrendelen, moet aan de volgende vereisten worden voldaan:
  1. De gebruiker moet de eigenaar van de auto zijn of gemachtigd zijn door de eigenaar.

  2. De auto staat in de parkeerstand en alle portieren zijn gesloten.

  3. De mobiele telefoon en de auto zijn verbonden met het internet.

  4. De functie Ontgrendelen/vergrendelen via Bluetooth op de mobiele telefoon is uitgeschakeld (anders krijgt deze functie de voorkeur).

Opmerking 如果用户因故无法使用手机 APP 执行解锁操作,可以呼叫蔚来汽车服务中心寻求帮助。

Als u of een gemachtigde gebruiker het voertuig niet kan ontgrendelen met behulp van de NIO-app, neem dan contact op met NIO voor hulp.

Ontgrendelen/vergrendelen via Bluetooth

Met de functie Ontgrendelen en starten via Bluetooth kunt u het voertuig eenvoudig en snel ontgrendelen/vergrendelen zonder een sleuteltag.

Open eerst de NIO-app. Tik op Mijn voertuig > Instellingen > Digitale Bluetooth-sleutel om een service Ontgrendelen en starten via Bluetooth aan te maken. Schakel vervolgens deze service en Bluetooth in op uw telefoon en houd uw telefoon dicht bij een ontgrendeld voertuig om het voertuig aan uw telefoon te koppelen en deze service te activeren. Na succesvolle activering laat de bovenkant van de pagina Mijn voertuig zien dat uw telefoon is verbonden met het voertuig via de digitale Bluetooth-sleutel en vervolgens kunt u de digitale Bluetooth-sleutel gebruiken om de slimme sleuteltag te vervangen voor het ontgrendelen en vergrendelen van uw voertuig. Vervolgens wordt uw telefoon bij het naderen automatisch verbonden met uw voertuig. U kunt ook naar de pagina Sleutelbeheer gaan om de digitale Bluetooth-sleutel te beheren of zo nodig te verwijderen.

Als het voertuig in PARK staat, kunt u met de optie Ontgrendelen en starten via Bluetooth op uw telefoon de volgende handelingen uitvoeren wanneer u uw voertuig nadert (op maximaal 30-70 meter - dit is afhankelijk van de status van de Bluetooth-verbinding):

  • Tik op de knop Ontgrendelen/Vergrendelen op de pagina Mijn voertuig van de NIO-app om het voertuig te ontgrendelen/vergrendelen, waarbij de portiergrepen automatisch worden uitgeschoven of ingetrokken.

  • Als u het voertuig hebt ontgrendeld met de digitale Bluetooth-sleutel, hoeft u alleen maar te gaan zitten, het portier te sluiten en het rempedaal in te drukken om het voertuig te starten.

  • Neem uw telefoon mee en raak het aangewezen gebied op de portiergreep aan om het voertuig te ontgrendelen/vergrendelen.

  • Nadat u de functie aankomstontgrendeling op het middendisplay hebt ingeschakeld, wordt het voertuig automatisch ontgrendeld zodra u de opgegeven actieradius rondom het voertuig betreedt.

  • Nadat u de functie verlaatvergrendeling op het middendisplay hebt ingeschakeld, wordt het voertuig automatisch vergrendeld wanneer u het voertuig op de in de telefoon opgegeven afstand verlaat.

  • U kunt op de schakelaar van de bagageruimte drukken of naar de pagina Mijn voertuig van de NIO-app gaan om de bagageruimte te openen/sluiten.

  • U kunt uw voertuig vinden, ruiten bijstellen en uw voertuig via de pagina Mijn voertuig van de NIO-app.

Opgelet 手机蓝牙钥匙
  • Als u het voertuig niet kunt vergrendelen of ontgrendelen met de digitale bluetoothsleutel vanwege een bluetoothverbindingsfout, lost u de fout op en probeert u het opnieuw.

  • Als de bluetoothverbinding tussen uw telefoon en het voertuig mislukt wanneer u het voertuig probeert te starten met de digitale bluetoothsleutel, maakt u opnieuw verbinding via Bluetooth en probeert u het opnieuw.

  • De digitale bluetoothsleutel is alleen beschikbaar voor een gekoppelde telefoon. Als u een nieuwe telefoon gebruikt, maakt u een nieuwe digitale bluetoothsleutel aan en wordt de digitale bluetoothsleutel op de vorige telefoon automatisch uitgeschakeld. Als u zich wilt aanmelden bij het account, moet u de digitale bluetoothsleutel opnieuw activeren.

  • Zowel de eigenaar van het voertuig als geautoriseerde gebruikers kunnen een digitale bluetoothsleutel aanmaken, maar het aantal digitale bluetoothsleutels dat aan het voertuig kan worden gekoppeld, is beperkt.

  • Ook als er personen in het voertuig zitten, kunt u het voertuig nog steeds vergrendelen met de digitale bluetoothsleutel. De inzittenden kunnen zo nodig uit het voertuig stappen, maar het antidiefstalalarmsysteem wordt geactiveerd.

  • Als een slimme sleutelhanger of telefoon met de digitale bluetoothsleutel in het voertuig is achtergelaten, kunt u het voertuig nog steeds vergrendelen met een slimme sleutelhanger en herinnert de NIO-app u aan een sleutel die in het voertuig is achtergebleven.

  • Als een inzittende per ongeluk de slimme sleutelhanger of telefoon met de digitale bluetoothsleutel meer dan 3 meter uit het voertuig haalt, zal het voertuig u herinneren aan een sleutel buiten het bereik.

Ontgrendelen en vergrendelen met NFC

U, of een gemachtigde gebruiker, kunt ook een mobiele telefoon met NFC-functie of een NFC-kaart gebruiken om de auto te ontgrendelen of te vergrendelen. Zodra de auto is ontgrendeld kunt u de achterklep van buitenaf openen. U kunt de NFC-sleutel eenvoudig beheren en deze eenvoudig verwijderen op de interface voor het beheren van het sleutel.

De auto vanaf uw telefoon ontgrendelen of vergrendelen:

  1. Open Mijn auto > Informatie over de auto > NFC-sleutel in app op uw mobiele telefoon, installeer de app "NIO NFC-sleutel" en schakel "Lokale NFC-sleutel" in. Het "NFC"-logo wordt nu weergegeven in de linkerbovenhoek van de interface van "Mijn auto".

  2. Schakel de NFC-functie van de smartphone in en stel NIO in als de standaard betaal-app.

  3. Houd het scherm van de telefoon ontgrendeld, breng de NFC-sensorzone van de telefoon dicht bij de NFC-sensorzone van de B-stijl aan bestuurderszijde. De app geeft nu de melding dat de NFC-sleutel wordt gebruikt. Zodra de auto is ontgrendeld, klapt de portierkruk automatisch uit. De portierkruk klapt automatisch in als de auto wordt vergrendeld. Er klinkt dan ook een duidelijke "klik" die de vergrendeling aangeeft.

Houd de NFC-kaart eventjes dicht bij de NFC-sensorzone van de B-stijl aan bestuurderszijde. De auto wordt nu automatisch ontgrendeld of vergrendeld. Zodra de auto is ontgrendeld, klapt de portierkruk automatisch uit. De portierkruk klapt automatisch in als de auto wordt vergrendeld. Er klinkt dan ook een duidelijke "klik" die de vergrendeling aangeeft.

Opgelet NT2 NFC
  • Het detectiebereik van de NFC is minder dan 10 millimeter. Het wordt aanbevolen om uw mobiele telefoon of NFC-kaart gedurende een korte periode in de NFC-detectiezone te plaatsen om het voertuig te ontgrendelen of te vergrendelen.

  • Als u het voertuig via NFC hebt ontgrendeld, kunt u het nog steeds vergrendelen met uw sleuteltag of de noodsleutel. We raden u aan om altijd uw sleuteltag of telefoon bij u te hebben.

  • Bewaar uw NFC-kaart op een veilige plek. Bescherm deze tegen stoten, buigen, hoge temperaturen, sterke trillingen en vochtschade.

  • Tijdens voertuigupdates kunt u de NFC-functie niet gebruiken. Zorg ervoor dat u de sleuteltag bij de hand hebt om het voertuig te ontgrendelen.

  • Log bij het ontgrendelen of vergrendelen van het voertuig via NFC in op de NIO-app en download de NFC-sleutel opnieuw als u geen geverifieerde NFC-sleutel kunt verkrijgen. Als er geen geverifieerde NFC-sleutel wordt herkend, zorg er dan voor dat het voertuig overeenkomt met het NFC-account. Open vervolgens de NFC-app opnieuw en ontgrendel het scherm van de mobiele telefoon om het voertuig opnieuw te ontgrendelen of te vergrendelen. Als NFC nog steeds niet werkt, neem dan contact op met NIO.

Ontgrendelen en vergrendelen op de middenconsole

U kunt de auto ontgrendelen of vergrendelen met de vergrendelknop op de middenconsole.

Wanneer de auto volledig ontgrendeld is en alle portieren dicht zijn, kunt u de auto vergrendelen door te drukken op de vergrendelknop op de middenconsole. Het middendisplay geeft de vergrendelde status van de auto weer en de led in de knop gaat groen branden.

Wanneer de auto volledig vergrendeld is (niet van buitenaf) of wanneer alleen het bestuurdersportier ontgrendeld is, kunt u de auto ontgrendelen door te drukken op de vergrendelknop op de middenconsole. Het middendisplay geeft de ontgrendelde status van de auto weer en de led in de knop gaat uit.

Ontgrendelen en vergrendelen in noodsituaties

De auto in noodsituaties van buitenaf ontgrendelen/vergrendelen

Wanneer u de auto niet van buitenaf kunt ontgrendelen of vergrendelen met een van de hiervoor genoemde conventionele methoden, kunt u de fysieke noodsleutel gebruiken om het bestuurdersportier te ontgrendelen of te vergrendelen.

Opgelet 请将物理应急钥匙带出车外并妥善保管,以备紧急解锁或上锁时使用。

Bewaar de noodsleutel niet in het voertuig. Berg deze veilig op voor in geval van nood.

De fysieke noodsleutel gebruiken:
  1. Gebruik de schuifknop op de fysieke noodsleutel en trek het metalen deel van de sleutel eruit.

  2. Houd het voorste deel van de buitenportierhendel van het bestuurdersportier even ingedrukt om de hendel te doen uitklappen.

  3. Houd de uitgeklapte buitenportierhendel met een hand vast terwijl u de fysieke noodsleutel met de andere hand in het sleutelgat van de buitenportierhendel duwt. Draai de sleutel nu met de klok mee om het bestuurdersportier te ontgrendelen.

  4. Houd bij het vergrendelen het voorste deel van de buitenportierhendel ingedrukt, draai de fysieke noodsleutel met de klok mee voor één ontgrendelingsactie, en draai de sleutel tegen de klok in om het bestuurdersportier te vergrendelen.

Opgelet 使用物理应急钥匙解锁主驾车门后,若需使用智能钥匙上锁车门前,需打开车门使车门锁芯复位,避免主驾车门将处于解锁状态,守护车辆安全。

Als u het voertuig wilt vergrendelen met de sleuteltag wanneer u deze hebt ontgrendeld met de noodsleutel, reset dan de slotcilinder door het portier aan de bestuurderskant te ontgrendelen en vervolgens te vergrendelen, om het voertuig veilig te houden.

Wanneer de accu van de auto helemaal leeg is, kan de fysieke sleutel alleen het bestuurdersportier vergrendelen. Als u de andere portieren wilt vergrendelen, moet u de portiervergrendeling naar beneden drukken, en dan het portier gewoon sluiten om het te vergrendelen. Het portier kan in zo'n situatie echter niet vanaf de buitenkant worden geopend.

De auto in een noodgeval van binnenuit ontgrendelen

Als de hele auto is vergrendeld en het portier in een noodgeval moet worden geopend (bijvoorbeeld wanneer de elektronische schakelaar op de binnenhandgreep niet werkt of de auto doordrenkt is met water), moet u één keer aan de mechanische schakelaar voor de binnenhandgreep trekken om het betreffende portier te openen.

Opgelet 车内应急开门-有框车门
  • Wanneer de 12V-accu van de auto bijna leeg is, kan de fysieke noodsleutel alleen worden gebruikt om het bestuurdersportier te ontgrendelen. Op dat moment kan de noodsleutel niet worden gebruikt om het hele voertuig te ontgrendelen. De andere portieren kunnen dan alleen worden ontgrendeld en geopend door te trekken aan de mechanische schakelaar bij de binnenhandgreep.

  • Geen van beide achterportieren kan van binnenuit worden geopend wanneer de kinderslotfunctie is ingeschakeld. Ze kunnen alleen van buitenaf worden geopend nadat de auto is ontgrendeld.

  • Bij een ongeval dat zo ernstig is dat de airbag wordt geactiveerd, wordt het kinderslot op de achterportieren automatisch ontgrendeld.

Ontgrendelen bij naderen

Ontgrendelen bij naderen werkt wanneer u een geldige smart key of een mobiele telefoon bij u hebt waarop de functie Ontgrendelen en starten via Bluetooth is ingeschakeld. Zonder de sleutel te pakken zal de auto automatisch worden ontgrendeld zodra u zich binnen 1,5 meter van de B-stijl bevindt.

Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Ontgrendelen bij naderen.

Automatisch ontgrendelen in de parkeerstand

Der auto kan automatisch worden ontgrendeld in de parkeerstand zonder de vergrendelingsfunctie op het middendisplay te gebruiken.

Als de auto automatisch werd vergrendeld door Vergrendelen bij wegrijden (bij een snelheid hoger dan 8 km/u) en de bestuurder de auto tot stilstand brengt door het rempedaal in te trappen en de P-stand te selecteren, wordt de auto automatisch ontgrendeld. Nadat de auto is ontgrendeld, kan de achterklep vanaf de buitenkant zonder sleutel worden geopend.

U kunt configureren hoe de auto in de parkeerstand automatisch wordt ontgrendeld op het middendisplay: ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Automatisch ontgrendelen in de parkeerstand.

Vergrendelen bij weglopen

Vergrendelen bij weglopen werkt wanneer u een geldige smart key of een mobiele telefoon bij u hebt waarop de functie Ontgrendelen en starten via Bluetooth is ingeschakeld. Zonder de sleutel te pakken zal de auto automatisch worden vergrendeld zodra u 3 tot 7 meter ervan verwijderd bent. Als de auto is vergrendeld door middel van vergrendelen bij weglopen, wordt een vergrendelgeluid voortgebracht, knipperen de richtingaanwijzers en, indien Spiegels automatisch inklappen na vergrendelen is ingeschakeld, worden de buitenspiegels automatisch ingeklapt.

Om deze functie in te schakelen, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Vergrendelen bij weglopen. Gebruik vergrendelen bij weglopen alleen op bekende en veilige parkeerterreinen. Nadat vergrendelen bij weglopen is ingeschakeld, verzekert u zich ervan een geldige smart key bij u te dragen of de functie Ontgrendelen en starten via Bluetooth op uw mobiele telefoon in te schakelen, en controleert u of de auto met succes wordt vergrendeld terwijl u wegloopt.

Waarschuwing 离开车辆时请确认车辆已成功自动上锁,保障车内财产安全。
  • Als de wegloopvergrendeling is ingeschakeld, moet u ervoor zorgen dat er geen kind of huisdier in het voertuig achterblijft om ongelukken te voorkomen.

  • Wanneer u de wegloopvergrendeling gebruikt, zorg er dan voor dat het voertuig is vergrendeld via de geluids- of visuele controles van het slot (koplampen, zijspiegels of de NIO-app), om eventuele eigendommen in uw voertuig te beschermen.

  • Wanneer er een andere geverifieerde slimme sleutelhanger in het voertuig ligt of niet aan een andere voorwaarde voor vergrendeling wordt voldaan (zoals een niet sluitende deur, motorkap of laadplatform of de wegloopvergrendeling op het middendisplay uitschakelt), zal de wegloopvergrendeling niet werken.

  • Plaats uw slimme sleutelhanger niet in de buurt van een mobiele telefoon, bluetoothheadset of andere communicatietoestellen. Het voertuig kan zo per ongeluk worden vergrendeld als gevolg van signaalinterferentie.

  • Apparatuur met een sterk magnetisch veld, zoals DC-laders of hoogspanningsstations, kan het signaal van de slimme sleutelhanger verstoren, waardoor het voertuig in bepaalde gevallen per ongeluk kan worden vergrendeld. Het wordt aanbevolen om uw slimme sleutelhanger bij u te dragen om ongemak veroorzaakt door de onbedoelde vergrendeling van het voertuig te voorkomen.

Wegrijvergrendeling

Uw voertuig kan tijdens het rijden automatisch worden vergrendeld.

Wanneer het voertuig is ontgrendeld en alle portieren, de motorkap en de achterklep zijn gesloten, worden alle portieren automatisch vergrendeld zodra de rijsnelheid hoger is dan 8 km/u.

Opmerking 车辆由静止到行驶的过程中,只能触发一次自动上锁功能。

De wegrijvergrendeling wordt alleen geactiveerd wanneer het voertuig overgaat van stilstaand naar bewegend.

Antidiefstalsysteem

Zodra de auto van buitenaf is vergrendeld (inclusief de achterklep en de kap van de voorbak) met de afstandsbediening, mobiele app, NFC-functie of fysieke noodsleutel, wordt het antidiefstalsysteem automatisch ingeschakeld.

Als iemand een portier probeert te openen zonder dat hij of zij een geldige afstandsbediening bij zich heeft (of wanneer deze persoon een afstandsbediening zonder geldige autorisatie bij zich heeft), wordt het antidiefstalsysteem geactiveerd en het alarm gaat af: de richtingaanwijzers knipperen en de claxon werkt. Om het alarm te deactiveren kunt u de auto van buitenaf ontgrendelen met de afstandsbediening, de NIO-app en de NFC-functie.

Portierhendel

Wanneer de auto ontgrendeld is, klappen de deurhendels automatische uit. U kunt het portier dan openen door de binnenkant van de deurhendel licht aan te raken Als u dit doet gaat het portier op een kier open en de ruit zakt een beetje, zodat u het portier gemakkelijk kunt openen. Wanneer u het portier wilt sluiten, duwt u gewoon ertegen, waarna het portier vanuit de halfgesloten positie magnetisch wordt gesloten. Zo wordt het openen en sluiten van de portieren een eenvoudige en gebruikersvriendelijke ervaring.

U kunt de sensorfunctie van de portierhendels aan/uit-schakelen op het middendisplay: Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Portierhendelsensor open.

De portierhendels op de buitenkant van de auto worden automatisch ingetrokken wanneer de auto wordt vergrendeld of zodra de rijsnelheid hoger is dan 8 km/u.

U kunt ook de functie voor het automatisch intrekken van de portierhendels aan/uit-schakelen op het middendisplay: Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren > Automatisch intrekken portierhendels. Nadat deze functie is ingeschakeld, zullen de portierhendels automatisch worden ingetrokken 20 seconden nadat de auto is vergrendeld. Dit voorkomt dat de portierhendels tegen voetgangers aan komen of de portieren kunnen worden geopend door onbevoegden. Door het sensorgebied van de portierhendel (aangegeven door de pijl) voorzichtig aan te raken, komt de portierhendel weer naar buiten.

Waarschuwing 车门自动吸合以及门把手自动收回的过程中,请乘客(尤其儿童)避免将手放入,以免造成人身伤害。

Wanneer de deur automatisch sluit of de buitendeurgrepen automatisch worden ingetrokken, zorg er dan voor dat inzittenden (vooral kinderen) hun handen uit de buurt van de deurgrepen houden. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.

Opmerking 若佩戴绝缘手套导致门把手轻触功能失效,可手动轻拉门把手,即可实现开门及降窗操作。

Als de deurgreep niet uitschuift omdat u beschermende handschoenen draagt, kunt u iets trekken aan de deurgreep om de deur te openen of het raam te laten zakken.

Opgelet 若外门把手无法展开,可按住对应外门把手前部区域,即可手动展开车外门把手。

Als de handgrepen aan de buitenkant van de deur niet automatisch kunnen uitschuiven, drukt u op de voorkant van de handgreep om deze te gebruiken.

U kunt het portier van binnenuit openen met een druk op de elektronische schakelaar op de binnenhandgreep van het betreffende portier. Druk één keer op de schakelaar als het portier ontgrendeld is, en twee keer als het portier vergrendeld is. Het betreffende portier gaat open en de ruit zakt op een kier.

Opgelet Electronic switch for the inner door handles
  • Als de rijsnelheid hoger is dan 3 km/u, wordt de elektronische schakelaar voor de binnenhandgreep van de portieren automatisch uitgeschakeld. Let goed op dat u veilig rijdt.

  • De elektronische schakelaar voor de binnenhandgreep van de portieren kan alleen worden ingeschakeld wanneer het nodig is om de veiligheidsgordel los te maken.

Gemakkelijk instappen en uitstappen

Nadat de portieren geopend zijn, kunnen u en de andere passagiers instappen. De auto is uitgerust met verschillende functies die het in- en uitstappen vergemakkelijken.

Gemakkelijk instappen en uitstappen voor de bestuurder

U kunt de beste stand voor gemakkelijk uitstappen instellen op het middendisplay: terwijl de auto stilstaat en in de parkeerstand staat en u het bestuurdersportier opent om uit te stappen, beweegt de bestuurdersstoel automatisch naar de door u ingestelde uitstapstand (inclusief de verticale en horizontale stand van het zitkussen en de hoek van de rugleuning) en beweegt het stuurwiel automatisch naar de hoogste stand, zodat u gemakkelijk kunt uitstappen en later weer kunt instappen.

U kunt deze functie in-/uitschakelen op het middendisplay: Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Stoelen > Bestuurdersstoel > Gemakkelijk instappen en uitstappen voor de bestuurder. U en de andere gemachtigde gebruikers kunnen een uitstappositie instellen onder de respectieve accounts. Nadat u de uitstapstand van de bestuurdersstoel handmatig hebt ingesteld, tikt u op Stand afstellen > Stoelen > Bestuurdersstoel > Geheugen voor de stand > Uitstapstand, waarna de huidige stand van de stoel wordt opgeslagen onder de betreffende account als de uitstapstand. Telkens wanneer het bestuurdersportier wordt geopend en de veiligheidsgordel wordt losgemaakt (dit kan op het middendisplay worden ingesteld), beweegt de bestuurdersstoel automatisch naar de uitstapstand die onder deze account is opgeslagen.

Opgelet 设置离车位置时,请勿将座椅调节至最后、靠背调节过低,避免影响后排乘客使用。

Verplaats bij het instellen van de uitstappositie de stoel niet naar de achterste stand en zet de rugleuning niet in de laagste stand. Dit kan vervelend zijn voor de passagiers achterin. U kunt de aanbevolen optimale uitstappositie instellen op het middendisplay.

Opgelet Nadat de functie "Eenvoudig instappen" voor de bestuurder is ingeschakeld, worden de bestuurdersstoel, het stuurwiel en de buitenspiegel afgesteld in de rijpositie die op het middendisplay is ingesteld in de geheugenpagina voor de bestuurdersstoel. Dit gebeurt automatisch zodra de bestuurder plaatsneemt en het portier sluit (of zodra het rempedaal wordt ingetrapt).

Nadat de functie "Eenvoudig instappen" voor de bestuurder is ingeschakeld, worden de bestuurdersstoel, het stuurwiel en de buitenspiegel afgesteld in de rijpositie die op het middendisplay is ingesteld in de geheugenpagina voor de bestuurdersstoel. Dit gebeurt automatisch zodra de bestuurder plaatsneemt en het portier sluit (of zodra het rempedaal wordt ingetrapt).

Gemakkelijk instappen en uitstappen voor de voorpassagier

Terwijl de auto stilstaat en in de parkeerstand staat, en het voorpassagiersportier wordt geopend, beweegt de voorpassagiersstoel automatisch naar de standaardstand voor gemakkelijk instappen en uitstappen.

U kunt deze functie in-/uitschakelen op het middendisplay: Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Stoelen > Voorpassagiersstoel > Gemakkelijk instappen en uitstappen voor de voorpassagier. Er zijn twee instellingen voor Gemakkelijk instappen en uitstappen:

  • Uitstappen: door de veiligheidsgordel los te maken of het voorpassagiersportier te openen (in te stellen op het middendisplay), beweegt de stoel automatisch naar de standaardstand. Terwijl de passagier instapt en het voorpassagiersportier sluit, verandert de stoel niet en blijft deze in de stand staan waarin hij stond toen de passagier de laatste keer uitstapte.

  • Uit- en instappen: door de veiligheidsgordel los te maken of het voorpassagiersportier te openen, beweegt de stoel automatisch naar de standaardstand. Wanneer de passagier instapt en het voorpassagiersportier sluit, beweegt de stoel automatisch naar de gebruikelijke stand die onder de bijbehorende account is opgeslagen (in te stellen op het middendisplay onder Voorpassagiersstoel > Geheugen voor de stand).

Opgelet 开启副驾驶轻松进出功能后,请注意周围环境及后排乘客的安全。

Wanneer u Gemakkelijke Toegang Passagier voorin gebruikt, wordt aanbevolen dat u de standaardpositie op de juiste manier instelt en let op de omgeving en de veiligheid van eventuele passagiers op de achterbank.

Achterklep

De achterklep openen en sluiten door op de knop te drukken

Wanneer u de afstandsbediening bij u draagt, drukt u licht op de knop op de handgreep van de achterklep om de achterklep te openen.

Bij het openen van de achterklep kunt u de achterklepknop een paar seconden ingedrukt houden. De stand van de achterklep op dat moment kan automatisch in het geheugen worden opgeslagen.

Opgelet 打开尾门前需清除尾门上的附着物,如雪和冰。否则可能导致尾门打开后再次突然关闭。

Voordat u de kofferbakklep opent, moet u er bij winterweer voor zorgen dat dit vrij is van sneeuw en ijs. Anders kan de kofferbakklep plotseling vanzelf sluiten.

Uw auto is uitgerust met een functie voor het sluiten van de achterklep met één druk op de knop.

Druk op de knop op de achterklep om de klep automatisch te sluiten en te vergrendelen. U hoort een "klik" die de sluiting bevestigt.

De achterklep openen en sluiten op het middendisplay

Veeg naar rechts op de linkerrand van het middendisplay om naar de pagina Snelle toegang te gaan en tik vervolgens op Bagageruimte achterin om de achterklep te openen.

Openen van de achterklep: druk op Drukken en vasthouden om te openen en houd even vast. De achterklep gaat automatisch open.

Sluiten van de achterklep: druk op Drukken en vasthouden om te sluiten en houd even vast. De achterklep sluit automatisch.

Tijdens het openen of sluiten van de achterklep kunt u tikken op de knop voor openen of sluiten, en de beweging stopt.

De achterklep openen en sluiten met de smart key

De achterklep openen: houd de achterklepknop op de afstandsbediening ingedrukt; de achterklep gaat automatisch open.

De achterklep sluiten: houd de achterklepknop op de afstandsbediening ingedrukt; de achterklep sluit automatisch.

Opgelet 如果智能钥匙电量不足,则无法执行该操作,需及时更换电池。

Deze functie is niet beschikbaar wanneer de batterij van de slimme sleutelhanger bijna leeg is. Vervang de batterij zo gauw mogelijk.

De achterklep openen en sluiten in de app op uw mobiele telefoon

Terwijl de auto in de parkeerstand staat en de portieren gesloten zijn, opent u in de app van NIO op uw mobiele telefoon de interface Mijn auto en tikt u op de knop Bagageruimte achterin om de achterklep te openen. U krijgt een melding dat de achterklep is geopend. Tik opnieuw op de gemarkeerde knop Bagageruimte achterin om de achterklep te sluiten. Als de klep tijdens het sluiten wordt geblokkeerd, krijgt u een melding dat het sluiten van de achterklep niet gelukt is.

Opgelet 只有车辆处于联网状态下,才能执行该操作。

Deze handeling kan alleen worden uitgevoerd als het voertuig verbonden is met Internet.

De achterklep openen en sluiten met een schopbeweging

Wanneer u de handen vol hebt of als het gewoon niet uitkomt om de sleutel te pakken, kunt u de achterklep openen met een schopbeweging onder de achterbumper.

Til uw voet ter hoogte van het midden van de achterbumper op tot dicht onder de achterbumper en maak dan een schopbeweging naar voren tot minstens 10 cm onder de bumper en trek uw voet vervolgens snel terug om de achterklep te openen. U kunt de achterklep ook openen door met uw voet zijdelings te bewegen van de ene kant naar de andere, minstens 10 cm onder de achterbumper.

Om de achterklep met een schopbeweging te kunnen openen, moet u uw Bluetooth-sleutel op de mobiele telefoon of de smart key bij u hebben.

Om per ongeluk openen door iemand vlakbij de bagageruimte achterin te voorkomen, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Portier- en ruitvergrendelingen > Schopsensor bagageruimte achterin en schakelt u de functie achterklep openen/sluiten met schopbeweging uit.

Opmerking
横扫时请单向踢,不要频繁来回移动。不要将您的脚停在保险杠下方,否则尾门将不会启动。在尾门停止移动前,不要触碰尾门。
  • Wanneer u uw voet zijdelings beweegt, beweegt u in één richting en niet herhaaldelijk heen en weer.

  • Zet uw voet niet neer onder de bumper. Anders zal de achterklep niet worden geactiveerd.

  • Raak de achterklep niet aan voordat deze stopt met bewegen.

Deze functie kan tijdelijk zijn uitgeschakeld in situaties waaronder, maar niet beperkt tot:

  • Vaak openen en sluiten

  • Een twijfelend been

  • Wanneer er niet binnen het detectiebereik wordt geschopt

Als de achterklep niet reageert, wacht enkele seconden en probeer het opnieuw, of gebruik een andere methode om de achterklep te openen en te sluiten.

Opgelet 车辆需处于静止状态。脚踢的范围大约为车尾中间。
  • Zorg ervoor dat uw voertuig stilstaat.

  • Zorg ervoor dat het bereik van de trapbeweging ongeveer in het midden van de achterbumper ligt.

De achterklep handmatig openen en sluiten

Als de achterklep niet goed geopend/gesloten wordt, moet u de achterklep handmatig openen/sluiten met een langzame en vloeiende beweging.

Waarschuwing 避免大力快速开闭电动尾门,否则可能会导致组件损坏。

Vermijd het krachtig en snel openen en sluiten van de kofferbakklep omdat dit kan leiden tot schade aan het onderdeel.

Antiklembeveiliging van de achterklep

Uw auto is uitgerust met een antiklembeveiliging op de achterklep.

Als een obstakel de beweging van de achterklep bij automatisch openen of sluiten belemmert, stopt het openen of sluiten en wordt de antiklembeveiliging geactiveerd.

  • Het openen wordt onderbroken, de achterklep stopt en een lang waarschuwingssignaal klinkt.

  • Het sluiten wordt onderbroken, de achterklep stopt, er klinkt een lang waarschuwingssignaal en de achterklep gaat weer een stukje omhoog.

Waarschuwing 在打开或关闭前,确认无人在尾门旁,以防夹住可能导致人员受伤。

Om het risico op beknelling uit te sluiten, mag niemand zich in de buurt van de werkzone van de kofferbakklep ophouden vóór het openen of sluiten van de kofferbakklep.

Opgelet 车辆行驶中,请确保尾门处于关闭状态。

Verzeker u ervan dat de achterklep gesloten is wanneer u met de auto rijdt.

Ruitbediening

Er zijn vier knoppen voor het bedienen van de vier ruiten aan de binnenzijde van het bestuurdersportier, zodat de bestuurder alle ruiten eenvoudig kan bedienen.

  1. Ruit aan bestuurderszijde

  2. Ruit aan passagierszijde voorin

  3. Achterruit rechts

  4. Achterruit links

Er bevinden zich ook knoppen voor de ruiten op de armsteunen van de andere drie portieren, waarmee de passagiers de ruiten kunnen bedienen.
  • Zet de knop van de ruit naar voren om de ruit te openen; zet deze knop helemaal naar voren en laat de knop los om de ruit volledig te openen (met één druk ruit openen).

  • Zet de knop van de ruit naar achteren om de ruit te sluiten; zet deze knop helemaal naar achteren en laat de knop los om de ruit volledig te sluiten (met één druk ruit sluiten).

Daarnaast kunt u ook op het middendisplay in de interface van Instellingen op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruiten tikken en Ruiten sluiten, Luchten en ventileren selecteren om alle ruiten van de auto te bedienen.
  • Sluiten: Als deze functie is ingeschakeld, worden alle ruiten gesloten.

  • Openen: Als deze functie is ingeschakeld, worden alle ruiten geopend.

  • Kier: Als deze functie is ingeschakeld, worden alle ruiten ongeveer 25 mm geopend.

  • Favoriet: Houd dit ingedrukt om de huidige standen van alle ruiten te onthouden. Wanneer dit wordt ingeschakeld, worden alle ruiten in de opgeslagen stand gezet.

Wanneer de transmissie van de auto in P wordt gezet en er niemand op de bestuurdersstoel zit, kunt u de ruiten bedienen met de smart key; wanneer de portieren, de motorkap en de achterklep allemaal zijn gesloten, houd de ontgrendelknop op de smart key ingedrukt om alle ruiten te openen; houd dan de vergrendelknop ingedrukt om alle ruiten te sluiten; laat tijdens het openen of sluiten van de ruiten de ontgrendel- of vergrendelknop los om de ruiten in de huidige positie te stoppen.

De vier ruiten van de auto hebben allemaal een antiklembeveiliging. Wanneer de ruit door een vreemd voorwerp wordt geblokkeerd, stopt het sluiten en gaat de ruit weer een stukje open.

Het werkingsgebied van de antiklembeveiliging wordt in de onderstaande afbeelding aangegeven:

Wanneer een van de volgende situaties zich voordoet, wordt de antiklembeveiliging van de betreffende ruit tijdelijk uitgeschakeld, en wordt ook het sluiten van de ruit met één druk op de knop uitgeschakeld (deze twee functies worden automatisch na 10 seconden weer hersteld):
  1. Wanneer de ruit bevriest en het sluiten wordt onderbroken.

  2. Wanneer het sluiten drie keer achter elkaar binnen 15 seconden wordt onderbroken door de antiklembeveiliging.

Als het automatisch sluiten/openen van de ruit en de antiklembeveiliging niet werken (bijvoorbeeld door het herstarten van de auto nadat de 12V-accu leeg was), kunt u dit als volgt opnieuw initialiseren:
  1. Zet de knop van de betreffende ruit naar achteren totdat het glas van de ruit helemaal omhoog staat en de ruit is gesloten.

  2. Laat de knop los; het glas van de ruit gaat iets omlaag. Zet de knop weer naar achteren totdat het glas van de ruit helemaal omhoog gaat.

  3. Druk op de knop voor de ruit totdat het glas van de ruit helemaal omlaag staat en de ruit is geopend.

Zonnedak en zonnescherm

  1. Zonneschermknop

    Druk hard op de achterkant van de zonneschermknop om het zonnescherm met één druk te openen. Druk zacht op de achterkant van de zonneschermknop om zelf te bepalen hoe ver het zonnescherm wordt geopend.

    Druk hard op de voorkant van de zonneschermknop om het zonnescherm met één druk te sluiten. Druk zacht op de voorkant van de zonneschermknop om zelf te bepalen hoe ver het zonnescherm wordt gesloten.

  2. Zonnedakschakelaar

    Druk hard op de achterkant van de zonnedakknop om het zonnedak met één druk te openen en het zonnescherm tot halverwege te openen. Druk zacht op de achterkant van de zonnedakknop om zelf te bepalen hoe ver het zonnedak wordt geopend.

    Druk hard op de voorkant van de zonnedakknop om het zonnedak met één druk te sluiten. Druk zacht op de voorkant van de zonnedakknop om zelf te bepalen hoe ver het zonnedak wordt gesloten.

Opgelet 天窗未完全关闭,遮阳帘也不能完全关闭。

Het zonnedak is niet volledig gesloten. Het zonnescherm kan niet volledig worden gesloten.

Ondanks de antiklemfunctie van het zonnedak en het zonnescherm mag u deze niet willekeurig bedienen om letsel door storingen als gevolg van externe factoren te voorkomen.

Zonnescherm

Het zonnescherm regelt het zonlicht en de zonnestraling op effectieve wijze door de lichtdoorlating van het glazen zonnedak te veranderen.

Het zonnescherm heeft drie modi: schaduw, helder en automatisch.

Schaduwmodus: Het glazen zonnedak heeft de laagste lichtdoorlating waarmee schittering kan worden voorkomen en een zekere mate van warmtewering wordt geboden.

Heldermodus: Het glazen zonnedak biedt een helder zicht op de hemel en heeft een maximale lichtdoorlating.

Automatische modus: Het glazen zonnedak wisselt automatisch tussen de schaduwmodus en de heldermodus op basis van de lichtintensiteit en tijdsduur.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruiten om een modus te selecteren. U kunt ook wisselen tussen de modi op het bedieningsscherm achterin en de interface Snelle toegang, of gewoon door het aan NOMI te vragen.

Opgelet 自动模式状态下,当车外环境较亮并持续几分钟后,将自动切换为遮光模式;当车外环境较暗并持续几分钟后,将自动切换为通透模式。
  • In de automatische modus, wanneer de omgeving helder is en enkele minuten blijft, zal de auto automatisch overschakelen naar de schaduwmodus. De auto zal snel weer terugschakelen naar de heldermodus zodra de buitenomgeving gedurende enkele minuten donker is geweest.

  • De zonneschermfunctie heeft een beveiligingsmechanisme tegen veelvuldige bediening. Na meerdere opeenvolgende bedieningen, zal deze niet reageren op het gevraagde dimmen en zal na 20 seconden de werking hervatten.

  • Het bedrijfstemperatuurbereik van het zonnescherm is -15 °C ~ 65 °C.

  • Wanneer de temperatuur van het glas lager is dan -15 °C, wordt het zonnescherm in een thermische-beveiligingsstand gezet zodat deze in zijn oorspronkelijke stand blijft staan en tijdelijk niet kan worden veranderd. Nadat de temperatuur van het glas is opgelopen tot het bedrijfstemperatuurbereik, hervat het zonnescherm de normale werking.

  • Wanneer de temperatuur van het glas 65 °C of hoger wordt, wordt het zonnescherm in een thermische-beveiligingstand gezet en kan deze alleen handmatig worden omgeschakeld naar de automatische modus of schaduwmodus. Als het zonnescherm in de transparantmodus staat en gedurende lange tijd een extreem hoge temperatuur (hoger dan 85 °C) blijft hebben, zal het zonnescherm automatisch overschakelen naar een schaduwstand om de warmtedoorlating te verminderen en uw auto te beschermen. Nadat de temperatuur van het glas is teruggekeerd binnen het bedrijfstemperatuurbereik, hervat het zonnescherm de normale werking.

  • Het zonnescherm zal automatisch overschakelen naar de schaduwmodus wanneer de auto wordt vergrendeld, en de instellingen zullen worden hersteld zodra u de auto weer gebruikt.

Laadinstructies

Om het voertuig in goede staat te houden, moet u het voertuig onmiddellijk opladen bij laag batterijniveau.

Opgelet 车辆在驻车状态时才可进行充电,车辆处于驾驶状态(将挡位置于R挡或D挡时)及软件升级状态时不可进行充电。

Het voertuig kan alleen in de parkeerstand worden opgeladen. Het kan niet worden opgeladen in een andere versnelling of tijdens het bijwerken van de software.

De laadpoort bevindt zich op de linkerkant van het voertuig. Het voertuig kan worden opgeladen met DC of AC.

Waarschuwing 为避免出现意外,请不要在有易燃气体或液体的地方进行充电作业,请到通风处进行充电。 因高压危险,充电作业时请与充电桩保持一定距离。
  • Om ongelukken te voorkomen, laadt u het voertuig niet op in de buurt van brandbare gassen of vloeistoffen en zorgt u ervoor dat het opladen gebeurt in een goed geventileerde ruimte.

  • Houd tijdens het opladen een veilige afstand van de oplader om risico's als gevolg van hoogspanning te voorkomen. Raak de metalen pinnen van de oplaadconnector of de oplaadpoort niet aan. Dit kan leiden tot letsel.

  • Minderjarigen mogen tijdens het opladen de oplaadapparatuur niet gebruiken of benaderen.

  • Laadapparatuur die tekenen van schade, roest, vocht of vreemde stoffen vertoont, mag niet worden gebruikt voor het opladen van het voertuig.

  • Ongeautoriseerde wijziging of demontage van de oplaadconnector of apparatuur is verboden.

  • Gebruik bij het opladen van het voertuig oplaadapparatuur die voldoet aan de lokale normen. Anders kan dit leiden tot een laadstoring of schade aan het voertuig, de oplaadapparatuur of persoonlijk letsel veroorzaken.

  • Laad het voertuig niet op bij hevige regenval of extreme weersomstandigheden. Als u dit doet, kan dit leiden tot een laadstoring of schade aan het voertuig of de laadapparatuur veroorzaken.

  • Controleer, voordat u gaat opladen, de oplaadconnector en de laadpoort van het voertuig op vervorming, brandplekken of erosie. Als er een afwijking wordt gevonden, laad het voertuig dan niet op. Anders kan dit leiden tot schade aan het voertuig, het oplaadapparaat of persoonlijk letsel veroorzaken. Neem zo nodig contact op met NIO.

  • Controleer voordat u gaat opladen de oplaadconnector en de laadpoort van het voertuig op vuil of vreemde stoffen. De connector moet schoon worden gehouden en als u dit niet doet, kan dit leiden tot een oplaadstoring of schade aan de laadpoort van het voertuig.

  • Als de oplaadapparatuur defect raakt, neem dan contact op met de fabrikant van de oplaadapparatuur. Probeer deze niet zelf te repareren.

  • Controleer na regen of er water in de laadpoort zit voordat u het voertuig oplaadt. Laad het voertuig niet op als er een duidelijke aanwijzing van water in de laadpoort is. Als u dit doet, kan dit leiden tot een laadstoring of schade aan het voertuig of de laadapparatuur veroorzaken.

  • Gebruik geen hogedrukreinigers om tijdens het opladen de laadpoort schoon te maken. Als u dit doet, kan dit leiden tot een laadstoring of schade aan het voertuig of de laadapparatuur veroorzaken.

  • Tijdens het snelladen moeten patiënten die afhankelijk zijn van pacemakers uit de buurt van het voertuig blijven om elektromagnetische interferentie tussen de pacemaker en de oplaadapparatuur uit te sluiten. .

  • Als tijdens het opladen het voertuig een eigenaardige geur heeft of rook afgeeft, stop dan met opladen en neem onmiddellijk contact op met NIO.

  • Verwijder de oplaadconnector pas als het opladen is voltooid. Het vroegtijdig verwijderen van de oplaadconnector kan een elektrische boog veroorzaken.

Opgelet 环境温度过高或过低时都将影响充电时间,车辆长时间处于低温下将影响电池容量。

De oplaadtijd wordt beïnvloed door een te hoge of lage omgevingstemperatuur. De accucapaciteit wordt negatief beïnvloed als het voertuig een te lange tijd in een koude ruimte geparkeerd staat.

Laad processen

U kunt de auto zowel aan een privélaadpaal als aan een publieke laadpaal opladen.

Laadproces

  1. Zet de auto in de parkeerstand, open de afdekking van de laadpoort door erop te drukken, of veeg naar rechts op de hoofdpagina van het middendisplay om de pagina "Snelle toegang" te openen en tik op Laadpoort, waarna de afdekking van de laadpoort automatisch wordt geopend. Het controlelampje van de laadpoort brandt wit.

    Opgelet 充电口饰板旋转运动过程中请勿用力拨动,以免损坏充电口饰板。打开充电口盖时请确保已关闭车辆高压电源。

    Ga voorzichtig om met de klep van oplaadpoort als deze actief of open is. Dit doet u om beschadiging aan de klep uit te sluiten.

  2. Controleer of de laadkabel en de laaduitrusting in goede staat verkeren en sluit de laadkabel aan op de laadpoort van de auto. De laadkabel en de laadpoort beginnen zich op elkaar af te stemmen: als het controlelampje van de laadpoort begint te knipperen en vervolgens blauw brandt, werkt de laadpoort correct. Als de afstemming mislukt of te lang duurt, knippert het controlelampje van de laadpoort blauw en gaat vervolgens uit, waarna u de laadkabel opnieuw moet aansluiten.

  3. Schakel de laaduitrusting in en begin het opladen. U kunt op het middendisplay op de pagina Instellingen tikken op Accu of de app op uw mobiele telefoon gebruiken om de huidige laadstatus te controleren. Tijdens het opladen moet het controlelampje van de laadpoort blauw branden. Dit geeft aan dat het opladen bezig is.

  4. Als u het opladen tussentijds handmatig wilt stoppen, ontgrendelt u de auto volledig en tikt u op de pagina Instellingen op het middendisplay op Accu om het opladen te stoppen. Wacht tot het controlelampje van de laadpoort groen brandt voordat u de laadkabel loskoppelt.

    Nadat het opladen voltooid is, drukt u op de ontgrendelknop van de laadkabel voordat u de laadkabel uit de laadpoort trekt.

    Opgelet 进行直流快充过程中,可先将车辆解锁,再长按充电口关闭按钮,即可手动停止充电。
    • Tijdens het DC-snelladen kunt u de auto eerst ontgrendelen en daarna de sluitknop van de laadpoort ingedrukt houden om het opladen handmatig te stoppen.

    • Ga recht voor de laadpoort staan wanneer u de laadkabel aansluit of loskoppelt. Als de laadkabel vast zit, probeert u deze iets op te tillen. Schud de laadkabel niet met kracht tijdens het aansluiten of loskoppelen om te voorkomen dat de laadkabel of de laadpoort worden beschadigd.

  5. Als het controlelampje van de laadpoort tijdens het opladen rood knippert, gaat u naar een andere laadpaal en probeert u het daar opnieuw. Als het controlelampje rood blijft knipperen, stopt u onmiddellijk met opladen en neemt u contact op met het NIO Service Center.

  6. Nadat u de laadkabel hebt losgekoppeld en opgeborgen, duwt u de afdekking van de laadpoort omlaag, drukt u op de sluitknop van de laadpoort, of tikt u op het middendisplay op Laadpoort, waarna de afdekking van de laadpoort automatisch wordt gesloten.

    Opmerking 使用蔚来家充桩充电时,充电口饰板将在充电枪从桩上拔下时自动打开,在充电枪从车辆拔下后自动关闭。如充电口饰板自动旋转关闭过程中卡滞在充电枪上,可长按5秒钟充电口关闭按钮,此时充电口饰板将自动打开。

    Wanneer u uw auto oplaadt met behulp van NIO Power Home, zal de afdekking van de laadpoort automatisch open gaan zodra u de laadkabel vanaf het laadstation verwijdert, en automatisch dicht gaan zodra u de laadkabel loskoppelt van uw auto. Als tijdens het automatisch sluiten van de afdekking van de laadpoort deze vast komt te zitten op de laadkabel, houdt u de sluitknop gedurende 5 seconden ingedrukt, waarna de afdekking van de laadpoort automatisch open gaat.

De laadkabel kan na het opladen niet worden losgekoppeld

Als u de laadkabel niet kunt loskoppelen nadat de auto volledig ontgrendeld is, probeert u de laadkabel los te koppelen aan de hand van de volgende stappen:

  1. Sluit de laadkabel opnieuw aan om er zeker van te zijn dat de ontgrendelknop van de laadkabel omhoog komt. Vergrendel en ontgrendel opnieuw de volledige auto. Houd daarna de ontgrendelknop van de laadkabel gedurende 1 tot 2 seconden ingedrukt en wacht tot het controlelampje van de laadpoort groen brandt. Trek ten slotte de laadkabel eruit.

  2. Open de klep van de bagageruimte achterin, trek aan de noodontgrendelingskabel van de elektronische vergrendeling van de laadpoort en probeer vervolgens de laadkabel lost te koppelen.

  3. Als u de laadkabel nog steeds niet kunt loskoppelen, stopt u onmiddellijk met opladen en neemt u contact op met het NIO Service Center.

Batterijniveau en laadscherm

De status van de huidige hoogspanningsaccu en enige waarschuwingsinformatie met betrekking tot de accu kan worden weergegeven op het digitale instrumentenpaneel.

  1. Weergave van huidig vermogen

    Dit geeft de huidige vermogenswaarde van de hoogspanningsaccu aan terwijl deze vermogen levert of energie terugwint uit regeneratief remmen.

  2. Energiebalk van de hoogspanningsaccu

    Deze energiebalk geeft het vermogen aan dat wordt geleverd door de hoogspanningsaccu: een groene energiebalk geeft het vermogen aan tijden regeneratief remmen.

  3. Bereik

    Dit geeft het resterende bereik aan dat in de huidige status wordt ondersteund door de hoogspanningsaccu.

    Wanneer het resterende bereik minder is dan 60 km (deze waarde is configureerbaar), wordt het pictogram geel, en wanneer het minder wordt dan 10 km wordt het pictogram rood.

Voordat u de auto oplaad of nadat u bent gestopt, kunt u de gewenste instellingen voor opladen configureren op het middendisplay. Wanneer de vooraf bepaalde oplaadlimiet is bereikt, wordt het opladen automatisch gestopt en wordt een herinnering weergegeven op het instrumentenpaneel, waarmee wordt voorzien in de behoeften van gebruikers in verschillende scenario's en zorgt voor een werkelijk gebruikersvriendelijke oplaadervaring. In deze functie is de bovenlimiet voor opladen standaard ingesteld op 90%, echter, u kunt naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay gaan, op Accu tikken en vervolgens de accu in het automodel verschuiven om dit in te stellen. Het instelbereik is 50% tot 100%.

U kunt de optie Informatie over de auto weergeven via de menuknop op de rechterkant van het stuurwiel, en de waarden voor de stroomsterkte en spanning van de huidige hoogspanningsaccu bekijken.

De controlelampjes op het digitale instrumentenpaneel die betrekking hebben op het accuniveau zijn de volgende:

Weergegeven pictogram op het instrumentenpaneel

Beschrijving

Normaal controlelampje voor hoogspanningsaccu

Dit controlelampje geeft aan dat de huidige hoogspanningsaccu normaal werkt.

Controlelampje voor hoogspanningsaccu bijna leeg

Dit controlelampje geeft aan dat de huidige hoogspanningsaccu bijna leeg is. Laad hem op tijd op. Neem zo nodig contact op met het NIO Service Center.

Waarschuwingslampje voor het uitschakelen van de hoogspanningsaccu

Op dit moment ontvangt uw auto geen voeding vanuit de hoogspanningsaccu. Neem zo nodig contact op met het NIO Service Center.

Waarschuwingslampje voor een storing in het opladen van de laagspanningsaccu

Als dit waarschuwingslampje brandt, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center.

Waarschuwingslampje voor een storing in de hoogspanningsaccu

Als dit waarschuwingslampje brandt, stopt u de auto onmiddellijk en neemt u contact op met het NIO Service Center.

Waarschuwingslampje voor een te hoge temperatuur van de hoogspanningsaccu

Als dit waarschuwingslampje brandt, stopt u de auto onmiddellijk en neemt u contact op met het NIO Service Center.

Controlelampje voor met ijs en sneeuw bedekt wegdek

Dit controlelampje brandt om aan te geven dat de huidige omgevingstemperatuur te laag is, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de hoogspanningsaccu.

Controlelampje voor de aangesloten laadkabel

Dit controlelampje brandt om aan te geven dat de laadkabel momenteel is aangesloten.

Accuvoorbereiding

De oplaadsnelheid van een hoogspanningsaccu neemt af onder koude omstandigheden, zoals in de winter. Als de functie Accuvoorbereiding is ingeschakeld, kan de hoogspanningsaccu van tevoren tot op zekere hoogte worden opgewarmd voordat de auto het oplaadpunt bereikt (een laadpaal ) om de oplaadsnelheid van de auto te verbeteren.

Accu-opwarming onderweg

De functie Accu-opwarming onderweg is standaard ingeschakeld. Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en selecteer de interface Accu om de functie uit te schakelen. Nadat deze functie is ingeschakeld en de bestemming of tussenstop op de navigatieroute is het laadstation , zal de auto automatisch de voorbereiding van de hoogspanningsaccu starten, onder voorwaarde dat het zeker is dat de bestemming kan worden gehaald, om de laadefficiëntie te verbeteren. De accu-opwarming onderweg vervroegt alleen de waarschuwingsfase van de accu en verspilt geen extra laadenergie.

Tijdens navigatie wordt de functie Accu-opwarming onderweg automatisch geactiveerd in de volgende omstandigheden. De huidige status van de accuvoorbereiding wordt weergegeven op de statusbalk bovenaan het middendisplay:

  • De bestemming of tussenstop van de navigatie is een laadstation , of een tankstation met een laadstation.

  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • Het huidige resterende bereik is meer dan 120 km.

  • De auto staat niet in de ECO+-modus.

U kunt de functie Accu-opwarming onderweg handmatig uitschakelen door "Dit keer uitschakelen" (volgende keer standaard ingeschakeld) of "Uitgeschakeld houden" te selecteren.

Deze functie schakelt automatisch de accuvoorbereidingsprocedure uit (de schakelaar blijft aan staan) in een van de volgende omstandigheden:

  • Sluit een oplader aan.

  • Schakel de navigatie uit of stop met navigeren naar het laadstation .

  • Als het huidige resterende bereik slechts 20 km is, wordt accuvoorbereiding tot de bestemming niet ondersteund.

  • De auto wordt in de ECO+-modus gezet.

Handmatige accuvoorbereiding voor opladen

De functie Handmatige accuvoorbereiding voor opladen is standaard uitgeschakeld. Als u bekend bent met de route naar het oplaadpunt en niet de navigatiebegeleiding hoeft te volgen, wordt het aanbevolen om in een omgeving met lage temperaturen de interface Accu weer te geven op het middendisplay en de functie Handmatige accuvoorbereiding voor opladen in te schakelen. De auto zal de voorbereiding voor de hoogspanningsaccu inschakelen om de laadefficiëntie te verbeteren. Wanneer u de handmatige accuvoorbereiding voor opladen start is het noodzakelijk dat u zich ervan verzekert dat de omgevingstemperatuur lager is dan 20 ℃ en het resterende bereik van de auto minder is dan 10 km.

U kunt de functie Handmatige accuvoorbereiding voor opladen inschakelen en uitschakelen op het middendisplay . De statusbalk bovenaan het middendisplay geeft de huidige status van de accuvoorbereiding weer.

Deze functie schakelt automatisch de accuvoorbereidingsprocedure uit (de schakelaar is nu uit) in een van de volgende omstandigheden:

  • Sluit een oplader aan.

  • De functie Accu-opwarming onderweg is ingeschakeld.

  • De accu is opgewarmd tot de ingestelde temperatuur die 1 uur lang is gehandhaafd.

  • De auto wordt in de ECO+-modus gezet.

Opgelet 低温充电预热功能激活后,手动充电预热功能不可用。
  • Als de functie Accuvoorbereiding wordt geactiveerd, wordt het energieverbruik in bepaalde mate verhoogd. Plan uw reis zorgvuldig of gebruik deze functie op gepaste wijze.

  • Nadat de functie Accu-opwarming onderweg is ingeschakeld, is de functie Handmatige accuvoorbereiding voor opladen niet beschikbaar.

  • De functie Handmatige accuvoorbereiding voor opladen kan de gevolgen van de accuvoorbereiding voor het bereik tot aan de bestemming niet zelf bepalen. Let goed op of het huidige bereik toereikend is om de bestemming te bereiken voordat u deze functie inschakelt.

Slim opladen

Slim opladen kan de kosten van thuis opladen verlagen voor gebruikers die thuis een dynamisch of piek-dal-energietarief hebben door automatisch de auto op te laden op tijdstippen waarop de stroomprijs laag is.

De twee typen slim opladen zijn als volgt:

  • NIO slim opladen: werkt met elke energieleverancier.

  • Tibber slim opladen: werkt alleen met Tibber. De gebruiker moet een energiecontract bij hen afsluiten.

Aangezien NIO slim opladen en Tibber slim opladen elkaar kunnen beïnvloeden, mogen gebruikers slechts één oplossing voor slim opladen per locatie gebruiken.

NIO slim opladen

Deze functie kan worden geactiveerd in de instellingen van uw auto , en zal worden onthouden voor deze locatie.

Zo werkt het:
  1. De gebruiker sluit de auto aan op een AC-oplader, bij voorkeur thuis.

  2. De gebruiker activeert de functie in de instellingen van uw auto (Instellingen van uw auto > Accu) .

  3. De gebruiker selecteert de oplaadstrategie:

    • Optimalisatie van dynamisch tarief kiest de goedkoopste uren om de benodigde hoeveelheid energie te laden tot aan de eindtijd ingesteld door de gebruiker.

    • Voorkeurstijden voor opladen vertraagt het opladen tot het tijdstip geconfigureerd door de gebruiker.

  4. De gebruiker stelt het tijdstip in waarop het opladen dagelijks moet beginnen (bijvoorbeeld 07.30 uur). NIO creëert een oplaadschema op basis van de instellingen en gebruikersinformatie. Het opladen start en stopt automatisch overeenkomstig het tijdschema.

    • Optimalisatie van dynamisch tarief start en stopt het opladen zodanig dat gebruik gemaakt wordt van de goedkoopste uren tot aan de eindtijd ingesteld door de gebruiker.

    • Voorkeurstijden voor opladen vertraagt het opladen tot het tijdstip geconfigureerd door de gebruiker.

    Als het oplaadlampje oranje brandt, betekent dit dat de reservering voor slim opladen met succes is gemaakt en de auto voorbereid is op het opladen. Als het lampje wit brandt, betekent dit dat het opladen voltooid is.

  5. De auto zal de volgende dag opgeladen zijn op het tijdstip dat de gebruiker heeft ingesteld

  6. Alle instellingen voor slim opladen worden opgeslagen voor elke specifieke locatie van Slim opladen. Als de gebruiker terugkomt op een locatie, worden alle instellingen automatisch opgeroepen.

  7. De functie Slim opladen ondersteunt maximaal 10 locaties. Ongewenste locaties kunnen worden verwijderd op de pagina Navigatie - Favorieten beheren. Deze functie werkt alleen met AC-opladen.

Tibber slim opladen

De gebruiker moet een energiecontract afsluiten bij Tibber en thuis een slimme meter hebben. Activeren is mogelijk voor elk(e) AC-oplaadstation/thuislaadkabel.

Zo werkt het:

  1. De gebruiker sluit een energiecontract af bij Tibber.

  2. De gebruiker maakt zich bekend met Tibber en opent de app.

  3. De gebruiker activeert in de Tibber-app "Power-Up NIO".

  4. De gebruiker logt één keer in met de inloggegevens van NIO.

  5. De gebruiker stelt in de Tibber-app de vertrektijden per weekdag in.

  6. Het opladen van de auto op de Tibber Home-locatie wordt vanaf nu geregeld door Tibber.

  7. De gebruiker kan altijd het opladen bedienen in de Tibber-app. Om het regelen van uw auto door Tibber in zijn geheel te stoppen, gaat u in de Tibber-app naar het gedeelte Power-ups en koppelt u de NIO Power-up los. Of u kunt contact opnemen met de helpdesk van Tibber.

Met name voor problemen (de app werkt niet, het opladen werkt niet, enz.) en algemene vragen (hoe kan ik een energiecontract afsluiten, wanneer wordt mijn account actief, enz.), gaat u naar Tibber.com waar u wordt doorgestuurd naar uw locale website.

Regeling van het matrix-grootlicht

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Verlichting > Buitenverlichting > Matrix-grootlicht om deze functie in of uit te schakelen.

Als de functie voor de matrix-grootlichtregeling is ingeschakeld, kan de auto het lichtbeeld van het grootlicht adaptief aanpassen op basis van de rijstatus, omgevingsstatus en voertuigstatus om te voorkomen dat andere weggebruikers worden verblind.

U kunt ook het lichtbeeld van het grootlicht handmatig aanpassen met behulp van de verlichtingshendel aan de linkerkant van het stuurwiel.

  • De functie voor de matrix-grootlichtregeling wordt standaard geactiveerd elke keer wanneer de auto wordt gestart.

  • Bedien de verlichtingshendel naar voren om het grootlicht in te schakelen en het pictogram van het grootlicht weer te geven op het instrumentenpaneel. Bedien hem nogmaals naar voren om het activeren van de functie voor de matrix-grootlichtregeling te herstellen en het pictogram van het grootlicht weer te geven op het instrumentenpaneel.

  • Als de functie voor de matrix-grootlichtregeling is uitgeschakeld en de verlichtingshendel naar voren wordt geduwd, worden alleen het dimlicht en grootlicht omgeschakeld.

Nadat de verlichtingshendel naar achteren is getrokken en losgelaten, worden het grootlicht en de matrix-grootlichtregeling uitgeschakeld.

Opgelet 只有在打开自动大灯且矩阵远光控制开启时才能使用。

Dit kan alleen worden gebruikt wanneer de automatische koplampen zijn ingeschakeld en de matrix-grootlichtregeling is ingeschakeld.

Nadat de verlichtingshendel naar achteren is getrokken en losgelaten, knippert het grootlicht eenmaal.

Waarschuwing 在雨、雪、雾、霾等极端恶劣天气下,不建议使用自动防炫目功能,因为系统可能会自动禁用该功能。
  • De functie werkt mogelijk niet goed onder slechte weersomstandigheden, zoals zware regenval, sneeuw of mist, of wanneer de camera's worden belemmerd, aangezien het systeem deze functie automatisch kan uitschakelen indien het wordt beperkt.

  • Matrix-grootlichtregeling is een extra functie die als gevolg van diverse factoren kan worden gehinderd. Om veiligheidsongevallen te voorkomen, moet u geconcentreerd blijven, altijd uw aandacht bij de verkeers-, weg- en auto-omstandigheden houden, en veilig rijden.

Opgelet 车辆大灯和尾灯在低温或高湿环境下可能会产生雾气、结霜等现象,属于正常物理现象。在常温状态下车辆放置一段时间后行驶,雾气或结霜将会消散。

De koplampen en achterlichten van de auto kunnen mist, rijp, enz. veroorzaken bij een lage temperatuur of in omgevingen met een hoge luchtvochtigheid, wat normale natuurkundige fenomenen zijn. Nadat de auto gedurende een bepaalde tijd bij kamertemperatuur geparkeerd heeft gestaan, zal de mist of rijp verdwijnen.

Adaptief dimlicht

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Verlichting > Buitenverlichting > Adaptief dimlicht om deze functie in of uit te schakelen.

Nadat deze functie is ingeschakeld, past uw auto automatisch het bereik en de hoek van het dimlicht en de bochtverlichting aan overeenkomstig de rijsnelheid, de draaicirkel en de wegomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot de volgende scenario's:

  • Als de rijsnelheid laag is, reikt het verlichtingsbereik van het dimlicht en de bochtverlichting tot beide zijkanten, en wordt de verlichting in het dichtbij gelegen gebied versterkt.

  • Als de rijsnelheid oploopt, concentreert het verlichtingsbereik van het dimlicht zich in het midden om de verlichtingsafstand te vergroten.

  • Als u met de auto op een auto(snel)weg rijdt, kan deze functie de verlichtingsafstand veder vergroten.

  • Wanneer uw auto een bocht rijdt of wanneer u de richtingaanwijzers inschakelt, gaat de bochtverlichting aan om de betreffende bocht te verlichten.

  • Als uw auto is uitgerust met slimme koplampen met meerdere lichtbundels, zullen de dimlichten het draaien van de bocht volgen en het veraf gelegen gebied van de bocht verlichten.

Richtingaanwijzers

  • Bocht naar links: zet de verlichtingshendel omlaag

  • Bocht naar rechts: zet de verlichtingshendel omhoog

De richtingaanwijzers gaan uit als het stuurwiel terug komt of wanneer u de hendel weer in het midden zet.

Wanneer de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld, gaat het bijbehorende controlelampje op het digitale instrumentenpaneel branden en hoort u een klikgeluid.

Mistlampen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Verlichting > Buitenverlichting en druk Mistlampen voor en Mistlampen achter in om de mistlampen voor en achter in of uit te schakelen.

U kunt ook op het middendisplay van links naar rechts vegen om naar de interface Snelle toegang te gaan, en kort op Mistlampen voor en Mistlampen achter drukken om de mistlampen voor en achter in of uit te schakelen.

Welkomstverlichting

Wanneer u of een gemachtigde gebruiker een geldige smart key of een mobiele telefoon waarop de functie Ontgrendelen/vergrendelen via Bluetooth op de mobiele telefoon is ingeschakeld bij u draagt en de auto nadert tot een maximale afstand van ongeveer 10 meter zullen de dimlichten en de positielichten automatisch worden ingeschakeld om u te verwelkomen. Op dat moment zal de auto uw accountinformatie opvragen en automatisch uw gepersonaliseerde instellingen ophalen om vooraf de overeenkomstige veranderingen aan te brengen voordat u de portieren ontgrendelt en opent, zoals de stoelinstellingen, airconditioninginstellingen, media-instellingen en interieurverlichtingsinstellingen.

In-/uitstapverlichting in de portierhendels op de buitenkant

Elke portierhendel op de buitenkant is voorzien van een in-/uitstapverlichting in de portierhendel. De portierhendels op de buitenkant komen automatisch naar buiten wanneer de hele auto wordt ontgrendeld, en de in-uitstapverlichting in de portierhendels op de buitenkant zal gaan branden om het gebied rondom het portier voor u te verlichten. De in-uitstapverlichting in de portierhendels op de buitenkant gaat uit wanneer de portierhendels op de buitenkant naar binnen gaan.

Leeslampen

Automatische regeling van de leeslampen

Wanneer u de auto volledig ontgrendelt of een van de portieren (of de achterklep) opent, gaan de leeslampen automatisch branden om het interieur te verlichten. In de volgende situaties worden de leeslampen automatisch uitgeschakeld. In dat geval kunt u ze handmatig inschakelen door de aanraakschakelaar op de dakconsole aan te raken.

  • Rijden

  • De auto van buitenaf vergrendelen

  • 10 minuten nadat het portier is geopend

  • 15 seconden nadat alle portieren zijn gesloten

Open de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Verlichting > Interieurverlichting > Leeslampen automatisch aan om het automatisch inschakelen van de leeslampen te regelen.

Handmatige regeling van de leeslampen

U kunt de leeslampen handmatig inschakelen om het interieur van de auto te verlichten wanneer u moet opruimen of een landkaart of documenten lezen. Er zijn aanraakschakelaars waarmee u de leeslampen in de hemelbekleding kunt bedienen. Met de aanraakschakelaars kunt u de leeslampen afzonderlijk in- en uitschakelen. Er is ook een hoofdschakelaar op het middendisplay om alle leeslampen tegelijkertijd te bedienen. Open de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Verlichting > Interieurverlichting > Leeslampen om alle leeslampen tegelijk in of uit te schakelen.

Wanneer u de auto van buitenaf vergrendelt (met de afstandsbediening of de functie in de app op uw mobiele telefoon), worden alle leeslampen tegelijk uitgeschakeld.

Opmerking 若前排阅读灯通过顶棚处单独的开关打开,则不能通过阅读灯总开关来控制前排阅读灯的打开或关闭,只能由单独开关控制;若前排阅读灯关闭,则可通过阅读灯总开关来控制前排和后排阅读灯同时打开或关闭。
  • Als de leeslampen voorin branden doordat op de afzonderlijke schakelaar in de hemelbekleding is gedrukt, kunnen deze niet worden uit- of ingeschakeld met behulp van de leeslampenhoofdschakelaar, maar kunnen alleen worden bediend met behulp van de afzonderlijke schakelaar. Als de leeslampen voorin uit zijn, kunnen de leeslampen voorin en achterin gelijktijdig worden in- en uitgeschakeld met behulp van de leeslampenhoofdschakelaar.

  • Wanneer uw auto niet extern is vergrendel en de leeslampen voorin handmatig worden ingeschakeld met behulp van de aanraakschakelaar in de hemelbekleding, worden deze niet automatisch uitgeschakeld, maar moeten handmatig worden uitgeschakeld.

Grondverlichting

Er bevindt zich een grondverlichtingslamp onder elk van de vier portieren, voor meer gemak bij het in- en uitstappen in het donker. De achterklep is ook uitgerust met twee lampen, zodat u duidelijk zicht hebt op de grond bij het inladen van de kofferbak en niet verrast wordt door modder of plassen.

Wanneer de achterklep of een portier wordt geopend, gaat de betreffende grondverlichtingslamp branden. De grondverlichting gaat 10 minuten na het openen van het portier uit, of wanneer het portier wordt gesloten.

Slimme sfeerverlichting

De auto is uitgerust met slimme sfeerverlichting op de portierpanelen, in de opbergvakken en op de vloer. U kunt uw favoriete sfeerlichteffect instellen om een aangename rijbeleving te creëren.

Nadat u bent ingestapt, kunt u de sfeerverlichting inschakelen op het middendisplay. De auto toont het standaardeffect van de sfeerverlichting in de huidige rijmodus. Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Verlichting > Sfeerverlichting om de kleur en helderheid te selecteren voor de sfeerverlichting op verschillende posities (hoofdkleur, extra kleuren en grond). Deze instelling wordt opgeslagen in uw persoonlijke instellingen. U kunt ook verschillende standen voor de sfeerverlichting instellen, zoals Ademen en Ritmisch. Deze instelling wordt op het middendisplay opgeslagen.

De sfeerverlichting van het interieur is ook gekoppeld aan de functie waarschuwing portier open (DOW) Wanneer een portier op het punt staat te worden geopend, wordt de sfeerverlichting aan die kant van het interieur rood.

Verlichte instaplijsten

De verlichte instaplijsten worden automatisch ingeschakeld wanneer een portier wordt geopend en zorgen voor praktische verlichting en een elegante aanblik wanneer u en uw passagiers in- of uitstappen.

Verlichting van de make-upspiegel

Tegen de hemelbekleding van de auto bevinden zich twee zonnekleppen, die voorzien zijn van make-upspiegels, die verlicht zijn zodra ze worden geopend.

Volg me naar huis

De auto is uitgerust met de functie "Volg me naar huis". Wanneer u de auto op uw oprit vergrendelt en naar uw huis loopt, zullen de dimlichten en positielichten ingeschakeld blijven om het pad vóór u te verlichten.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Verlichting > Buitenverlichting > Volg me naar huis om in te stellen hoe lang de koplampen ingeschakeld moeten blijven nadat de auto is vergrendeld.

Minimale verlichting

Terwijl de auto geparkeerd staat, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Verlichting > Interieurverlichting > Minimale verlichting om de functie in te schakelen. Alle sfeerverlichting, leeslampen en koplampen worden uitgeschakeld om met één tik een minimale verlichting te realiseren.

Als minimale verlichting handmatig wordt uitgeschakeld, wordt de voorgaande verlichtingsstatus hersteld.

Als u de interieurverlichting, sfeerverlichting of leeslampen handmatig aanpast terwijl de minimale verlichting is ingeschakeld, wordt de minimale verlichting automatisch uitgeschakeld.

Volle lichtsterkte

Om de functie in te schakelen, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Verlichting > Interieurverlichting > Volle lichtsterkte. Als hulpmiddel bij het zoeken naar voorwerpen in de auto, worden de sfeerverlichting en alle leeslampen ingeschakeld op maximale helderheid.

Als Volle lichtsterkte handmatig wordt uitgeschakeld, wordt de voorgaande verlichtingsstatus hersteld.

Als u de interieurverlichting, sfeerverlichting of leeslampen handmatig aanpast terwijl Volle lichtsterkte is ingeschakeld, wordt Volle lichtsterkte automatisch uitgeschakeld.

Zacht licht

Om de functie in te schakelen, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Verlichting > Interieurverlichting > Zacht licht. Om een comfortabele slaapomgeving te creëren, licht de sfeerverlichting in de vloer binnenin de auto zachtjes op in een warme gele kleur, en de sfeerverlichting en leeslampen in de portieren en bagageruimte gaan uit.

Als Zacht licht handmatig wordt uitgeschakeld, wordt de voorgaande verlichtingsstatus hersteld.

Als u de interieurverlichting, sfeerverlichting of leeslampen handmatig aanpast terwijl zacht licht is ingeschakeld, wordt zacht licht automatisch uitgeschakeld.

Positielichten

als de punctie positielichten is ingeschakeld, blijven de positielichten voor en achter branden.

Schakel als volgt in:

  • Methode 1: Vergrendel uw auto na het inschakelen van de alarmknipperlichten en houd de alarmknipperlichten ingeschakeld.

  • Methode 2: Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden/Parkeren > Kampeermodus om de kampeermodus in te schakelen. De uitschakeltijd van de pagina is ingesteld op 10 seconden. Tik vervolgens op Verlichting > Buitenverlichting > Positielichten om de lampen in te stellen als positielichten . Schakel de airconditioning, muziek en andere apparaten in de auto uit en vergrendel de auto nadat de pagina is uitgegaan zodat de positielichten voor en achter op de buitenkant van de auto blijven branden.

Opmerking 示宽灯开启后对里程有较大损耗,请合理使用。

Het inschakelen van de positielichten heeft een sterke invloed op het bereik. Gebruik de positielichten met mate.

Kofferbak verlichting

De verlichting van de opbergruimte gaat automatisch branden als de achterklep wordt geopend.

De verlichting van de opbergruimte gaat automatisch uit als de achterklep wordt gesloten, of nadat deze 10 minuten is ingeschakeld.

Sleutelhanger koppelen aan account

Wanneer het voertuig voor de eerste keer wordt geactiveerd en geverifieerd, wordt standaard het account van de eigenaar gekoppeld aan de sleutelhanger. Wanneer het voertuig wordt ontgrendeld met een van de sleutelhangers, logt het voertuig automatisch in op het account van de eigenaar.

De eigenaar kan ook een gemachtigd gebruikersaccount koppelen aan een slimme sleutelhanger door de sleutelhanger in de NIO-app te beheren. Wanneer een gemachtigde gebruiker het voertuig ontgrendelt met een sleutelhanger, logt het voertuig automatisch in op het account van de gekoppelde gebruiker. U kunt accounts die zijn gekoppeld aan de sleutelhangers bekijken en verwijderen in de NIO-app. Nadat een account met succes is gekoppeld of ontkoppeld, ontvangen de eigenaar van het voertuig en de accounteigenaar een bericht en een app-melding.

Opmerking 智能钥匙与账户绑定
  • Alleen de eigenaar van het voertuig kan sleutelhangers beheren die zijn gekoppeld aan het account van de eigenaar. Andere gebruikers moeten door de eigenaar van het voertuig worden geautoriseerd voordat het bijbehorende account aan de sleutelhanger wordt gekoppeld.

  • Als de eigenaar van het voertuig de autorisatie beëindigt, wordt het gebruikersaccount automatisch losgekoppeld van de slimme sleutelhanger.

  • De gastmodus is alleen van toepassing op de slimme sleutelhangers die zijn gekoppeld aan het account van de eigenaar. Als u het voertuig ontgrendelt met behulp van een sleutelhanger die is gekoppeld aan een geautoriseerd gebruikersaccount, laadt het voertuig automatisch de informatie van de geautoriseerde gebruiker.

Van account wisselen

U of een gemachtigde gebruiker kan van gebruikersaccount wisselen op het middendisplay om de bijbehorende instellingen te laden (bijvoorbeeld stoel, stuur, HUD-instellingen enzovoort).

U, een medegebruiker of een gemachtigde gebruiker kan op een van de volgende twee manieren van gebruikersaccount wisselen op het middendisplay en de bijbehorende instellingen laden:
  1. Wanneer het voertuig is verbonden met het netwerk of er momenteel geen netwerk beschikbaar is, maar u zich in het verleden hebt aangemeld, tikt u op de profielfoto op het middendisplay of op Account > van account wisselen in Instellingen om een lijst met alle geldige accounts weer te geven (inclusief het account van de eigenaar, accounts van medegebruikers en gemachtigde gebruikersaccounts). Tik op de bijbehorende profielfoto of gebruikersnaam om over te schakelen naar het account en log na verificatie in met dit account (door de QR-code te scannen met de NIO-app of de verificatiecode in te voeren die op uw telefoon is ontvangen). U kunt zonder wachtwoord inloggen ook activeren via Accounts > Gezichtsherkenning en wachtwoord voor eenvoudig inloggen en accountwisseling.

  2. Als u automatisch via gezichtsherkenning van account wilt wisselen, tik dan op uw profielfoto op het middendisplay of kies Instellingen > Account > Gezichtsherkenning en wachtwoord en voer de gezichtsherkenningsgegevens in om deze functie te activeren. Nadat u het voertuig hebt ontgrendeld en op de bestuurdersstoel bent gaan zitten, kijk dan recht vooruit. Het voertuig zal de bijbehorende accountinformatie automatisch herkennen en de bijbehorende aangepaste instellingen laden. Als het gezicht van de herkende gebruiker niet overeenkomt met het huidige account, maar overeenkomt met een ander geldig account (bijvoorbeeld als u de sleuteltag aan een gezinslid hebt uitgeleend), schakelt het voertuig automatisch naar het account van de huidige gebruiker.

Opgelet 只有在非驾驶状态可以进行切换账户的操作
  • U kunt alleen van account wisselen als de auto niet rijdt.

  • In de gastmodus slaat het voertuig geen aangepaste instellingen op (zoals de stand van de bestuurdersstoel).

Gemachtigde ontgrendeling

Als u uw auto wilt uitlenen aan anderen, kunt u geregistreerde gebruikers in de NIO-app machtigen om uw auto te gebruiken. Een gemachtigde gebruiker krijgt toegang tot functies die een machtiging vereisen door hun NFC-sleutel of geverifieerde NIO-app te gebruiken.

Machtigen door eigenaar

Tik op in de NIO-app op de pagina Instellingen op Profielfoto > Accountinstellingen of in de linkerbovenhoek van het middendisplay, en voer het gebarenwachtwoord van uw auto in om naar de pagina Machtigingenbeheer te gaan.

U kunt een gebruiker machtigen en gerelateerde functies die een machtiging vereisen instellen door zijn/haar gebruikersnaam van de NIO-app in te voeren. Maximaal negen gebruikers kunnen worden gemachtigd. Na het instellen van de machtiging van de gebruiker, tikt u op de profielfoto of de gebruikersnaam van de gemachtigde gebruiker om gedetailleerde informatie over de gebruiker en de functies die een machtiging vereisen (zoals media, video en beveiligd opbergvak) te bekijken. Als de huidige machtiging actief is, kunt u ook het bereik van de gemachtigde toegang beweren en de machtiging van de gebruiker uitschakelen. Een gemachtigde gebruiker heeft alleen toegang tot functies die een machtiging vereisen en kan geen machtigingen beheren of de gastmodus instellen.

Nadat de auto is vergrendeld en u de auto ontgrendelt met behulp van uw smart key, logt de auto automatisch in bij de account van de eigenaar.

Opmerking 出于安全考虑,当被授权人正在行驶中, 停止授权需等被授权人停车并锁车后解除授权才可正式生效。

Als u om veiligheidsredenen de machtiging annuleert wanneer een gemachtigde gebruiker het voertuig bestuurt, wordt deze pas van kracht als de gemachtigde gebruiker stopt en het voertuig vergrendelt.

Opmerking 若添加的被授权用户为蔚来账号用户时,则添加授权过程完成后授权即时生效;若添加的被授权用户为非蔚来账号用户时,需等此用户注册好蔚来账号后授权方可生效。

Als de geautoriseerde gebruiker een NIO-account heeft, wordt de autorisatie onmiddellijk van kracht nadat deze is voltooid. Als de geautoriseerde gebruiker geen NIO-account heeft, wordt de autorisatie pas van kracht nadat de gebruiker een NIO-account heeft aangemaakt.

Ontgrendelen door een gemachtigde gebruiker

Een gemachtigde gebruiker kan de auto ontgrendelen met behulp van zijn/haar NFC-sleutel of NIO-app. Om de accountinformatie en de functies die een machtiging vereisen van een gemachtigde gebruiker te bekijken, tikt u op zijn/haar profielfoto op het middendisplay:

  • Ontgrendelen met NFC: Open de NFC-sleutel-app op de mobiele telefoon en houdt deze dicht bij het middelste deel van de carrosserie aan de linkerkant van de auto.

  • Vanaf afstand ontgrendelen met de NIO-app: Tik in de NIO-app op de pagina "Mijn auto" op "Portiersloten".

Gastmodus

Als u het voertuig aan anderen wilt uitlenen door hun een slimme sleutelhanger te geven, tikt u op uw profielfoto op het middendisplay en kiest u gastmodus om uw privacy te beschermen (bijvoorbeeld navigatiegeschiedenis, contacten, video's, foto's). Alleen standaardfuncties zoals klimaatregeling, weer en navigatie (zonder toegang tot geschiedenis of favorieten) zijn beschikbaar voor gasten.

Als de gastmodus is ingeschakeld, toont het voertuig de functies die exclusief zijn voor de gastmodus nadat de voertuiggebruiker het voertuig heeft ontgrendeld en betreden met behulp van de slimme sleutel. Om de gastmodus te verlaten, voert u het gebarenwachtwoord van het voertuig in.

Opgelet 仅在非驾驶状态可设置访客模式若钥匙绑定车主账户而您未设置访客模式,用户使用此钥匙进入车辆后将自动登录车主账户,并以车主权限操作车辆。
  1. U kunt de gastmodus alleen instellen als het voertuig stilstaat.

  2. Als een slimme sleutelhanger is gekoppeld aan het account van de eigenaar en uw voertuig zich niet in de gastmodus bevindt, logt het voertuig automatisch in op het account van de eigenaar wanneer een gebruiker het voertuig met een slimme sleutelhanger ontgrendelt.

Servicemachtiging

U of een gemachtigde gebruiker kan een serviceaanvraag naar NIO sturen via de NIO-app. NIO beheert en machtigt servicespecialisten om tijdelijk toegang te krijgen tot het voertuig en de gevraagde service uit te voeren (bijv. One Click for Power). NIO haalt de machtiging op nadat de service is voltooid.

Na het verkrijgen van machtiging kunnen servicespecialisten het voertuig ontgrendelen met behulp van een NFC-sleutel binnen een bepaald tijdsbestek en gemachtigde functies gebruiken. Het middendisplay toont de accountinformatie van de gemachtigde servicespecialist en de gemachtigde functies die voor hen beschikbaar zijn. Gemachtigde servicespecialisten kunnen de machtiging niet beheren, de gastmodus instellen, het voertuig aan een sleutelhanger koppelen of van account wisselen.

Opgelet 服务结束后车门及尾门应该全部上锁,如果没有上锁则手机 APP将通知您,提醒您及时进行上锁。

Zodra de service is afgerond, moeten alle portieren en de kofferbakklep worden vergrendeld. Als een portier of de kofferbakklep niet op slot is, wordt u hiervan op de hoogte gesteld via de NIO-app.

Geheugen voor de stand van de bestuurdersstoel instellen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Stoelen > Bestuurdersstoel > Geheugen voor de stand om uw gepersonaliseerde instellingen te configureren. Aan de hand van de voorkeuren die zijn ingesteld in de account van de gebruiker zal de auto automatisch de bestuurdersstoel, het stuurwiel, de buitenspiegels en de HUD-hoogte instellen op de bijbehorende gebruikelijke standen voor de gebruiker. Nadat de voorpassagiersstoel naar voren of achteren is versteld, of de stand van de rugleuning is versteld, met behulp van de knoppen erop, tikt u op het middendisplay op de interface voor het geheugen van de bestuurdersstoel op de knop Rijstand/Alternatieve stand/Ruststand/Andere stand om voor verschillende situaties gepersonaliseerde standen in te stellen en de gewijzigde instellingen op te slaan in de persoonlijke account van de betreffende gebruiker.

Nadat u hebt plaatsgenomen op de bestuurdersstoel (het bestuurdersportier moet gesloten zijn), tikt u op de interface voor het geheugen voor de bestuurder op de knop van de betreffende positie. De auto zal automatisch de stoel verstellen aan de hand van de meest recente gepersonaliseerde instellingen voor deze positie die zijn opgeslagen door de gebruiker.

Als de gebruiker de instellingen opnieuw verandert tijdens het gebruik van de auto (zoals de stand van de bestuurdersstoel), tikt u op de interface voor het geheugen voor de bestuurder op de knop Opslaan van de betreffende positie, waarna de bijgewerkte instellingen zullen worden opgeslagen in de bijbehorende positie onder de persoonlijke account van de gebruiker en de oorspronkelijke instellingen zullen worden vervangen.

Waarschuwing 车辆行驶中禁止调节座椅位置,防止发生意外事故。

Om ongevallen te voorkomen, verstelt u de stand van uw stoel niet tijdens het rijden.

Opgelet 进行主驾驶座椅记忆初始化设置前,请确保车辆周围环境安全并处于 P 挡,且座椅和方向盘附近无异物,后排无乘客,请将座椅高度降低,头枕降至最低以防触碰顶棚。
  • Voordat u het geheugen van de bestuurdersstoel opstart, moet u ervoor zorgen dat het voertuig zich in een veilige omgeving in de parkeerstand bevindt, de stoel en het stuur vrij zijn van obstakels en de achterbank onbezet is. Verlaag ook de zithoogte en zet de hoofdsteun in de laagste stand om beschadiging van de hemelbekleding te voorkomen.

  • Bedien tijdens het rijden geen knoppen op de geheugeninterface op het middendisplay om de bestuurdersstoel, het stuur of de zijspiegels te verstellen en houd rekening met uw veiligheid.

Geheugen voor de stand van de voorpassagiersstoel instellen

Om de functie van het geheugen van de voorpassagiersstoel te kunnen gebruiken, moet de auto in de P-stand worden gezet. Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Stoelen > Voorpassagiersstoel > Geheugen voor de stand om uw gepersonaliseerde instellingen te configureren op deze pagina (de standaardpositie kan niet worden veranderd). Nadat de stand van de voorpassagiersstoel is ingesteld met behulp van de knoppen erop, tikt u op het middendisplay op de interface voor het geheugen voor de voorpassagiersstoel op de knop Normale stand/Alternatieve stand/Ruststand/Andere stand om voor verschillende situaties gepersonaliseerde standen in te stellen en de gewijzigde instellingen op te slaan in de persoonlijke account van de betreffende gebruiker.

Nadat u hebt plaatsgenomen op de voorpassagiersstoel, tikt u op de interface voor het geheugen voor de voorpassagiersstoel op de knop van de betreffende positie, waarna de auto automatisch de stoel zal verstellen aan de hand van de meest recente gepersonaliseerde instellingen voor deze positie die zijn opgeslagen door de gebruiker.

Als de gebruiker de stand van de voorpassagiersstoel opnieuw verandert tijdens het gebruik van de auto, tikt u op de interface voor het geheugen voor de voorpassagiersstoel op de knop Opslaan van de betreffende positie, waarna de bijgewerkte instellingen zullen worden opgeslagen in de bijbehorende positie onder de persoonlijke account van de gebruiker en de oorspronkelijke instellingen zullen worden vervangen.

Opgelet 进行副驾驶座椅记忆初始化设置前,请确保车辆周围环境安全并处于 P 挡,且座椅附近无异物,后排无乘客,请将座椅高度降低,头枕降至最低以防触碰顶棚。

Voordat u het geheugen van de bestuurdersstoel opstart, moet u ervoor zorgen dat het voertuig zich in een veilige omgeving in de parkeerstand bevindt, de stoel vrij is van obstakels, de voetsteun opgeborgen en de achterbank onbezet is. Verlaag ook de zithoogte en zet de hoofdsteun in de laagste stand om beschadiging aan de hemelbekleding te voorkomen.

Geheugen voor de stand van het stuurwiel instellen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Stuurwiel > Geheugen voor de stand om uw gepersonaliseerde instellingen te configureren. Nadat de stand van het stuurwiel is ingesteld met behulp van de knoppen erop, tikt u op het middendisplay op de interface voor het geheugen van de bestuurdersstoel op de knop Rijstand/Alternatieve stand/Ruststand/Andere stand om voor verschillende situaties gepersonaliseerde standen in te stellen en de gewijzigde instellingen op te slaan in de persoonlijke account van de betreffende gebruiker.

Nadat u hebt plaatsgenomen op de bestuurdersstoel (het bestuurdersportier moet gesloten zijn), tikt u op de interface voor het geheugen voor de bestuurder op de knop van de betreffende positie om het stuurwiel automatisch te verstellen aan de hand van de meest recente gepersonaliseerde instellingen voor deze positie die zijn opgeslagen door de gebruiker.

Als de gebruiker de instellingen opnieuw verandert tijdens het gebruik van de auto (zoals de stand van het stuurwiel), tikt u op de interface voor het geheugen voor de bestuurder op de knop Opslaan van de betreffende positie, waarna de bijgewerkte instellingen zullen worden opgeslagen in de bijbehorende positie onder de persoonlijke account van de gebruiker en de oorspronkelijke instellingen zullen worden vervangen.

Waarschuwing 方向盘位置调节不当或坐姿不当会带来人身伤害,建议方向盘与胸部之间距离不小于25厘米。
  • Om ongevallen te voorkomen, verstelt u de stand van het stuurwiel niet tijdens het rijden.

  • Een verkeerde afstelling van de stand van het stuurwiel of een verkeerde zithouding kan letsel veroorzaken. Het wordt aanbevolen dat de afstand tussen het stuurwiel en uw borst niet minder dan 25 cm bedraagt.

Opgelet 进行主驾驶座椅记忆初始化设置前,请确保车辆周围环境安全并处于 P 挡,且座椅和方向盘附近无异物,后排无乘客,请将座椅高度降低,头枕降至最低以防触碰顶棚。
  • Voordat u het geheugen van de bestuurdersstoel opstart, moet u ervoor zorgen dat het voertuig zich in een veilige omgeving in de parkeerstand bevindt, de stoel en het stuur vrij zijn van obstakels en de achterbank onbezet is. Verlaag ook de zithoogte en zet de hoofdsteun in de laagste stand om beschadiging van de hemelbekleding te voorkomen.

  • Bedien tijdens het rijden geen knoppen op de geheugeninterface op het middendisplay om de bestuurdersstoel, het stuur of de zijspiegels te verstellen en houd rekening met uw veiligheid.

Geheugen voor de stand van de buitenspiegels instellen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Buitenspiegel > Geheugen voor de stand om uw gepersonaliseerde instellingen te configureren. Nadat de stand van de buitenspiegels is ingesteld, tikt u op het middendisplay op de interface voor het geheugen van de bestuurdersstoel op de knop Rijstand/Alternatieve stand/Andere stand om voor verschillende situaties gepersonaliseerde standen in te stellen en de gewijzigde instellingen op te slaan in de persoonlijke account van de betreffende gebruiker.

Nadat u hebt plaatsgenomen op de bestuurdersstoel (het bestuurdersportier moet gesloten zijn), tikt u op in interface voor het geheugen voor de bestuurder op de knop van de betreffende positie om de buitenspiegels automatisch te verstellen aan de hand van de meest recente gepersonaliseerde instellingen voor deze positie die zijn opgeslagen door de gebruiker.

Als de gebruiker de instellingen opnieuw verandert tijdens het gebruik van de auto (zoals de stand van de buitenspiegels), tikt u op de interface voor het geheugen voor de bestuurder op de knop Opslaan van de betreffende positie, waarna de bijgewerkte instellingen zullen worden opgeslagen in de bijbehorende positie onder de persoonlijke account van de gebruiker en de oorspronkelijke instellingen zullen worden vervangen.

Waarschuwing 车辆行驶中禁止调节外后视镜,防止发生意外事故

Om ongevallen te voorkomen, verstelt u de buitenspiegels niet tijdens het rijden.

Opgelet 进行主驾驶座椅记忆初始化设置前,请确保车辆周围环境安全并处于 P 挡,且座椅和方向盘附近无异物,后排无乘客,请将座椅高度降低,头枕降至最低以防触碰顶棚。
  • Voordat u het geheugen van de bestuurdersstoel opstart, moet u ervoor zorgen dat het voertuig zich in een veilige omgeving in de parkeerstand bevindt, de stoel en het stuur vrij zijn van obstakels en de achterbank onbezet is. Verlaag ook de zithoogte en zet de hoofdsteun in de laagste stand om beschadiging van de hemelbekleding te voorkomen.

  • Bedien tijdens het rijden geen knoppen op de geheugeninterface op het middendisplay om de bestuurdersstoel, het stuur of de zijspiegels te verstellen en houd rekening met uw veiligheid.

Tijdens het achteruitrijden met de auto kunnen de buitenspiegels automatisch omlaag kantelen om een duidelijk zicht op de weg te geven. Om deze functie in te schakelen, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Stand afstellen > Buitenspiegel > Automatisch omlaag kantenen in achteruitstand. Na het omlaag kantelen, kan de stand van de buitenspiegels worden afgesteld. De nieuwe afgestelde stand wordt automatisch opgeslagen in de persoonlijke account van de gebruiker (het is niet nodig om dit op het middendisplay op de interface van het geheugen in te stellen). De volgende keer wanneer de gebruiker de auto achteruitrijdt, zullen de buitenspiegels automatisch omlaag kantelen naar deze stand. Wanneer de R-stand wordt verlaten, worden de buitenspiegels teruggezet in de stand voor vooruitrijden die is ingesteld op de interface voor het geheugen voor de bestuurder.

Opgelet 若在外后视镜自动下翻调整至保存位置的过程中,用户手动调整了外后视镜位置,则外后视镜自动调整过程中止,保存新的下翻位置到此用户账户下。

Als de zijspiegels automatisch naar een opgeslagen stand kantelen, stoppen deze met kantelen als u een zijspiegel handmatig bijstelt en slaan de nieuwe stand op in het bijbehorende account.

De bestuurdersstoel afstellen

De stand van de stoel afstellen met de knoppen

De bestuurdersstoel heeft 16 elektrisch verstelbare standen, inclusief vier voor de onderrugsteun.

  1. Afstellen van de schuinstand van de zitting

    Draai de knop om de kantelhoek van de voorkant van het zitkussen af te stellen.

    Afstellen van de stand van de stoel in de lengterichting

    Beweeg deze knop heen en weer om de stoel naar voren of naar achteren te zetten.

    Verstellen van de zithoogte

    Beweeg het middelste deel van deze knop omhoog of omlaag om de zithoogte te verstellen.

    Afstelling van de lengte van het zitkussen

    Om de lengte van het zitkussen af te stellen, moet u drukken op het overeenkomstige uiteinde van de knop.

  2. De rugleuning afstellen

    Beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel af te stellen.

  3. De onderrugsteun afstellen

    Druk op de knop omhoog/omlaag/links/rechts om de onderrugsteun af te stellen.

    Aanpasbare comfortknop

    Druk op de middelste knop om de comfortfunctie in of uit te schakelen. Houd de middelste knop even ingedrukt om de huidige comfortinstellingen op te slaan.

Opgelet 舒适自选键跟车记忆的功能默认为按摩或背部舒缓。
  • De standaardfunctie van de aanpasbaar-comfortknop is massage of rugklachtenbehandeling.

  • Houd de aanpasbaar-comfortknop ingedrukt om de huidige comfortfunctie van de stoel, inclusief type, niveau en modus, in het geheugen op te slaan.

  • De aanpasbaar-comfortknop kan worden gebruikt om 2 comfortfuncties op te slaan, maar comfortfuncties die elkaar uitsluiten kunnen niet tegelijkertijd worden opgeslagen, bijvoorbeeld verwarmings- en ventilatiefuncties, of massage en rugklachtenbehandeling. Als het stuurwiel een verwarmingsfunctie heeft, kan deze ook worden opgeslagen door de aanpasbaar-comfortknop.

  • Als een comfortfunctie is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door indrukken van de comfortknop.

Waarschuwing 在进行座椅调节(前后,高度,靠背等)前,请确认座椅和周围及后排儿童、乘员、宠物等的留有相对安全空间。避免后排儿童、乘员、宠物等产生挤压、碰等风险。
  • Voordat u de stoel verstelt (naar voren/achteren, zithoogte, rugleuning, enz.) moet u controleren of er voldoende veilige ruimte is rondom de stoel, rekening houdend met kinderen, andere inzittenden en huisdieren op de achterbank. Zo voorkomt u dat die door de stoel geraakt of gekneld worden.

  • Voordat u de stoel verstelt (naar voren en achteren, zithoogte, rugleuning, beensteun, enz.), verzekert u zich ervan dat er voldoende veilige ruimte is in de omgeving om risico's van vervorming en breuk als gevolg van samendrukking en botsing met voorwerpen in de omgeving (voetsteun, beensteun, bekerhouder in de stoel, armleuning, enz.) te voorkomen tijdens het verstellen van de stoel.

  • Verstel de stand van de bestuurdersstoel, de hoofdsteun, enz. terwijl de auto geparkeerd staat. Verstellen van de stoel en andere aanpassingen tijdens het rijden kunnen veiligheidsrisico's veroorzaken.

  • Wanneer u de stoel verstelt (naar voor of achter, zithoogte, rugleuning, enz.) moet u opletten dat u uw handen of andere lichaamsdelen niet in het bewegingspad van de stoel plaatst, om te voorkomen dat u bekneld of gekneusd raakt.

  • Na het verstellen van de stoelstand, verzekert u zich ervan dat de stoel vergrendeld is.

  • Verzeker u ervan dat kinderen de stoelen niet verstellen omdat hierdoor het risico van beknelling ontstaat.

  • Terwijl Gemakkelijk instappen en uitstappen is ingeschakeld, verzekert u zich ervan dat er voldoende veilige ruimte is op zowel de voorste als de achterste zitrij voor kinderen, passagiers en huisdieren. Tref voorzorgsmaatregelen om pletten en stoten tijdens het verstellen van de stoelen te voorkomen.

  • Wacht totdat Gemakkelijk instappen en uitstappen is voltooid voordat u de auto start. Enige handeling die u op dat moment uitvoert, kan leiden tot het verlies van de controle over de auto en als gevolg daarvan een ongeval.

  • Het wordt aanbevolen om Gemakkelijk instappen en uitstappen uit te schakelen als vaak kinderen op de achterbank zitten.

  • Voordat u de auto start, verzekert u zich ervan dat uw stoel in de aanbevolen stand is versteld (raadpleeg de Gebruikershandleiding voor de aanbevolen zithouding en stoelstand).

De afstelling van de stoel bedienen op het middendisplay

U kunt de afstelling van de bestuurdersstoel bedienen op het middendisplay.

Tik in de interface voor bediening van de bestuurdersstoel op de richtingspijlen voor "Stand", "Rugleuning" en "Zitkussen" om respectievelijk de stand van de bestuurdersstoel, de hellingshoek van de rugleuning en de stand van het zitkussen af te stellen.

Op het middendisplay zijn zes standen beschikbaar, namelijk Rijstand, Ruststand, Uitstapstand, Andere stand, Alternatieve stand en Hellingshoekstand U moet alle standen zelf instellen, uitgezonderd de hellingshoekstand.

Een geheugenpositie instellen:

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Stoelen > Bestuurdersstoel om de stand van de bestuurdersstoel op deze pagina in te stellen.

Nadat de stand van de stoel met behulp van de stoelknoppen of op het middendisplay is afgesteld, kunt u gepersonaliseerde standen instellen voor verschillende scenario's door op het scherm op de knop Rijstand/Ruststand/Uitstapstand/Alternatieve stand/Andere stand te drukken, waarna de instelling automatisch wordt opgeslagen onder het betreffende gebruikersaccount. Als u een ingestelde stand wilt veranderen, stelt u de stoel af en slaat u de instelling opnieuw op.

Aanbevolen zithouding en stand van de stoel voor de bestuurder

Om het mogelijke risico tot een minimum te beperken en uw veiligheid te garanderen, stelt u de stoelen als volgt af voordat u wegrijdt:

  • Zet de stoel naar voren of naar achteren in een positie waarbij u de gas- en rempedalen gemakkelijk kunt indrukken.

  • Stel de rugleuning van de stoel af op een geschikte rechtop-zithouding, waarbij uw rug volledig tegen de rugleuning komt en de rugleuning niet te ver is gekanteld.

  • Stel de hoogte van de stoel af in een geschikte positie waarbij u uw handen comfortabel op het stuurwiel kunt leggen.

  • Stel het stuurwiel zodanig af dat er minimaal een afstand van 25 cm tussen uw borstkas en het stuurwiel zit.

  • Stel de hoofdsteun zodanig af dat het midden van de hoofdsteun op dezelfde hoogte als uw ogen staat.

  • Leg het middelste deel van de veiligheidsgordel tussen de nek en de schouder. Plaats het heupgedeelte van de veiligheidsgordel stevig over uw heupgewrichten, niet over uw onderbuik.

Waarschuwing 请勿在座椅上使用各种类型的座椅套或者自行改装座椅面套。在发生碰撞事故时座椅套或改装后面套会严重限制座椅侧气囊的展开。乘员保护程度会大大降低,增加人员受伤风险。

Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:

  • Gebruik geen diverse typen stoelbekleding en breng zelf geen wijzigingen aan in de stoelbekleding. In het geval van een botsing, kan de nieuwe of gewijzigde stoelbekleding het opblazen van de zijairbags in de stoelen ernstig hinderen, de bescherming van de inzittenden aanzienlijk verlagen en het risico van letsel verhogen.

  • Plaats geen voorwerpen onder de stoelen. Hierdoor kunnen veiligheidsrisico's ontstaan bij het verstellen van de stoel of bij aanrijdingen, snel optrekken of plotseling afremmen.

  • Hang geen andere voorwerpen (bijv. kleerhangers) aan stoelen of hoofdsteunen. Dit kan het risico op letsel verhogen in het geval van een aanrijding of bij plotseling optrekken of afremmen.

  • Tijdens het rijden mag op elke zitplaats in de auto slechts één persoon zitten. Laat een kleuter of een kind nooit een zitplaats en een veiligheidsgordel delen met een volwassene. Houd geen kleuter vast en laat een kind nooit bij een volwassene op schoot meerijden. Anders kunnen veiligheidsrisico's ontstaan bij aanrijdingen, snel optrekken of plotseling afremmen, waarbij het kind en/of de volwassen letsel kunnen oplopen.

  • Wissel de voorste en achterste hoofdsteunen niet om. Anders kunnen de hoofdsteunen niet worden afgesteld op de juiste hoogte en in de juiste stand. In het geval van een ongeval of noodstop, is het risico van hoofd- en nekletsel groter.

  • Als de rugleuning van de stoel te ver wordt gekanteld tijdens het rijden, kan dit in het geval van een aanrijding leiden tot ernstige letsels. Zie de aanbevolen correcte stoelposities.

  • Personen met beperkte pijngewaarwording door ziekte of leeftijd moeten het temperatuurregelsysteem en de stoelverwarming voorzichtig gebruiken om mogelijke brandwonden bij langdurig gebruik (zelfs bij relatief lage temperaturen) te voorkomen.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een stand zetten die niet bedoeld is voor rijden, zoals de stand Comfortabel kantelen (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden). In geval van een botsing of plotseling versnellen of vertragen, kan het risico van letsel of ernstig letsel hoger zijn.

De voorpassagiersstoel afstellen

De stand van de stoel afstellen met de knoppen

De voorpassagiersstoel heeft 16 elektrisch verstelbare standen, inclusief vier voor de onderrugsteun.

  1. Afstellen van de schuinstand van de zitting

    Draai de knop om de kantelhoek van de voorkant van het zitkussen af te stellen.

    Afstellen van de stand van de stoel in de lengterichting

    Beweeg deze knop heen en weer om de stoel naar voren of naar achteren te zetten.

    Verstellen van de zithoogte

    Beweeg het middelste deel van deze knop omhoog of omlaag om de zithoogte te verstellen.

    Afstelling van de lengte van het zitkussen

    Om de lengte van het zitkussen af te stellen, moet u drukken op het overeenkomstige uiteinde van de knop.

  2. De rugleuning afstellen

    Beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel af te stellen.

  3. De onderrugsteun afstellen

    Druk op de knop omhoog/omlaag/links/rechts om de onderrugsteun af te stellen.

    Aanpasbare comfortknop

    Druk op de middelste knop om de comfortfunctie in of uit te schakelen. Houd de middelste knop even ingedrukt om de huidige comfortinstelling op te slaan.

Opgelet 舒适自选键跟车记忆的功能默认为按摩或背部舒缓。无女王副驾
  1. De standaardfunctie van de aanpasbaar-comfortknop is massage of rugklachtenbehandeling.

  2. Houd de aanpasbaar-comfortknop ingedrukt om de huidige comfortfunctie van de stoel, inclusief type, niveau en modus, in het geheugen op te slaan.

  3. De aanpasbaar-comfortknop kan worden gebruikt om 2 comfortfuncties op te slaan, maar comfortfuncties die elkaar uitsluiten kunnen niet tegelijkertijd worden opgeslagen, bijvoorbeeld verwarmings- en ventilatiefuncties, of massage en rugklachtenbehandeling.

  4. Als een comfortfunctie is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door indrukken van de comfortknop.

Waarschuwing 在进行座椅调节(前后,高度,靠背等)前,请确认座椅和周围及后排儿童、乘员、宠物等的留有相对安全空间。避免后排儿童、乘员、宠物等产生挤压、碰等风险。在车辆驻车状态下,进行乘客座椅位置、头枕等调节。车辆行驶过程中,进行座椅位置等相应调节,可能会引起安全风险。

Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:

  • Voordat u de stoel verstelt (naar voren/achteren, zithoogte, rugleuning, enz.) moet u controleren of er voldoende veilige ruimte is rondom de stoel, rekening houdend met kinderen, andere inzittenden en huisdieren op de achterbank. Zo voorkomt u dat die door de stoel geraakt of gekneld worden.

  • Voordat u de stoel verstelt (naar voren en achteren, zithoogte, rugleuning, beensteun, enz.), verzekert u zich ervan dat er voldoende veilige ruimte is in de omgeving om risico's van vervorming en breuk als gevolg van samendrukking en botsing met voorwerpen in de omgeving (voetsteun, beensteun, bekerhouder in de stoel, armleuning, enz.) te voorkomen tijdens het verstellen van de stoel.

  • Verzeker u ervan de positie van de passagiersstoelen, hoofdsteun en andere onderdelen alleen te verstellen terwijl de auto in de parkeerstand staat. Terwijl de auto rijdt, kan het verstellen van de stoel of andere onderdelen van de auto een risico van letsel met zich meebrengen.

  • Wanneer u de stoel verstelt (naar voor of achter, zithoogte, rugleuning, enz.) moet u opletten dat u uw handen of andere lichaamsdelen niet in het bewegingspad van de stoel plaatst, om te voorkomen dat u bekneld of gekneusd raakt.

  • Na het verstellen van de stoelstand, verzekert u zich ervan dat de stoel vergrendeld is.

  • Verzeker u ervan dat kinderen de stoelen niet verstellen omdat hierdoor het risico van beknelling ontstaat.

  • Terwijl Gemakkelijk instappen en uitstappen is ingeschakeld, verzekert u zich ervan dat er voldoende veilige ruimte is op zowel de voorste als de achterste zitrij voor kinderen, passagiers en huisdieren. Tref voorzorgsmaatregelen om pletten en stoten tijdens het verstellen van de stoelen te voorkomen.

  • Wacht totdat Gemakkelijk instappen en uitstappen is voltooid voordat u de auto start. Enige handeling die u op dat moment uitvoert, kan leiden tot het verlies van de controle over de auto en als gevolg daarvan een ongeval.

  • Het wordt aanbevolen om Gemakkelijk instappen en uitstappen uit te schakelen als vaak kinderen op de achterbank zitten.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een stand zetten die niet bedoeld is voor rijden, zoals de stand Kantelen met één klik of de stand Gewichtsloos (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden), aangezien hierdoor het risico van letsel van de inzittenden kan verhogen in geval van een botsing en bij plotseling versnellen of vertragen.

  • Voordat u de auto start, verzekert u zich ervan dat uw stoel in de aanbevolen stand is versteld (raadpleeg de Gebruikershandleiding voor de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden).

De stand van de stoel afstellen met de knoppen

De voorpassagiersstoel heeft 16 elektrisch verstelbare standen, inclusief vier voor de onderrugsteun.

  1. De voetensteun afstellen

    Om de opening van de voetensteun af te stellen, beweegt u het middendeel van deze knop omhoog en omlaag.

  2. Afstellen van de stand van de stoel in de lengterichting

    Beweeg deze knop heen en weer om de stoel naar voren of naar achteren te zetten.

    Verstellen van de zithoogte

    Beweeg het middelste deel van deze knop omhoog of omlaag om de zithoogte te verstellen.

    De beensteun afstellen

    Om de beensteun uit te schuiven of in te trekken, drukt u op het betreffende uiteinde van deze knop.
  3. De rugleuning afstellen

    Beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel af te stellen.

  4. De onderrugsteun afstellen

    Druk op de knop omhoog/omlaag/links/rechts om de onderrugsteun af te stellen.

    Aanpasbare comfortknop

    Druk op de middelste knop om de comfortfunctie in of uit te schakelen. Houd de middelste knop even ingedrukt om de huidige comfortinstelling op te slaan.

  5. Comfort met één klik

    Om de stoel te verschuiven naar de Gewichtsloos-stand, drukt u eenmaal op de knop. Druk op de knop om de beweging van de stoel te stoppen en druk er nogmaals op om de beweging te hervatten.

    Om de stoel terug te zetten in zijn oorspronkelijke stand, houdt u de knop ingedrukt.

Opgelet 舒适自选键跟车记忆的功能默认为按摩或背部舒缓。女王副驾
  • De standaardfunctie van de aanpasbaar-comfortknop is massage of rugklachtenbehandeling.

  • Houd de aanpasbaar-comfortknop ingedrukt om de huidige comfortfunctie van de stoel, inclusief type, niveau en modus, in het geheugen op te slaan.

  • De aanpasbare comfortknop kan worden gebruikt om 2 comfortfuncties op te slaan, maar comfortfuncties die elkaar uitsluiten kunnen niet tegelijkertijd worden opgeslagen, bijvoorbeeld verwarmings- en ventilatiefuncties, of massage en rugklachtenbehandeling.

  • Als een comfortfunctie is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door indrukken van de comfortknop.

  • De knop Comfort met één klik wordt gebruikt om de Gewichtsloos-stand standaard te onthouden, en kan naar wens op het middendisplay worden ingesteld op een andere stand.

Waarschuwing 在进行座椅调节(前后,高度,靠背等)前,请确认座椅和周围及后排儿童、乘员、宠物等的留有相对安全空间。避免后排儿童、乘员、宠物等产生挤压、碰等风险。在车辆驻车状态下,进行乘客座椅位置、头枕等调节。车辆行驶过程中,进行座椅位置等相应调节,可能会引起安全风险。

Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:

  • Voordat u de stoel verstelt (naar voren/achteren, zithoogte, rugleuning, enz.) moet u controleren of er voldoende veilige ruimte is rondom de stoel, rekening houdend met kinderen, andere inzittenden en huisdieren op de achterbank. Zo voorkomt u dat die door de stoel geraakt of gekneld worden.

  • Voordat u de stoel verstelt (naar voren en achteren, zithoogte, rugleuning, beensteun, enz.), verzekert u zich ervan dat er voldoende veilige ruimte is in de omgeving om risico's van vervorming en breuk als gevolg van samendrukking en botsing met voorwerpen in de omgeving (voetsteun, beensteun, bekerhouder in de stoel, armleuning, enz.) te voorkomen tijdens het verstellen van de stoel.

  • Verzeker u ervan de positie van de passagiersstoelen, hoofdsteun en andere onderdelen alleen te verstellen terwijl de auto in de parkeerstand staat. Terwijl de auto rijdt, kan het verstellen van de stoel of andere onderdelen van de auto een risico van letsel met zich meebrengen.

  • Wanneer u de stoel verstelt (naar voor of achter, zithoogte, rugleuning, enz.) moet u opletten dat u uw handen of andere lichaamsdelen niet in het bewegingspad van de stoel plaatst, om te voorkomen dat u bekneld of gekneusd raakt.

  • Na het verstellen van de stoelstand, verzekert u zich ervan dat de stoel vergrendeld is.

  • Verzeker u ervan dat kinderen de stoelen niet verstellen omdat hierdoor het risico van beknelling ontstaat.

  • Terwijl Gemakkelijk instappen en uitstappen is ingeschakeld, verzekert u zich ervan dat er voldoende veilige ruimte is op zowel de voorste als de achterste zitrij voor kinderen, passagiers en huisdieren. Tref voorzorgsmaatregelen om pletten en stoten tijdens het verstellen van de stoelen te voorkomen.

  • Wacht totdat Gemakkelijk instappen en uitstappen is voltooid voordat u de auto start. Enige handeling die u op dat moment uitvoert, kan leiden tot het verlies van de controle over de auto en als gevolg daarvan een ongeval.

  • Het wordt aanbevolen om Gemakkelijk instappen en uitstappen uit te schakelen als vaak kinderen op de achterbank zitten.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een stand zetten die niet bedoeld is voor rijden, zoals de stand Kantelen met één klik of de stand Gewichtsloos (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden), aangezien hierdoor het risico van letsel van de inzittenden kan verhogen in geval van een botsing en bij plotseling versnellen of vertragen.

  • Voordat u de auto start, verzekert u zich ervan dat uw stoel in de aanbevolen stand is versteld (raadpleeg de Gebruikershandleiding voor de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden).

De afstelling van de stoel bedienen op het middendisplay

U kunt de afstelling van de voorpassagiersstoel bedienen op het middendisplay.

Tik in de interface voor bediening van de voorpassagiersstoel op de richtingspijlen voor "Stand", "Rugleuning" en "Voetensteun" om respectievelijk de stand van de voorpassagiersstoel, de hellingshoek van de rugleuning en de stand van de voetensteun af te stellen.

Het middendisplay biedt zes opties voor de stand: de standaardstand, normale stand, ruststand, hellingshoekstand, gewichtsloos-stand en alternatieve stand. U kunt de normale stand, ruststand en alternatieve stand naar wens instellen, maar de gewichtsloos-stand is alleen beschikbaar in auto's met de optionele loungestoel.

Een geheugenpositie instellen:

Open de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Stoelen > Voorpassagiersstoel om de stand van de voorpassagiersstoel op deze pagina in te stellen.

U kunt de stand van de stoel afstellen met behulp van de stoelknoppen of op het middendisplay om gepersonaliseerde standen af te stellen voor verschillende scenario's door in de interface op de knop Normale stand/Ruststand/Alternatieve stand te drukken, waarna de instellingen worden opgeslagen onder het betreffende gebruikersaccount. Als u een ingestelde stand wilt veranderen, stelt u de stoel af en slaat u de instelling opnieuw op.

De beweging van de stoel bedienen vanaf het bedieningsscherm achterin.

De achterpassagiers kunnen de bewegingen van de voorpassagiersstoel bedienen op het bedieningsscherm achterin.

Voor toegang tot de interface Snelle toegang op het bedieningsscherm achterin, klikt u op de knoppen "Voorpassagiersstoel opbergen" of "Voorpassagiersstoel terugzetten".

  • Voorpassagiersstoel opbergen: De voorpassagiersstoel beweegt zo ver mogelijk naar voren.

  • Voorpassagiersstoel terugzetten: De voorpassagiersstoel keert terug naar de standaardstand.

Aanbevolen zithouding en stand van de stoel voor de voorpassagier

Om het mogelijke risico tot een minimum te beperken en uw veiligheid te garanderen, stelt u de stoelen als volgt af voordat u wegrijdt:

  • Zet de stoel naar achteren of naar voren in een positie waarbij u beide voeten in de voetruimte vóór de stoel kunt plaatsen.

  • Stel de rugleuning van de stoel af op een geschikte rechtop-zithouding, waarbij uw rug volledig tegen de rugleuning komt en de rugleuning niet te ver is gekanteld.

  • Stel de hoofdsteun zodanig af dat het midden van de hoofdsteun op dezelfde hoogte als uw ogen staat.

  • Leg het middelste deel van de veiligheidsgordel tussen de nek en de schouder. Plaats het heupgedeelte van de veiligheidsgordel stevig over uw heupgewrichten, niet over uw onderbuik.

Waarschuwing 请勿在座椅上使用各种类型的座椅套或者自行改装座椅面套。在发生碰撞事故时座椅套或改装后面套会严重限制座椅侧气囊的展开。乘员保护程度会大大降低,增加人员受伤风险。

Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:

  • Gebruik geen diverse typen stoelbekleding en breng zelf geen wijzigingen aan in de stoelbekleding. In het geval van een botsing, kan de nieuwe of gewijzigde stoelbekleding het opblazen van de zijairbags in de stoelen ernstig hinderen, de bescherming van de inzittenden aanzienlijk verlagen en het risico van letsel verhogen.

  • Plaats geen voorwerpen onder de stoelen. Hierdoor kunnen veiligheidsrisico's ontstaan bij het verstellen van de stoel of bij aanrijdingen, snel optrekken of plotseling afremmen.

  • Hang geen andere voorwerpen (bijv. kleerhangers) aan stoelen of hoofdsteunen. Dit kan het risico op letsel verhogen in het geval van een aanrijding of bij plotseling optrekken of afremmen.

  • Tijdens het rijden mag op elke zitplaats in de auto slechts één persoon zitten. Laat een kleuter of een kind nooit een zitplaats en een veiligheidsgordel delen met een volwassene. Houd geen kleuter vast en laat een kind nooit bij een volwassene op schoot meerijden. Anders kunnen veiligheidsrisico's ontstaan bij aanrijdingen, snel optrekken of plotseling afremmen, waarbij het kind en/of de volwassen letsel kunnen oplopen.

  • Wissel de voorste en achterste hoofdsteunen niet om. Anders kunnen de hoofdsteunen niet worden afgesteld op de juiste hoogte en in de juiste stand. In het geval van een ongeval of noodstop, is het risico van hoofd- en nekletsel groter.

  • Als de rugleuning van de stoel te ver wordt gekanteld tijdens het rijden, kan dit in het geval van een aanrijding leiden tot ernstige letsels. Zie de aanbevolen correcte stoelposities.

  • Personen met beperkte pijngewaarwording door ziekte of leeftijd moeten het temperatuurregelsysteem en de stoelverwarming voorzichtig gebruiken om mogelijke brandwonden bij langdurig gebruik (zelfs bij relatief lage temperaturen) te voorkomen.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een stand zetten die niet bedoeld is voor rijden, zoals de stand Comfortabel kantelen (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden). In geval van een botsing of plotseling versnellen of vertragen, kan het risico van letsel of ernstig letsel hoger zijn.

Waarschuwing 副驾驶座椅请勿让儿童单独乘坐或怀抱儿童乘坐等以下图示行为:

De gedragingen aangegeven in de volgende afbeelding zijn niet toegestaan, zoals een kind alleen laten zitten of vasthouden op de voorpassagiersstoel:

De zitplaatsen van de achterbank afstellen

Beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel af te stellen.

  1. De rugleuning afstellen

    Beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel af te stellen.

  2. Aanpasbare comfortknop

    Druk op de middelste knop om de comfortfunctie in of uit te schakelen. Houd de middelste knop even ingedrukt om de huidige comfortinstelling op te slaan.

Opgelet 舒适自选键跟车记忆的功能默认为按摩或背部舒缓。后排
  • De standaardfunctie van de aanpasbaar-comfortknop is massage of rugklachtenbehandeling.

  • Houd de aanpasbaar-comfortknop ingedrukt om de huidige comfortfunctie van de stoel, inclusief type, niveau en modus, in het geheugen op te slaan.

  • De aanpasbare comfortknop kan worden gebruikt om 2 comfortfuncties op te slaan, maar comfortfuncties die elkaar uitsluiten kunnen niet tegelijkertijd worden opgeslagen, bijvoorbeeld verwarmings- en ventilatiefuncties, of massage en rugklachtenbehandeling.

  • Als een comfortfunctie is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door indrukken van de comfortknop.

Aanbevolen zithouding en stand van de stoel voor de achterpassagiers

Om het mogelijke risico tot een minimum te beperken en uw veiligheid te garanderen, stelt u de stoelen als volgt af voordat u wegrijdt:

  • Houd de rugleuning in de stand rechtop.

  • Stel de hoofdsteun zodanig af dat het midden van de hoofdsteun op dezelfde hoogte als uw ogen staat.

  • Stel de rugleuning van de stoel af op een geschikte rechtop-zithouding, waarbij uw rug volledig tegen de rugleuning komt en de rugleuning niet te ver is gekanteld.

  • Plaats uw voeten in de voetenruimte vóór de achterstoel.

  • Leg het middelste deel van de veiligheidsgordel tussen uw nek en schouder, en wikkel het heupgedeelte van de veiligheidsgordel stevig rond uw heup (niet uw buik).

  • Wanneer er kinderen in uw auto zitten, zet de kinderen dan in geschikte kinderzitjes om ze te beschermen. Zie het hoofdstuk over kinderzitjes voor meer informatie.

De rugleuning van de achterstoel kantelen

Trek aan de mechanische hendel van de rugleuning van de stoel om de rugleuning te ontgrendelen en kantel vervolgens de rugleuning plat voorover om de rugleuning van de stoel te kantelen.

Waarschuwing 当放平座椅靠背时,确保后排座椅上没有任何物品,且座椅安全带也未连接。否则,可能损坏后排座椅。
  • Wanneer u de rugleuning van een zitplaats van de achterbank neerklapt, moet u controleren of er geen voorwerpen op de zitplaats liggen en of de veiligheidsgordel niet is bevestigd. Wanneer u dat niet doet, kan er schade aan de zitplaatsen van de derde zitrij ontstaan.

  • Zorg ervoor dat de stoel is vergrendeld voordat u de auto start (vooruit en achteruit, hoogte, rugleuning enz..). Anders bestaat er kans op letsel. (Als de zitplaatsen van de achterbank bijvoorbeeld niet volledig zijn vergrendeld nadat de rugleuningen omhoog zijn gezet, kan de kans op letsel toenemen bij ongevallen, of bij plotseling accelereren of afremmen.)

  • Ga niet op neergeklapte zitplaatsen zitten (bijvoorbeeld op neergeklapte zitplaatsen van de achterbank) terwijl de auto rijdt. Anders bestaat de kans op (dodelijk) letsel bij een aanrijding, of bij plotseling accelereren of afremmen.

  • Wanneer de rugleuning van een zitplaats van de achterbank wordt versteld, mag de veiligheidsgordel niet draaien of vast komen te zitten in de rugleuning. Anders kan de veiligheidsgordel beschadigd raden, wat een veiligheidsrisico kan betekenen.

Waarschuwing Hang geen andere voorwerpen (bijv. kleerhangers) aan stoelen of hoofdsteunen. Dit kan het risico op letsel verhogen in het geval van een aanrijding of bij plotseling optrekken of afremmen.
  • Hang geen andere voorwerpen (bijv. kleerhangers) aan stoelen of hoofdsteunen. Dit kan het risico op letsel verhogen in het geval van een aanrijding of bij plotseling optrekken of afremmen.

  • Tijdens het rijden mag er op elke zitplaats in de wagen maar één persoon zitten. Laat een kind nooit een zitplaats en veiligheidsgordel delen met een volwassene. Laat een baby of een kind nooit bij een volwassene op schoot meerijden. Anders kunnen veiligheidsrisico's ontstaan bij aanrijdingen, snel optrekken of plotseling afremmen, waarbij het kind en/of de volwassen letsel kunnen oplopen.

  • Personen met beperkte pijngewaarwording door ziekte of leeftijd moeten het temperatuurregelsysteem en de stoelverwarming voorzichtig gebruiken om mogelijke brandwonden bij langdurig gebruik (zelfs bij relatief lage temperaturen) te voorkomen.

Waarschuwing Achterpassagiers mogen zich niet op de volgende manier gedragen:

Achterpassagiers mogen zich niet op de volgende manier gedragen:

De hoofdsteun van de stoel afstellen

De hoofdsteunen van de voorstoelen afstellen

Druk op de knop op de zijkant van de hoofdsteun om de hoofdsteun handmatig omhoog/omlaag/naar voren/naar achteren te verstellen.

De hoofdsteunen achterin afstellen

Druk op de rechterknop onder de hoofdsteun om de hoofdsteun omhoog en omlaag te verplaatsen. Zet de hoofdsteun in de juiste positie totdat u een klik hoort. Dit betekent dat de hoofdsteun in deze positie is vergrendeld.

Wanneer de hoofdsteun in de laagste stand staat en buiten gebruik is, moet deze worden opgetild en vergrendeld om te kunnen worden gebruikt.

Waarschuwing To provide the best protection, make sure the headrest is set to an appropriate height according to the occupant's height.
  • Om de beste bescherming te bieden, moet u ervoor zorgen dat de hoogte van de hoofdsteun is afgesteld op de lengte van de inzittende.

  • Gebruik de hoofdsteun niet wanneer deze in de laagste stand staat. Trek de hoofdsteun voor gebruik omhoog en controleer of deze in de gewenste stand vergrendeld is.

  • Stel de hoofdsteun van de stoel in en zorg ervoor dat het midden van de hoofdsteun en de ogen van de inzittende zich op hetzelfde niveau bevinden.

  • Rijd niet met het voertuig als de hoofdsteun verwijderd is! In geval van een botsing, plotselinge versnelling of vertraging bieden stoelen zonder hoofdsteunen mogelijk niet voldoende bescherming aan het hoofd, wat ernstige gevolgen kan hebben.

Voorpassagiersstoel opbergen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Voorpassagiersstoel > Voorpassagiersstoel opbergen, waarna de voorpassagiersstoel naar zijn voorste stand beweegt.

Veeg naar de interface voor stoel afstellen op het bedieningsscherm achterin en tik op Voorpassagiersstoel opbergen, waarna de voorpassagiersstoel naar zijn voorste stand beweegt. Tik op Voorpassagiersstoel terugzetten, waarna de voorpassagiersstoel wordt teruggezet in zijn standaardstand.

Stoelmassage

Zowel de voorstoelen als de achterstoelen kunnen optioneel worden uitgerust met de onderrugmassagefunctie, die standaard is uitgeschakeld. Open onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk de pagina Comfortpaneel en tik op Stoelen > Massage en selecteer de gewenste massagestand (modus 1, modus 2, modus 3, modus 4, modus 5) en de massage-intensiteit (niveau 1, niveau 2).
  • Modus 1: Zachtjes

  • Modus 2: Rollen

  • Modus 3: Dynamisch

  • Modus 4: Onderrug

  • Modus 5: Bovenrug

  • Niveau 1: Zacht

  • Niveau 2: Hard

De stoelmassage wordt automatisch uitgeschakeld als de massagemodus niet wordt veranderd binnen 20 minuten.

Opgelet 若功能进行中乘客离开座位超过 30 秒,功能关闭。

Als een passagier zijn/haar stoel gedurende langer dan 30 seconden verlaat tijdens de werking van deze functie, wordt deze functie uitgeschakeld.

Stoelverwarming

De stoelen hebben een verwarmingsfunctie, die standaard is uitgeschakeld. Open onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk de pagina Comfortpaneel en tik op Stoel > Verwarming om de verwarmingsfunctie voor de betreffende stoel in te schakelen en het niveau te selecteren. Er zijn drie verwarmingsniveaus, die de stoel binnen 10 minuten tot het ingestelde niveau verwarmen en deze temperatuur handhaven.

Slimme stoelverwarming: Deze functie is standaard uitgeschakeld. Nadat deze is ingeschakeld en de omgevingstemperatuur lager is dan 12 °C en de interieurtemperatuur lager is dan 10 °C, wordt de stoelverwarmingsfunctie automatisch ingeschakeld. Hoe lager de omgevingstemperatuur, hoe langer de stoelverwarming ingeschakeld blijft.

Opmerking 若功能进行中乘客离开座位超过 30 秒,功能关闭,此时中控屏会保存当前功能的挡位;若乘客离开后 15 分钟之内有人就座,则功能恢复至保存的挡位,若 15 分钟之内无人就座功能将保持关闭状态;因疾病或年龄等其他情况造成疼痛感知能力受限的人士,应当小心使用温度控制系统和座椅加热,避免长时间使用导致潜在的低温烫伤。
  • Als deze functie aan staat, wordt het huidige niveau opgeslagen en wordt de functie uitgeschakeld wanneer de passagier de stoel gedurende meer dan 30 seconden verlaat;

  • Als iemand binnen 15 minuten na het vertrek van de passagier gaat zitten, wordt het eerder opgeslagen niveau hervat; als er binnen 15 minuten niemand gaat zitten, blijft de functie uitgeschakeld;

  • Personen met een beperkte pijngewaarwording als gevolg van ziekte, leeftijd of andere aandoeningen moeten het temperatuurregelsysteem en de stoelverwarming zorgvuldig gebruiken om mogelijke brandwonden bij lage temperaturen als gevolg van langdurig gebruik te voorkomen.

Stoelventilatie

De voor- en achterstoelen hebben een optionele ventilatiefunctie, die standaard is uitgeschakeld. Open onderaan het middendisplay op de bedieningsbalk de pagina Comfortpaneel en tik op Stoelen > Ventilatie om de ventilatiefunctie voor de betreffende stoel in te schakelen. Er zijn drie ventilatieniveaus.

Opmerking 若功能进行中乘客离开座位超过 30 秒,功能关闭,此时中控屏会保存当前功能的挡位
  • Als deze functie aan staat, wordt het huidige niveau opgeslagen en wordt de functie uitgeschakeld wanneer de passagier de stoel gedurende meer dan 30 seconden verlaat;

  • Als iemand binnen 15 minuten na het vertrek van de passagier gaat zitten, wordt het eerder opgeslagen niveau hervat; Als er binnen 15 minuten niemand gaat zitten, blijft de functie uitgeschakeld.

Stoelen met stressontlasting

De voorstoel heeft stressontlastingsfuncties voor uw onderrug. Ga naar de pagina Comfortpaneel op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Stoel > Ontlasten en selecteer de gewenste ontlastingsmodus voor de stoel.

  • Modus 1: Ontlasting van de rug boven

  • Modus 2: Ontlasting van de rug midden

  • Modus 3: Ontlasting van de rug onder

  • Modus 4: Circulerende ontlasting van onderrug boven naar onderrug onder

Na het inschakelen van elke stand start een cyclus van 20 minuten die automatisch na 20 minuten stopt.

Opgelet 若功能进行中乘客离开座位超过 30 秒,功能关闭。

Als een passagier zijn/haar stoel gedurende langer dan 30 seconden verlaat tijdens de werking van deze functie, wordt deze functie uitgeschakeld.

Opbergvak voorin

De auto heeft een aantal praktische opbergvakken voor het opbergen van dagelijkse benodigdheden.

Waarschuwing 储物空间内禁止放置易燃、易爆、易飞溅的物品,储物时请盖紧盒盖。

Plaats nooit brandbare voorwerpen of vloeistoffen met een hoog risico op spatten in de kofferruimte. Sluit de klep altijd na het plaatsen van voorwerpen in de kofferruimte.

Opbergvak in het portier

Onderaan elk portier bevindt zich een opbergvak, waarin spullen kunnen worden geplaatst. Deze is voorzien van opbergverlichting in het portier voor 's nachts, wanneer er weinig licht is en wanneer de positielichten zijn ingeschakeld.

Opgelet 在门板下方储物时,请勿放置过大尺寸或尖锐的物品,以免门板结构和表面受到损伤。

Plaats geen grote of scherpe voorwerpen in de onderste opbergruimte van het deurpaneel om schade aan de constructie en oppervlak van het deurpaneel te voorkomen.

Bekerhouder

Er bevinden zich twee bekerhouders in de middelste armsteun, die voor drankjes kunnen worden gebruikt.

Waarschuwing 请勿在杯托中放置未盖紧的热饮,以防车辆行进过程中烫伤。请勿使用易碎的杯具,车辆发生事故时易碎杯具会带来二次伤害。
  • Plaats geen warme dranken in een bekerhouder. Morsen kan het risico op letsel vergroten.

  • Plaats geen breekbare voorwerpen om letsel bij breuk uit te sluiten

Open opbergvak in de middenconsole

Het open opbergvak onder de middenconsole kan worden gebruikt voor het tijdelijk opbergen van niet-belangrijke voorwerpen en achterin bevindt zich ook een 12V-voeding, waarmee de elektronische apparaten van inzittenden kunnen worden opladen.

Opbergvak achterin

Achterportieren

Naast de achterstoelen bevinden zich praktische opbergvakken. Beide achterportieren zijn voorzien van een opbergvak dat kan worden gebruikt om bekers of spullen in te plaatsen. Deze is voorzien van opbergverlichting in het portier voor 's nachts, wanneer er weinig licht is en wanneer de positielichten zijn ingeschakeld.

Opgelet 在门板下方储物时,请勿放置过大尺寸或尖锐的物品,以免门板结构和表面受到损伤。

Plaats geen grote of scherpe voorwerpen in de onderste opbergruimte van het deurpaneel om schade aan de constructie en oppervlak van het deurpaneel te voorkomen.

Er zijn ook kledinghaken naast beide portieren, waar u uw kleding aan kunt hangen.

Waarschuwing 请勿在门边衣帽钩处悬挂任何硬物(如衣架、水果、玻璃瓶等),以免造成意外伤害。

Hang geen harde voorwerpen (zoals hangers, fruit, glazen flessen) aan de kledinghaak vlakbij het portier om letsel bij een ongeval te voorkomen.

Middelste armsteun achterin

Wanneer er niemand op de middelste zitplaats van de achterbank zit, kunt u de middelste armsteun op de rugleuning openklappen; hieronder vindt u bekerhouders en opbergruimte.

De USB Type C-poort in het opbergvak kan worden gebruikt om mobiele apparaten op te laden. Er is geen USB Type C-poort in het opbergvak in het geval de optionele N-box is aangebracht.

Waarschuwing 车辆行驶过程中,避免在扶手放置重物、尖锐、易碎等物品。车辆发生碰撞、或急加减速情况下,物品飞出会增加人员受伤风险。
  • Plaats nooit brandbare voorwerpen of vloeistoffen met een hoog risico op spatten in de kofferruimte. Sluit de klep altijd na het plaatsen van voorwerpen in de kofferruimte.

  • Plaats bij het rijden geen zware, scherpe of breekbare voorwerpen op de armleuning. Bij een botsing, plotselinge versnelling of vertraging kunnen dergelijke voorwerpen het risico op letsel vergroten.

Beveiligd opbergvak

Opbergmodus

Het beveiligde opbergvak staat standaard in de opbergmodus. In deze modus is het beveiligde opbergvak niet vergrendeld en kan de klep worden geopend met de knoppen links en rechts van de middelste armsteun:

  1. Knoppen voor het opbergvak

    Druk op de knop om de klep te openen. Deze kan worden gebruikt om bijvoorbeeld mobiele telefoons of zakdoekjes op te bergen (de klep kan worden geopend met zowel de linker- als de rechterknop).

  2. USB C-poort in het opbergvak (60 W)

    Snelle-overdrachtspoort voor het opladen van mobiele apparaten, geen ondersteuning voor gegevensoverdracht.

  3. USB A-poort in het opbergvak (2,5 W)

    Gewone overdrachtpoort voor gegevensoverdracht, zoals een geluidsbron op USB-media, video-export van een DVR, toegang tot een microfoon

  1. Knoppen voor het opbergvak

    Druk op de knop om de klep te openen. Deze kan worden gebruikt om bijvoorbeeld mobiele telefoons of zakdoekjes op te bergen (de klep kan worden geopend met zowel de linker- als de rechterknop).

  2. USB C-poort in het opbergvak (60 W)

    Snelle-overdrachtspoort voor het aansluiten van een AR-bril en opladen van mobiele apparaten, geen ondersteuning voor gegevensoverdracht.

  3. USB C-poort in het opbergvak (60 W)

    Snelle-overdrachtspoort voor het aansluiten van een AR-bril en opladen van mobiele apparaten, geen ondersteuning voor gegevensoverdracht.

Modus beveiligd opbergvak

Veeg naar rechts op de hoofdpagina op het middendisplay om de pagina Snelle toegang te openen en tik op Beveiligd opbergvak. Wanneer de modus beveiligd opbergvak voor het eerst wordt ingeschakeld, wordt op het middendisplay een pop-upvenster voor het instellen van het wachtwoord weergegeven en moet u een wachtwoord instellen om de modus beveiligd opbergvak in te stellen.

Eenmaal ingesteld moet u het wachtwoord op het middendisplay invoeren om het beveiligde opbergvak te ontgrendelen en daarna kunt u de klep openen met de knoppen op de zijkanten van de middelste armsteun.

Standschakelaar

Als u tussen de twee standen van het opbergvak wilt wisselen, opent u de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Veiligheid > Armsteunkast om te wisselen tussen de opbergmodus en de modus beveiligd opbergvak.

Opbergmodus > Modus beveiligd opbergvak:
  • Pagina Beveiligd opbergvak toevoegen

  • Een wachtwoord instellen

Modus beveiligd opbergvak > Opbergmodus:
  • Waarschuwing voor risico

  • De pagina Instellingen voor het beveiligde opbergvak wordt afgesloten (wordt grijs)

Bagageruimte achterin

Wanneer de achterklep is geopend, kunt u voorwerpen in de laadruimte van de bagageruimte achterin plaatsen.

Het opbergvak van de bagageruimte achterin is onderverdeeld in twee lagen: Boven en onder de vloer van de bagageruimte. Als u meer opbergruimte nodig hebt, kunt u de achterstoelen omlaag klappen.

Opgelet 存放液体物品时需注意密封保管,以免液体渗漏对车辆造成损坏。若发生渗漏,请及时清理。

Bij het opslaan van vloeistoffen in het voertuig moet u ervoor zorgen dat het reservoir goed is afgesloten. Morsen of lekken kunnen het voertuig beschadigen. Ruim bij morsen of lekkage de vloeistof zo snel mogelijk op.

Bagagesjoroog

Het bagagesjoroog wordt gebruikt om een net of touw aan te bevestigen waarmee voorwerpen op hun plaats worden gehouden. Er zitten er twee aan elke kant van de bagageruimte achterin.

Opmerking 载荷固定扣环的承重大约为 450 千克。

Het laadvermogen van een verankeringsoog is ongeveer 450 kg.

Opgelet 如果未固定或未充分固定物品,则其可能会滑动、翻倒或被抛起,从而撞到车辆驾驶员及乘客,尤其是在制动或突然转向时,可能存在伤害风险。 请务必妥善存放物品,以防其被抛起。行车前请牢固固定物品,以防其滑动或翻倒。较大较的物品务必使用安全带或固定带固定。
  • Voorwerpen die niet of niet goed zijn bevestigd, kunnen gaan schuiven, omvallen of door de auto worden gegooid, wat letsel bij de inzittenden tot gevolg kan hebben. Bij plotseling remmen of in bochten kan het risico van letsel toenemen.

  • Zorg ervoor dat alle voorwerpen goed in de auto zijn opgeborgen, zodat ze niet door de auto kunnen worden geworpen. Zorg ervoor dat alle voorwerpen goed zijn bevestigd voordat u gaat rijden om te voorkomen dat ze kunnen gaan schuiven of omvallen. Zorg ervoor dat grote of zware voorwerpen goed met banden of riemen zijn vastgezet.

12V-voeding in de bagageruimte achterin

De 12V-voeding bevindt zich aan de linkerkant van de bagageruimte achterin, die waar nodig voeding aan externe apparaten kan leveren.

Aangekoppelde aanhanger

Aangekoppeld accessoire

De trekhaak van de auto is een ronde koppeling conform de nationale norm ECR R55, die aangekoppelde accessoires kan ondersteunen (zoals een aanhanger, caravan of fietsendrager).

De trekhaak kan een verticale belasting tot 75 kg dragen. Bij het vervoeren van fietsen of andere voorwerpen met de trekhaak moet u altijd controleren of het maximumgewicht niet wordt overschreden. Bij de berekening van het kogeldruk, mag u nooit vergeten het gewicht van de fietsdrager of accessoire beugel mee te tellen. Als het gewicht van de fietsendrager bijvoorbeeld 14 kg is, kunnen er twee fietsen met een gewicht van elk 20 kg of vier fietsen van ongeveer 10 kg worden vervoerd om de maximumbelasting niet te overschrijden.

Opgelet De trekhaak van de wagen is ontworpen om een kogeldruk van maximaal 100 kg te dragen. Overschrijding van dit maximumgewicht kan zware schade aan de trekhaak veroorzaken.
  • De trekhaak van de wagen is ontworpen om een kogeldruk van maximaal 75 kg te dragen. Overschrijding van dit maximumgewicht kan zware schade aan de trekhaak veroorzaken.

  • Probeer geen accessoire drager te installeren op een wagen zonder trekhaakkit. Dit zou immers tot aanzienlijke schade kunnen leiden.

Bij het slepen van een aanhanger en het gebruik van andere accessoires nemen het gewicht en de weerstand van de auto toe, waardoor het rijbereik aanzienlijk afneemt met een aanhanger. Ondanks dat de calculator voor het rijbereik probeert het geschatte bereik aan te passen op basis van de aanhangwagenmodus, kan desondanks het werkelijke energieverbruik afwijken. U moet uw rijafstand en bestemming goed plannen.

Als u de accessoiresteun wilt monteren en gebruiken, moet de trekhaak zijn aangebracht. Volg daarna de instructies die bij de accessoire beugel/fietsdrager worden geleverd. U moet aan alle regelgeving en wettelijke vereisten voldoen bij het gebruik van draagaccessoires. De trekhaak set van de auto omvat ook de bedrading voor de verlichting die vereist is voor de accessoire steun.

Bij het aankoppelen van accessoires moet u regelmatig controleren of de accessoire steun en andere voorwerpen in veilige toestand zijn en ook controleren of de verlichting van de accessoires goed werkt (waar van toepassing).

Opmerking 建议至 NIO 官网购买汽车附件。尽管有第三方产品,NIO 推荐和支持经 NIO 批准的产品。在尝试安装非 NIO 附件之前,请查看产品信息以确保兼容性。

Het wordt aanbevolen om uw voertuigaccessoires aan te schaffen via de NIO-website. Koop zo nodig producten van andere bedrijven die voldoen aan de nationale normen. NIO beveelt producten aan die door NIO zijn goedgekeurd en ondersteunt deze. Voordat u een accessoire van een andere fabrikant installeert, moet u de productinformatie doorlezen om er zeker van te zijn dat dit accessoire compatibel is.

Opgelet 拖挂装置可能会遮挡后视镜、后摄像头和/或后超声波传感器的视野。此外,某些 PILOT 功能可能无法正常工作。

De aanhanger kan het zicht in de buitenspiegels, van de achteruitkijkcamera's en/of de ultrasone sensoren achter belemmeren. Bovendien werken sommige PILOT-functies mogelijk niet goed.

Trekvermogen

Het totale gewicht van de aanhanger (inclusief lading en bijkomende uitrusting) en het draagvermogen van de trekhaak mogen de volgende waarden niet overschrijden:

Band

Maximum trekvermogen

Maximaal draagvermogen trekhaak

19", 20"

1200 kg

75 kg

Het draagvermogen van de trekhaak (kogeldruk) is de neerwaartse kracht die het gewicht van de aanhanger uitoefent op de trekhaak. Deze belasting mag niet minder bedragen dan 4% van de aanhanglast. Wanneer er veel uitrusting, passagiers of lading in de aanhanger wordt vervoerd, kan de beschikbare kogeldruk beperkt zijn, waardoor het maximale aanhanger gewicht ook afneemt. Er vanuitgaande dat de lading in de aanhanger het toegestane brutogewicht (GVWR) niet overschrijdt, kan het maximale trekvermogen worden berekend. Het GVWR is op het typeplaatje van de auto gestanst.

Als u met een C6-rijbewijs met een trekkend voertuig rijdt, moet u ervoor zorgen dat de totale massa, inclusief die van het voertuig zelf en de aanhanger, minder is dan (niet inclusief) 4500 kg.

Bandenspanning tijdens het trekken van een aanhanger

De bandenspanning moet worden aangepast aan de extra lading van de aanhanger/drager. Houd de bandenspanning op 290 kPa. De maximaal toegestane steigingspercentage is 12% voor slepen.

Opmerking Bij het trekken mag de technisch toelaatbare maximale massa op de achteras niet groter zijn dan 15% en de technisch toelaatbare massa van het voertuig in beladen toestand mag niet groter zijn dan 100 kg. In dergelijke situaties mag de rijsnelheid niet hoger zijn dan 100 km/u en de bandenspanning van de achterbanden moet ten minste 20 kPa hoger zijn dan de normaal aanbevolen bandenspanning.

Bij het trekken mag de technisch toelaatbare maximale massa op de achteras niet groter zijn dan 15% en de technisch toelaatbare massa van het voertuig in beladen toestand mag niet groter zijn dan 75 kg. In dergelijke situaties mag de rijsnelheid niet hoger zijn dan 100 km/u en de bandenspanning van de achterbanden moet ten minste 20 kPa hoger zijn dan de normaal aanbevolen bandenspanning.

Waarschuwing 当汽车轮胎有故障时,切勿尝试进行拖挂拖车。临时维修的轮胎不能承受拖挂负载。使用有故障或临时维修的轮胎进行拖挂,可能会导致轮胎故障和车辆稳定性丧失。

Probeer nooit een voertuig met een defecte band te slepen. Tijdelijk gerepareerde banden zijn niet bestand tegen de trekbelasting. Slepen met defecte of tijdelijk gerepareerde banden kan leiden tot schade aan de banden en onstabiliteit van het voertuig.

Handelingen voorafgaand aan het trekken van een aanhanger

Vóór het trekken van een aanhanger moeten de volgende handelingen worden uitgevoerd:

  • Pomp de band op tot de gespecificeerde bandenspanning voor koude banden voor het slepen.

  • Zorg ervoor dat u de plaatselijke regelgeving en wettelijke vereisten voor het trekken van een aanhanger kent en deze in acht neemt.

  • Stel de achteruitkijkspiegels af zodat u een goed zicht naar achteren hebt zonder voor de hand liggende dode hoeken.

  • Schakel de aanhangwagenmodus in op het middendisplay.

Controleer het volgende:

  • De bestuurder van het trekkend voertuig moet over een C6-rijbewijs beschikken.

  • De auto moet horizontaal staan bij het aankoppelen aan de trekhaak. Als de neus van de auto omhoog wordt gedrukt en de achterkant naar beneden, controleer dan of het maximale trekvermogen en de kogeldruk uit de tabel "Trekvermogen" niet zijn overschreden.

  • Alle componenten van de trekhaak, accessoires en stekkers (waar aanwezig) zijn in goede staat en goed aangesloten. Trek geen aanhanger als er duidelijke problemen zijn.

  • De verlichting van de aanhanger (remlichten, richtingaanwijzers en markeringslichten) werkt goed.

  • De disselkoppeling is stevig op de trekhaak aangekoppeld.

  • Alle voorwerpen in de auto zitten goed vast.

  • U moet mogelijk wielblokken gebruiken.

  • De sleepbelasting wordt gelijkmatig verdeeld zodat het gewicht op de disselkoppeling ongeveer 4% van het totale sleepgewicht is en het maximale draagvermogen van de disselkoppeling uit de tabel 'Sleepvermogen' niet wordt overschreden.

Waarschuwing 拖车舌片重量必须约为拖车总重量的 4%,且不超过“拖挂能力”表格中提供的最大拖车舌片承载重量。车轮上不平衡的负载或后部较重的负载可能导致拖车摇摆,从而导致车辆失控。
  • Het gewicht van de koppeling van de aanhangwagen moet ongeveer 4 procent van het brutogewicht van de aanhangwagen bedragen en mag niet hoger zijn dan de maximale koppelbelasting van de aanhangwagen die in de tabel met trekvermogen is vermeld. Een onevenwichtige belasting op de wielen of een zwaardere belasting aan de achterkant kan ervoor zorgen dat de aanhangwagen gaat slingeren, wat de voertuigbediening ondermijnt.

  • Zorg er altijd voor dat de lading in de aanhangwagen goed vastzit en niet beweegt. Een bewegende lading ondermijnt de voertuigbediening, waardoor ongevallen kunnen ontstaan.

Aanhangwagenmodus

Voorafgaand aan het trekken van een aanhanger, zet u de auto in de P-stand, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Rijden > Elektrische trekhaak. De trekhaak wordt dan uitgeklapt. Wanneer een aanhanger wordt getrokken, moet de aanhangwagenmodus altijd actief zijn. Wanneer u de kabelboom van de aanhanger aansluit, schakelt de auto de aanhangwagenmodus in nadat u hebt bevestigd. De aanhangwagenmodus wordt uitgeschakeld zodra de kabelboom van de aanhanger wordt losgekoppeld. Als u de aanhangwagenmodus handmatig wilt in- of uitschakelen, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Rijden > Aanhangwagenmodus. Een van de volgende indicatoren wordt nu op het instrumentenpaneel weergegeven:

Pictogram Beschrijving

De auto heeft gedetecteerd dat de verlichting van de aanhanger is aangesloten, maar de aanhangwagenmodus is niet geactiveerd. Mogelijk is er al een accessoire op de auto aangesloten.

De auto heeft een storing in een elektrische aansluiting van de verlichting van de aanhanger gedetecteerd. Een deel van of alle verlichting van de aanhanger kan defect zijn. Voor uw veiligheid moet u zo snel mogelijk stoppen en de bedrading of aansluiting van de verlichting van de aanhanger op storingen controleren. Als het probleem is opgelost, maar het rode pictogram nog steeds wordt weergegeven,moet u de aanhangwagenmodus uit- en daarna weer inschakelen.

Waarschuwing 拖车前,务必检查拖车模式是否已启用。
  • Controleer voordat u gaat slepen of de sleepmodus is ingeschakeld.

  • In geen geval mag de sleepmodus worden uitgeschakeld tijdens het slepen. Als u dit wel doet, kan dit leiden tot ongevallen.

  • Gebruik de instelling voor het bijstellen van de rijhoogte op het middendisplay niet om de hoogte van de trekinrichting goed af te stemmen op de hoogte van de aanhangwagen.

Opmerking 启用拖车模式时,某些 PILOT 功能(转向、召唤、车道辅助等)以及脚踢传感器、便利进出、超声波传感器功能可能不可用。
  • Sommige PILOT-functies (Stuurhulp,Actieve rijstrookverandering enzovoort) evenals de voetbewegingsensoren, gemakkelijke toegang en ultrasone sensoren zijn mogelijk niet beschikbaar in de aanhangwagenmodus.

  • Zet het voertuig op de normale rijhoogte voordat een aanhanger wordt aangekoppeld. Als u de aanhangwagenmodus met een abnormale rijhoogte inschakelt, wordt de rijhoogte automatisch bijgesteld naar normaal.

Instructies voor het trekken van een aanhanger

Uw auto is vooral als passagiersauto bedoeld. Het slepen van een aanhanger is extra belastend voor de motor, transmissie, remmen, banden en ophanging van de auto en beperkt het rijbereik. Als u besluit om een aanhanger te slepen, rijd dan voorzichtig en neem de volgende richtlijnen in acht:

  • Verminder uw rijsnelheid en vermijd plotselinge manoeuvres. Wanneer er een aanhanger wordt gesleept, dan zijn het stuurgedrag, de stabiliteit, de draaicirkel, de remafstand en remwerking van de auto anders dan wanneer er zonder aanhanger wordt gereden.

  • Houd minstens twee keer de afstand tot uw voorligger aan dan wanneer u geen aanhanger sleept. Zo kunt u situaties voorkomen waarbij u hard moet remmen. Bij plotseling remmen kan de auto wegschuiven of kunt u de controle over de auto verliezen.

  • Vermijd scherp draaien waarbij de aanhanger in contact zou kunnen komen met de auto en schade veroorzaken. De wielen van de aanhanger staan dichter bij de binnenzijde van de bocht dan de wielen van de auto en daarom moet u een grotere draaicirkel maken om te voorkomen dat de aanhanger een stoeprand, verkeersborden, bomen of andere objecten raakt.

  • Controleer regelmatig of de verlichting van de aanhanger en de richtingaanwijzers goed werken.

  • Controleer regelmatig of alle voorwerpen in de auto goed vastzitten.

  • Controleer regelmatig of de remmen van de aanhanger goed werken.

  • Parkeer de auto niet op een helling.

  • Controleer regelmatig of alle sleeponderdelen goed zijn bevestigd.

  • Wanneer een aanhanger aan de auto is gekoppeld, kan het led-achterlicht van de aanhanger heel even knipperen; dit is normaal.

  • Er mogen geen mensen in de aanhanger meerijden als deze wordt getrokken.

  • Leg lading in de aanhanger zo dicht mogelijk bij de as, zodat de aanhanger zo weinig mogelijk gaat slingeren.

De aanhanger parkeren

Het wordt aanbevolen om de auto niet te parkeren op een helling met een hellingsgraad hoger dan 12%. Als u toch op een helling moet parkeren, moet u wielblokken onder de wielen van de aanhanger plaatsen:

  • Eén persoon houdt het rempedaal ingedrukt;

  • Een andere persoon plaatst wielblokken onder de wielen aan de zijde van de helling omlaag;

  • Wanneer de blokken zijn geplaatst, laat u het rempedaal los en controleert u of de blokken het gewicht van de auto en de aanhanger kunnen dragen (schakel Autohold niet in).

  • Zet de auto in de P-stand en schakel de parkeerrem in.

Waarschuwing 如果需要在斜坡上停车,请始终确保所有拖车车轮均已用楔块牢牢固定,否则可能导致严重损坏、受伤或死亡。

Als op een helling moet worden geparkeerd, zorg er dan altijd voor dat alle wielen van de aanhangwagen stevig zijn bevestigd met wiggen. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot ernstige schade of ongevallen.

Elektrische aansluiting

Alle aanhangers zijn uitgerust met achterlichten, remlichten, markeringslichten aan de zijkant, en richtingaanwijzers. De trekhaak heeft een ingebouwde 13-polige aansluiting voor de voeding naar de verlichting van de aanhanger. Als de stekker van de aanhanger in de aansluiting op de auto wordt gestoken, moet u dit bevestigen en wordt de aanhangwagenmodus ingeschakeld.

  1. Richtingaanwijzer links (geel)

  2. Mistachterlicht rechts (blauw)

  3. Pen 1-8 aarding (wit)

  4. Richtingaanwijzer rechts (groen)

  5. Achterlicht rechts (bruin)

  6. Remlicht (rood)

  7. Achterlicht links (zwart)

  8. Achteruitrijlichten (roze)

  9. Geen voeding (oranje)

  10. 12V-voedingsuitgang wanneer de auto ontwaakt is (grijs)

  11. Pen 10 aarde (zwart en wit)

  12. Gereserveerde interface (lichtgrijs)

  13. Pen 9 aarde (rood en wit)

Waarschuwing 仅使用蔚来汽车设计的电气连接插头。请勿试图直接拼接或尝试使用任何其他方法连接拖车的电线,否则会损坏车辆电气系统并导致故障。

Gebruik alleen de elektrische stekkers die door NIO zijn ontworpen. Probeer de kabels niet rechtstreeks te splitsen of de kabel van de aanhangwagen op een andere manier aan te sluiten, omdat dit het elektrische systeem van het voertuig kan beschadigen en storingen kan veroorzaken.

Opgelet Før og etter trekking av tilhenger må du manuelt sjekke og sikre at alle elektriske koblinger fungerer korrekt og at alle tilhengerlys fungerer korrekt.
  • Voor en na het trekken van een aanhangwagen moet u handmatig controleren en ervoor zorgen dat alle elektrische aansluitingen correct werken en dat alle aanhangwagenverlichting correct werkt.

  • Als de verlichting van de aanhanger uitvalt bij het trekken van een aanhanger, kan er een zekering zijn doorgebrand. Als de zekering is doorgebrand, komt er geen waarschuwing uit de auto. Neem contact op met het NIO servicecentrum.

  • Zorg ervoor dat de kabel van de aanhangwagen de grond niet raakt bij het trekken van een aanhangwagen en dat de kabel voldoende speling heeft om de auto en de aanhangwagen te laten slingeren.

De stand van het stuurwiel afstellen

Open de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Stand afstellen > Stuurwiel >Afstellen beginnen en stel dan de stand af met de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel, en tik op Afstellen beëindigen nadat het afstellen is voltooid. U kunt ook op de hoofdpagina van het middendisplay naar rechts vegen om de interface van Snelle toegang weer te geven en op Stuurwiel afstellen > Afstellen beginnen tikken om de stand van het stuurwiel af te stellen.

Zo stelt u de stand van het stuurwiel af met de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel:

Omhoog: het stuurwiel gaat omhoog

Omlaag: het stuurwiel gaat omlaag

Links: het stuurwiel gaat verder van de bestuurder af

Rechts: het stuurwiel gaat dichter naar de bestuurder toe

Tikken: één keer bewegen

Ingedrukt houden: continu bewegen

Opmerking 当用户手动关闭弹窗或由于层级冲突等因素导致被动关闭,右侧方控退出方向盘调节模式,转而恢复常规控制,比如接听电话,加减音量等。

Wanneer het pop-upvenster handmatig door de bestuurder wordt gesloten of passief wordt gesloten vanwege externe factoren, verlaten de rechter bedieningselementen op het stuur de aanpassingsmodus van het stuur en worden in plaats daarvan de reguliere bedieningselementen hervat, zoals het beantwoorden van telefoongesprekken en het verhogen of verlagen van het volume.

Waarschuwing 方向盘位置调节不当或坐姿不当会带来人身伤害,建议方向盘与胸部之间距离不小于25厘米。
  • Stel de stand van het stuurwiel niet onder het rijden af. Wanneer u dat wel doet, kunt u een ongeval veroorzaken.

  • Als het stuurwiel of stoelen verkeerd zijn afgesteld, kan er letsel ontstaan. Zorg ervoor dat uw borst minstens 25 centimeter van het stuurwiel is verwijderd.

Bediening via knoppen op het stuurwiel

De knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel kunnen worden gebruikt om de stand van het stuurwiel, de rechterbuitenspiegel, het volume, enz. af te stellen.

De stand van het stuurwiel afstellen

Open de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Stand afstellen > Stuurwiel > Afstellen beginnen om de stand af te stellen met de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel. Zie De stand van het stuurwiel afstellen.

Rechterbuitenspiegel afstellen

Open de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Stand afstellen > Buitenspiegels afstellen > Afstellen beginnen om de stand van de rechterbuitenspiegel af te stellen met de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel. Zie Stand van de buitenspiegels afstellen.

Volume aanpassen

Wanneer u bijvoorbeeld een oproep beantwoordt, met NOMI praat of multimedia afspeelt, kunt u met de Omhoog-knop of Omlaag-knop het volume aanpassen. Houd de Omlaag-knop ingedrukt om het geluid te dempen.

In andere scenario's, waarin het volume niet hoeft te worden aangepast, gebeurt er niets als u de Omhoog-knop ingedrukt houdt en wordt het geluid gedempt als u de Omlaag-knop ingedrukt houdt.

Als het geluid is gedempt, kunt u het geluid weer herstellen met de Omhoog-knop.

De aangepaste functie activeren

Houd de Midden-knop aan de rechterkant van het stuurwiel ingedrukt om uw aangepaste functie te activeren, wat standaard is voor NOMI. De aangepaste functie kan worden veranderd op de pagina Instellingen via Stand afstellen > Stuurwiel > Aangepaste knop op stuurwiel.

Bediening tijdens een onmiddellijke taak

Wanneer de waarschuwing voor een inkomende oproep wordt weergegeven, kunt u de oproep met de knoppen Links en Rechts aannemen of weigeren en met de knop Midden kunt u uw keuze bevestigen.

Naar het normale menu gaan

Houd de Links-knop of Rechts-knop ingedrukt om de "Schakelmodus" te openen. U kunt de volgorde van de menu's wijzigen door op de Links-knop of Rechts-knop te tikken.

Tik op de knop Midden of houd de knop Links of Rechts 3 seconden ingedrukt om het huidige menu te selecteren en de “Schakelmodus” af te sluiten.

Bediening binnen het menu

Wanneer de menu's Media/Software van derden, Geschatte levensduur accu, Kilometerstand en Energieverbruik op het instrumentenpaneel worden weergegeven, drukt u op de Links-, Midden- en Rechts-knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel om tussen Media/Software van derden om te schakelen.

Wanneer het menu Media/software van derden op Media staat: Links - vorig nummer; Rechts - volgend nummer; Midden - afspelen/pauze

Wanneer het menu Media/software van derden op Karaoke staat: Links - herhalen; Rechts - volgend nummer; Midden - afspelen/pauze

Wanneer het menu Team op het instrumentenpaneel wordt weergegeven: Midden - geluid opnemen/verzenden

Bediening via knoppen aan de linkerzijde op het stuurwiel

De knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel kunnen worden gebruikt voor het bedienen en afstellen van de linkerbuitenspiegel en de rijhulpfunctie.

Linkerbuitenspiegel afstellen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Stand afstellen > Buitenspiegels afstellen > Afstellen beginnen om de stand van de linkerbuitenspiegel af te stellen met de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel. Zie Stand van de buitenspiegels afstellen.

De rijhulpfunctie bedienen

Midden-knop: rijhulp inschakelen of uitschakelen

Omhoog-knop: de kruissnelheid verhogen

Omlaag-knop: de kruissnelheid verlagen

Rechts-knop: de volgafstand vergroten

Links-knop: verklein de volgafstand

Tik op de Omhoog-knop of Omlaag-knop: de kruissnelheid met 5 km/u verhogen/verlagen. Houd de Omhoog-knop of Omlaag-knop ingedrukt: de kruissnelheid met 1 km/u continu verhogen/verlagen (standaard)

Tik op de Links-knop of Rechts-knop: de volgafstand met 1 niveau verhogen/verlagen, waarbij Niveau 1 het dichtstbij is en Niveau 5 het verst weg

Stuurwielverwarming

Schakel bij lage temperaturen de stuurwielverwarmingsfunctie in door op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay naar de pagina Comfortpaneel te gaan en op Stoel >Verwarming > Stuurwielverwarming te tikken. Het stuurwiel wordt in 10 minuten geleidelijk opgewarmd tot een comfortabele temperatuur en handhaaft deze temperatuur.

Slimme stuurwielverwarming: Nadat deze functie is ingeschakeld en de omgevingstemperatuur lager is dan 12 °C en de interieurtemperatuur lager is dan 10 °C, wordt de stuurwielverwarmingsfunctie automatisch ingeschakeld. Hoe lager de temperatuur, hoe langer de verwarming ingeschakeld blijft.

Dubbele knop Herstart op het stuurwiel

Als op het middendisplay abnormaliteiten worden weergegeven, zoals een haperen scherm of niet-reagerend scherm, probeert u dit te verhelpen door het voertuigsysteem snel te herstarten.

Instructies voor dubbele knop Herstart:
  1. Schakel de alarmknipperlichten in.

  2. Parkeer uw auto op een veilige plek en zet de transmissie in P.

  3. Houd aan de linkerkant van het stuurwiel de Rechts-knop en aan de rechterkant van het stuurwiel de Omlaag-knop gedurende ongeveer 8 seconden tegelijkertijd ingedrukt.

  4. Na ongeveer 30 seconden gaan alle schermen branden en kan het systeem weer worden gebruikt.

Als het systeem niet normaal werkt, neem zo snel mogelijk contact op met het servicecentrum van NIO.

Opgelet 车辆双键重启必须在驻车状态,请确保车辆停靠在安全区域;
  • Het voertuig moet in PARK staan om Tweeknops-reboot te kunnen gebruiken. Zorg ervoor dat het voertuig in een veilige omgeving is geparkeerd;

  • Het is ten strengste verboden om Tweeknops-reboot te gebruiken terwijl het voertuig rijdt;

  • Houd de alarmknipperlichten ingeschakeld, terwijl het voertuigsysteem opnieuw wordt opgestart;

  • Voer Tweeknops-reboot niet uit terwijl de software van het voertuig wordt bijgewerkt;

  • Tijdens het herstarten kunnen de statusweergave van het voertuig, de veiligheidswaarschuwing, het beeld van de surround-weergave, de kaartinterface en andere informatie niet worden bekeken;

  • Als de normale werking van het scherm na Tweeknops-reboot niet wordt hervat, kunt u proberen het voertuig te vergrendelen en het voertuig in de slaapstand te zetten. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met NIO.

USB-poort

Zonder de optionele N-Box is de auto uitgerust met 4 USB-poorten, namelijk 1x Type A-poort en 3x Type C-poorten.

Locatie:
  • Beveiligd opbergvak

    Type C-poort (60 W) ②: wordt gebruikt om mobiele apparaten op te laden.

    Type A-poort (2,5 W) ③: wordt gebruikt voor video-export van een DVR, aansluiten van een microfoon, en toegang tot USB-audiobronnen.

  • Bedieningsscherm achterin

    Type C-poort (60 W): wordt gebruikt om mobiele apparaten op te laden.

  • Middelste armsteun achterin

    Type C-poort (18 W): wordt gebruikt om mobiele apparaten op te laden.

Met de optionele N-Box is de auto uitgerust met 7 USB-poorten, namelijk 1x Type A-poort en 6x Type C-poorten.

  • Open opbergvak in de middenconsole

    Type A-poort (2,5 W): wordt gebruikt voor video-export van een DVR, aansluiten van een microfoon, en toegang tot USB-audiobronnen.

    Type C-poort (60 W): wordt gebruikt voor toegang tot externe apparaten, zoals een Switch-gameconsole, mobiele projector, computerbeeldscherm en boordvergaderapparaat, en om mobiele apparaten op te laden.

  • Beveiligd opbergvak

    Type C-poort (60 W): wordt gebruikt om verbinding te maken met een AR-bril en om mobiele apparaten op te laden.

  • Bedieningsscherm achterin

    Type C-poort (60 W): wordt gebruikt om mobiele apparaten op te laden.

  • Achtergrondpaneel van armsteunkast achter

    Type C-poort (60 W): wordt gebruikt om verbinding te maken met een AR-bril en om mobiele apparaten op te laden.

12V-voedingen

Uw auto is uitgerust met twee 12V-voedingen.

  • Open opbergvak onder de middenconsole: achterin

  • Bagageruimte achterin: aan de linkerzijde

Ruitenwissers van de voorruit/achterruit

Handmatig afstellen van de voorruitwissers

Als u de bedieningshendel voor de ruitenwissers omhoog beweegt, gaan de ruitenwissers wissen. Bij elke volgende stand van de hendel, gaat de snelheid van de ruitenwissers met één niveau omhoog. Nadat niveau 4 is bereikt, werken de ruitenwissers op hun hoogste snelheid. Nadat de bedieningshendel voor de ruitenwissers is teruggezet, stoppen de ruitenwissers met wissen.

Waarschuwing 冬季启动刮水器前,确保刮水器刮片未结冻,且已刮落挡风玻璃上的冰雪。

Zorg er in de winter voor dat de ruitenwissers niet bevroren zijn en dat er geen ijs of sneeuw op de voorruit zit voordat u de ruitenwissers aanzet.

Waarschuwing 当刮水器清洁挡风玻璃时,要使用足够的清洗液,挡风玻璃必须保持湿润。

Zorg ervoor dat u voldoende ruitensproeiervloeistof gebruikt om de voorruit nat te houden bij het schoonvegen van de voorruit.

Automatische stand van de voorruitwissers

Terwijl de voorruitwissers zijn ingesteld op automatisch wissen en de regensensor regen detecteert, beginnen de ruitenwissers te wissen. Als de regensensor detecteert dat de regen is gestopt, stoppen de ruitenwissers met wissen.

De wissnelheid verandert automatisch met de rijsnelheid en de hoeveelheid regen.

Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers omlaag om automatische stand van de voorruitenwissers in te schakelen. Tegelijkertijd toont het instrumentenpaneel de melding Automatische stand voorruitwissers aan. Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers nogmaals omlaag om automatische stand van de voorruitwissers uit te schakelen. Tegelijkertijd toont het instrumentenpaneel de melding Automatische stand voorruitwissers uit.

Automatische instelling van de gevoeligheid van de voorruitwissers Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Gevoeligheid van voorruitwissers en selecteer een niveau. Hoe hoger het niveau, hoe hoger de gevoeligheid.

Als de automatische stand van de achterruitwisser is ingeschakeld en de auto in de achteruitrijstand staat, zal wanneer de voorruitwissers wissen ook de achteruitwisser wissen, en is de frequentie van de voor- en achterruitwisser gelijk. Als de auto van de rijstand in de parkeerstand wordt geschakeld, stoppen de achterruitwisser met wissen.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Automatische stand van de achterruitwisser om deze functie te activeren.

Opmerking 在自动洗车房中,请确保停用自动雨刮功能,否则可能会由于无意间刮水导致雨刮器损坏。

Zorg ervoor, om schade aan de ruitenwissers te voorkomen, dat de automatische ruitenwisser bij het binnenrijden van een wasstraat uit staat.

De voorruit schoonvegen met de ruitenwissers

Eén keer wissen: Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers kort in de richting van de achterste zitrij om de voorruitwissers één keer te laten wissen.

Sproeien en wissen: Bedien de bedieningshendel voor de ruitenwissers in de richting van de achterste zitrij en houd hem daar vast om de spuitmonden op de ruitenwisserarmen water te laten sproeien. Tegelijkertijd wissen de ruitenwissers op lage snelheid. Wanneer u de bedieningshendel voor de ruitenwissers loslaat, stopt het sproeien. Vervolgens blijven de ruitenwissers drie keer wissen op lage snelheid en wist daarna nog één keer na een interval van twee seconden.

Intensieve reiniging: Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Intensieve reiniging. Nadat deze functie is ingeschakeld, wissen de ruitenwissers nog één keer nadat het water is gesproeid. Het wordt aanbevolen om in een koud klimaat deze functie in de winter uit te schakelen.

Wissen van de achterruitwisser: Wanneer u de bedieningshendel voor de ruitenwissers kort naar voren duwt, wissen de achterruitwisser op lage snelheid. Wanneer u hem opnieuw naar voren duwt, stoppen de achterruitwisser met wissen.

Sproeien en wissen van de achterruitwisser: Wanneer u de bedieningshendel voor de ruitenwissers naar voren duwt en daar vasthoudt, wordt water gesproeid vanaf het bovendeel van de achterruit en wissen de ruitenwissers op lage snelheid. Wanneer u de bedieningshendel voor de ruitenwissers loslaat, stopt het sproeien, maar blijven de ruitenwissers nog drie keer op lage snelheid wissen.

Opgelet 洗涤液不足时不要使用清洗装置,否则会损坏洗涤液泵。

Om beschadiging aan de ruitenwisserpomp te voorkomen, mag u deze niet gebruiken als er te weinig ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit.

Waarschuwing 在恶劣天气条件下,确保雨刮片未被冻结或粘附在挡风玻璃上。

Zorg er bij slecht weer voor dat de ruitenwissers niet bevroren zijn of vastzitten aan de voorruit.

Verwarmen van de rustzone van de voorruitenwissers

De rustzone van de voorruitenwissers heeft een verwarmingsfunctie.

  1. Bedieningselementen op middendisplay

    • Als de omgevingstemperatuur <=5 °C is, wordt op het middendisplay in de interface van de airconditioning Voorruitontwaseming ingeschakeld, waarna de rustzone van de voorruitwissers begint op te warmen. Als u Voorruitontwaseming uitschakelt, stopt de verwarming van de rustzone van de voorruitenwissers.

    • Als de omgevingstemperatuur >5 °C is, stopt de verwarming van de rustzone van de voorruitenwissers.

  2. Bediening van de app

    • Als de omgevingstemperatuur <=5 ℃ is, tikt u in de app op Sneeuw verwijderen met één druk op de knop, waarna de rustzone van de voorruitenwissers begint op te warmen. Als u Sneeuw verwijderen met één druk op de knop uitschakelt, stopt de verwarming van de rustzone van de voorruitenwissers.

    • Als de omgevingstemperatuur >5 °C is, stopt de verwarming van de rustzone van de voorruitenwissers.

Automatisch verwarmen van de buitenspiegels en voorruit

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Achteruitkijkspiegels om de automatische verwarmingsfunctie van de buitenspiegels en achterruit in te schakelen. Als tijdens het rijden op een regenachtige dag de voorruitwissers worden ingeschakeld, wordt ook de verwarmingsfunctie automatisch ingeschakeld om condens te verwijderen vanaf de buitenspiegels en achterruit.

De stand van de buitenspiegels afstellen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Stand afstellen > Buitenspiegels > Afstellen beginnen en stel vervolgens de stand van de buitenspiegels af met behulp van de stuurwielknoppen, en tik op Afstellen beëindigen nadat het afstellen is voltooid. U kunt ook op de hoofdpagina van het middendisplay van links naar rechts vegen om de interface van Snelle toegang weer te geven en op Buitenspiegels afstellen > Afstellen beginnen tikken om de stand van de buitenspiegels af te stellen.

De knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel worden gebruikt om de linkerbuitenspiegel af te stellen en de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel worden gebruikt om de rechterbuitenspiegel af te stellen.

Afstellen:

Omhoog- en Omlaag-knoppen: regelen de afstelling omhoog en omlaag van de buitenspiegels

Links en Rechts-knoppen: regelen de afstelling naar links en naar rechts van de buitenspiegels

Indrukken: bewegen één niveau; Ingedrukt houden: continu bewegen

Waarschuwing 车辆行驶中禁止调节外后视镜,防止发生意外事故

Stel de buitenspiegels niet onder het rijden af. Wanneer u dat wel doet, kunt u een ongeval veroorzaken.

Buitenspiegels inklappen

U kunt instellen dat de buitenspiegels automatisch worden ingeklapt door naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay te gaan en op Stand afstellen > Buitenspiegels > Spiegels automatisch inklappen na vergrendelen te tikken.

Als uw auto vanaf de buitenkant van de auto wordt vergrendeld, worden de buitenspiegels automatisch ingeklapt. Ze klappen weer automatisch uit als de bestuurder op de bestuurdersstoel gaat zitten (het bestuurdersportier moet gesloten zijn of het rempedaal moet ingetrapt zijn).

Als uw auto op lage snelheid door een smalle straat rijdt (de rijsnelheid moet lager zijn dan 40 km/u), tikt u op de pagina Instellingen op Stand afstellen > Buitenspiegels > Buitenspiegels inklappen om de buitenspiegels handmatig in te klappen. Tik nogmaals op Buitenspiegels inklappen om de buitenspiegels automatisch uit te klappen.

Als u achteruitrijdt, kunt u de functie Automatisch omlaag kantenen in achteruitrijstand inschakelen zodat u tijdens het achteruitrijden de weg beter kunt zien.

Buitenspiegels verwarmen

De buitenspiegels zijn uitgerust met verwarming, zodat de buitenspiegels kunnen worden verwarmd om water of sneeuw bij regen- of sneeuwval snel te verwijderen.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Buitenspiegels > Buitenspiegels verwarmen om de verwarmingsfunctie van de buitenspiegels handmatig in te schakelen.

De verwarmingsfunctie van de buitenspiegels wordt automatisch 60 minuten na het inschakelen weer uitgeschakeld. De functie kan ook handmatig worden uitgeschakeld op het middendisplay.

Automatisch verwarmen van de buitenspiegels en voorruit

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op de interface Stand afstellen > Achteruitkijkspiegels en schakel de automatische verwarmingsfunctie van de buitenspiegels en achterruit in. Als de voorruitenwissers worden ingeschakeld tijdens het rijden op een regenachtige dag, wordt automatisch de verwarmingsfunctie van de buitenspiegels en achterruit ingeschakeld om te helpen condens te verwijderen.

Automatisch dimmen van de binnen- en buitenspiegels

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Stand afstellen > Buitenspiegels > Automatisch dimmen van de binnen- en buitenspiegels om de functie Automatisch dimmen van de binnen- en buitenspiegels in te schakelen.

De functie Automatisch dimmen van de binnen- en buitenspiegels vermindert de weerspiegeling van de verlichting van de achterligger in de achteruitkijkspiegels, waardoor de rijveiligheid wordt verbeterd.

Opmerking 车辆为 R挡或前阅读灯开启时防炫目功能不可用。

De functie Automatisch dimmen is niet beschikbaar wanneer de auto in de achteruitrijstand staat of als de leeslampen voorin branden.

Klimaatregeling in de auto

Bedieningsbalk

U kunt de temperatuur en luchtverdeling in uw auto regelen met de bedieningsbalk voor de klimaatregeling onderaan het middendisplay.

  1. Home

    Tik om terug te gaan naar de Home-interface.

  2. Instellingen

    Tik om naar de Instellingen-lijst te gaan.

  3. Wisselen tussen recirculatielucht en frisse lucht

    De huidige luchtstroomstand wordt weergegeven. U kunt op een van de volgende drie standen tikken om ze te selecteren: recirculatie , automatische recirculatie of frisse lucht , en frisse lucht .

    Als de auto in de automatische recirculatie- en frisseluchtstand staat en de luchtvervuiling ernstig is, wordt de frisseluchtstand automatisch uitgeschakeld en omgeschakeld naar de recirculatiefunctie om de luchtkwaliteit in de auto automatisch te regelen.

  4. Temperatuurweergave aan bestuurderszijde

    Toont de gewenste temperatuur aan bestuurderszijde. Als u erop tikt, gaat u naar het bedieningspaneel voor de temperatuur.

    Als u naar links of rechts veegt, kunt u de gewenste temperatuur aanpassen. Het bereik aan bestuurderszijde is 15–31 ℃.

    U kunt ook op de pijl drukken om de gewenste temperatuur aan te passen. Telkens wanneer u op de pijl drukt, wordt de temperatuur met 0,5 ℃ aangepast.

    Selecteer "SYNC" om de temperatuur van de airconditioning voor de passagiers voorin en achterin samen met die van de bestuurderszijde aan te passen. Als u de temperatuur aan de voorpassagierskant of op de achterste zitrij handmatig aanpast, wordt de synchronisatiestand verlaten.

  5. De toevoer en hoeveelheid lucht van de airconditioning regelen

    Toont de status AAN/UIT van de airconditioning. Tik hier om het klimaatregelpaneel uit te vouwen of in te klappen.

    Ingedrukt houden en opzij schuiven om het luchtvolumeniveau voor de voorste zitrij aan te passen. Er zijn acht luchtvolumeniveaus, 0 – 8, waarbij op niveau 0 de airconditioning voor de hele auto wordt uitgeschakeld.

  6. Temperatuurweergave aan passagierszijde voorin

    Toont de gewenste temperatuur aan passagierszijde voorin. Als u erop tikt, gaat u naar het bedieningspaneel voor de temperatuur.

    Als u naar links of rechts veegt, kunt u de gewenste temperatuur aanpassen. Het bereik aan passagierszijde voorin is 15–31 ℃.

    U kunt ook op de pijl drukken om de gewenste temperatuur aan te passen. Telkens wanneer u op de pijl drukt, wordt de temperatuur met 0,5 ℃ aangepast.

  7. De voorruit ontdooien/ontwasemen

    Wanneer het ontdooien/ontwasemen van de voorruit is ingeschakeld, wordt tegelijkertijd de handmatige stand van de airconditioning (AC) ingeschakeld, gaat de luchtverdelingsstand naar de ontdooistand en gaat de airconditioning naar de automatische recirculatie-/frisseluchtstand.

    Als de buitenkant van de voorruit mistig is, schakelt u de ruitenwissers en de automatische airconditioning in. Als de binnenzijde van de voorruit is beslagen, schakelt u de ontwaseming van de voorruit in. Nadat de condens is verdwenen, schakelt u over op de automatische airconditioning en schakelt u de automatische ontwaseming van de airconditioning in.

    Ga naar de pagina Airconditioning op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op om Automatische ontwaseming in te schakelen. De ontwaseming van de voorruit wordt automatisch ingeschakeld wanneer op de binnenkant van de voorruit (een beetje) condens ontstaat.

  8. Applicatiecentrum

    Applicaties op het middendisplay van de auto.

  9. Volume aanpassen

    De standaardwaarde is 50%. Tik en schuif naar links of rechts om het volume aan te passen.

    Demp het geluid door de knop ingedrukt te houden, en houdt de knop opnieuw ingedrukt om het volume te herstellen en terug te keren naar het volumeniveau van vóór het dempen.

Klimaatregelpaneel

Tik op de airconditioningknop op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay om naar het klimaatregelpaneel te gaan. Door om te schakelen tussen de klimaatregelpanelen voor en achter kunt u het luchtstroomvolume, de temperatuur en de luchtstroomrichting van de airconditioning voor en achter instellen.

De luchtstroomstand wordt weergegeven terwijl u de luchtstroomrichting van de ventilatieopeningen wijzigt:
  • Vrij: De hoek van de ventilatieopening kan afzonderlijk worden afgesteld.

  • Gebalanceerd: De hoeken van de ventilatieopeningen zijn symmetrisch.

  • Zwaaiend: De hoek van de ventilatieopening is zo ingesteld dat de ventilatieopeningen omhoog en omlaag, en van links naar rechts bewegen.

Pictogram Naam Functie
Hoofdschakelaar van de airconditioning Dit regelt het in-/uitschakelen van de airconditioning in de hele auto.
Schakelaar voor de airconditioning voor de achterste zitrij Dit regelt het in-/uitschakelen van de airconditioning voor de achterste zitrij.
Stuurwielverwarming Voor het regelen van de verwarming van het stuurwiel.
Voor het omschakelen tussen koelen, verwarmen en ventileren

Voor het inschakelen van de airconditioning om de hele auto te koelen of te verwarmen.

Voor het uitschakelen van de airconditioning. De airconditioning in de hele auto wordt in de ventilatiemodus gezet.

Sterk koelen Na inschakelen wordt de airconditioning in de hele auto in de stand voor maximaal koelen gezet.
Sterk verwarmen Na inschakelen wordt de airconditioning in de hele auto in de stand voor maximaal verwarmen gezet.
De voorruit ontdooien en ontwasemen Na inschakelen wordt de condens op de binnenkant van de voorruit verwijderd.
Achterruitverwarming Na inschakelen wordt de achterruit verwarmd. Deze functie wordt automatisch na 15 minuten uitgeschakeld.
Temperatuurinstelling van de airconditioning Om de temperatuur van de airconditioning binnen het bereik van 15 ~ 31 ℃ te regelen.
Luchtvolume-instelling van de airconditioning Om het luchtvolume van de airconditioning binnen het bereik van niveau 0 ~ 8 te regelen.
Ventilatiestand Voorruit De lucht van de ventilatieopeningen van de airconditioning blaast in de richting van de voorruit.
Ventilatiestand Gezicht De lucht van de ventilatieopeningen van de airconditioning blaast in de richting van het bovenlichaam van de inzittenden.
Ventilatiestand Voeten De lucht van de ventilatieopeningen van de airconditioning blaast in de richting van het onderlichaam van de inzittenden.
Knop voor instellingen op het comfortpaneel van de airconditioning Tik hierop om naar de pagina Instellingen te gaan voor functies zoals Negatieve ionen, Automatisch ontwasemen en Continu deodoriseren van de airconditioning.
AUTO Automatische modus In de automatische modus past uw auto automatisch de temperatuur, het luchtvolume, de luchtstromingsrichting en de recirculatie-/frisseluchtstand van de airconditioning voor de voorste en achterste zitrij aan overeenkomstig de ingestelde temperatuur.
SYNCHRONISEREN SYNC In de synchronisatiestand is de interieurtemperatuur hetzelfde als die aan de bestuurderskant.

Ventilatieopeningen van de airconditioning voor de voorste zitrij en het afstellen ervan

De ventilatieopeningen voor de voorste zitrij van de auto bevinden zich bij de voorruit, het instrumentenpaneel en de beenruimte onder het instrumentenpaneel.

  1. Ventilatieopening voor ontwaseming bij de voorruit

  2. Ventilatieopening voor het gezicht bij het instrumentenpaneel

  3. Ventilatieopening voor de voeten onder het instrumentenpaneel

U kunt de ventilatieopening in het instrumentenpaneel bij de voorste zitrij als volgt afstellen:

Houd op het klimaatregelpaneel van het middendisplay de ventilatiezone aangeraakt en veeg vervolgens omhoog of omlaag om de verticale hoek af te stellen, en veeg naar links of rechts om de horizontale hoek af te stellen.

Dubbelklik in de Vrij-stand op het middendisplay op de positie van de ventilatieopening om de betreffende ventilatieopening te sluiten. Maar let op: minimaal één ventilatieopening moet open blijven.

Ventilatieopeningen van de airconditioning voor de achterste zitrij en het afstellen ervan

De ventilatieopeningen van de airconditioning voor de achterste zitrij bevinden zich onderaan het bedieningsscherm achterin en onder de voorpassagiersstoel en bestuurdersstoel.

  1. Ventilatieopeningen voor het gezicht voor de achterste zitrij

  2. Ventilatieopeningen voor de voeten voor de achterste zitrij

U kunt de ventilatieopening voor de achterste zitrij als volgt afstellen:

Houd op het middendisplay of op het bedieningsscherm achterin de ventilatieopening aangeraakt en veeg vervolgens omhoog of omlaag om de verticale hoek af te stellen, en veeg naar links of rechts om de horizontale hoek af te stellen.

Dubbelklik in de Vrij-stand op het middendisplay op de ventilatieopening van de airconditioning om de betreffende ventilatieopening te sluiten. Maar let op: minimaal één ventilatieopening moet open blijven.

De achterpassagiers kunnen het bedieningsscherm achterin gebruiken om de airconditioning te bedienen.

Tips voor het gebruik van de airconditioning

  • Zorg ervoor dat het ventilatierooster van de airconditioning niet wordt geblokkeerd door vreemde materialen (bladeren, sneeuw, enz.).

  • Als de auto in de hete zon geparkeerd heeft gestaan en u de ruiten opent tijdens het gebruik van de airconditioning, ontstaat convectie waardoor de auto sneller afkoelt.

Luchtzuivering

Luchtzuivering PM2.5

Bekijk de huidige luchtkwaliteit in de auto in de rechterbovenhoek van het middendisplay en tik erop om de bijbehorende luchtzuiveringsstand weer te geven.

  • UIT: Schakel de luchtzuivering uit;

  • AUTO: Past de snelheid van de gezuiverde luchtstroom automatisch aan op basis van de concentratie van fijnstof (PM2.5) in het interieur van de auto.

  • STIL: Zuivert de lucht in het interieur van de auto met een lage luchtstroomsnelheid en in de stille stand.

Synchronisatie negatieve ionen aan

Ga naar de pagina Comfortinstelling van de airconditioning op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op om Synchronisatie negatieve ionen aan in te schakelen zodat negatieve ionen worden gegenereerd terwijl de lucht wordt gezuiverd, waardoor het luchtcomfort in de auto verder verbetert.

Continu deodoriseren van de airconditioning

Als bij hoge temperaturen de koelstand van de airconditioning is ingeschakeld, kan enig condens achterblijven in het klimaatregelsysteem terwijl de auto geparkeerd staat. Ga naar de pagina Comfortinstelling van de airconditioning op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op om Continu deodoriseren van de airconditioning in te schakelen. Wanneer u de auto verlaat en deze vergrendelt, en het systeem detecteert dat er nog condens in het airconditioningsysteem is achtergebleven, zal het automatisch de ventilator inschakelen en deze op maximaal ventilatortoerental laten draaien om de verdamper en luchtleiding droog te houden, zodat de kans op bacteriegroei in de vochtige omgeving wordt verkleind.

U kunt een van de volgende droogniveaus selecteren: Standaard (de ventilator werkt ongeveer 3 minuten achter elkaar) en Krachtig (de ventilator werkt ongeveer 20 minuten achter elkaar).

Bij het gebruik van deze functie neemt het energieverbruik in bepaalde omstandigheden toe, dus zorg ervoor dat u uw reis zorgvuldig plant en de functie zo nodig uitschakelt.

Resterende levensduur van het filterelement van de airconditioning

Nadat het filterelement is vervangen, gaat u naar de pagina Comfortinstelling van de airconditioning op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op om Timer levensduur zuiveringsfilterelement airconditioning te selecteren, waarna u de timer voor de levensduur van het filterelement kunt resetten.

Opmerking 该寿命计时为预估时间,实际使用寿命受环境等因素影响,必要时更换。

Deze herinnering is de geschatte levensduur en de werkelijke levensduur kan variëren als gevolg van de omgeving en andere factoren. Vervang zo nodig het luchtfilter.

Verbinden met een mobiel apparaat

U kunt uw auto verbinden met mobiele apparaten (zoals smartphones en tablets) via Bluetooth of draadloze hotspots. Na uw bevestiging kan het middendisplay de entertainmentfuncties (zoals telefooncontacten, muziek) in het mobiele apparaat synchroniseren, voor een betere infotainmentbeleving in de auto. Wanneer u hetzelfde mobiele apparaat de volgende keer met de auto verbindt, kan de synchronisatie met het middendisplay automatisch plaatsvinden zonder dat u dit opnieuw moet bevestigen.

Tik op het pictogram voor Bluetooth/Draadloze hotspot bovenaan het middendisplay om de Bluetooth-verbinding of draadloze hotspot te selecteren waarmee u verbinding wilt maken:
  1. Schakel de Bluetooth- of Wi-Fi-functie in op uw mobiele apparaat (smartphone of tablet).

  2. Schakel de Bluetooth-functie of de draadloze-hotspotfunctie in op het middendisplay.

  3. Selecteer het mobiele apparaat waarmee u verbinding wilt maken op de huidige interface van het middendisplay en koppel het handmatig met de auto om de verbinding tot stand te brengen.

U kunt ook snel verbinding maken met Bluetooth en Draadloze hotspot met één tik op de draadloos-oplaadplaat (alleen voor sommige modellen van mobiele telefoons).
  1. Schakel NFC en Bluetooth/Wi-Fi in op de telefoon.

  2. Leg uw telefoon op de draadloos-oplaadplaat in de middenconsole.

  3. Open de pagina Bluetooth of Hotspot op het middendisplay en selecteer "NFC-functie op de mobiele telefoon voor een snelle verbinding met één tik".

    Opmerking 进行蓝牙或热点连接过程中请勿移开手机。

    Verwijder uw telefoon niet uit het Power Swap Station wanneer deze via Bluetooth of Hotspot met het voertuig is verbonden.

Draadloos opladen

U kunt uw apparaten die geschikt zijn voor draadloos opladen, neerleggen op de draadloos-oplaadplaat naast de bekerhouder in de middelste armsteun om ze draadloos op te laden.

Draadloos opladen is standaard ingeschakeld. U kunt de interface van Draadloos opladen weergeven vanaf de statusbalk rechtsboven op het middendisplay om dit uit te schakelen. De huidige status van de functie wordt opgeslagen onder het account van de eigenaar of de gemachtigde gebruiker. De huidige laadstatus wordt weergegeven op het middendisplay.

Wanneer de Bluetooth-functie "NFC-koppeling met één tik" wordt gebruikt door de draadloos-oplaadplaat, wordt het draadloos opladen tijdelijk gestopt.

Draadloos opladen stopt in de volgende omstandigheden en op het centrale display wordt de relevante status getoond:
  • Het opladen is voltooid.

  • Als er fouten optreden tijdens het opladen, bijvoorbeeld wanneer de voeding van de auto een te hoge of te lage spanning geeft.

U kunt kiezen om NFC-detectie uit te schakelen. In dat geval zal de draadloos-oplaadplaat NFC-kaarten niet herkennen en zal de kaartherkenningsmelding niet worden weergegeven wanneer de mobiele telefoon erop wordt gelegd.

Opgelet 无线充电功能开启后,若有金属物品(如普通钥匙、硬币或 NFC 卡)放置在无线充电板处,将可能影响充电效果,甚至造成灼伤风险。
  • Wanneer draadloos laden is ingeschakeld, kan een metalen voorwerp (zoals een sleutel, munt of NFC-kaart) dat in het vak voor draadloos laden wordt gelegd de laadefficiëntie beïnvloeden of zelfs tot brandwonden leiden.

  • Wanneer u de functie voor draadloos laden gebruikt, mag u geen metalen voorwerpen, zoals munten of kaarten met een chip of batterij, tussen de telefoon en de laadplaat leggen. Gebruik geen telefoonhoesje met metalen materialen, zoals hoesjes die magnetisch opladen ondersteunen (MagSafe).

  • Het is normaal dat de telefoon heet wordt nadat de telefoon langere tijd heeft opgeladen. Leg een volledig opgeladen apparaat niet in het laadvak. Dat kan oververhitting veroorzaken.

  • Laad niet twee of meerdere apparaten tegelijkertijd draadloos op.

  • De ventilatieopening van de koelventilator bevindt zich onder in het vak voor draadloos laden. Voorkom dat er fijn of vloeibaar materiaal inkomt.

NOMI Slimme assistent

NOMI, de slimme assistent in de auto, bevindt zich boven de middenconsole. U en de andere inzittenden kunnen een aantal functies gemakkelijk in- en uitschakelen door gewoon met NOMI te praten. NOMI is een attente helper voor onderweg.

Nadat u bent ingestapt (en nadat het bestuurdersportier is gesloten of het rempedaal is ingetrapt) wordt u door NOMI begroet. Wanneer u wilt dat NOMI de spraakbesturing inschakelt, kunt u de ontwaaktekst uitspreken (standaard: “Hallo NOMI”, of u kunt de knop voor spraakopdrachten aan de rechterkant van het stuurwiel indrukken om NOMI te laten ontwaken. Nadat NOMI reageert op de ontwaaktekst, kunt u de opdrachten uitspreken die u wilt laten uitvoeren (raadpleeg de voorbeelden in de volgende tabel, inclusief maar niet beperkt tot de vermelde functies). Wanneer de conversatie stopt of als de aangeduide functie is uitgevoerd, schakelt NOMI automatisch over op stand-by. Zo nodig kunt u NOMI altijd opnieuw laten ontwaken.

Zeg tegen NOMI wat u van ons vindt door te zeggen "Ik wil feedback geven." NOMI neemt uw feedback tot 60 seconden op en stuurt het naar ons team met productexperts, samen met de noodzakelijke informatie, inclusief uw auto-ID, account-ID en een tijdstempel. De opname wordt na een vertraging verstuurd.

Classificatie van NOMI-opdrachten

Functies die u wilt gebruiken (kom regelmatig kijken voor de VERRASSING…)

Voorbeelden van spraakopdrachten

Algemeen

NOMI laten ontwaken

Hi, NOMI

Een functie beschrijven

Wat kun je doen?

Een suggestie doen

Ik heb een suggestie.

Ik wil een probleem melden

Een functie uitschakelen

Annuleren/Afsluiten/Afscheid.

De stand "Niet storen" (NOMI neemt niet het initiatief om iets te zeggen, maar kan wel reageren op uw verzoeken)

Stand "Niet storen"

Stoor me niet.

Stand "Niet storen" afsluiten

Stop met slapen.

Ontwaken.

Media

Volume aanpassen

Zet het muziekvolume/mediavolume op maximum.

Zet het volume op 60%/minimum/half.

Geluid dempen.

Muziek afspelen

Speel een willekeurig muzieknummer af.

Speel xxx af.

Volgende liedje.

Eén nummer herhalen/Afspeellijst herhalen/In willekeurige volgorde afspelen.

Voeg dit liedje toe aan Favorieten.

Ik wil geen nummers van xxx meer horen.

Muziek van usb afspelen

Telefoon

Bellen

Bel xxx.

Oproepen beantwoorden

Beantwoorden/weigeren.

Entertainment

Grappen vertellen

Vertel mij een mop.

Selfie

Neem een foto van me.

Nog een.

Navigatie

Navigeren naar de nuttige plaats

Geef navigatieaanwijzingen.

Ik wil de auto gaan opladen.

Ik wil stamppot eten.

Routeplanning

De eerste.

Ga naar de dichtstbijzijnde.

Herbereken de route.

Adressenverzameling en geheugen

Sla huidige locatie op.

Navigatieweergave aanpassen

Zoom in op de kaart.

Vragen om info tijdens navigatie, en navigatie beëindigen

Sluit de navigatie af.

Stop de navigatie.

Airconditioning

De temperatuur aanpassen

Stel de airconditioning in op 26 °C (voor de bestuurder/voorpassagier/achterbank).

De ventilatorsnelheid aanpassen

Zet de ventilator voor de bestuurder wat minder hard.

Stel de airconditioning in op het maximum.

Schakel de airconditioning aan/uit

Schakel de airconditioning (voor de achterbank) in.

Schakel de automatische stand van de airconditioning in.

Aanpassen van de ventilatierichting en de luchtcirculatie

Ventilatie op het gezicht, ventilatie op de voeten, ventilatie op de ruiten, ventilatie op de voeten + de ruiten, ventilatie op het gezicht + de voeten

Voorruitverwarming, achterruitverwarming (aan/uit).

Zet de recirculatie aan.

Luchtzuivering

Schakel de luchtzuivering in.

Ruiten

Ruitbediening

Open/sluit alle ruiten/de ruit (linksvoor, rechtsvoor, linksachter, rechtsachter).

Schakel de Open-stand in.

Open de ruit 20%.

Open de achterruit op een kier.

Stoelen

Stoelventilatie

Schakel de stoelventilatie (voor de bestuurder/voorpassagier) in.

Zet de stoelventilatie een beetje minder hard.

Stoelverwarming

Schakel de stoelverwarming (voor de bestuurder/voorpassagier/linksachter/rechtsachter) in.

Stel de stoeltemperatuur een beetje hoger in.

Stoelmassage

Schakel de stoelmassagefunctie (voor de bestuurder/voorpassagier) in.

Maak de massage een beetje krachtiger.

Zet de massage voor de bestuurdersstoel op 2.

Stuur

Stuurwielverwarming

Schakel de stuurwielverwarming in.

Verlichting

Sfeerverlichting

Schakel de sfeerverlichting in.

Bedieningselementen op middendisplay

Aanpassing van de schermhelderheid

Dim het scherm.

Stel de helderheid van het scherm in op het maximum.

Bluetooth/Wi-Fi/hotspot

Zet (Bluetooth, ) aan/uit

Apps

Ga terug naar de hoofdpagina.

Waarschuwing Precautions for NOMI
  • Zorg ervoor dat NOMI en zijn voet niet in aanraking komen met vloeistoffen, zure of basische oplossingen, stof, vezels, magnetische substanties, enz.

  • Demonteer of repareer NOMI en zijn voet niet zelf.

  • Oefen geen kracht van buitenaf uit op NOMI en verdraai hem niet. Vermijd het gebruik van externe kracht om de beweging van NOMI tegen te gaan.

  • Probeer NOMI en zijn voet niet zelf te verwijderen.

  • Plaats geen helm of hoed bovenop NOMI om hem tegen beschadiging te beschermen. Zo voorkomt u persoonlijk letsel in geval van een ongeval.

Comfortfuncties

Als het voertuig in PARK staat (zonder van buiten vergrendeld te zijn) en er niemand op de bestuurdersstoel zit, kunnen passagiers het voertuig nog altijd openen en bepaalde comfortfuncties gebruiken. De functie schakelt na 10 uur zonder handelingen automatisch uit. Om een comfortfunctie verder te gebruiken, opent u een deur, drukt u het rempedaal in of neemt u plaats op de bestuurdersstoel met de deur aan bestuurderskant dicht.

Comfortfuncties omvatten hoofdzakelijk:

  • Aanpassen stoel bestuurder/passagier

  • Aanpassen stuurwiel

  • Draadloos opladen

  • A/C-regeling voorin

  • Stoelmassage, -verwarming en -ventilatie

  • Stuurwielverwarming

  • Vensterbediening

  • Leesverlichting en sfeerverlichting

  • Entertainment en navigatie

  • NOMI

Intelligent geursysteem

Uw auto is voorzien van een intelligent geursysteem. U en uw gezin kunnen uw favoriete geur kiezen, en de hele rit genieten van een verfrissende en aangename geurervaring.

U kunt kiezen uit diverse geuren. U kunt uw favoriete geur kiezen en die plaatsen in het geurmechanisme boven het open opbergvak in de middenconsole, en een andere geurflacon aanbrengen op basis van uw voorkeuren.

Zo plaatst en vervangt u de geurflacon:

  1. Open het dopje van de geurflacon en plaats de flacon met het smalle uiteinde omhoog in de opening van het geurmechanisme boven het open opbergvak in de middenconsole. Duw de bodem van de flacon voorzichtig omhoog om er zeker van te zijn dat de flacon goed is aangebracht.

    Opgelet 安装香氛瓶过程中请勿旋转香氛瓶。

    Ga niet draaien aan het geurpatroon tijdens het insteken ervan.

  2. Na het aanbrengen in de opening wordt de flacon door een magneet in het geurmechanisme op zijn plaats gehouden.

  3. Op het middendisplay wordt een melding weergegeven dat de flacon met succes is aangebracht, samen met informatie over welke geur is aangebracht in de overeenkomstige opening.

  4. Om de geurflacon te vervangen, pakt u de onderkant van de geurflacon met uw vingers vast en trekt de flacon langzaam uit het geurmechanisme.

Nadat de geurflacon correct is aangebracht, opent u op het middendisplay de pagina Airconditioninginstellingen de hoofdpagina en tikt u op Geur. Op deze pagina kunt u het geursysteem in en uitschakelen, de concentratie van de betreffende geur instellen, en uit de verschillende geuren kiezen.

Waarschuwing 香氛警告
  • Houd het geurpatroon buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze deze per ongeluk doorslikken, omdat dit schadelijk kan zijn voor hun gezondheid.

  • Voorkom dat uw kind zijn vinger in de geurhouder steekt. Dit kan leiden tot letsel.

  • Omwille van uw veiligheid mag u het geurpatroon tijdens het rijden niet plaatsen of vervangen.

  • Zet het geursysteem onmiddellijk uit als één van de inzittenden hierdoor onwel wordt.

Opgelet 香氛注意
  • Controleer de vervaldatum voordat u het geurpatroon plaatst. De geur is een houdbaarheid van een jaar als de fles ongeopend blijft; nadat de fles is geopend, kan de geur maximaal drie maanden goed blijven. Stop met het gebruik van de geur en vervang deze zodra de houdbaarheidsdatum is bereikt.

  • Sommige geuren (bijv. Wild) hebben een stimulerende werking. Gebruik het alleen wanneer dat nodig is.

  • Wanneer u het geurpatroon vervangt, moet u uw handen schoon houden om ervoor te zorgen dat het geursysteem na vervanging normaal kan functioneren.

  • In elke geurhouder bevindt zich een magneet. Houd uw smartphone, tablet en eventueel andere elektronische toestellen uit de buurt van de houder om interferentie tussen elektronische apparaten en het geursysteem te voorkomen.

  • Er kunnen chemische reacties optreden tussen de geurstof en organische stoffen. Houd de keramische geur vast in de geurpatroon en uit de buurt van alle plastic onderdelen.

Opmerking 香氛说明
  • De ervaring met het geursysteem kan variëren naargelang de binnentemperatuur, ventilatorsnelheid en de lichamelijke conditie van de gebruiker.

  • Koop alleen echte keramische geursticks en vermijd beschadiging van het geurpatroon om de kwaliteit ervan te garanderen.

  • Als het geurpatroon geen verbinding heeft gemaakt met het geursysteem na plaatsing ervan, probeert u het opnieuw.

Tide

Tide is een fysieke en psychologische gezondheidsapp die u helpt om te slapen, mediteren, ontspannen en geconcentreerd te blijven. Geïnspireerd op reizen, natuur en meditatie, biedt Tide een rijkdom aan audiobronnen zoals natuurgeluiden en meditatieoefeningen om u te helpen ontsnappen uit de jachtige wereld naar een stille vredige ruimte, waar u een tijdje kunt mediteren om uw geest te laten rusten en beter te slapen met minder angst en stress en tegelijkertijd geconcentreerd en rustig te blijven.

Tide biedt drie modi, namelijk Dutje, Meditatie en Ademen.

Dutje-modus

U en uw gezin kunnen indutten met de natuurgeluiden in het voertuig en wakker worden met een zacht alarm om een prachtige wereld te omhelzen.

U of uw bevoegde gebruikers kunnen de toepassingslauncher openen om de pagina Tide > Dutje te openen, waar geluidsscenario's en een alarmtijd voor het dutje kunnen worden ingesteld en onthouden voor het specifieke account.

  • Dutje volgens tijd: U kunt een wekker instellen om u te wekken op de ingestelde tijd. U kunt ook kiezen om het dutje voort te zetten of te beëindigen als het alarm afgaat.

  • Dutje volgens laden: Als het voertuig het DC-laadproces doorloopt, kunt u een batterijniveau instellen met een laadlimiet om een dutje te doen tot het ingestelde niveau bereikt wordt.

  • Meer instellingen worden aangeboden, met inbegrip van volumes en getimed afspelen van geluiden om te helpen slapen, geluiden en volumes van het alarm en het terugzetten van de stoel naar de oorspronkelijke stand op het einde van het dutje.

  • Geluidscenario's om te helpen slapen instellen.

Nadat het voertuig is overgeschakeld naar de Dutje-modus, zal de verlichting in het voertuig worden uitgeschakeld, met de vensters en deuren dicht en vergrendeld, zal de klimaatregeling automatisch worden ingesteld op een temperatuur die comfortabel is om een dutje te doen en zal de luchtreiniger automatisch worden ingeschakeld. Als u voorin zit, zal de stoel automatisch in de relaxstand worden gezet (indien eerder ingesteld) of de standaard stand. NOMI schakelt over naar de Niet storen-modus om een ontspannende omgeving voor u te creëren. Na het dutje herstelt het voertuig de instellingen van voor het dutje.

Opgelet 小憩模式-无长滑轨
  • Voordat u de dutmodus opent, moet u ervoor zorgen dat het voertuig in de parkeerstand staat en niet in de oplaadmodus.

  • Sluit alle portieren en de kofferbakklep voordat u de dutmodus start.

  • Een storing in de klimaatregeling kan het comfort tijdens het slapen in gevaar brengen.

  • Houd rekening met de ruimte voor inzittenden op de achterbank als u om te slapen de voorstoel naar achteren klapt.

  • Als het voertuig niet wordt opgeladen, zorg er dan voor dat de resterende actieradius niet minder dan 60 km is. Het tijdalarm wordt automatisch geactiveerd wanneer de resterende actieradius minder dan 30 km is en het laadalarm wordt automatisch geactiveerd wanneer de oplaadstekker wordt losgekoppeld of er een storing is tijdens het laden, om u eraan te herinneren het batterijniveau te controleren.

  • Het voertuig verlaat onder bepaalde omstandigheden automatisch de dutmodus, bijvoorbeeld wanneer het voertuig niet in de parkeerstand staat, de batterij oververhit kan raken, een software-update aan de gang is, het voertuig in de oplaadmodus staat, het voertuig is vergrendeld om te slapen, de klimaatregeling defect is of er wordt gewisseld van account. In dit geval kunnen de stoelen niet automatisch worden teruggezet in de originele stand.

Meditatie-modus

De meditatie-modus biedt een onderdompelende ervaring om uw geest wat rust te geven, zodat u uw innerlijke zelf en uw omgeving kunt voelen en uw fysieke en mentale uitputting kunt verlichten.

U of uw bevoegde gebruikers kunnen de toepassingslauncher openen om de pagina Tide > Meditatie te openen, waar geluidsscenario's en geluidsvolumes voor de meditatie kunnen worden ingesteld en opgeslagen voor het specifieke account.

Nadat het voertuig is overgeschakeld naar de Meditatie-modus, zal de verlichting in het voertuig worden uitgeschakeld, met de vensters en deuren dicht en vergrendeld, zal de klimaatregeling automatisch worden ingesteld op een temperatuur die comfortabel is om te mediteren en zal de luchtreiniger automatisch worden ingeschakeld. NOMI schakelt over naar de Niet storen-modus om een onderdompelende en stille omgeving voor u te creëren. Na het mediteren herstelt het voertuig de instellingen van voor de meditatie.

Opgelet 冥想与呼吸
  • Zorg ervoor dat het voertuig in de parkeerstand staat en niet in de Power Swap-modus.

  • Sluit alle portieren en het laadplatform voordat u omwille van de veiligheid de meditatiemodus start.

  • Als het voertuig niet wordt opgeladen, zorg er dan voor dat de resterende actieradius niet minder dan 30 km is.

  • Het voertuig verlaat onder bepaalde omstandigheden automatisch de huidige modus, bijvoorbeeld wanneer het voertuig niet in de parkeerstand staat, de accu een risico op ontsteking heeft, er een software-update aan de gang is, het voertuig in de oplaad-modus staat, het voertuig is vergrendeld en er van account wordt gewisseld.

Ademen-modus

De Ademen-modus helpt u te leren hoe u goed kunt ademen, uzelf kunt kalmeren en stress kunt verlichten.

U of uw bevoegde gebruikers kunnen de toepassingslauncher openen om de pagina Tide > Ademen te openen, waar ademscenario's en een achtergrondgeluidsscenario's en -volumes kunnen worden ingesteld en opgeslagen voor het specifieke account.

Opgelet 冥想与呼吸
  • Zorg ervoor dat het voertuig in de parkeerstand staat en niet in de Power Swap-modus.

  • Sluit alle portieren en het laadplatform voordat u omwille van de veiligheid de meditatiemodus start.

  • Als het voertuig niet wordt opgeladen, zorg er dan voor dat de resterende actieradius niet minder dan 30 km is.

  • Het voertuig verlaat onder bepaalde omstandigheden automatisch de huidige modus, bijvoorbeeld wanneer het voertuig niet in de parkeerstand staat, de accu een risico op ontsteking heeft, er een software-update aan de gang is, het voertuig in de oplaad-modus staat, het voertuig is vergrendeld en er van account wordt gewisseld.

Snelle toegang

U kunt tikken op Snelle toegang in de toepassingslauncher op het centraal scherm, om vrij toepassingen te combineren voor speciale scenario's of het Recht scherm openen om te genieten van een gepersonaliseerde en geautomatiseerde intelligente ervaring via de aanbevolen Snelle toegang-sjablonen.

Acties die speciale snelkoppelingen ondersteunen omvatten: tijd, media, weer, comfort binnen, rijden, opladen, deuren, vensters, zetels, verlichting, systeeminstellingen en toepassingen en andere gebruikelijke instellingen. U kunt speciale scenario's ook delen met vrienden.

Muziek

U kunt vanaf de hoofdpagina van het middendisplay naar de interface voor media gaan om het programma voor het luisteren naar muziek te selecteren:

  • Selecteer "Tidal" om uw favoriete muziek te ontdekken en ernaar te luisteren. U kunt dit tevens gebruiken om een bibliotheek van uw favoriete songs of albums op te bouwen.

  • Steek een USB-stick in de USB-poort in uw auto om de muziek op de USB-stick af te spelen.

  • Nadat een mobiel apparaat aangesloten op de Bluetooth van uw auto, kunt u "Bluetooth-muziek" selecteren om de muziek vanaf het mobiele apparaat af te spelen.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Geluid om het volume voor mediamuziek in te stellen. Selecteer "Geluidsveld" om het geluidsveldeffect voor het interieur in te stellen. Indien gewenst kan de functie dempen achterin worden ingeschakeld (bijvoorbeeld wanneer een kind op de achterbank slaapt).

Dolby Atmos levert een nauwkeurig afgestemde, gebalanceerde audio-ervaring met een optimale configuratie voor het luisteren naar muziek in de auto. Het resultaat is dat de auto een ideale, immersieve ruimte wordt om van muziek te genieten die stereosonischer en rijker klinkt dan ooit tevoren. Dit product is geproduceerd onder licentie van Dolby Laboratories. Dolby, Dolby Atmos en het dubbele-D-symbool zijn gedeponeerde handelsmerken van Dolby Laboratories Licensing Corporation. Dit is een niet-gepubliceerd product. © 2012-2021 Dolby Laboratories, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Navigatie

U kunt uw navigatieroute selecteren op de navigatie-interface op de hoofdpagina van het middendisplay. Als u eerdere een navigatieroute hebt gezonden vanuit een app op uw mobiele telefoon, wordt de geselecteerde navigatieroute automatisch weergegeven zodra het middendisplay wordt ingeschakeld.

Tik op om navigatieopties in te stellen, zoals de routevoorkeuren, navigatiebegeleidingsstem en kaartweergavemodus.

Foto's

Fotograferen

NOMI kan op verzoek selfies van u maken in de auto. De applicatie Foto's op het middendisplay is de plek waar de video's en foto's worden opgeslagen. Om deze over te brengen, gebruikt u een USB-kabel.

Foto's

U kunt op het middendisplay in het applicatiecentrum toegang krijgen tot Foto's en alle foto's erin bekijken. U kunt de foto's selecteren die u wilt exporteren of verwijderen. Er zijn diverse categorieën foto's: Alle / Digitale videorecorder (DVR) / Intelligente bewaking / Snelle video-opname / Selfie / Screenshot, en meer.

Telefoon

Wanneer de Bluetooth op uw mobiele telefoon met succes is gekoppeld aan de Bluetooth van uw auto, kan de telefoonfunctie van de boord-Bluetooth worden gebruikt, nadat uw auto is gemachtigd op uw mobiele telefoon, om de contacten en recente gesprekken in uw mobiele telefoon te synchroniseren. Der pagina Telefoon wordt weergegeven op de hoofdpagina of in het applicatiecentrum op het middendisplay.

Wanneer de contacten en recente gesprekken in uw mobiele telefoon zijn gesynchroniseerd met uw auto, kunt u een bepaald contact of recent gesprek kiezen of rechtstreeks een telefoonnummer invoeren om te telefoneren. U kunt tijdens het gesprek omschakelen tussen de privémodus en handsfree modus.

U kunt uw recente gesprekken bekijken, of overschakelen naar andere Bluetooth-telefoons of uw recente gesprekken verbergen in de interface voor nummers kiezen.

Controlelampjes op het instrumentenpaneel

Als de volgende controlelampjes niet gaan branden of uit gaan zoals ze normaal zouden doen, neemt u voor hulp onmiddellijk contact op met het NIO Service Center.

Symbool op het scherm van het instrumentenpaneel

Beschrijving

Controlelampje voor de regeling van het automatisch grootlicht en dimlicht

Controlelampje voor het grootlicht

Controlelampje voor de automatisch parkeerrem

Controlelampje voor de positielichten

Controlelampje voor het dimlicht

Controlelampje voor de mistlampen voor

Controlelampje voor 'auto is gebruiksklaar'

Controlelampje voor de richtingaanwijzers links

Controlelampje voor de richtingaanwijzers rechts

Controlelampje voor de mistlampen achter

Controlelampje voor met ijs en sneeuw bedekt wegdek

Controlelampje Akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem (AVAS) uitgeschakeld

Controlelampje voor een storing in het remsysteem

Controlelampje voor ingeschakeld/storing in het elektronisch stabiliteitscontrolesysteem

Controlelampje voor hoogspanningsaccu bijna leeg

Herinnering wegens overschrijding van de maximumsnelheid of storingslampje voor de snelheidsbegrenzingsmodus

Controlelampje voor de status van de aanhangwagenkoppeling

Storingslampje voor de slimme koplampen

Controlelampje voor uitgeschakeld elektronisch stabiliteitscontrolesysteem

Controlelampje voor storing/start zelfinspectie van systeem voor waarschuwing bij slaperigheid en aandacht van de bestuurder (DDAW)

Controlelampje voor geen gezicht gedetecteerd door systeem voor waarschuwing bij slaperigheid en aandacht van de bestuurder (DDAW)

Controlelampje voor uitgeschakelde rijstrookbewaking en -assistent

Controlelampje voor uitgeschakelde waarschuwing voor maximumsnelheid

Waarschuwingslampje voor de vermogenslimiet

Waarschuwingslampje voor een storing in het antiblokkeerremsysteem

Waarschuwingslampje voor het direct-bandenspanningbewakingssysteem (dTPMS)

Waarschuwingslampje voor het uitschakelen van de hoogspanningsaccu

Waarschuwingslampje voor uitgeschakeld/storing in de autonome noodstop / waarschuwing voor een botsing aan de voorkant

Controlelampje voor de status van de herinnering voor handenvrij

Controlelampje voor de aangesloten laadkabel

Controlelampje voor de elektronische parkeerrem

Controlelampje voor de status van de waarschuwing bij slaperigheid en aandacht van de bestuurder (DDAW)

Waarschuwingslampje voor een storing in het e-aandrijflijnsysteem

Waarschuwingslampje voor een storing in de elektronische parkeerrem

Waarschuwingslampje voor de herinnering van niet-bevestigde veiligheidsgordel

Waarschuwingslampje voor een storing in de airbags

Waarschuwingslampje voor een storing in de aandrijfmotor

Waarschuwingslampje voor een storing in het opladen van de laagspanningsaccu

Waarschuwingslampje voor een storing in de hoogspanningsaccu

Waarschuwingslampje voor een te hoge temperatuur van de hoogspanningsaccu

Waarschuwingslampje voor een storing in de elektrische aansluiting van de aanhangwagen

Waarschuwingslampje voor een storing in de dodehoekdetectie en de waarschuwing bij een rijstrookwisseling

Waarschuwingslampje voor een storing in de waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) / waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B)

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijhulp

Waarschuwingslampje voor een storing in de maximumsnelheidsfunctie

Waarschuwingslampje voor een storing in S-APA met Fusion

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijstrookbewaking en -assistent

Bedieningselementen op middendisplay

Middendisplay voorin

Nadat u of een gemachtigde gebruiker bent ingelogd, biedt het middendisplay eenvoudige toegang tot uitgebreide persoonlijke hulpbronnen, zoals muziek, navigatie en radiozenders. U kunt ook uw favoriete content selecteren en opslaan in uw persoonlijke account. De gepersonaliseerde content die in uw account is opgeslagen, kan worden weergegeven wanneer u de volgende keer inlogt bij uw account. U kunt vrij omschakelen tussen verschillende accounts in uw auto en de gepersonaliseerde content van de verschillende accounts zal telkens worden weergegeven.

U kunt meerdere functies (media, navigatie, enz.) selecteren op de hoofdpagina van het middendisplay. Deze functies zijn de volgende:

  1. Meldingenbalk

    Toont informatiemeldingen, waarschuwingsmeldingen, waarschuwingspictogrammen, enz.

  2. Functietegelmenu

    Houd ingedrukt om om te schakelen naar een andere functietegel, zoals muziek, weer, enz.

  3. Hoofdpagina

    Om terug te keren naar de hoofdpagina tikt u op deze knop of knijpt u vijf vingers samen op een willekeurige interface van het middendisplay.

  4. Instellingen van de auto

    Configureer de instellingen van veelgebruikte functies.

    U kunt ook vanaf de linkerrand van het middendisplay naar rechts vegen op de pagina Snelle toegang weer te geven. Op deze pagina hebt u snel toegang tot veelgebruikte functies en kunt u de functies voor snelle toegang naar wens instellen.

  5. Bedieningspaneel voor airconditioning en comfortfunctie

    Hierop kunt u de airconditioning, stoelen en comfortfuncties snel instellen.

  6. Applicatiecentrum

    Selecteer verschillende applicaties, zoals weer en foto's.

  7. Volumeregeling

    Voor snel instellen van systeem- en mediavolume.

Bedieningsscherm achterin

Op het bedieningsscherm achterin kunnen de functies voor de achterstoelen, media, enz. worden bediend. Deze functies zijn de volgende:

  • Veeg horizontaal naar links of rechts, of veeg naar links of rechts vanaf de tegenoverliggende rand, om om te schakelen tussen verschillende functies van de auto, zoals airconditioning, stoelcomfort, sfeerverlichting, geur, enz.

  • Veeg vanaf de bovenrand omlaag om het Snelle Toegang Centrum weer te geven, waarop u de helderheid van het scherm, het volume en de screensaver kunt aanpassen.

  • Veeg vanaf de onderrand omhoog om het media-bedieningscentrum weer te geven, waarop u veelvuldig afgespeelde media kunt bedienen.

Gegevensrecorder voor gebeurtenissen (EDR)

De auto is uitgerust met een gegevensrecorder voor gebeurtenissen (EDR). Het belangrijkste doel van de gegevensrecorder voor gebeurtenissen (EDR) is om gegevens op te nemen van sommige botsingen of de omstandigheden die lijken op een botsing, zoals het opblazen van een airbag of een botsing met een obstakel op de weg. Deze gegevens kunnen helpen om de operationele status van de voertuigsystemen te controleren.

De gegevensrecorder voor gebeurtenissen (EDR) van deze auto kan tijdelijk of permanent technische informatie opslaan, zoals de status van de auto, gebeurtenissen en storingen. Deze technische informatie bevat doorgaans de volgende status en componenten, modules, systemen en omgevingen:
  • Informatie over de status van de auto en zijn afzonderlijke componenten, zoals rijsnelheid, acceleratie en voertuigidentificatiecode.

  • Status van de werking van belangrijke systeemcomponenten, zoals de gordelsluitingen van de veiligheidsgordels.

  • De reactie van de auto onder speciale omstandigheden, zoals het opblazen van airbags en het ingrijpen van het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP).

  • Gegevens gedurende een periode voorafgaande aan en volgend op een botsing, zoals het remmen, accelereren en sturen, het tijdstip van de botsing, informatie over het in werking treden van de beschermingsinrichtingen voor de inzittenden, informatie over de status van de veiligheidsgordel, enz.

Deze gegevens helpen om de omstandigheden waaronder een botsing of letsel is opgetreden beter te begrijpen.

In de Gegevensrecorder voor gebeurtenissen (EDR) worden de gegevens van de rijsnelheid aangeleverd door de regeleenheid voor de remmen.

Deze gegevens zijn uitsluitend van natuurlijke attributen die worden gebruikt om storingen te identificeren en elimineren en om de functies van de auto te optimaliseren. De bewegingskarakteristieken van de weggedeelten waarover is gereden, kunnen niet worden gecreëerd op basis van deze gegevens. Wanneer servicewerkzaamheden worden verricht, zoals reparatie en onderhoud, kunnen servicemedewerkers en de fabrikant deze technische gegevens lezen uit het gebeurtenissen- en storingsgegevensgeheugen met behulp van een speciaal diagnoseapparaat Nadat de storing is verholpen, kan de informatie in het storingsgegevensgeheugen worden verwijderd of continu worden overschreven.

Als de auto wordt gebruikt, kunnen deze technische parameters en overige informatie met betrekking tot de auto, zoals ongevallenrapporten, schade aan de auto, bewijsmaterialen, enz. (waarbij mogelijk professioneel personeel moet worden ingeschakeld) worden gelezen met behulp van een diagnoseapparaat in een NIO Service Center.

Als het EDR-systeem onvoldoende ruimte heeft om een gebeurtenis op te slaan, zullen eerder ontgrendelde gebeurtenisgegevens worden geschreven met de gegevens van de huidige gebeurtenis, echter dit overschrijven gebeurt in chronologische volgorde. De gegevens van een vergrendelde gebeurtenis zullen niet worden overschreven door de gegevens van latere gebeurtenissen.

Opmerking NIO在未经车主允许的情况下不会将数据记录系统的信息透露给第三方人员使用。

NIO zal zonder uw toestemming geen informatie die in het systeem is opgenomen aan een derde partij bekendmaken.

Systeemupgrade

Uw auto is uitgerust met een systeem voor upgraden vanaf afstand. Wanneer de auto is verbonden met het internet, kunt u onderaan het middendisplay naar de pagina Instellingen gaan en op Algemeen > Systeemupdate tikken om de systeemsoftware van de auto te upgraden. en uw voertuigfuncties up-to-date te houden. U wordt via een melding geïnformeerd wanneer een software-update beschikbaar is. U kunt ervoor kiezen om het upgraden onmiddellijk te starten of een tijdstip voor de upgrade plannen (de auto kan het upgraden automatisch starten op het opgegeven tijdstip). Tijdens het upgraden geeft het middendisplay de tijdsduur weer die nodig is om de procedure te voltooien (welke afhankelijk is van de grootte van het upgradepakket).

Opgelet Do not perform system upgrades while the vehicle is in charging process.
  • De systeemupgradefunctie is alleen beschikbaar in de account van de auto-eigenaar.

  • De systeemupgrade kan alleen worden uitgevoerd wanneer de auto in de parkeerstand (P-stand) staat en is verbonden met het netwerk.

  • Het systeemupgradeproces vergt een bepaalde hoeveelheid energie. Verzeker u er vóór de systeemupgrade van dat het accuniveau van de auto hoger is dan 20% en uw reis zorgvuldig is gepland.

  • Als de systeemupgrade voor de auto wordt uitgevoerd tijdens het oplaadproces, zal het oplaadproces automatisch stoppen. Nadat de systeemupgrade is voltooid, kunt u het oplaadproces handmatig hervatten.

  • Tijdens het systeemupgradeproces kan de auto ook worden ontgrendeld/vergrendeld met behulp van de NFC/Bluetooth-sleutel op de mobiele telefoon, naast de smart key. Er kan niet met de auto worden gereden.

  • Systeemupgrades kunnen resulteren in updates of toevoegingen van sommige functies, naast wijzigingen is het gebruikelijke gedragingen van bepaalde functies. Nadat de systeemupdate is voltooid, leest u de upgrade-instructies aandachtig door om uzelf bekend te maken met de geüpdate of toegevoegde functies. Gebruik de geüpdate functie voorzichtig als u er niet bekend mee bent om persoonlijk letsel of schade aan eigendommen als gevolg van een verkeerde bediening te voorkomen.

  • Als de systeemupgrade niet kan worden gestart of niet met succes kan worden voltooid, neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center.

  • Wijzig voertuigcomponenten of software niet zelf om persoonlijk letsel of schade aan eigendommen als gevolg van een storing van de systeemupgrade te voorkomen.

Alle instellingen resetten

Als u uw voertuig moet verkopen, kunt u alle inhoud en instellingen wissen door het openen van Instellingen onderaan het centraal scherm en te tikken op Algemeen > Alle instellingen resetten.

De volgende gegevens en instellingen zullen gewist worden, met inbegrip van voertuiginstellingen (zoals instellingen voor zetels, zijspiegels en klimaatregeling), rij-instellingen (zoals ADAS en rijmodus), NOMI-instellingen, systeeminstellingen (zoals tijd en datum), navigatie-instellingen, media-afspeellijsten en foto's en video's.

Opgelet 恢复出厂设置
  • Alleen de eigenaar van het voertuig kan alle instellingen resetten. De bewerking kan alleen worden uitgevoerd wanneer het voertuig wordt gestopt.

  • Bij het resetten van alle instellingen worden het instrumentenpaneel en het middendisplay zwart en knipperen ze. Ga niet in het voertuig rijden terwijl u het systeem reset. Dit kan leiden tot onvoorspelbare gevolgen.

  • Na het resetten wordt het voertuig hersteld naar de gedeactiveerde staat. U moet het voertuig opnieuw activeren om het te kunnen gebruiken.

  • Door te resetten worden al uw instellingen, toepassingsgegevens en alle inhoud, inclusief foto's en video's, die in het voertuig zijn opgeslagen, gewist. Het wordt aanbevolen om een back-up te maken van uw belangrijke bestanden voordat u gaat resetten. U kunt het album op het middendisplay openen, bestanden die u wilt bewaren selecteren en naar een USB-stick exporteren.

  • Bij het resetten worden uw persoonlijke gegevens die in de cloud zijn opgeslagen, zoals rijgewoonten, frequente navigatieadressen en muziekafspeellijsten, niet gewist.

Basisbediening

De auto starten

De auto kan zich voorbereiden op het rijden wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  2. Sluit het bestuurdersportier of trap het rempedaal in.

De bestuurder kan de auto op vele manieren starten, zoals met de smart key, NFC-kaart en NFC van de mobiele telefoon.

Als de NFC van de mobiele telefoon of de NFC-kaart wordt gebruikt, plaatst u de mobiele telefoon waarop de NFC-sleutel staat of de NFC-kaart op de draadloos-oplaadplaat. Laat de mobiele telefoon ontgrendeld en plaats deze op de draadloos-oplaadplaat. Probeer vervolgens de auto te starten en een versnellingsstand te selecteren.

Opgelet 使用NFC启动时,请确保手机或卡片钥匙处于无线充电面板处。

Wanneer u het voertuig start via een NFC-kaart, moet u ervoor zorgen dat uw telefoon of NFC-kaart op het draadloze Power Swap Station is gezet.

Opgelet 使用NFC钥匙功能时,手机必须开机,且处于解锁状态。因苹果公司未向第三方开放NFC权限,故暂不支持IOS系统。

Wanneer u een NFC-kaart gebruikt, moet u ervoor zorgen dat uw telefoon aan staat en ontgrendeld blijft.

Aangezien Apple Inc. derden geen toegang geeft tot NFC, wordt iOS momenteel niet ondersteund.

Opgelet 当发生碰撞时,撞击力会通过加速踏板传递至小腿,对人身造成伤害。为保护驾驶者安全,加速踏板设有断裂诱导槽,保护驾驶者腿部。 在意外情况下,当较大侧向外力作用时,由于诱导槽的设计,加速踏板可能会断裂。

Bij een aanrijding wordt de botskracht via het gaspedaal overgebracht op het onderbeen van de bestuurder, waardoor een persoonlijk letsel ontstaat. Daarom heeft het gaspedaal een breukbegrenzergroef om de benen en persoonlijke veiligheid van de bestuurder te beschermen.

In onverwachte situaties waarin een grote zijdelingse externe kracht op het voertuig wordt uitgeoefend, kan het gaspedaal breken als gevolg van het ontwerp van de begrenzergroef.

Een versnellingsstand selecteren

Nadat het rempedaal is ingetrapt en de schakelhendel in de D- of R-stand is gezet, geeft het digitale instrumentenpaneel weer om aan te geven dat de auto klaar is voor vermogensuitvoer. Na het schakelen geeft het digitale instrumentenpaneel de real-time stand van de schakelhendel van de auto weer. Als het schakelen mislukt, vraagt het digitale instrumentenpaneel u om de huidige versnellingsstand te controleren.

U kunt de PRD-schakelhendel gebruiken om het schakelen te bedienen, inclusief:
  • Vooruitrijstand (D-stand): wordt gebruikt in de normale rijmodus

  • Achteruitrijstand (R-stand): kan alleen worden geselecteerd in de parkeerstatus

  • Parkeerstand (P-stand): voorkomt slippen in de parkeerstatus

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Geluid > Geluidsignaal voor schakelen om het geluidsignaal in of uit te schakelen.

De auto kan bijvoorbeeld onder specifieke omstandigheden in de neutraalstand (N-stand) worden gezet, zoals wanneer de auto wordt geduwd of in een automatische wasstraat.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden/Parkeren > N (neutraalstand) om de neutraalstand (N-stand) in of uit te schakelen.

Opgelet 换挡后务必通过数字仪表确认挡位,如果数字仪表显示挡位和预期不一致,要重新确认挡位或重新换挡。

Bevestig na het schakelen altijd de versnelling op het digitale instrumentenpaneel. Als er iets niet klopt bij de weergegeven versnelling, bevestigt u dit nogmaals of schakelt u opnieuw.

Opgelet 只有在停车状态且踩下制动踏板时,才能挂入驻车挡(P挡)。

U kunt alleen naar PARKEREN schakelen als het voertuig stilstaat en het rempedaal wordt ingetrapt.

Waarschuwing 在离开车辆前或坡道上,请确保已挂入驻车挡(P挡)。如果没有任何挡位显示,则车辆可能会自行移动。

Voordat u het voertuig verlaat of op een helling stopt, moet u ervoor zorgen dat de versnelling in de parkeerstand wordt geschakeld. Als u de versnelling op het digitale instrumentenpaneel niet hebt bevestigd, kan het voertuig wegrollen.

Elektrische parkeerrem (EPB)

Wanneer de parkeerstand wordt geselecteerd, wordt de parkeerrem automatisch geactiveerd en wordt op het digitale instrumentenpaneel weergegeven om aan te geven dat de elektrische parkeerrem (EPB) is ingeschakeld.

Als de auto vanaf de buitenkant wordt vergrendeld, wordt de voeding van de auto automatisch uitgeschakeld en worden het middendisplay en digitale instrumentenpaneel tegelijkertijd uitgeschakeld.

U kunt de auto op de volgende manieren in de parkeerstand zetten:

  • Druk op de knop voor de P-stand op de zijkant van de schakelhendel op de middenconsole.

  • Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden/Parkeren > Elektrische parkeerrem (EPB) om te parkeren.

Wanneer het digitale instrumentenpaneel weergeeft, betekent dit dat het remsysteem defect is. Rijd voorzichtig en neem contact op met het NIO Service Center voor onderhoud.

Rijmodi

De auto heeft vijf basisrijmodi: Sport+, Sport, Comfort, Eco en Aangepast. U kunt de instellingen voor acceleratie, regenererend remmen, ophangingsstijfheid, stuurkracht en airconditioning veranderen met behulp van deze modi.

  • Sport+: Onder normale omstandigheden biedt deze modus het meeste vermogen met een gevoelige pedaalrespons.

  • Sport: Deze modus is geschikt voor dagelijks rijden met een matige pedaalrespons en voldoende vermogen.

  • Comfort: Deze modus is ideaal voor dagelijkse ritten met een geleidelijke acceleratierespons en soepele acceleratie.

  • Eco: De auto wordt aangedreven door slechts één motor en heeft een matige acceleratierespons.

  • Aangepast: U kunt de rijmodus aanpassen aan uw voorkeuren door de acceleratie, stuurkracht, ophangingsstijfheid, airconditioning en andere parameters aan te passen.

De rijmodi kunnen worden geselecteerd om de rijeigenschappen van de auto te wijzigen, uw rijervaring te verbeteren, of te voorzien in uw unieke rijbehoeften in speciale situaties.

Sport+ Sport Comfort Eco Aangepast
Acceleratie 4,5 s 5,9 s 7,9 s 9,9 s 4,5 s, 5,9 s, 7,9 s, 9,9 s, 12,9 s
Regenererend remmen Laag Laag Laag Standaard Standaard, Laag, Zeer laag
Stijfheid van de ophanging Hard Gemiddeld Zacht Zacht Stijf, Gemiddeld, Zacht
Stuurkracht Normaal Standaard Comfort Comfort Stevig, Standaard, Comfort
Airconditioning Standaard Standaard Standaard Eco Standaard, Eco

In de Eco-modus geeft het systeem voorrang aan energiebesparing voor de auto. In vergelijking met de andere rijmodi, is het comfort van de airconditioning iets minder. Zo nodig kunt u handmatig een hogere of lagere temperatuur instellen dan in andere modi is ingesteld.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden/Parkeren > Rijmodus om de instellingen op te roepen.

Scenariohulp

Sneeuwmodus

De sneeuwmodus is bedoeld voor gebruik op wegen die bedekt zijn met sneeuw, wegen met een geringe tractie door een afwisseling van nat asfalt, sneeuw en ijs, naast glad gras.

Als deze modus is ingeschakeld, blijft de auto de vierwielaandrijving gebruiken, waarbij het vermogen in gelijke mate wordt verdeeld tussen de voor- en achterwielen. Het gaspedaal reageert relatief voorzichtig om soepel wegrijden te garanderen en slippen op gladde ondergronden, zoals ijs, te voorkomen zodat u veilig over besneeuwd terrein kunt rijden.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden/Parkeren > Sneeuwmodus om deze functie in of uit te schakelen.

Opgelet 雪地模式会提升车辆的行驶安全性,但请依旧谨慎驾驶,缓踩加速和制动踏板,控制车速。并注意车辆周围环境是否有异物,以免损伤车辆。

De Sneeuwmodus van de auto kan de rijveiligheid verhogen. Echter, rijd desondanks voorzichtig en trap het gaspedaal en rempedaal langzaam in om de rijsnelheid te beheersen. Let goed op of er vreemde voorwerpen in de omgeving van de auto zijn om te voorkomen dat de auto beschadigd raakt.

Moddermodus

De moddermodus is bedoeld voor glad asfalt of onderstroomde wegen, naast omstandigheden met verzadig, glad zand of modder.

De moddermodus verhoogt het stabiel en soepel rijden van de auto tijdens wegrijden, remmen en bochten rijden. De auto blijft de vierwielaandrijving gebruiken, waarbij het vermogen in gelijke mate wordt verdeeld tussen de voor- en achterwielen met een uiterst lage regeneratief remmen.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden/Parkeren > Moddermodus om deze functie in of uit te schakelen.

Opgelet 湿地模式会提升车辆的行驶安全性,但请依旧谨慎驾驶,缓踩加速和制动踏板,控制车速。并注意车辆周围环境是否有异物,以免损伤车辆。
  • De Moddermodus van de auto kan de rijveiligheid verhogen. Echter, rijd desondanks voorzichtig en trap het gaspedaal en rempedaal langzaam in om de rijsnelheid te beheersen. Let goed op of er vreemde voorwerpen in de omgeving van de auto zijn om te voorkomen dat de auto beschadigd raakt.

  • Rijd niet met de auto op modderige of drassige wegen om te voorkomen dat u vast komt te zitten of strandt.

Zandmodus

De zandmodus is geschikt voor een verzadigd, hard ballastbed van zanderige grond en Gobi-wegoppervlakken.

De zandmodus maakt het wegrijden en remmen soepeler en staat enig zijwaarts slippen toe terwijl vastzitten wordt voorkomen en vooruitrijden mogelijk blijft. Om het rijplezier onder zanderige omstandigheden te vergroten, blijft de auto de vierwielaandrijving gebruiken, waarbij een hoger vermogen wordt geleverd aan de achterwielen. Het vermogen wordt agressiever overgebracht en de stabiliteit van de auto wordt geregeld met extreem lage regeneratief remmen.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden/Parkeren > Zandmodus om deze functie in of uit te schakelen.

Opgelet 沙地模式会提升车辆的行驶安全性,但请依旧谨慎驾驶,并注意车辆周围环境是否有异物,以免损伤车辆。
  • De Zandmodus van de auto kan de rijveiligheid verhogen. Echter, rijd desondanks voorzichtig en let goed op of er vreemde voorwerpen in de omgeving van de auto zijn om te voorkomen dat de auto beschadigd raakt.

  • Rijd niet met de auto op zachte woestijnbodem en zandstranden om te voorkomen dat u vast komt te zitten.

Aanhangwagenmodus

De auto detecteert automatisch dat een aanhanger is aangekoppeld en past de instellingen aan, zoals de ophangingshoogte, hoek van de achteruitkijkspiegel, rijhulpfuncties en veiligheidskenmerken, in overeenstemming met het trekscenario.

Voorafgaand aan het trekken van een aanhanger, zet u de auto in de P-stand, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Rijden > Elektrische trekhaak. De trekhaak wordt dan uitgeklapt. Wanneer een aanhanger wordt getrokken, moet de aanhangwagenmodus altijd actief zijn. Wanneer u de kabelboom van de aanhanger aansluit, schakelt de auto de aanhangwagenmodus in nadat u hebt bevestigd. De aanhangwagenmodus wordt uitgeschakeld zodra de kabelboom van de aanhanger wordt losgekoppeld. Als u de aanhangwagenmodus handmatig wilt in- of uitschakelen, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Rijden > Aanhangwagenmodus. Een van de volgende indicatoren wordt nu op het instrumentenpaneel weergegeven:

Pictogram Beschrijving
De auto heeft gedetecteerd dat de verlichting van de aanhanger is aangesloten, maar de aanhangwagenmodus is niet geactiveerd. Mogelijk is er al een accessoire op de auto aangesloten.
De auto heeft een storing in een elektrische aansluiting van de verlichting van de aanhanger gedetecteerd. Een deel van of alle verlichting van de aanhanger kan defect zijn. Voor uw veiligheid moet u zo snel mogelijk stoppen en de bedrading of aansluiting van de verlichting van de aanhanger op storingen controleren. Als het probleem is opgelost, maar het rode pictogram nog steeds wordt weergegeven,moet u de aanhangwagenmodus uit- en daarna weer inschakelen.
Waarschuwing 拖车前,务必检查拖车模式是否已启用。
  • Controleer voordat u gaat slepen of de sleepmodus is ingeschakeld.

  • In geen geval mag de sleepmodus worden uitgeschakeld tijdens het slepen. Als u dit wel doet, kan dit leiden tot ongevallen.

  • Gebruik de instelling voor het bijstellen van de rijhoogte op het middendisplay niet om de hoogte van de trekinrichting goed af te stemmen op de hoogte van de aanhangwagen.

Opmerking 启用拖车模式时,某些 PILOT 功能(转向、召唤、车道辅助等)以及脚踢传感器、便利进出、超声波传感器功能可能不可用。
  • Sommige PILOT-functies (Stuurhulp,Actieve rijstrookverandering enzovoort) evenals de voetbewegingsensoren, gemakkelijke toegang en ultrasone sensoren zijn mogelijk niet beschikbaar in de aanhangwagenmodus.

  • Zet het voertuig op de normale rijhoogte voordat een aanhanger wordt aangekoppeld. Als u de aanhangwagenmodus met een abnormale rijhoogte inschakelt, wordt de rijhoogte automatisch bijgesteld naar normaal.

Super-ecomodus

Het energieverbruik van de auto kan worden verlaagd om een groter bereik te krijgen door functies uit te schakelen die niet noodzakelijk zijn voor het rijden terwijl tegemoet wordt gekomen aan de minimale behoeften voor rijden.

In de Super-ecomodus is de topsnelheid van de auto beperkt, zijn de rijhulpfuncties en andere functies tijdelijk niet toegankelijk, en zijn ook comfortfuncties, zoals de airconditioning en sfeerverlichting, beperkt.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden/Parkeren > Super-ecomodus om deze functie in of uit te schakelen.

U kunt omschakelen aar elke reguliere rijmodus of de Super-ecomodus verlaten door nogmaals op de knop te tikken.

Functie-instellingen

Autohold

De functie Autohold dient om de auto in stilstand te houden tijdens tijdelijk parkeren terwijl het rempedaal is losgelaten.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden/Parkeren > Autohold inschakelen en selecteer de gewenste methode om Autohold in te schakelen.

  • Helemaal intrappen: Trap het rempedaal in tot de auto stilstaat, laat daarna het rempedaal iets los en trap het vervolgens helemaal in om Autohold in te schakelen.

  • Automatisch inschakelen: Trap het rempedaal in tot de auto stilstaat, waarna Autohold automatisch zal worden ingeschakeld.

Als Autohold is ingeschakeld, wordt het pictogram weergegeven op het digitale instrumentenpaneel. Na inschakelen, kunt u het gaspedaal of het rempedaal intrappen om Autohold te uit te schakelen.

Opgelet 当车辆处于后退挡(R 挡)时,自动激活的驻车方式不生效。仍需使用深踩激活的方式驻车。

De hellingmodus wordt niet ingeschakeld wanneer het voertuig in de achteruit (R-versnelling) staat. U moet dan nog steeds activering door volledig indrukken gebruiken om te parkeren.

In een noodgeval kunt u ook het rempedaal helemaal intrappen om Autohold in te schakelen.

U kunt Autohold ook inschakelen wanneer u hellingopwaarts parkeert zodat het remsysteem voldoende remkracht zal leveren om de auto in stilstand te houden al naargelang de hellingshoek van de weg.

Opgelet 坡度不得超过20%。

De hellingshoek mag niet groter zijn dan 20%.

Noodstop

In het geval het rempedaal defect raakt, kunt u de noodstop activeren door op de knop voor de parkeerstand te drukken, waarna de auto onder normale omstandigheden met volle remkracht zal vertragen om tot stilstand te komen.

  • Houd de knop voor de parkeerstand ingedrukt om de noodstop te activeren.

  • Laat de knop voor de parkeerstand los of trap het gaspedaal in om de noodstop te deactiveren. Om de noodstop weer te activeren, met u opnieuw op de knop drukken.

Opgelet 只有遇到制动踏板失灵或卡滞等紧急情况,才需要激活应急制动功能。

Activeer de noodrem niet, deze is uitsluitend bedoeld voor noodsituaties waar het rempedaal defect raakt of vastzit.

Waarschuwing 当行驶在弯道较大、路面不平或冬季结冰积雪道路时,激活应急制动功能可能会导致车辆甩尾或侧滑,请谨慎驾驶。

Wanneer u in een grote bocht, op een hobbelige weg of in de winter op een weg met ijzel of sneeuw rijdt, kan het activeren van de noodstopfunctie ertoe leiden dat uw auto slipt of rond zijn as draait. Rijd voorzichtig.

Hellingwegrijhulp

De hellingwegrijhulp (HSA) voorkomt dat uw auto achteruit rolt wanneer u hellingopwaarts wegrijdt.

Wanneer u uw voet verplaatst van het rempedaal naar het gaspedaal, wordt de druk op het rempedaal vastgehouden in het remsysteem gedurende maximaal 2 seconden. Dit tijdelijke remeffect verdwijnt na 2 seconden of zodra u versnelt.

Verbeterde head-up display

De verbeterde head-up display (HUD) kopieert en projecteert relevante informatie, zoals de rijsnelheid, navigatie, verkeersborden, cruisecontrol en autohold, op de binnenkant van de voorruit boven het digitale instrumentenpaneel.

Opgelet 在特定的角度下,阳光经前挡玻璃和HUD的折射和反射,会在前挡玻璃上形成小亮斑。随着光照角度、行驶方向和坡度等变化,小亮斑都会消失。如果长时间沿相同方向行驶,可以尝试调整HUD高度减缓小亮斑。

Onder bepaalde hoeken kan zonlicht kleine heldere stippen op de voorruit geven wanneer deze worden gebroken en gereflecteerd door de voorruit en het hooggeplaatste display. Deze stippen kunnen verdwijnen met veranderingen in lichthoek, rijrichting, helling, enz.

Wanneer u lange tijd in dezelfde richting rijdt, kunt u de hoogte van het hooggeplaatste display verstellen om van deze stippen af te komen.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Display > Verbeterde head-up display (HUD) om te configureren.

  • HUD inschakelen

  • Actieve helderheidsinstelling

  • Hoogte

  • Hellingshoek

Zodra de hoogte is ingesteld, zal het systeem dit automatisch onthouden.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Display > Navigatiefunctie van HUD omschakelen om verschillende navigatieweergavefunctie te selecteren die voldoen aan uiteenlopende informatiebehoeften.

  • Automatische modus: schakelt actief om tussen Gedetailleerde modus en Indirecte modus, overeenkomstig de wegomstandigheden

  • Gedetailleerde modus: geeft de rijroute en huidige locatie in real time weer in de vorm van een kleine kaart

  • Eenvoudige modus: biedt alleen begeleidingsinformatie voor wegnavigatie

Startherinnering

Nadat de auto is gestopt terwijl hij de voorligger volgt en de voorligger weer wegrijdt, stuurt de startherinnering u een waarschuwing.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Startherinnering om deze functie in of uit te schakelen.

Terwijl deze functie is ingeschakeld en u handmatig de auto stopt omdat de voorligger is gestopt, zal nadat de voorligger weer is weggereden en u niet volgt, zal de startherinnering u een waarschuwing sturen.

Waarschuwing 起步提醒功能仅供参考,无法替代您的目视检查。您必须时刻关注交通状况及道路环境,在适宜且安全的车速范围内驾驶,并且符合现行交通法律法规。

De startwaarschuwing voor voorliggers dient alleen als referentie en kan uw visuele waarneming niet vervangen. U moet altijd letten op de verkeers- en wegomstandigheden en conform de toepasselijke verkeerswetten en -voorschriften met een passende en veilige snelheid rijden.

Digitale videorecorder (DVR)

De digitale videorecorder (DVR) is uitgerust met de functies lusvideo-opname, video-opname in een noodsituatie en snelle video-opname.

Opgelet 停车下电后,行车记录仪不再工作。

De digitale videorecorder werkt niet als het voertuig is geparkeerd en is uitgeschakeld.

Lusvideo-opname

De digitale videorecorder (DVR) heeft naast de hoofdkijkhoek tevens de 360-gradenkijkhoeken voor/achter/links/rechts, en ondersteunt gelijktijdige opnamen en real-time voorbeeldweergave.

  • Hoofdkijkhoek: neemt alleen de hoofdkijkhoek van de camera op die een maximale resolutie van 3840x1696 pixels ondersteunt en een framerate van 30 frames per seconde heeft.

  • Vijf kijkhoeken: neemt alle kijkhoeken van de camera op met vier 360-gradencamera's die een maximale resolutie van 1280×1000 pixels ondersteunen en een framerate van 30 frames per seconde hebben.

De langste ononderbroken lusopnameduur voor de hoofdkijkhoek van de digitale videorecorder (DVR) is ongeveer 10 uur, en voor de vijf kijkhoeken is dat 5,7 uur. Wanneer de betreffende tijdsduur wordt overschreden, wordt het originele videobestand overschreven.

De content van de lusvideo-opname wordt opgeslagen in de map Foto's > Digitale videorecorder (DVR) > Lusopname. Als u een specifiek videobestand wilt bewaren, sluit u een opslagapparaat aan, zoals een USB-stick, selecteert u het videobestand en brengt u het over naar het opslagapparaat om het daarop op te slaan.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Veiligheid > Digitale videorecorder (DVR) om deze functie in of uit te schakelen.

  • Als de functie is ingeschakeld, wordt weergegeven bovenaan het middendisplay.

  • Als de functie is uitgeschakeld, wordt weergegeven bovenaan het middendisplay.

De digitale videorecorder (DVR) ondersteunt de functies geluidsopname en watermerken, die standaard zijn uitgeschakeld en handmatig moeten worden ingeschakeld.

In de instellingen voor de opname-interface van de digitale videorecorder (DVR), tikt u op Geluidsopname om de functie in of uit te schakelen.

In de instellingen voor de opname-interface van de digitale videorecorder (DVR), tikt u op Verkeersinformatie-watermerken om de functie in of uit te schakelen.

Als de functie geluidsopname is ingeschakeld, wordt bovenaan het middendisplay weergegeven en kan de digitale videorecorder (DVR) geluid opnemen.

Als de functie digitale videorecorder (DVR) is ingeschakeld, wordt de camera ingeschakeld en blijft deze lusvideo-opnamen maken tot de video-opname wordt beëindigd.

Video-opname in een noodsituatie

De functie video-opname in een noodsituatie kan videobeelden opnemen en opslaan in het geheugen van de auto. Als de autonome noodstop (AEB) wordt geactiveerd of een airbag wordt opgeblazen, wordt een video-opname van de noodsituatie gemaakt en opgeslagen.

De video's van noodsituaties bevatten videobeelden die zijn opgenomen van 30 seconden voordat de noodsituatie optrad tot en met 60 seconden nadat de noodsituatie is opgetreden. De content van de video-opname van de noodsituatie wordt opgeslagen in de map Foto's > Digitale videorecorder (DVR) > Noodsituatie. Als u een specifiek videobestand wilt bewaren, sluit u een opslagapparaat aan, zoals een USB-stick, selecteert u het bestand en brengt u het over naar het opslagapparaat om het daarop op te slaan.

Snelle video-opname

De functie snelle video-opname dekt de meeste handmatig geactiveerde scenario's, zoals een overtreding van de regels, opzettelijke provocaties, lol maken, enz., die op tijd kunnen worden opgeslagen, gemakkelijk kunnen worden opgenomen en snel kunnen worden gevonden.

Ga naar de pagina Snelle toegang door op de hoofdpagina van het middendisplay naar rechts te vegen, tik op Snelle video-opname om de opname te starten. Bovenaan het middendisplay wordt weergegeven.

De snelle video-opname slaat een video op vanaf 30 seconden voorafgaande aan activering tot 60 seconden erna. De content van de snelle video-opname wordt opgeslagen in de map Foto's > Digitale videorecorder (DVR) > Noodsituatie. Als u een specifiek videobestand wilt bewaren, sluit u een opslagapparaat aan, zoals een USB-stick, selecteert u het bestand en brengt u het over naar het opslagapparaat om het daarop op te slaan.

Opgelet 紧急视频的存储空间不会被循环覆盖,存储空间存满后需要进行手动清理,否则将影响视频录制功能。

Het opslagruimte voor noodvideo's zal niet kritiek overschreven worden en wanneer de opslagruimte vol is, moet deze handmatig worden opgeschoond. Anders is dit van invloed op de video-opnamefunctie.

Akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem (AVAS)

Als uw auto met lage snelheid rijdt (typisch lager dan 30 km/u), brengt het een geluid voort om andere weggebruikers in de omgeving te waarschuwen, zoals voetgangers en andere voertuigen.

U kunt op de hoofdpagina van het middendisplay naar rechts vegen om de pagina Snelle toegang weer te geven, of u kunt de instelpagina Geluid weergeven. Tik op Akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem (AVAS) en schakel deze functie in of uit.

Als u deze functie handmatig uitschakelt, worden bijbehorende meldingen weergegeven op het middendisplay en moet u opnieuw tikken om de functie uit te schakelen. De functie zal de volgende keer na het starten weer zijn ingeschakeld.

Als de functie is ingeschakeld:
  • Wanneer de rijsnelheid tussen 0 en 20 km/u ligt, neemt de intensiteit van het geluid toe naarmate de rijsnelheid toeneemt.

  • Wanneer de rijsnelheid tussen 20 en 30 km/u ligt, neemt de intensiteit van het geluid af naarmate de rijsnelheid toeneemt.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 30 km/u, wordt geen geluid voortgebracht.

  • Als de rijsnelheid afneemt tot 25 km/u, wordt het geluid weer voorgebracht.

Opgelet 车外低速提示音系统暂停开关仅在短距离内没有行人、且周围环境明显不需要提示音时才使用。

De waarschuwing voor voetgangers kan alleen worden uitgeschakeld als het niet nodig is om een geluid af te geven als er geen voetgangers in de buurt zijn.

Parkeercamera en parkeerassistent

De parkeerassistent monitort de omgevingsomstandigheden van de auto bij lage snelheid door middel van ultrasoonsensoren om u te helpen veilig te rijden.

Tijdens het parkeren zal uw auto u waarschuwen door middel van waarschuwingstonen en beelden afhankelijk van de afstand tussen obstakels en de voorkant of achterkant van uw auto.

Afstand

Frequentie van de waarschuwingstonen

Kleur

1,2 - 1,5 m

Geen

Wit

0,9 - 1,2 m

0, 1, 2 keer per seconde

Wit

0,6 - 0,9 m

0, 2, 3 keer per seconde

Oranje

0,3 - 0,6 m

3, 4, 5 keer per seconde

Oranje

Minder dan 0,3 m

Pieptonen met hoge frequentie

Rood

Opgelet 爱车前方和后方报警区域不超过1.5 米。

De afstanden vóór en achter de auto waarbinnen het alarm werkt, zijn niet groter dan 1,5 meter.

Waarschuwing 泊车辅助提示仅供参考,无法替代您的目视检查。泊车辅助提示作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用泊车辅助。您始终承担着安全驾驶、且符合现行交通法律法规的最终责任。

De parkeerhulp dient alleen als referentie en kan uw visuele waarneming niet vervangen.

Als rijhulpfunctie kan de parkeerhulp niet alle situaties aan in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden. U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en zelf beslissen over het gebruik van de parkeerhulp alleen als het naar uw eigen inschatting veilig is.

Het is altijd uw verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het voertuig op een veilige manier wordt bestuurd en voldoet aan de toepasselijke verkeerswetten en -voorschriften.

Parkeercamera inschakelen.uitschakelen

U kunt de parkeercamera op de volgende manieren inschakelen:

  • Veeg op de hoofdpagina van het middendisplay naar rechts om de pagina Snelle toegang weer te geven en tik op 360-gradenweergave om de 360° panoramacamera te openen.

  • Open op het middendisplay het applicatiecentrum en tik op Parkeren om de geheugenweergave te openen (360°-panoramacamera of camera voor twee beelden).

  • Zet de auto in de R-stand en open de geheugenweergave (360°-panoramacamera of camera voor twee beelden).

  • Houd aan de rechterkant van het stuurwiel de middenknop ingedrukt, stel de aangepaste functie in op 360-gradenweergave, en open vervolgens de panoramacamera.

  • Laat NOMI ontwaken, schakel met uw stem Parkeren in en open de 360°-panoramacamera.

U kunt bovenaan de rechterkant van de interface van de parkeercamera tikken en selecteren om het waarschuwingssignaal uit te schakelen. Tegelijkertijd dient u zich bewuste te zijn van de risico's als gevolg van het uitschakelen van het waarschuwingssignaal.

Opgelet 爱车进入P挡或车速达到21 公里/小时会自动退出。您也可以采用五指抓取中控屏或点击左上方的关闭按键来主动退出。

De parkeercamera wordt automatisch uitgeschakeld wanneer uw voertuig zich in de parkeerstand bevindt of sneller rijdt dan 21 km/u.

U kunt de parkeercamera ook handmatig uitschakelen door met vijf vingers het middendisplay vast te pakken of door op de knop Uit linksboven te tikken.

Waarschuwing The ultrasonic sensor may have limited detection capabilities and information such as "Front Parking Radar Failure", "Rear Parking Radar Failure", "Parking Radar System Failure" may be displayed in the following situations, which include but are not limited to:

De ultrasone sensor kan beperkte detectiemogelijkheden hebben en informatie zoals "Storing parkeerradar voor", "Storing parkeerradar achter", "Storing parkeerradarsysteem" kan worden weergegeven in de volgende situaties, waaronder, maar niet beperkt tot:

  • Een of meer ultrasoonsensoren zijn beschadigd, verkeerd geplaatst of afgedekt (bijvoorbeeld door modder, ijs of sneeuw, of een autohoes).

  • De prestaties van de ultrasoonsensoren worden beïnvloed door zware weersomstandigheden zoals regen, sneeuw, mist en nevel.

  • Sensoren worden beïnvloed door andere elektrische apparatuur of apparaten die storing kunnen veroorzaken.

Opgelet In some situations, the ultrasonic sensor may give false alarms due to its characteristics. This will disappear as road conditions change and will not affect the normal driving of your vehicle.

In sommige situaties kan de ultrasoonsensor een vals alarm veroorzaken als gevolg van zijn eigenschappen. Dit verdwijnt wanneer de wegomstandigheden veranderen en is niet van invloed op normaal rijden met de auto. Dit is inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Ruw asfalt, cement of straatstenen, waterverzadigde wegen en andere typen oneffen wegdek.

  • Inductiespoelen en andere zaken ingebouwd in het wegdek.

  • Interferentie veroorzaakt door grote voertuigen, bouwmachines en andere apparatuur in de buurt.

Waarschuwing 超声波传感器可能对高度较低的障碍物,来自车身上方或车侧方的障碍物,较狭窄物体等类型的障碍物检测受限,您需要始终关注周边环境,否则可能导致财产或人身伤害,包括但不限于:

Ultrasone sensordetectie kan worden beperkt voor bepaalde obstakels, waaronder obstakels die laag of smal zijn of die afkomstig zijn van de bovenkant of zijkant van het voertuig. In deze gevallen moet je altijd aandacht besteden aan je omgeving. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot materiële schade of persoonlijk letsel. Deze obstakels en eventuele andere niet hier genoemde zijn o.a.:

  • Voetgangers, kinderen en dieren

  • Open parkeersloten, lage steenblokken, lage cilinders, dunne stangen, puntige voorwerpen, kuilen, etc.

  • Hoogtebeperkende barrières, hoogtebalken of hangende constructies

  • Obstakels aan de zijkant van de carrosserie die een botsing of krassen kunnen veroorzaken

  • Fietsen, hoeken van muren en vierkante kolommen op parkeerplaatsen, enz.

Interface van de parkeercamera

De parkeercamera heeft twee interfaces: 360°-panoramacamera en camera voor twee beelden. Tik op de knop linksboven van de 360°-panoramacamera om tussen de interfaces over te schakelen.

Knop

Functie

Schakel over naar de camera voor twee beelden.

Schakel over naar de 360°-panoramacamera.

Schakel over naar Snelle toegang.

Schakel over naar de hubweergave.

Weergave van de parkeercamera

Nadat de interface van de camera voor twee beelden is geopend, kunt u overschakelen naar de weergave voorkant en de weergave achterkant door te schakelen tussen de vooruitrijstand (D-stand) en de achteruitrijstand (R-stand), en kunt u overschakelen tussen de verschillende weergaven door linksonder op het middendisplay op 3D-weergave, weergave voorkant, weergave achterkant, hubweergave linker- en rechterkant, hubweergave voorkant en hubweergave achterkant te tikken.

Bij gebruik van de 3D-weergave kunt u de weergavehoek aanpassen door met één vinger te vegen, de zoomafstand aanpassen door met twee vingers te zoomen, en de weergavehoogte aanpassen door omhoog en omlaag te vegen met twee vingers.

Opgelet 当中控屏显示左右轮毂视角、前轮毂视角、后轮毂视角时,泊车影像不会随挡位切换而改变视角。

Wanneer het middendisplay het linker-/rechterwiel, het voorwiel of het achterwiel weergeeft, verandert de parkeerweergave niet bij het schakelen.

De helderheid van de parkeercamera aanpassen

Automatisch aanpassen

Tik in de interface van de parkeercamera op "Snelle toegang", ga naar "Helderheid aanpassen" en selecteer "Automatisch". De helderheid van het middendisplay kan automatisch worden aangepast aan de hand van de helderheid van de omgeving.

Handmatig aanpassen

Tik in de interface van de parkeercamera op "Snelle toegang", ga naar "Helderheid aanpassen" en verschuif vervolgens de helderheidsregelaar om de helderheid van het middendisplay handmatig aan te passen. Voordat u de helderheid van het middendisplay handmatig aanpast, verzekert u zich ervan dat de schakelaar "Automatisch" is uitgeschakeld.

Cameraweergavehoek volgt de stuurwielhoek

Wanneer deze functie is ingeschakeld, zal de weergavehoek van de beelden bij vooruit- en achteruitrijden worden aangepast aan de hand van de draaihoek van het stuurwiel om bestuurders te helpen een breder gezichtveld te bieden en veiliger te parkeren.

Open op het middendisplay het applicatiecentrum, tik op Parkeren en schakel de instelling Stuurwielhoek volgen in.

Dynamisch transparant chassis

Dynamisch transparant chassis verwijst naar een transparant effect dat kan worden weergegeven, na technische bewerking van de beelden van de weg die van tevoren door de camera zijn opgenomen terwijl de auto rijdt, en gezonden naar het middendisplay van de auto zodat de wegomstandigheden in de auto kunnen worden bekeken.

U kunt deze functie inschakelen bij de instellingen op de interface van de parkeercamera. Nadat Dynamisch transparant chassis is ingeschakeld, kan de doorzichtigheid van het model tijdens het rijden worden aangepast aan vier opties: "ondoorzichtig, "laag", "gemiddeld" en "hoog".

Opgelet 动态透明底盘无法识别出车辆静止时车底环境可能发生的变化。使用时请谨慎驾驶,以实际环境为准,以免造成车辆损坏。

Het dynamisch transparante chassis kan mogelijke omgevingsveranderingen onder het chassis niet detecteren wanneer het voertuig stilstaat. Rijd voorzichtig en let altijd op uw omgeving om schade aan het voertuig te voorkomen.

Dood gebied rondom de auto

Als gevolg van de relatieve relatie tussen de montagepositie van de camera en de carrosserie van de auto, is er een dood gebied van ongeveer 30 cm rondom de auto in de interface van de 360°-panoramacamera. Let tijdens het parkeren op de werkelijke situatie rondom uw auto,

Opgelet 全景影像所显示的车模周围盲区提示仅供参考,无法替代您的目视检查。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下完成泊车操作。 由于盲区的存在,部分离车辆较近的低矮物体可能显示不全,请您注意观察,谨慎驾驶。

De dodehoekindicatie in de surroundview-afbeelding dient alleen als referentie en kan uw visuele waarneming niet vervangen.

U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en het voertuig pas parkeren zodra u zeker weet dat het veilig is.

Vanwege het bestaan van dode hoeken worden sommige lage objecten in de buurt van het voertuig mogelijk niet volledig weergegeven. Let goed op en rijd voorzichtig.

Veiligheidsgordels

Gordelinstructies

De veiligheidsgordels zijn het belangrijkste veiligheidssysteem voor passagiers om de passagiers bij een ongeval tegen ernstig letsel te beschermen, vooral in combinatie met de airbags.

Er zijn gordelvoorspanners voor zowel de voorstoelen als de buitenste zitplaatsen van de achterbank. Dit soort voorziening biedt een bepaalde voorspanningskracht voor de veiligheidsgordel bij een ernstig ongeval. Ze trekken een deel van de veiligheidsgordel snel in om de passagiers goed te beschermen. Tegelijkertijd voorkomen ze dat de veiligheidsgordel te veel kracht uitoefent en de inzittenden gewond raken.

Waarschuwing 不系安全带或未正确佩戴安全带可能带来严重的人员伤亡,请务必正确佩戴安全带。
  • Als de veiligheidsgordel niet of niet correct is vastgemaakt, kan dat leiden tot ernstig of fataal letsel. Maak uw veiligheidsgordel altijd correct vast.

  • Maak uw veiligheidsgordel niet los terwijl de auto rijdt. Anders kan ernstig letsel optreden in geval van een ongeval.

  • Houd de veiligheidsgordel schoon en voorkom dat vreemde voorwerpen in de gordelsluiting terecht komen. Anders kan de veiligheidsgordel niet betrouwbaar worden vastgegespt.

  • Controleer vóór gebruik de veiligheidsgordel en het bevestigingsmechanisme ervan zorgvuldig op beschadigingen en verslechtering. In geval van enige schade, mag u de veiligheidsgordel niet meer gebruiken en vervangt u hem onmiddellijk.

  • Repareer een beschadigde veiligheidsgordel niet zelf. Onder geen beding mag u een veiligheidsgordel zelf demonteren of monteren.

  • Deel niet één veiligheidsgordel met een andere persoon (zoals met een kind op schoot). Hierdoor kunnen passagiers secundair letsel oplopen in geval van een ongeval.

  • Een veiligheidsgordel die opgerekt en vervormd is als gevolg van een ongeval biedt geen bescherming van uw veiligheid meer. Zelfs als het oppervlak ervan niet beschadigd is, moet deze onmiddellijk worden vervangen.

  • Als de voorspanningskracht-begrenzer eenmaal in werking is getreden tijdens een ongeval, moet de veiligheidsgordel onmiddellijk worden vervangen. Na bepaalde ongevallen, zelfs als de voorspanningskracht-begrenzer niet in werking is getreden, wordt aanbevolen om toch naar een NIO Service Center te gaan om hem te laten inspecteren en zo nodig te vervangen.

  • Kantel de rugleuning niet te ver achterover. Anders wordt de beschermende werking van de veiligheidsgordel ernstig geschaad.

Waarschuwingslampje niet-bevestigde veiligheidsgordel

Alle stoelen in de auto zijn uitgerust met veiligheidsgordels.

Wanneer u als bestuurder op de bestuurdersstoel zit (en het bestuurdersportier is gesloten of het rempedaal wordt ingetrapt) of als de auto rijdt terwijl de voorpassagier zijn/haar veiligheidsgordel niet heeft bevestigd, gaat op het digitale instrumentenpaneel het waarschuwingslampje niet-bevestigde veiligheidsgordel branden om u en de voorpassagier eraan te herinneren zijn/haar veiligheidsgordel onmiddellijk te bevestigen.

Als een veiligheidsgordel van de voorste zitrij niet is bevestigd:
  • Als de auto harder rijdt dan 22 km/u en de veiligheidsgordel niet is bevestigd, knippert het waarschuwingslampje niet-bevestigde veiligheidsgordel en klinkt het waarschuwingsgeluid. Nadat de veiligheidsgordel is bevestigd, gaat dit waarschuwingslampje uit en stopt het waarschuwingsgeluid.

  • Als de veiligheidsgordel niet wordt bevestigd, stopt het waarschuwingsgeluid na 95 seconden en brandt het waarschuwingslampje continu.

Wanneer u als bestuurder op de bestuurdersstoel zit (en het bestuurdersportier is gesloten of het rempedaal wordt ingetrapt) of als een achterpassagier zijn/haar veiligheidsgordel niet heeft bevestigd, gaat op het digitale instrumentenpaneel het bijbehorende waarschuwingslampje niet-bevestigde veiligheidsgordel branden om de achterpassagier eraan te herinneren zijn/haar veiligheidsgordel onmiddellijk te bevestigen. Het waarschuwingslampje gaat uit zodra de veiligheidsgordel is bevestigd.

Wanneer een veiligheidsgordel van de achterste zitrij niet is bevestigd:
  • Als de auto harder dan 22 km/u rijdt en een passagier op de achterste zitrij zijn/haar veiligheidsgordel losmaakt, klinkt het waarschuwingsgeluid en gaat het waarschuwingslampje niet-bevestigde veiligheidsgordel branden. Dit waarschuwingslampje gaat uit zodra alle veiligheidsgordels zijn bevestigd.

  • Als de veiligheidsgordel van een achterpassagier niet wordt bevestigd, stopt het waarschuwingsgeluid na 33 seconden en brandt het waarschuwingslampje continu.

Waarschuwing 若安全带未系报警功能异常,请勿使用相关座椅,并请立即联系服务中心检查安全带功能。

Als de gordelverklikker defect raakt, gebruik de stoel dan niet en neem onmiddellijk contact op met NIO voor inspectie.

Gebruik van de veiligheidsgordels

De veiligheidsgordel moet als volgt worden gebruikt:
  1. Trek de tong van de veiligheidsgordel langs de voorkant van uw lichaam. Het bovenste deel van de veiligheidsgordel moet over uw schouder liggen en het onderste deel van de veiligheidsgordel over uw heup. Trek de veiligheidsgordel niet over uw nek of buik. Steek de tong in de gordelsluiting voor de betreffende stoel totdat u een klik hoort. Trek aan de veiligheidsgordel om te controleren of de veiligheidsgordel goed vastzit.

  2. Houd de knop voor de hoogteverstelling van de veiligheidsgordel ingedrukt en beweeg de veiligheidsgordel omhoog of omlaag om de hoogte van de veiligheidsgordel af te stellen. Als de veiligheidsgordel op een comfortabele hoogte is ingesteld, laat u de stelknop los. Als de hoogte is afgesteld, trekt u aan het schoudergedeelte van de veiligheidsgordel om te controleren of de veiligheidsgordel goed vastzit.

Als u de veiligheidsgordel wilt losmaken, drukt u op de rode knop van de gordelsluiting zodat de tong eruit los komt. De veiligheidsgordel kan nu met de hand worden verwijderd. De gesp gaat automatisch terug in de bovenste bevestiging van de veiligheidsgordel.

Waarschuwing 佩戴安全带前请先调整好座椅靠背及头枕,充分发挥安全带的保护作用。佩戴安全带过松或过紧都可能在发生事故时带来人身伤害。 孕妇佩戴安全带时请将安全带均匀地通过胸部并尽可能低地在髋部穿过,保持安全带平展紧贴,避免发生事故时安全带勒紧而使胎儿及孕妇造成严重伤害。
  • Zorg ervoor dat de rugleuning en hoofdsteun correct zijn geplaatst voordat u een veiligheidsgordel omdoet, zodat de veiligheidsgordel de inzittende zo volledig mogelijk kan beschermen.

  • Een te losse of te strakke veiligheidsgordel kan bij een aanrijding letsel veroorzaken.

  • Voor een zwangere inzittende moet de veiligheidsgordel gelijkmatig over de borst rusten en zo laag en plat mogelijk om de heupen. Als u dit niet doet, kan dit ernstig letsel veroorzaken bij zowel de ongeboren baby als de moeder als de veiligheidsgordel bij een ongeval te strak om het lichaam zit.

Airbag

Instructies voor airbags

Airbags zijn een aanvullend veiligheidssysteem dat in combinatie met de veiligheidsgordels werkt. Airbags worden bij ernstige ongevallen snel geactiveerd om het hoofd en de borstkas van passagiers te beschermen en de mate van letsel te beperken. Ze voorkomen echter geen letsel aan ledematen of schaafwonden en blauwe plekken. De airbags moeten daarom altijd samen met de veiligheidsgordel worden gebruikt om maximale bescherming te bieden.

Uw auto is uitgerust met botsingssensoren. Bij een frontale aanrijding of aanrijding van opzij waarbij er aan de voorwaarden wordt voldaan (afhankelijk van het type, de hoek en het voorwerp van de aanrijding) om het airbagsysteem te activeren, zullen de airbags vanuit hun posities worden geactiveerd. De gasgenerator in de airbag ontsteekt en laat met hoge druk een gas vrij dat de afdekkap van de airbag met kracht opent. De airbag vult zich met gas en vormt zo een beschermlaag die de passagiers beschermt zodat het risico van (dodelijk) letsel wordt beperkt.

Het airbagsysteem in de auto bestaat uit airbags voorin en zijairbags. De plaatsen waar zich een airbag bevindt zijn gemarkeerd met het woord "AIRBAG", om u aan de aanwezigheid ervan te herinneren.

  • De frontale airbags bestaan uit de hoofdairbags voor de voorste zitrij, die zich in bekleding van het stuurwiel en in de hemelbekleding aan de voorpassagierskant bevinden.

  • De zijairbags bestaan uit de zijairbags voor de voorste zitrij (aan beide zijkanten van de bestuurdersstoel en aan de buitenkant van de voorpassagiersstoel) en de gordijnairbags (aan beide kanten in de dakhemel boven de portieren, van de A-stijl tot de C-stijl).

  1. Frontale airbag aan de bestuurderskant

  2. Frontale airbag aan de passagierskant

  3. Zijairbag voorstoelen

  4. Gordijnairbag

  5. Middenairbag voorste zitrij

Waarschuwing 安全气囊作为辅助安全系统,不能替代安全带的保护作用,只有与安全带一起配合使用,才能为乘客提供最佳的保护作用,因此车内所有乘客务必系好安全带并保持正确的坐姿。
  • Als extra veiligheidssysteem kunnen airbags geen vervanging zijn van de bescherming die veiligheidsgordels bieden. Alleen indien gebruikt in combinatie met veiligheidsgordels kunnen deze de beste bescherming aan inzittenden bieden. Daarom moeten alle inzittenden in de auto hun veiligheidsgordel omdoen en in de juiste zithouding blijven.

  • Tijdens het rijden moet de bestuurder een afstand van meer dan 25 cm aanhouden tussen zijn/haar borst en het stuurwiel om rechtstreeks letsel door de kracht van het opblazen van de airbag te voorkomen.

  • Als de airbag van de voorpassagier niet is uitgeschakeld, mogen kinderen niet op de voorpassagiersstoel zitten. Tijdens een ongeval kan de grote kracht waarmee de airbag wordt opgeblazen ernstig letsel bij kinderen veroorzaken.

  • Plaats geen voorwerpen op de voorpassagiersstoel. In geval van een noodstop kunnen deze voorwerpen binnen het opblaasbereik van de airbag komen zodat wanneer de airbag wordt opgeblazen, deze voorwerpen kunnen worden weggeworpen en passagiers gewond kunnen raken.

  • Het beveiligingssysteem van de airbag kan slechts eenmaal worden geactiveerd. Als de airbag reeds is geactiveerd, verzekert u zich ervan deze te vervangen. Zelfs als de airbag niet is opgeblazen tijdens sommige ongevallen, gaat u zo snel mogelijk naar het NIO Service Center om het airbagsysteem te laten controleren. Vervang zo nodig de airbag om er zeker van te zijn dat het airbagsysteem normaal werkt.

  • Als de afdekkap van de airbag kapot of beschadigd is, mag u de auto niet gebruiken en neemt u onmiddellijk contact op met het NIO Service Center.

  • Als binnen tien jaar na de productiedatum het airbagsysteem in uw auto nooit is opgeblazen, gaat u naar het NIO Service Center om het airbagsysteem te laten vervangen. Als het airbagsysteem is vervangen, moeten daarvan gegevens worden geregistreerd. Wanneer de auto wordt overgedragen aan een nieuwe eigenaar, moeten deze gegevens tevens worden geleverd. Gebruik geen airbags die zijn verwijderd of gerecycled uit oude voertuigen als vervanging van airbags in uw auto.

  • Onbevoegd demonteren en monteren van componenten van airbags, waaronder de stickers van airbags, is ten strengste verboden.

  • Als een airbag wordt opgeblazen, worden rook en poeder gegenereerd die ondanks dat ze niet giftig zijn toch ongemak kunnen veroorzaken bij mensen.

  • Bij gebruik van stoelhoezen voorkomt u dat deze de zijkant van de voorstoelen afdekken waarachter de airbags zich bevinden om te voorkomen dat de stoelhoezen het beschermende effect van de airbags beïnvloeden.

  • Plaats geen voorwerpen binnen het bereik waarin gordijnairbags worden opgeblazen (zoals op carrosseriestijlen, hemelbekleding, handgrepen). Passagiers mogen niet tegen het portier leunen om letsel als gevolg van het opblazen van gordijnairbags te voorkomen.

  • Hang geen harde voorwerpen (zoals hangers, fruit, glazen flessen) aan de kledinghaak vlakbij het portier om letsel als gevolg van het opblazen van gordijnairbags te voorkomen.

  • Plaats niet uw voeten, knieën of andere lichaamsdelen op of nabij de afdekkap van de airbag, en plaats of bevestig geen voorwerpen op de afdekkap van de airbag om de normale werking van de airbag niet te hinderen en letsel als gevolg van het opblazen van de airbag te voorkomen.

  • Monteer geen elektronische apparaten (zoals een tolbadge) op de voorruit aan de passagierskant om letsel als gevolg van het opblazen van de hoofdairbag binnenin de hemelbekleding aan de passagierskant te voorkomen.

  • Plaats, hang of monteer geen voorwerpen boven of nabij het instrumentenpaneel aan de passagierskant om letsel als gevolg van het opblazen van de airbag te voorkomen.

  • Wijzig de hemelbekleding in uw auto niet om de normale werking van de hoofdairbag en gordijnairbag aan de passagierskant en letsel als gevolg van het opblazen van de airbags te voorkomen.

  • Plaats of hang geen zware voorwerpen of scherpe voorwerpen aan de zonneklep aan de passagierskant om letsel als gevolg van het opblazen van de hoofdairbag binnenin de hemelbekleding aan de passagierskant te voorkomen.

  • De rook en het stof die worden gegenereerd tijdens het snel opblazen van airbags kunnen uw huid en ogen irriteren/schroeien/verbranden. De vezels van de airbag die tijdens het opblazen van airbags worden gegenereerd kunnen uw huid bekrassen en verbranden.

Voorwaarden voor het activeren van de airbags

De airbag kan in de volgende omstandigheden worden geactiveerd:
  1. Frontale aanrijding met hoge snelheid tegen een muur of voertuig.

  2. Impact met hard wegdek

  3. In een diepe greppel terechtkomen.

  4. Een aanrijding vanaf de zijkant door een voertuig dat met hoge snelheid rijdt.

  5. Verlaten van het wegdek, gevolgd door een harde impact.

In bepaalde botsingsituaties worden de airbags mogelijk niet opgeblazen, inclusief maar niet beperkt tot de volgende situaties. Gebruik de veiligheidsgordel op de juiste manier om inzittenden te beschermen.

  1. Aanrijding tegen een boom, paal of ander smal object.

  2. Aanrijding van achteren door een voertuig.

  3. Zijdelings omslaan.

  4. Aanrijding met of vastzitten onder de achterzijde van een vrachtwagen voor u.

  5. Een aanrijding met een voertuig vanaf de zijkant bij de neus van het voertuig.

  6. Een aanrijding tegen een muur vanaf de zijkant bij de neus van het voertuig.

  7. Zijdelingse aanrijding met een paal.

  8. Zijdelingse aanrijding aan de voorzijde van de auto bij een bepaalde hoek.

  9. Zijdelingse aanrijding op de carrosserie van de auto bij een bepaalde hoek.

  10. Gedeeltelijke zijdelingse aanrijding.

  11. Gedeeltelijke zijdelingse aanrijding.

Waarschuwingslampje voor de airbags

Het waarschuwingslampje voor de airbags dat de status van de airbags aangeeft, wordt op het digitale instrumentenpaneel weergegeven. Als dit waarschuwingslampje blijft branden nadat het digitale instrumentenpaneel is opgestart, gebruik de auto dan niet en neem onmiddellijk contact op met het NIO-servicecentrum.

De voorpassagiersairbag uitschakelen

De airbag blaast snel en met veel kracht op wanneer deze wordt geactiveerd en daarom moet de voorpassagier omwille van de veiligheid een afstand van minimaal 25 cm tot de voorpassagiersairbag aanhouden. Als echter een kind of passagier met speciale medische aandacht op de voorstoel zit, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Veiligheid > Voorpassagiersairbag en selecteer de optie om de voorpassagiersairbag uit te schakelen. Het pictogram wordt dan bovenaan het middendisplay weergegeven om u eraan te herinneren dat de voorpassagiersairbag is uitgeschakeld, zodat de voorpassagiersairbag geen ernstig letsel bij de speciale voorpassagier kan veroorzaken.

Veiligheidsmaatregelen na activering van airbags

Wanneer de auto was betrokken bij een aanrijding en de airbags zijn geactiveerd, dan voert de auto automatisch een aantal veiligheidsmaatregelen uit om de inzittenden in de auto te beschermen.
  • Alle portieren worden ontgrendeld zodat de passagiers in de auto of reddingsmedewerkers de portieren kunnen openen.

  • De alarmknipperlichten worden ingeschakeld om de positie van de auto aan te geven en achterliggers te waarschuwen.

  • De hoogspanningsvoeding wordt onderbroken om inzittenden te beschermen.

  • De ruiten worden geopend zodat de inzittenden niet vast in de auto komen te zitten als de auto in het water terechtkomt.

  • De geheugenfuncties voor het stuurwiel en de stoel worden uitgeschakeld zodat ze niet in een positie kunnen worden gezet waarbij de bestuurder vast komt te zitten.

  • Schakel de leeslampen in de auto in om reddingswerkers in het donker te helpen.

Kinderslot

Het kinderslot is standaard uitgeschakeld. Wanneer u het kinderslot wilt gebruiken, moet u dat instellen. Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Portieren om de instellingen van het kinderslot weer te geven.

Het kinderslot voor portieren/ruiten handmatig in- en uitschakelen

Tik op Kinderslot voor achterportieren/-ruiten. AAN geeft aan dat deze functie is ingeschakeld, en UIT geeft aan dat deze functie is uitgeschakeld.

Als het kinderslot van het betreffende portier of de betreffende ruit niet kan worden in- of uitgeschakeld, wordt een pop-upvenster op het middendisplay weergegeven. Herhaal de bovenstaande procedure totdat het is gelukt.

Opgelet 儿童锁开启时,请勿单独将儿童留在车内,以免造成意外伤害。
  • Wanneer kinderbeveiligingssloten zijn ingeschakeld, laat kinderen dan niet onbeheerd achter in het voertuig. Dit kan leiden tot letsel of overlijden.

  • Nadat u kinderbeveiligingssloten hebt ingeschakeld, controleert u de status opnieuw.

Kinderzitje

Wanneer een kind jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,5 meter in uw auto meerijdt, gebruik dan altijd een kinderzitje of zitverhoger voor het kind. Laat het kind in het kinderzitje of op de zitverhoger zitten en neem het kind niet op schoot; alleen dan wordt het kind goed beschermd.

Er mogen alleen kinderzitjes worden gebruikt die zijn goedgekeurd voor kinderen en die aan de relevante regelgeving of normen voldoen. Controleer de markeringen op het kinderzitje wanneer u een kinderzitje selecteert.

Wanneer u een kinderzitje bevestigt en gebruikt, volg de relevante wet- en regelgeving, de instructies van de fabrikant van het kinderzitje en de instructies voor de veiligheid van kinderen in deze Gebruikershandleiding.

Belangrijke instructies voor het gebruik van kinderzitjes

Als kinderzitjes op de juiste manier worden gebruikt, neemt de kans op letsel bij kinderen af en wordt de ernst van letsel bij ongevallen beperkt. Let goed op het volgende bij het gebruik van kinderzitjes:
  • We raden aan om een kinderzitje niet op de middelste zitplaats van de achterste zitrij te plaatsen.

  • Wanneer u een kinderzitje met bevestiging door middel van de veiligheidsgordel op de voorpassagiersstoel bevestigt, moet u de voorpassagiersstoel in de hoogste stand zetten.

  • Kinderen moeten in een kinderzitje goed rechtop zitten en de veiligheidsgordel moet onder het rijden altijd bevestigd zijn.

  • Laat uw kind nooit zonder bescherming in de auto meerijden.

  • Een kinderzitje mag niet worden gedeeld door 2 of meer kinderen.

  • Rijd nooit in de auto met een kind in uw armen.

  • Een kind kan bij een aanrijding gewond raken door harde of scherpe voorwerpen. Houd deze uit de buurt van het kinderzitje.

  • Als er een naar achteren gericht kinderzitje op de achterbank van uw auto wordt geïnstalleerd, moet u de stoel ervoor waar nodig afstellen. Als er een naar voren gericht kinderzitje op de achterbank van uw auto wordt geïnstalleerd, kan het nodig zijn om de hoogte van de hoofdsteun van de zitplaats af te stellen.

  • Kinderen moeten altijd onder toezicht van een volwassene staan als ze in het kinderzitje zitten. Laat kinderen nooit alleen achter in uw auto.

  • Laat kinderen nooit in uw auto staan of op hun knieën op de stoel zitten tijdens het rijden. Een staand of knielend kind kan tijdens een aanrijding naar voren schieten, wat tot (dodelijk) letsel bij het kind of een andere passagier kan leiden.

  • De instructies van de fabrikant van het kinderzitje voor juist gebruik van de veiligheidsgordel moeten in acht worden genomen. Als de veiligheidsgordels goed zijn bevestigd, kan het kinderzitje een optimale bescherming bieden.

  • Bij een aanrijding of bij remmen in een noodgeval kan een kinderzitje dat niet goed is geïnstalleerd en bevestigd, bewegen en andere passagiers in uw auto verwonden. Dus ook als het kinderzitje niet in gebruik is, moet het goed in uw auto worden geïnstalleerd en bevestigd.

  • Wanneer een kind in het kinderzitje zit, laat u het kind niet met het hoofd of lichaam tegen het portier, de zijkant van de stoel of de stijl, of onder de dakbalk leunen. Bij een ongeval worden de zijairbags of gordijnairbags in die gebieden geactiveerd, waardoor de kans op letsel bij het kind toeneemt.

Categorieën van kinderzitjes

Er mogen alleen kinderzitjes worden gebruikt die zijn goedgekeurd en die geschikt zijn voor het kind. Kinderen die langer dan 1,5 meter zijn, mogen de veiligheidsgordel gebruiken, net als volwassenen. Als er een kinderzitje moet worden gebruikt, moet het aan de relevante regelgeving of normen voldoen.

Tabel 1. Tabel kinderbeveiligingssystemen
Stoelpositie Bestuurder Passagier op de 1e zitrij 2e zitrij links 2e zitrij midden 2e zitrij rechts
Passagiersairbag UIT Passagiersairbag AAN
Zitpositie geschikt voor universele gordels (ja/nee) n.v.t. Ja (*a) Nee Ja Ja (*b) Ja
'i-Size'-zitpositie (ja/nee) n.v.t. Nee Nee Ja Nee Ja
Zitpositie geschikt voor zijdelingse bevestiging (L1/L2)* n.v.t. Nee Nee Nee Nee Nee
Grootste geschikte naar achteren gerichte bevestiging (R1/ R2X/ R2/ R3)* n.v.t. Nee Nee R1/R2X/R2/R3 Nee R1/R2X/R2/R3
Grootste geschikte voren gerichte bevestiging (F1/ F2X /F2/ F3)* n.v.t. Nee Nee F2X/F2/F3 Nee F2X/F2/F3
Grootste geschikte bevestiging zitverhoger (B2/B3)* n.v.t. Nee Nee B2/B3 Nee B2/B3
Geschikt voor steunpoot n.v.t. Ja Nee Ja Nee Ja

Opmerking:

* De categorie van het kinderzitje is gedefinieerd volgens de norm ECE R16/R44/R129. De categorie van het kinderzitje vindt u in de specificaties ervan. Het kinderzitje moet geschikt zijn voor de leeftijd, het gewicht en de grootte van het kind.

(a) Als het absoluut noodzakelijk is dat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, mag u zeker niet vergeten om de voorpassagiersairbag uit te schakelen. Zet de voorpassagiersstoel in de hoogste stand voordat u een universeel kinderbeveiligingssysteem erop bevestigt. Verstel of verwijder de hoofdsteun als deze hindert bij het afstellen van het kinderbeveiligingssysteem.

(b) Het is verboden om een kinderzitje met een apart basisonderstel of een steunpoot te plaatsen op de middelste zitplaats van de 2e zitrij.

Tabel 2. Door NIO aanbevolen kinderzitjes
Groep Fabrikant Model Bevestiging
0 & 0+ Besafe iZi CombiX4 ISOfix ISOFIX-bevestiging met steunpoot, naar achteren gericht.
Tot 13 kg
I
9–18 kg
II Cybex Solution Z i-Fix ISOFIX met gordelbevestiging, naar voren gericht.
15-25 kg
III Graco Booster Basic met veiligheidsgordel, naar voren gericht.
22-36 kg

NIO adviseert uw kinderen in een geschikt en passend kinderbeveiligingssysteem te plaatsen op de buitenste zitplaatsen van de 2e zitrij. Het kinderbeveiligingssysteem moet in de auto bevestigd zijn met ISOFIX, een steunpoot of de veiligheidsgordel. Voor de beste bescherming van uw jongere kinderen, met een gewicht lager dan 18 kg, gebruikt u een aanbevolen naar achteren gericht kinderbeveiligingssysteem.

Aanbevolen Q6 kinderbeveiligingssysteem: Cybex Solution Z i-Fix

Aanbevolen Q10 kinderbeveiligingssysteem: Graco Booster Basic

Het juiste kinderzitje kiezen

Er is een waarschuwingslabel voor de airbag van de voorste zitrij op de zonneklep aan de passagierszijde voorin aangebracht.

Als u een kinderzitje op een zitplaats van de voorste zitrij plaatst, moet u de voorpassagiersairbag uitschakelen. Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Veiligheid > Voorpassagiersairbag en schakel de voorpassagiersairbag uit. Het pictogram wordt weergegeven bovenaan het middendisplay om u eraan te herinneren dat de voorpassagiersairbag is uitgeschakeld.

Kinderen moeten in een kinderzitje zitten of de veiligheidsgordel gebruiken op een van de buitenste zitplaatsen afhankelijk van de leeftijd, de lengte en het gewicht van het kind.

  • Voor kinderen lichter dan 13 kg moet een gekanteld kinderzitje worden gebruikt. Deze moeten waar mogelijk naar achteren gericht op een van de zitplaatsen van de achterbank worden geplaatst.

  • Voor kinderen met een gewicht van 9-18 kg moeten er kinderzitjes met een veiligheidsplatform of vijfpuntsgordel worden gebruikt. Wij adviseren om hen naar achteren gericht op de achterbank te bevestigen.

  • Voor kinderen van 15-25 kg moeten er naar voren gerichte kinderzitjes worden gebruikt. Ze moeten op de achterbank op zitplaatsen voorzien van veiligheidsgordels worden geplaatst.

  • Voor kinderen van 22 tot 36 kg en een lengte van maximaal 1,5 meter moet een zitverhoger worden gebruikt. Ze moeten op de achterbank op zitplaatsen voorzien van veiligheidsgordels worden geplaatst.

Waarschuwing 安全带上部必须从肩部通过且紧贴上身,不得紧贴颈部;安全带下部必须从髋部通过且紧贴下身,不得紧贴腹部。

De bovenste gordel moet plat over de schouder en borst liggen en nooit over de nek; de onderste gordel moet plat over het bekken liggen en nooit over de onderbuik.

Een kinderzitje bevestigen

Als er een kinderzitje moet worden geïnstalleerd, moet u eerst de instructies voor het kinderzitje zorgvuldig lezen om te bevestigen dat het in uw auto kan worden geïnstalleerd. Als zowel de veiligheidsgordel als de ISOFIX-verankering kunnen worden gebruikt om het kinderzitje te bevestigen volgens de bevestigingsmethode van het kinderzitje, adviseren wij de ISOFIX-verankering te gebruiken.

  • Bevestiging met de veiligheidsgordel van de auto

    Bevestig het kinderzitje op de achterbank, trek de veiligheidsgordel door het kinderzitje en steek de tong in de gordelsluiting. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel recht is aangebracht en niet gedraaid. Trek aan de veiligheidsgordel om te controleren of deze er niet uit kan worden getrokken.

  • Bevestiging met ISOFIX-verankering

    Beide buitenste zitplaatsen van de achterbank van uw auto zijn voorzien van ISOFIX-verankeringen geschikt voor het bevestigen van kinderzitjes. De ISOFIX-verankering is verborgen onder het klepje tussen de rugleuning en het zitkussen van de stoel. Open het klepje, steek het in de ruimte tussen de rugleuning en het zitkussen van de stoel en gebruik daarna de ISOFIX-verankering om het kinderzitje te bevestigen.

    1. Til het klepje tussen de rugleuning en het zitkussen van de stoel omhoog en steek het onderste gedeelte van het kinderzitje in de haak in de ISOFIX-verankering totdat u een klik hoort.

    2. Doe de bovenste bevestigingsriem van het kinderzitje onder de hoofdsteun van de stoel en verbind deze aan de haak in de veiligheidsvoorziening op de achterkant van de achterbank.

    3. Trek hard aan het kinderzitje om te controleren of het goed is geïnstalleerd.

Waarschuwing 固定装置仅用于安装ISOFIX接口儿童座椅,非儿童座椅物件禁止连接此固定装置,以免造成人身伤害。安装和拆卸安全座椅请按照座椅说明书及车辆指导操作,未正确操作将可能造成儿童或其他乘客受伤。
  • De ISOFIX-bevestigingspunten zijn uitsluitend ontworpen voor kinderzitjes met het ISOFIX-systeem. Om letsel te voorkomen, moet u nooit andere objecten beveiligen met ISOFIX.

  • Volg altijd de instructies van de fabrikant van het kinderzitje en deze handleiding bij het installeren en demonteren van een kinderzitje. Onjuist gebruik kan leiden tot letsel bij uw kind of andere passagiers.

Multi Collision Braking (MCB)

Multi Collision Braking (MCB) is standaard op de EL6. Bij bepaalde soorten botsingen activeert het voertuig de remmen om een secundaire aanrijding te helpen voorkomen of de gevolgen ervan te beperken. Om een secundaire botsing te helpen voorkomen of de gevolgen ervan te beperken, worden de remmen automatisch geactiveerd om de remmen te helpen de auto tot stilstand te brengen. De remlichten en alarmknipperlichten worden ingeschakeld en nadat de auto tot stilstand is gekomen blijven de alarmknipperlichten geactiveerd. Vervolgens wordt de elektrische handrem automatisch aangetrokken.

In een situatie waar het niet wenselijk is om de auto te stoppen, kunt u de werking van deze functie opheffen door het gaspedaal in te trappen.

Deze functie kan alleen in werking treden als het remsysteem na de primaire botsing voldoende intact is.

Huisdiermodus

Terwijl de auto in de parkeerstand staat, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Rijden/Parkeren> Huisdiermodus om de huisdiermodus in te schakelen. U kunt uw huisdieren zo nodig in uw auto achterlaten. Nadat u uw voertuig op slot doet en vertrekt, zal uw voertuig een geschikte temperatuur behouden om de veiligheid van uw huisdieren en voertuig te garanderen. U kunt zo nodig de huisdiermodus handmatig uitschakelen op het middendisplay of in de app op uw mobiele telefoon.

Nadat u de Huisdiermodus op ON hebt gezet en uw voertuig met goed gevolg hebt afgesloten, zal de luchtstroom van de airconditioning, de open-stand en de interne en externe circulatie in de automatische modus komen (de temperatuur in uw voertuig is standaard 22 ℃ en kan handmatig worden ingesteld). Op het middendisplay wordt de temperatuur in het interieur weergegeven en een melding dat doelbewust huisdieren in de auto zijn achtergelaten. De helderheid van het display van het instrumentenpaneel en het HUD-display wordt ingesteld op het minimum, en de helderheid van het middendisplay wordt ingesteld op 50%. Op dat moment wordt de spraakgestuurde ontwaakfunctie van NOMI uitgeschakeld, is de knop voor ruitverstelling niet beschikbaar en wordt het kinderslot voor de achterportieren en -ruiten geactiveerd om de veiligheid van uw huisdieren en auto te waarborgen.

De Huisdiermodus is standaard uitgeschakeld voor elke rit, en eenmaal ingeschakeld kan deze de vorige status aanhouden, zelfs als van account wordt gewisseld.

Opgelet 宠物模式
  • De Huisdiermodus is slechts voor het tijdelijk plaatsen van huisdieren. Laat kinderen niet alleen achter in uw auto.

  • Het is niet mogelijk om de Huisdiermodus gelijktijdig in te schakelen met de modus Ingeschakelde voeding of de Kampeermodus.

  • Nadat de Huisdiermodus is ingeschakeld, zijn de Intelligente bewaking en de Afstandsweergave van de situatie rondom de auto tijdelijk niet beschikbaar. Deze kunnen weer worden ingeschakeld nadat de Huisdiermodus is verlaten en de auto is vergrendeld.

  • Nadat de Huisdiermodus is ingeschakeld, kunnen voor de auto geen systeemupgrade en schakelbedieningen worden uitgevoerd.

  • De Huisdiermodus kan alleen worden ingeschakeld terwijl de auto in de parkeerstand staat en alle vier portieren gesloten zijn. Als de auto in de neutraalstand staat, kan de Huisdiermodus niet worden ingeschakeld.

  • Nadat de Huisdiermodus is ingeschakeld, ontvangt u elke twee uur via de app op uw mobiele telefoon een melding dat uw huisdieren in uw auto zitten. Als het huidige resterende bereik van uw auto minder is dan 60 kilometer en hij niet wordt opgeladen, wordt een bericht weergegeven. Als het huidige resterende bereik van uw auto minder is dan 10 kilometer, wordt de Huisdiermodus automatisch verlaten en worden de ruiten automatisch geopend om de Open-stand in te schakelen en uw huisdieren te beschermen.

  • Als het hoogspanningssysteem of het klimaatregelingssysteem van uw auto abnormaal is, wordt de Huisdiermodus automatisch verlaten en worden de ruiten automatisch geopend om de Open-stand in te schakelen en uw huisdieren te beschermen.

Modus Ingeschakelde voeding

Terwijl de auto in de parkeerstand staat, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Rijden/Parkeren> Modus Ingeschakelde voeding om de wegloop-vasthoudmodus in te schakelen. Als u de auto tijdelijk moet achterlaten (zoals wanneer u een kop koffie of ontbijt gaat kopen, enz.), kunt u het interieur comfortabel houden zodat, nadat u bent teruggekomen bij de auto, u comfortabel verder kunt rijden. U zo nodig kunt de modus ingeschakelde voeding handmatig uitschakelen op het middendisplay of in de .

Als de modus ingeschakelde voeding is ingeschakeld en u de auto hebt vergrendeld, blijven de instellingen van de airconditioning, stoelverwarming, stoelventilatie, stoelmassage en de status van de ruitenwissers allemaal onveranderd wanneer u de auto achterlaat. U kunt de tijdsduur van de modus Ingeschakelde voeding en verlichting instellen. Terwijl de auto in deze modus staat, is de spraakgestuurde ontwaakfunctie van NOMI uitgeschakeld. Nadat de ingestelde tijdsduur is verstreken, wordt deze functie automatisch uitgeschakeld.

De modus Ingeschakelde voeding is standaard uitgeschakeld voor elke rit, en eenmaal ingeschakeld kan deze de vorige status onthouden, zelfs als van account wordt gewisseld.

Opgelet 离车不下电模式
  • De modus Ingeschakelde voeding is alleen ontworpen om een comfortabel klimaat in het interieur te handhaven tijdens tijdelijk weglopen. Laat kinderen en huisdieren niet alleen achter in de auto.

  • Het is niet mogelijk om de modus Ingeschakelde voeding gelijktijdig in te schakelen met de Huisdiermodus of de Kampeermodus.

  • Nadat de modus Ingeschakelde voeding is ingeschakeld, zijn de intelligente bewaking en de Afstandsweergave van de situatie rondom de auto tijdelijk niet beschikbaar. Deze kunnen weer worden ingeschakeld nadat de modus Ingeschakelde voeding is verlaten en de auto is vergrendeld.

  • De modus Ingeschakelde voeding kan alleen worden ingeschakeld wanneer de auto in de parkeerstand staat. Als de auto in de neutraalstand staat, kan de modus Ingeschakelde voeding niet worden ingeschakeld.

  • Nadat de modus Ingeschakelde voeding is ingeschakeld, kunnen voor de auto geen systeemupgrade en schakelbedieningen worden uitgevoerd.

  • Als het huidige resterende bereik van uw auto minder is dan 60 kilometer en hij niet wordt opgeladen, wordt een bericht weergegeven. Als het huidige resterende bereik van uw auto minder is dan 10 kilometer, wordt de modus Ingeschakelde voeding automatisch verlaten.

  • Als het hoogspanningssysteem of het klimaatregelingssysteem van uw auto abnormaal is, wordt de modus Ingeschakelde voeding automatisch verlaten.

Kampeermodus

Terwijl de auto in de parkeerstand staat, gaat u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Rijden/Parkeren> Kampeermodus om de kampeermodus in te schakelen. Wanneer u de interne stroomvoorziening lange tijd moet gebruiken (bv. bij het buiten kamperen), draagt dit ertoe bij dat een veilige en comfortabele kampeerbeleving wordt gerealiseerd. U kunt zo nodig de kampeermodus handmatig uitschakelen op het middendisplay of in de app op uw mobiele telefoon.

Als de kampeermodus wordt ingeschakeld, wordt standaard de airconditioning ingeschakeld met de temperatuur voor en achter ingesteld op 25 ℃, wordt de luchtrecirculatie ingeschakeld, wordt de luchtzuivering ingesteld op de stille modus, worden tegelijkertijd alle displays in de auto uitgeschakeld aan de hand van de ingestelde uitschakel-vertragingstijd voor displays, worden de interieurverlichting en portieren/ruiten ingesteld aan de hand van de instelopties, en wordt de schopsensorfunctie van de bagageruimte achterin automatisch uitgeschakeld. NOMI stelt tegelijkertijd de modus Niet storen in.

De Kampeermodus is standaard uitgeschakeld voor elke rit, en eenmaal ingeschakeld kan deze de vorige status aanhouden, zelfs als van account wordt gewisseld.

Opgelet 露营模式
  • Het is niet mogelijk om de Kampeermodus gelijktijdig in te schakelen met de Huisdiermodus of de modus Ingeschakelde voeding.

  • De Kampeermodus kan alleen worden ingeschakeld wanneer de auto in de parkeerstand staat. Als de auto in de neutraalstand staat, kan de Kampeermodus niet worden ingeschakeld.

  • Nadat de Kampeermodus is ingeschakeld, zijn de Intelligente bewaking en de Afstandsweergave van de situatie rondom de auto tijdelijk niet beschikbaar. Deze kunnen weer worden ingeschakeld nadat de Kampeermodus is verlaten en de auto is vergrendeld.

  • Nadat de Kampeermodus is ingeschakeld, kunnen voor de auto geen systeemupgrade en schakelbedieningen worden uitgevoerd, en worden de functies van Ontgrendelen bij naderen en Vergrendelen bij verlaten tijdelijk uitgeschakeld. Deze worden hervat nadat de Kampeermodus is verlaten. In deze modus wordt aanbevolen om de airconditioning in te schakelen om de luchtcirculatie te handhaven.

  • Als het huidige resterende bereik van uw auto minder is dan 60 kilometer en hij niet wordt opgeladen, wordt een bericht weergegeven. Als het huidige resterende bereik van uw auto minder is dan 10 kilometer, wordt de Kampeermodus automatisch verlaten en worden de ruiten automatisch geopend om de Open-stand in te schakelen.

  • Als de Kampeermodus is ingeschakeld en de auto van binnenuit is vergrendeld en iemand van binnenuit het portier opent en uitstapt, zal het middendisplay in de auto worden ingeschakeld en een bericht worden weergegeven om de achtergebleven personen in de auto te informeren over de ontgrendelde status van de auto.

  • Als het hoogspanningssysteem of het klimaatregelingssysteem van uw auto abnormaal is, wordt de Kampeermodus automatisch verlaten en worden de ruiten automatisch geopend om de Open-stand in te schakelen.

  • Als de Kampeermodus wordt ingeschakeld, wordt de schopsensorfunctie van de bagageruimte achterin automatisch uitgeschakeld.

Kindaanwezigheidsdetectie (CPD)

Als extra functie voor de veiligheid van kinderen kan de kindaanwezigheidsdetectie (CPD) gebruikers effectief eraan herinneren dat kinderen alleen zijn achtergelaten in de auto, door middel van een herinnering op hoge frequentie, om de kans te verkleinen op incidenten veroorzaakt door gebruikers die hun kinderen vergeten.

De camera en andere sensoren in de auto zullen de aanwezigheid van kinderen detecteren nadat de gebruiker de auto heeft vergrendeld. Als een kind alleen is achtergelaten in de auto, wordt de gebruiker daaraan herinnerd door middel van de alarmknipperlichten, een waarschuwingsgeluid, berichten in de app op uw mobiele telefoon, enz.

U kunt deze functie in- en uitschakelen in Instellingen > Veiligheid > Kindaanwezigheidsdetectie (CPD). Als deze functie is ingeschakeld en een hardwarestoring optreedt (waaronder de camera in de auto, radar, airconditioning, enz.), wordt het statuspictogram weergegeven bovenaan het middendisplay en worden de bijbehorende meldingen weergegeven nadat op het pictogram is getikt. Bijvoorbeeld in het geval dat de camera is afgedekt, wordt het statuspictogram weergegeven bovenaan het middendisplay en worden de bijbehorende meldingen weergegeven nadat op het pictogram is getikt.

Opgelet Child Presence Detection (CPD)
  • Als een extra veiligheidsfunctie wordt Kindaanwezigheidsdetectie (CPD) hoofdzakelijk gebruikt voor het detecteren en u eraan herinneren dat kinderen zijn achtergelaten op de achterste zitrij. Aangezien de mogelijkheid bestaat dat de aanwezigheid van kinderen niet wordt gedetecteerd of verkeerd wordt gedetecteerd, kan dit niet als enige bescherming voor kinderen worden gebruikt. Het wordt niet aanbevolen om kinderen alleen achter te laten in uw auto.

  • Nadat u een sms-bericht of de app-melding op uw mobiele telefoon hebt ontvangen, gaat u zo snel mogelijk terug naar de auto om te controleren of de kinderen veilig zijn in de auto.

Alcoholslot

Het alcoholslot verhoogt de verkeersveiligheid door te voorkomen dat iemand met een alcoholgehalte hoger dan een ingestelde limiet met een gemotoriseerd voertuig gaat rijden.

Overweeg de volgende veiligheidsrisico's voordat u het alcoholslot monteert:

  • Wanneer uw auto in de P-stand staat, schakelt u de hoogspanningsvoeding uit (om het hoogspanningscircuit te onderbreken, koppelt u de stekker voor HV-uitschakeling in noodgevallen onder de motorkap nabij het koelvloeistofreservoir los en koppelt u vervolgens de kabel van de minpool van de 12V-accu los).

  • De verantwoordelijkheid voor een veilige montage rust bij de monteur van het alcoholslot.

De stekker van het alcoholslot bevindt zich onder de rechtervoorstoel. Het alcoholslot is als volgt aangesloten:

  1. Zet de rechtervoorstoel helemaal naar voren in de hoogste stand.

  2. Til de mat en het klepje van het alcoholslot op en trek de stekker van het alcoholslot eruit.

  3. Sluit de stekker van het alcoholslot en de handset van het alcoholslot aan.

  4. Monteer de handset van het alcoholslot en de regeleenheid van het alcoholslot onder het vak in de console.

Opmerking Instructies voor alcoholslot

Na de installatie van het alcoholslot, wordt er vanuit de wagen zelf geen visuele of hoorbare aanduiding gegeven. De aanwijzingen voor de bediening worden weergegeven op de handset van het alcoholslot.

Waarschuwing 请勿自行拆卸酒精锁设备。如需要拆卸,请联系蔚来汽车服务中心。

Verwijder het alcoholslot niet zelf. Als het alcoholslot moet worden verwijderd, neemt u contact op met het NIO Service Center.

Het aansluitschema van het alcoholslot is als volgt:

Functie

Kabel of pen

Positie van aansluiting

1

Accutoevoer (KL30), ononderbroken

In geval van 12V nominaal, vereist het alcoholslot het volgende:

Grijze kabel

Pen 1

0,5 mm²

In het middelste elektrische vak van het instrumentenpaneel onder het voetpedaal van de voorpassagier

2

Massa

Zwarte kabel

Pen 2

0,5 mm²

In een auto met stuur links, onder de bestuurdersstoel, en in een auto met stuur rechts onder de voorpassagiersstoel

3c

Aansluiting gegevensbus

Aansluiting op een interne gegevensbus van de auto voor het uitwisselen van informatie tussen de auto en het alcoholslot.

Wit-rode kabel

Pen 4

0,35 mm²

In een auto met stuur rechts, onder de bestuurdersstoel, en in een auto met stuur links onder de voorpassagiersstoel

Waarschuwing voor een botsing aan de voorkant (FCW)

Als het systeem oordeelt dat het risico bestaat van een potentiële botsing met de auto, voetganger of fietser vóór uw auto, zal de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant (FCW) u waarschuwen door middel van zichtbare, hoorbare en voelbare alarmen.

Bij voertuigen, voetgangers of fietsers die vóór u rijden in dezelfde rijrichting, werkt de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant (FCW) bij snelheden niet lager dan ongeveer 4 km/u.

Waarschuwing 前向碰撞预警仅供参考,无法替代您的注意力与判断。
  • Het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant is slechts een hulpmiddel en is geen vervanging voor uw aandacht en beoordeling.

  • Het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant is alleen geschikt voor het voorkomen van botsingen aan de voorkant en werkt niet wanneer de auto in de achteruitrijstand staat.

  • Als rijhulpfunctie kan het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant niet reageren op alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden, en niet in alle gevallen voertuigen detecteren. Het kan ineffectief, ongeschikt of te laat zijn als gevolg van een aantal factoren.

  • U moet altijd uw aandacht houden bij de verkeersomstandigheden en de omgeving van de weg. Vertrouw niet op de beoordeling van het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant. Anders kan dat leiden tot persoonlijk letsel en schade aan de auto.

  • Om veiligheidsredenen mag u niet opzettelijk in de richting van voertuigen rijden om het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant te testen. Wanneer gevaar opdoemt, wacht dan niet tot het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant reageert voordat u zelf handelt.

  • Als het risico van een botsing verder toeneemt, zal de autonome noodstop (AEB) ingrijpen, ongeacht of de bestuurder op de rem trapt of niet.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden en moet zich houden aan de geldende verkeersregels en verkeerswetten.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Waarschuwing voor een botsing aan de voorkant (FCW) om deze functie in of uit te schakelen.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Tijdsduur om de waarschuwingstijd voor deze functie in te stellen.

De dynamische omgevingssimulatie geeft beeldwaarschuwingen weer wanneer de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant wordt geactiveerd.

Wanneer de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant wordt geactiveerd, brengt het systeem een hoorbaar alarm voort die eraan herinnert afstand te houden van het voertuig dat voor u rijdt.

Waarschuwing 当前向碰撞预警关闭后,车辆不会对可能的碰撞进行预警提示。建议您不要关闭该功能。该功能会在车辆系统重新启动时开启。

Wanneer Forward Collision Warning is uitgeschakeld, waarschuwt uw voertuig u niet voor een mogelijke aanrijding. Het uitschakelen van deze functie wordt afgeraden.

Deze functie wordt ingeschakeld wanneer het systeem van het voertuig opnieuw wordt opgestart.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een camera een herkenningsfout maakt en dat de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant niet werkt zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de camera

  • Geblokkeerde of vuile camera

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel, enz.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel

  • Grote schaduwen geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen

  • Wanneer het zonlicht schuin op de camera valt of als de camera wordt blootgesteld aan direct zonlicht

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt en neerkomt op uw auto

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ruitenwisser, ijs, sneeuw, enz. op de voorruit vóór de camera

  • Natte wegen

  • De camera is onscherp of defect

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een LiDAR een herkenningsfout maakt en dat de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant niet werkt zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de LiDAR

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen

  • Water, stof, transparante autohoes, gekleurde wrapfolie, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuwbui en andere obstructies op het LiDAR-venster

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon

  • Als gevolg van de beperkingen van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor verkeersborden en botsbarrières op delen van autosnelwegen en verhoogde wegen

De waarschuwing voor een botsing aan de voorkant zal alleen reageren op voertuigen die voldoen aan de voorwaarden en in dezelfde richting rijden. De onderstaande doelen zullen het systeem niet activeren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voertuigen die vanaf de zijkant kruisen

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Barricades (verkeerskegels, enz.)

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Opgelet 该功能无法保证在所有情形下都识别到特殊车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。譬如,三轮车、尾灯损坏或者尾部轮廓不明显的车辆、尾部有遮挡的车辆、外形不规则的车辆、尾部垂直面低于一定高度的车辆、空载的载车交通工具等。该功能可能漏检静止的或者行驶缓慢的车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。
  • Deze functie kan niet garanderen dat alle speciaal gevormde voertuigen onder alle omstandigheden kunnen worden geïdentificeerd. U moet extra opletten, vooral 's nachts. Speciaal gevormde voertuigen kunnen o.a. zijn: driewielers, voertuigen met een beschadigd achterlicht, onduidelijk achtercontour of geblokkeerde achterinrichting, onregelmatig gevormde voertuigen, voertuigen met een achtercarrosserie lager dan een bepaalde hoogte of onbeladen transportmiddelen voor het vervoer van voertuigen.

  • Deze functie kan stilstaande of langzaam rijdende voertuigen niet opmerken, vooral 's nachts wanneer de bestuurder extra moet opletten.

  • Deze functie kan ten onrechte worden geactiveerd wanneer het voertuig naar speciale plaatsen moet worden gereden, zoals een autotrekker of een sloper.

Om deze functie optimaal te kunnen uitvoeren, moet het systeem de contouren en belangrijkste kenmerken van het lichaam van de voetganger zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen. Dit betekent dat het hoofd, de schouders, armen en benen, en het boven- en onderlichaam van de voetganger kunnen worden herkend door deze te integreren in standaard menselijke bewegingen. In de volgende situaties wordt een voetganger mogelijk niet herkend en werkt de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant niet zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De voetganger is langer dan 200 cm of korter dan 100 cm.

  • De voetganger draagt lange kleding (zoals een regenjas, traditionele Chinese jurk, enz.), waardoor de belangrijkste kenmerken (armen, benen, enz.) aan het zicht worden onttrokken en de contouren onduidelijk zijn.

  • De afstand tussen de voetganger en de sensor is te klein wanneer de voetganger voor het eerst in het zichtveld van de sensor verschijnen.

  • De voetganger draagt een grote rugzak of bagage.

  • Het contrast tussen de kleuren van de kleding van de voetganger en de achtergrond is laag.

  • De voetganger gebruikt een paraplu die het hoofd, armen en andere belangrijke kenmerken bedekt.

  • De voetganger buigt zich of knielt.

  • De voetganger zit in een rolstoel.

  • De afstand tussen de voetgangers is klein.

  • De voetganger draagt reflecterende kleding.

  • De voetganger loopt op een donkere plaats, zoals op een weg 's nachts, in een tunnel, enz.

  • Er is een grote verschil in de snelheid van de voetgangers die de weg oversteken.

Om deze functie optimaal te kunnen uitvoeren, moet het systeem de contouren en belangrijkste kenmerken van het lichaam van de fietser zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen, naast de contouren van de fiets. De fietsers waarnaar wordt in deze functie verwezen zijn volwassenen die fietsen op een fiets die ontworpen is voor volwassenen. In de volgende situaties wordt een fietser mogelijk niet herkend en werkt de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant niet zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De kenmerken van de voetganger of fiets worden bedekt door kleding of andere voorwerpen, waardoor de contouren onduidelijk zijn.

  • Op de fiets worden grote bagage of goederen vervoerd.

  • De fiets gaat snel.

  • Het contrast tussen de kleuren van de fietser en de achtergrond is laag.

  • Er is een grote verschil in de snelheid van de fietsers.

  • De afstand tussen de fietser en de sensor is te klein wanneer de fietser voor het eerst in het zichtveld van de sensor verschijnen.

  • De fietser fietst op een donkere plaats, zoals op een weg 's nachts, in een tunnel, enz.

  • Loopfietsen, steps, sommige scooters en elektrische fietsen met een speciale vormgeving, enz. worden gebruikt.

In de volgende situaties werkt de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant mogelijk niet zoals verwacht als gevolg van het feit dat het doel zich niet recht voor de auto bevindt, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De functie reageert niet op een doel in een dode hoek van de sensor, zoals een doel in een dode hoek op een hoek van, aan een zijkant van of achter de auto.

  • De functie kan een doel verkeerd selecteren of overslaan bij het naderen of oversteken van een bocht in de weg.

  • Bij heuvelopwaarts rijden kan de functie een doel overslaan of de afstand tot het doel verkeerd inschatten.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voertuig in de naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (met name wanneer dit een groter voertuig betreft, zoals een bus, vrachtwagen, enz.), herkent de functie het mogelijk niet op tijd.

  • Wanneer uw auto plotseling achter de achterkant van het voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, herkent de functie het mogelijk niet op tijd.

In de volgende situaties werkt de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant mogelijk niet zoals verwacht als gevolg van speciale of complexe wegomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Waterverzadigde wegen, modderige wegen, kuilen in het wegdek, wegen bedekt met ijs en sneeuw, wegen met verkeersdrempels, wegen met obstakels

  • Verkeersomstandigheden met veel voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren

  • Complexe en veranderlijke verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van autosnelwegen, wegen met filevorming

  • Kronkelige wegen, wegen met snelle bochten

  • Wegen op hellingen omhoog en omlaag

  • Hobbelige wegen

  • In- en uitgangen van tunnels

Waarschuwing 以下操作可能导致前向碰撞预警不会发出警报,包括但不限于:当驾驶员已经在进行制动时,前向碰撞预警可能不会发出警报。

Forward Collision Warning geeft mogelijk geen waarschuwing in bepaalde situaties, met inbegrip van maar niet beperkt tot:

  • De bestuurder trapt al op de rem.

  • De bestuurder trapt het gaspedaal volledig of plotseling in.

  • De bestuurder draait scherp aan het stuur.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant (FCW). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant (FCW). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Autonome noodstop (AEB)

Als het systeem oordeelt dat een botsing tussen de auto en een voertuig, voetganger of fiets vóór de auto onvermijdelijk is, zal de auto actief een noodstop maken in een poging de rijsnelheid te verlagen zodat de impact van de kop-staartbotsing zo veel mogelijk wordt verminderd.

  • Bij voertuigen, voetgangers of fietsers die vóór u rijden, werkt de autonome noodstop (AEB) bij snelheden tussen ongeveer 4 km/u en 150 km/u.

  • Bij voetgangers achter uw auto werkt de autonome noodstop (AEB) bij snelheden tussen ongeveer 4 km/u en 15 km/u.

Als de autonome noodstop (AEB) wordt geactiveerd, wordt de rijsnelheid verlaagd met maximaal 60 km/u om een mogelijke botsing af te zwakken. Bijvoorbeeld, als de autonome noodstop wordt geactiveerd bij 90 km/u, wordt het remmen afgebroken wanneer de snelheid is verlaagd tot 30 km/u.

Wanneer de autonome noodstop wordt geactiveerd.geeft de dynamische omgevingssimulatie een beeldwaarschuwing weer en beweegt het rempedaal plotseling omlaag waardoor het remlicht wordt ingeschakeld.

Opgelet 对于后方行人的识别及制动尚处于持续优化阶段,该功能不能保证所有情形下都识别到行人。

Het herkennen van voetgangers achter de auto en ook het remmen bevinden zich nog in het stadium van continue optimalisatie. Deze functie kan niet in alle situaties garanderen dat voetgangers worden herkend.

Waarschuwing 自动紧急制动作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况,也无法在所有情况下都能检测到车辆,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。

Als rijhulpfunctie kan Autonome noodrem niet alle situaties in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden aan en de functie kan voertuigen ook niet in alle situaties detecteren. Verschillende factoren kunnen een ongeldige, ongepaste of vroegtijdige waarschuwing veroorzaken.

U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden. Vertrouw nooit blindelings op Autonome noodrem om botsingen te voorkomen of de impact van een botsing te verminderen. Als u dit doet, kan dit lichamelijk letsel of schade aan het voertuig veroorzaken. Test om veiligheidsredenen nooit het gebruik van Autonome noodrem wanneer u andere voertuigen, fietsers of voetgangers tegemoet rijdt. Als u een gevaarlijke situatie tegenkomt, wacht dan nooit totdat Autonome noodrem ingrijpt voordat u zelf actie onderneemt. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het veilig rijden en het naleven van de geldende verkeerswet- en regelgeving.

Waarschuwing 自动紧急制动可能启用短促、急促的制动来降低潜在的碰撞风险,这可能不是您正常的驾驶风格,可能使您感到不适。

Om het risico op een botsing te vermijden kan de Autonome noodrem kort en abrupt afremmen, wat mogelijk niet strookt met uw normale rijstijl en wat u als oncomfortabel kunt ervaren.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Autonome noodstop (AEB) om deze functie in of uit te schakelen.

Waarschuwing 当自动紧急制动关闭后,车辆即使检测到可能的碰撞,也不会执行制动。建议您不要关闭该功能。 该功能会在车辆系统重新启动时开启。

Als Autonome noodrem is uitgeschakeld, remt het voertuig niet automatisch, zelfs niet als er een mogelijke frontale botsing wordt gedetecteerd. Het uitschakelen van deze functie wordt afgeraden.

Deze functie wordt ingeschakeld wanneer het systeem van het voertuig opnieuw wordt gestart.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een camera een herkenningsfout maakt en dat de autonome noodstop niet werkt zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de camera

  • Geblokkeerde of vuile camera

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel, enz.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel

  • Grote schaduwen geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen

  • Wanneer het zonlicht schuin op de camera valt of als de camera wordt blootgesteld aan direct zonlicht

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt en neerkomt op uw auto

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ruitenwisser, ijs, sneeuw, enz. op de voorruit vóór de camera

  • Natte wegen

  • De camera is onscherp of defect

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een LiDAR een herkenningsfout maakt en dat de autonome noodstop niet werkt zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de LiDAR

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen

  • Water, stof, transparante autohoes, gekleurde wrapfolie, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuwbui en andere obstructies op het LiDAR-venster

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon

  • Als gevolg van de beperkingen van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor verkeersborden en botsbarrières op delen van autosnelwegen en verhoogde wegen

De autonome noodstop zal alleen reageren op voertuigen die voldoen aan de voorwaarden en in dezelfde richting rijden. De onderstaande doelen zullen het systeem niet activeren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Barricades (verkeerskegels, enz.)

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Opgelet 该功能无法保证在所有情形下都识别到特殊车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。譬如,三轮车、尾灯损坏或者尾部轮廓不明显的车辆、尾部有遮挡的车辆、外形不规则的车辆、尾部垂直面低于一定高度的车辆、空载的载车交通工具等。该功能可能漏检静止的或者行驶缓慢的车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。
  • Deze functie kan niet garanderen dat alle speciaal gevormde voertuigen onder alle omstandigheden kunnen worden geïdentificeerd. U moet extra opletten, vooral 's nachts. Speciaal gevormde voertuigen kunnen o.a. zijn: driewielers, voertuigen met een beschadigd achterlicht, onduidelijk achtercontour of geblokkeerde achterinrichting, onregelmatig gevormde voertuigen, voertuigen met een achtercarrosserie lager dan een bepaalde hoogte of onbeladen transportmiddelen voor het vervoer van voertuigen.

  • Deze functie kan stilstaande of langzaam rijdende voertuigen niet opmerken, vooral 's nachts wanneer de bestuurder extra moet opletten.

  • Deze functie kan ten onrechte worden geactiveerd wanneer het voertuig naar speciale plaatsen moet worden gereden, zoals een autotrekker of een sloper.

Om deze functie optimaal te kunnen uitvoeren, moet het systeem de contouren en belangrijkste kenmerken van het lichaam van de voetganger zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen. Dit betekent dat het hoofd, de schouders, armen en benen, en het boven- en onderlichaam van de voetganger kunnen worden herkend door deze te integreren in standaard menselijke bewegingen. In de volgende situaties wordt een voetganger mogelijk niet herkend en werkt de autonome noodstop niet zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De voetganger is langer dan 200 cm of korter dan 100 cm.

  • De voetganger draagt lange kleding (zoals een regenjas, traditionele Chinese jurk, enz.), waardoor de belangrijkste kenmerken (armen, benen, enz.) aan het zicht worden onttrokken en de contouren onduidelijk zijn.

  • De afstand tussen de voetganger en de sensor is te klein wanneer de voetganger voor het eerst in het zichtveld van de sensor verschijnen.

  • De voetganger draagt een grote rugzak of bagage.

  • Het contrast tussen de kleuren van de kleding van de voetganger en de achtergrond is laag.

  • De voetganger gebruikt een paraplu die het hoofd, armen en andere belangrijke kenmerken bedekt.

  • De voetganger buigt zich of knielt.

  • De voetganger zit in een rolstoel.

  • De afstand tussen de voetgangers is klein.

  • De voetganger draagt reflecterende kleding.

  • De voetganger loopt op een donkere plaats, zoals op een weg 's nachts, in een tunnel, enz.

  • Er is een grote verschil in de snelheid van de voetgangers die de weg oversteken.

Om deze functie optimaal te kunnen uitvoeren, moet het systeem de contouren en belangrijkste kenmerken van het lichaam van de fietser zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen, naast de contouren van de fiets. De fietsers waarnaar wordt in deze functie verwezen zijn volwassenen die fietsen op een fiets die ontworpen is voor volwassenen. In de volgende situaties wordt een fietser mogelijk niet herkend en werkt de autonome noodstop niet zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De kenmerken van de voetganger of fiets worden bedekt door kleding of andere voorwerpen, waardoor de contouren onduidelijk zijn.

  • Op de fiets worden grote bagage of goederen vervoerd.

  • De fiets gaat snel.

  • Het contrast tussen de kleuren van de fietser en de achtergrond is laag.

  • Er is een grote verschil in de snelheid van de fietsers.

  • De afstand tussen de fietser en de sensor is te klein wanneer de fietser voor het eerst in het zichtveld van de sensor verschijnen.

  • De fietser fietst op een donkere plaats, zoals op een weg 's nachts, in een tunnel, enz.

  • Loopfietsen, steps, sommige scooters en elektrische fietsen met een speciale vormgeving, enz. worden gebruikt.

In de volgende situaties werkt de autonome noodstop (AEB) mogelijk niet zoals verwacht als gevolg van het voertuigdoel, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De autonome noodstop reageert niet op een doel in een dode hoek van de sensor, zoals een doel in een dode hoek op een hoek van, aan een zijkant van of achter de auto.

  • De functie kan een doel verkeerd selecteren of overslaan bij het naderen of oversteken van een bocht in de weg.

  • Bij heuvelopwaarts rijden kan de functie een doel overslaan of de afstand tot het doel verkeerd inschatten.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voertuig in de naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (met name wanneer dit een groter voertuig betreft, zoals een bus, vrachtwagen, enz.), herkent de functie het mogelijk niet op tijd.

  • Wanneer uw auto plotseling achter de achterkant van het voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, herkent de functie het mogelijk niet op tijd.

  • Wanneer het voertuig dat voor u rijdt onder een grote hoek staat ten opzichte van uw auto, wordt dat voertuig mogelijk niet op tijd herkend.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voertuig dat voor u rijdt overlapt met uw auto, wordt dat voertuig mogelijk niet op tijd herkend.

  • Situaties zoals gedurende een korte tijd na het inschakelen, wanneer de auto in de parkeerstand staat, wanneer de veiligheidsgordel niet is bevestigd, enz.

De volgende situaties zouden van invloed kunnen zijn op het vermogen van de autonome noodstop om botsingen af te zwakken als gevolg van speciale of complexe wegomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Waterverzadigde wegen, modderige wegen, kuilen in het wegdek, wegen bedekt met ijs en sneeuw, wegen met verkeersdrempels, wegen met obstakels

  • Verkeersomstandigheden met veel voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren

  • Complexe en veranderlijke verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van autosnelwegen, wegen met filevorming

  • Kronkelige wegen, wegen met snelle bochten

  • Wegen op hellingen omhoog en omlaag

  • Hobbelige wegen

  • In- en uitgangen van tunnels

Opgelet 制动距离在湿滑路面上会延长。若防抱死系统、牵引力控制系统、车辆稳定性控制系统被触发,可能导致自动紧急制动减缓碰撞的能力降低。

De remweg neemt toe op gladde wegen. Als het antiblokkeerremsysteem, het tractiecontrolesysteem en het elektronisch stabiliteitsprogramma zijn geactiveerd, kan dit negatieve invloed hebben op de prestaties van de Autonome noodrem wat betreft het verminderen van de impact van een botsing.

Waarschuwing 在自动紧急制动过程中,制动踏板会自动迅速向下移动。因此不能在踏板下放置物品,从而影响踏板自由移动。

Het rempedaal beweegt abrupt omlaag wanneer de autonome noodrem in werking treedt. Plaats geen voorwerpen onder het rempedaal. Dit kan de slag van het rempedaal belemmeren.

Waarschuwing 自动紧急制动不能代替用来维持与前方车辆之间的安全行车距离。请避免与前车距离过近或激烈驾驶等行为。

Autonome noodrem is geen vervanging voor het handhaven van een veilige volgafstand tussen u en de voorligger. Houd afstand tot voertuigen vlak voor u en vermijd agressief rijden.

Waarschuwing 自动紧急制动主要用于减轻正面碰撞的冲击。

Autonome noodstop (AEB) wordt hoofdzakelijk gebruikt om de impact van een frontale botsing te verminderen.

Waarschuwing 以下情况可能导致自动紧急制动不会制动或者停止制动,包括但不限于:

De Autonome noodrem kan in sommige situaties niet remmen of juist stoppen met remmen, bijvoorbeeld in de volgende gevallen:

  • De bestuurder trapt het gaspedaal volledig of plotseling in.

  • De bestuurder maakt een bruuske stuurbeweging.

  • De veiligheidsgordel van de bestuurder is niet vastgegespt.

  • Het bestuurdersportier is niet gesloten.

  • Autonome noodrem is geactiveerd en kan niet binnen circa 30 seconden opnieuw worden geactiveerd.

  • Er wordt geen voertuig vlak voor het voertuig gedetecteerd.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de autonome noodstop (AEB). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de autonome noodstop (AEB). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Waarschuwing verlaten rijstrook (LDW)

De rijstrookbewaking helpt het risico bij het wisselen van rijstrook te verlagen door u door middel van geschikte zichtbare en hoorbare waarschuwingen en stuurwieltrillingen eraan te herinneren dat uw auto neigt een naastgelegen rijstrook in te rijden of de rijstrookmarkering te overschrijden.

Waarschuwing 车道偏离预警可能无法检测到道路边缘,请谨慎驾驶并始终保持行驶在车道内。

De waarschuwing voor het verlaten van de rijstrook kan de stoeprand mogelijk niet detecteren. Blijf altijd voorzichtig tijdens het rijden en houd uw voertuig op de rijstrook.

Waarschuwing 车道偏离预警作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。车道保持辅助系统仅供参考,无法替代您的目视检查。 您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用车道保持辅助系统。在使用车道偏离预警系统时,如发现交通状况、道路环境或车辆状况不适宜使用该功能,或存在其他不安全因素,您应随时准备接管爱车。您始终承担着保持爱车安全行驶在车道内、且符合现行交通法律法规的最终责任。

Als rijhulpfunctie kan Waarschuwing Verlaten Rijstrook niet alle situaties in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden aan. Rijstrookassistent is slechts een aanvulling op, en geen vervanging voor, uw visuele waarneming.

U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en uw eigen beslissing nemen over het gebruik van rijstrookhulp als het veilig is. U moet altijd klaar staan om het over te nemen wanneer u merkt dat de omstandigheden van het verkeer, de weg of het voertuig niet geschikt zijn om Waarschuwing Verlaten Rijstrook te activeren of dat er andere onveilige factoren zijn. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het veilig rijden en het voldoen aan de geldende verkeerswetten en -regelgeving.

Rijstrookbewaking inschakelen/uitschakelen

Open Instellingen onderaan het middendisplay en tik op Rijondersteuning > Rijstrookbewaking en -assistent om de functie in of uit te schakelen.

Nadat de rijstrookbewaking is ingeschakeld, kunt u het type waarschuwing en de gevoeligheid instellen.

  • Type waarschuwing:

    • Geluid: Waarschuwen door middel van een geluid

    • Trillingen: Waarschuwen door middel van stuurwieltrillingen

    • Geluid + trillingen Waarschuwen door middel van een geluid en stuurwieltrillingen

  • Gevoeligheid:

    • Laag: Lagere gevoeligheid voor rijstrookwisselingen

    • Medium: Normale gevoeligheid voor rijstrookwisselingen

    • Hoog: Hogere gevoeligheid voor rijstrookwisselingen

Gebruiksvoorwaarden voor rijstrookbewaking:

  • Pilot stuurassistent is niet geactiveerd (raadpleeg Pilot voor meer informatie).

  • Rijsnelheid van 50 tot 130 km/u

  • De auto rijdt zonder abrupt versnellen, vertragen of slingeren.

  • De auto rijdt in het midden van de rijstrook en niet op de rijstrookmarkering.

  • Minstens één rijstrookmarkering is duidelijk.

  • De trifocale camera werkt normaal en geeft een duidelijk beeld.

  • Alle componenten van de rijstrookbewaking werken correct.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, inclusief het volgende:

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • De bestuurder heeft de veiligheidsgordel bevestigd.

    • Alle portieren zijn gesloten.

    • De auto staat in de rijstand (D-stand).

    • Het antiblokkeerremsysteem, het tractieregelsysteem en het elektronische stabiliteitsprogramma zijn niet ingeschakeld.

    • Het tractieregelsysteem en elektronische stabiliteitsprogramma zijn niet handmatig uitgeschakeld.

Opgelet 当转向灯打开,爱车向相应一侧偏离时,车道偏离预警系统不会提醒或控制。

Als de richtingaanwijzer aan staat, geeft de rijstrookhulp geen herinneringen of neemt deze de regie over als uw voertuig afwijkt naar de overeenkomstige kant.

Wordt weergegeven op het digitale instrumentenpaneel

  1. Statuspictogram van rijstrookbewaking

  2. Rijstrookmarkeringen

  • Pictogram niet weergegeven: De rijstrookbewaking is niet ingeschakeld.

  • Pictogram is grijs: De rijstrookbewaking is ingeschakeld, maar niet geactiveerd.

  • Pictogram en rijstrookmarkeringen zijn wit: De rijstrookbewaking is geactiveerd.

  • Pictogram en één rijstrookmarkering zijn rood: Het risico bestaat dat de auto aan de overeenkomstige kant uit de rijstrook rijdt.

Opgelet 数字仪表显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于数字仪表的显示内容。

De informatie die op het digitale instrumentenpaneel wordt weergegeven, kan alleen als referentie worden gebruikt en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet perfect weergeven. Vertrouw daarom niet op de informatie die op het digitale instrumentenpaneel wordt weergegeven.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Mogelijk werkt de rijstrookbewaking niet zoals bedoeld of wordt deze in sommige situaties automatisch uitgeschakeld, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De auto navigeert door scherpe bochten, zoals op op- en afritten van een autosnelweg.

  • De rijstrookmarkeringen zijn onduidelijk of gesleten, ontbreken, overlappen of worden overschaduwd door andere voertuigen, gebouwen of landschapselementen.

  • Het weggedeelte heeft geen rijstrookmarkeringen, zoals op niet-standaard wegen, kruispunten of bouwterreinen.

  • Het weggedeelte heeft speciale rijstrookmarkeringen, zoals vertragingsmarkeringen of verdrijvingsvlakken.

  • De rijstrookmarkeringen zijn niet duidelijk gescheiden, zoals samenkomende of uiteengaande rijstrookmarkeringen, op- en afritten van autosnelwegen, kruisingen in de stad of uitvoegstroken.

  • Er zijn randen of andere hoogcontrast lijnen op de weg in plaats van rijstrookmarkeringen, zoals naden in de weg of wegranden.

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden geïdentificeerd of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op een op-/aflopende weg.

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden geïdentificeerd of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van de belichtingsomstandigheden, zoals fel licht waardoor de rijstrookmarkeringen reflecteren en slecht zicht of onvoldoende licht door slecht weer of 's nachts.

  • De rijstroken zijn te breed of te smal.

Mogelijk werkt de rijstrookbewaking niet zoals bedoeld of wordt deze in sommige situaties automatisch uitgeschakeld als gevolg van een fout van de cameraherkenning, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De posities van de camera's zijn gewijzigd.

  • Het beeld van de camera's wordt belemmerd of de camera's zijn vuil.

  • De prestaties van de camera's zijn 's nachts lager.

  • Het zicht is slecht onder omstandigheden met weinig licht, zoals bij zonsopkomst, zonsondergang of in een tunnel.

  • Het beeld van de camera wordt verstoord door plotselinge veranderingen in helderheid, zoals bij het in- en uitrijden van een tunnel.

  • Het beeld van de camera's wordt beperkt door grote schaduwen van gebouwen, landschappen en grote voertuigen.

  • Het beeld van de camera wordt gehinderd door direct zonlicht.

  • Het zicht is slecht als gevolg van regen, sneeuw, mist, nevel en andere slechte weersomstandigheden.

  • Het zicht is slecht als gevolg van uitlaatgassen, spetters, sneeuw of stof opgeworpen door voertuigen die voor u rijden.

  • De camera wordt belemmerd door water, stof, kleine krassen, vet, vuil, ruitenwissers, ijs of sneeuw op de voorruit.

  • De weg is nat.

Wij adviseren de rijstrookbewaking niet te gebruiken onder enkele speciale of gecompliceerde wegomstandigheden omdat hij mogelijk niet werkt zoals bedoeld of automatisch wordt uitgeschakeld. Dergelijke omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Veel voetgangers, fietsers of dieren op de weg.

  • Complexe en veranderende verkeersstromen, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van autosnelwegen en wegen met filevorming.

  • Slingerende wegen of scherpe bochten.

  • Wegen op hellingen omhoog of omlaag.

  • Hobbelige wegen.

  • Smalle wegen.

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Ongewone wegen.

  • Wegen zonder middenberm.

Rijstrookassistent (LKA)

Als uw auto onvrijwillig of onbewust afwijkt uit de rijstrook of hiernaar neigt, zal de rijstrookassistent (LKA) de bestuurder kort assisteren het stuurwiel te bedienen en de auto weer binnen de rijstrook brengen, en zichtbare en hoorbare alarmen of trillingen in het stuurwiel voortbrengen.

De rijstrookassistent (LKA) bestaat uit:

  • Alleen alarmen (LDW): Wanneer de rijdende auto een niet-autonome neiging heeft om af te wijken naar de naastgelegen rijstrook, of op het punt staat de rijstrookmarkering te overschrijden, kan de rijstrookbewaking (LDW) geschikte zichtbare en hoorbare alarmen of trillingen in het stuurwiel voortbrengen.

  • Alarmen en stuurcorrectie (LKA): Wanneer de rijdende auto een niet-autonome neiging heeft om af te wijken naar de naastgelegen rijstrook, of op het punt staat de rijstrookmarkering te overschrijden, zal de rijstrookassistent (LKA) een lichte, corrigerende stuurassistentie verlenen aan het stuurwiel om het risico te verkleinen dat de auto uit de rijstrook rijdt. Als de auto te veel afwijkt van de rijstrook, kan de rijstrookassistent (LKA) geschikte zichtbare en hoorbare alarmen voortbrengen.

Waarschuwing LKA 仅能提供一定的转向辅助,而无法控制车辆速度。LKA 无法持续控制车辆方向,即无法将车辆一直保持在车道中间。

De rijstrookhulp kan slechts een beperkte stuurondersteuning bieden en kan de snelheid van het voertuig niet regelen.

De rijstrookhulp is niet in staat om de besturing constant te regelen. Daarom kan het voertuig niet altijd in het midden van de rijstrook blijven.

Waarschuwing LKA转向力有限,仅能提供轻微的纠偏转向辅助,无法保证完全阻止车辆偏离车道。因此切勿依赖LKA控制方向,您应始终做好增大转向力度的准备,特别是在弯道中。如果需要转弯、调头,或者通过蜿蜒曲折、急转弯的道路时,请您立即接管方向盘。

De rijstrookhulp heeft een beperkt stuurkoppel dat slechts een lichte stuurondersteuning kan bieden en kan het voorkomen van het verlaten van de rijstrook niet volledig garanderen. Vertrouw bij het sturen niet alleen op de rijstrookhulp. Je moet altijd bereid zijn om de besturing over te nemen, vooral als je op wegen met bochten rijdt.

Neem de besturing meteen over bij het nemen van bochten, het omkeren of het rijden op bochtige wegen of wegen met scherpe bochten.

Waarschuwing 道路保持辅助作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。道路保持辅助系统仅供参考,无法替代您的目视检查。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用道路保持辅助系统。

Als rijhulpfunctie kan de rijstrookhulp niet alle situaties aan in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden.

Rijstrookhulp is slechts een aanvulling op, en geen vervanging voor, uw visuele waarneming. U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en uw eigen beslissing nemen over het gebruik van rijstrookhulp als het veilig is.

U moet altijd klaar staan om het stuur over te nemen wanneer u merkt dat de omstandigheden van het verkeer, de weg of het voertuig niet geschikt zijn om de rijstrookhulp te activeren of dat er andere onveilige factoren zijn.

U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het veilig rijden en het naleven van de geldende verkeerswetten en -regelgeving.

Waarschuwing 驾驶时不可以有以下行为:• 完全依靠车道保持辅助系统• 在恶劣天气情况下使用车道保持辅助系统• 在特殊道路使用车道保持辅助系统• 双手离开方向盘• 视线离开行驶道路

De volgende gedragingen zijn tijdens het rijden absoluut niet toegestaan:

  • Alleen op de rijstrookhulp vertrouwen.

  • De de rijstrookhulp gebruiken bij slecht weer

  • De de rijstrookhulp gebruiken op niet gestandaardiseerde wegen

  • Handen van het stuur

  • Niet op de weg letten

Rijstrookassistent (LKA) inschakelen/uitschakelen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Rijstrookbewaking en -assistent om deze functie in of uit te schakelen.

Indien ingeschakeld kunt u de mate van assistentie, wijze van alarmeren en gevoeligheid instellen:

  • Mate van assistentie

    • Alleen alarmen: brengt alleen alarmen voort

    • Alarmen en stuurcorrectie: brengt alarmen voort en verleent lichte stuurassistentie

  • Wijze van alarmeren:

    • Als de functie is ingesteld op Alleen alarmen, kan de wijze van alarmeren worden ingesteld op: beeld, beeld + geluid, beeld + trillingen, beeld + geluid + trillingen.

    • Als de functie is ingesteld op Alarmen en stuurcorrectie, kan de wijze van alarmeren niet worden ingesteld en is de standaardinstelling beeld + geluid.

  • Gevoeligheid:

    • Laag: alarmeert later dan bij normale gevoeligheid onder dezelfde omstandigheden

    • Normaal: de normale gevoeligheid

    • Hoog: alarmeert eerder dan bij normale gevoeligheid onder dezelfde omstandigheden

Opgelet 请您务必审慎设置提醒方式与灵敏度,确保该等设置符合您的驾驶习惯。

Stel het waarschuwingstype en de gevoeligheid met de nodige voorzichtigheid in om ervoor te zorgen dat dergelijke instellingen in overeenstemming zijn met uw rijgedrag.

Opgelet Enabling the Lane Departure Warning and Assist on the central display does not mean that the function has been activated. Functions can only be activated automatically when the operating conditions are satisfied. When the Lane Departure Warning and Assistance function is disabled, the vehicle will neither assist when it comes to remaining in the driving lane, nor offer a warning when lane departure occurs. Emergency Lane Keeping (ELK) will be disabled too. The steering wheel will turn when the Lane Departure Warning and Assistance function controls the direction. You can turn the steering wheel to take control of the vehicle, and then the direction of the vehicle will be controlled by you.

Het inschakelen van de Rijstrookbewaking en -assistent op het middendisplay betekent niet dat de functie is geactiveerd. De functies kunnen alleen automatisch worden geactiveerd wanneer wordt voldaan aan de gebruiksvoorwaarden.

Wanneer de functie Rijstrookbewaking en -assistent is uitgeschakeld, zal de auto niet waarschuwen bij naderend verlaten van de rijstrook, en ook niet tegensturen om de auto in de rijstrook te houden. De Vluchtstrookassistent (ELK) wordt ook uitgeschakeld.

Het stuurwiel zal draaien wanneer de functie Rijstrookbewaking en -assistent de rijrichting corrigeert.

U kunt het stuurwiel draaien om weer de controle over de auto over te nemen en dan wordt de rijrichting van de auto door u bepaald.

Gebruiksvoorwaarden voor de rijstrookassistent (LKA):

  • Uw rijsnelheid is ongeveer 50 tot 130 km/u

  • Uw auto rijdt normaal zonder plotselinge versnelling, vertraging of stuurbewegingen

  • Uw auto bevindt zich in het midden van uw rijstrook en rijdt niet op de rijstrookmarkering

  • De rijstrookmarkeringen zijn duidelijk zichtbaar aan minstens één kant

  • De high-definition camera werkt normaal en biedt een duidelijk zicht

  • Geen componenten van de rijstrookassistent zijn defect

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op zijn stoel

    • De schakelhendel van uw auto staat in de D-stand

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitssysteem zijn niet geactiveerd

    • Het tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitssysteem zijn niet handmatig uitgeschakeld

Opgelet 当转向灯打开,爱车向相应一侧偏离时,车道保持辅助系统不会提醒或控制。

Wanneer de richtingaanwijzer actief is, geeft de rijstrookhulp geen herinneringen of neemt deze de regie over als uw voertuig afwijkt naar de overeenkomstige kant.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie

  1. Statuspictogram van de rijstrookassistent (LKA)

    • Geen pictogram: Niet ingeschakeld

    • Grijs pictogram: Stand-by

    • Witte rijstrookmarkeringen: De rijstrookmarkering aan de betreffende kant is gedetecteerd

    • Gele rijstrookmarkering: Niveau 1 van de rijstrookbewaking

    • Rode rijstrookmarkering: Niveau 2 van de rijstrookbewaking

  2. Weergave van de rijstrookmarkering

  • Geen statuspictogram: De rijstrookassistent (LKA) is niet ingeschakeld.

  • Het statuspictogram is grijs: De rijstrookassistent (LKA) is ingeschakeld, staat op stand-by en nog niet geactiveerd

  • Het statuspictogram en de middelste rijstrookmarkering zijn wit: De rijstrookassistent (LKA) is actief.

  • Het statuspictogram en één kant van de middelste rijstrookmarkering zijn rood:

    • Als Alleen alarmen is geselecteerd, geeft dit aan dat het risico bestaat dat de auto per ongeluk aan de betreffende kant uit de rijstrook rijdt

    • Als Alarmen en stuurcorrectie is geselecteerd, geeft dit aan dat de auto onverwacht is afgeweken uit de rijstrook en dat de rijstrookassistent (LKA) niet meer in staat is om te voorkomen dat de auto afwijkt uit de rijstrook door middel van het verlenen van lichte stuurassistentie om in de rijstrook te blijven.

  • Het statuspictogram en één kant van de middelste rijstrookmarkering zijn geel: Dit gebeurt alleen als Alarmen en stuurcorrectie is geselecteerd. Dit geeft aan dat de rijstrookassistent (LKA) een bepaalde stuurassistentie verleent aan de betreffende kant om in de rijstrook te blijven en het risico te verkleinen dat de auto uit de rijstrook rijdt.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De dynamische omgevingssimulatieweergave kan alleen als referentie worden gebruikt en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet perfect weergeven. Vertrouw daarom niet op de dynamische omgevingssimulatieweergave.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

In de volgende situaties werkt de rijstrookassistent (LKA) mogelijk niet zoals verwacht of wordt deze automatisch verlaten, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Rijden door bochten die extreem scherp zijn, zoals op- en afritten van autosnelwegen

  • De rijstrookmarkeringen zijn onduidelijk, zijn versleten, ontbreken, vlechten door elkaar of liggen in de schaduw van andere voertuigen, gebouwen of landschappen

  • Rijden over weggedeelten zonder rijstrookmarkeringen, zoals niet-standaard wegen, kruisingen en bouwterreinen

  • Rijden op weggedeelten met speciale rijstrookmarkeringen, zoals snelheidsvertragende markeringen en kanaliserende rijstrookmarkeringen

  • Rijden op plaatsen met een onduidelijke rijstrookverdeling, zoals plaatsen met samenvoegende of splitsende rijstrookmarkeringen, op- en afritkruisingen van autosnelwegen, stedelijke kruispuntzones en rijstroken voor afslaan naar links

  • Er zijn randen of andere hoogcontrast lijnen op wegen in plaats van rijstrookmarkeringen, zoals richels en wegranden

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van hoogteverschillen, zoals op hellingen omhoog en omlaag

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten is te breed of te smal

In de volgende situaties werkt de rijstrookassistent (LKA) mogelijk niet zoals verwacht of wordt deze automatisch verlaten als gevolg van een herkenningsfout van een camera, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de camera

  • Geblokkeerde of vuile camera

  • Beperkte herkenning in het donker

  • Donkere omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel, enz

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel

  • Grote schaduwen geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen

  • De camera wordt blootgesteld aan direct zonlicht

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt en neerkomt op uw auto

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ruitenwisser, ijs, sneeuw, enz. op de voorruit vóór de camera

  • Natte wegen

Het wordt niet aanbevolen de rijstrookassistent (LKA) te gebruiken onder speciale of complexe wegomstandigheden omdat dan de rijstrookassistent (LKA) mogelijk niet werkt zoals verwacht of automatisch wordt verlaten, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Waterverzadigde wegen, modderige wegen, kuilen in het wegdek, wegen bedekt met ijs en sneeuw, wegen met verkeersdrempels, wegen met obstakels

  • Verkeersomstandigheden met veel voetgangers, fietsen of dieren

  • Complexe en veranderlijke verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van autosnelwegen, wegen met filevorming

  • Kronkelige wegen, wegen met snelle bochten

  • Wegen op hellingen omhoog en omlaag

  • Hobbelige wegen

  • Smalle wegen

  • In- en uitgangen van tunnels

  • Ongewone wegen

  • Wegen zonder middenlijn

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen beschrijven niet alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de rijstrookassistent (LKA). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de rijstrookassistent (LKA). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Noodstop (EAS)

Als het systeem detecteert dat u niet normaal aan het rijden bent (bijvoorbeeld u houdt uw handen lange tijd niet aan het stuurwiel, u bent afgeleid en vermoeid doordat u al lange tijd rijdt, u hebt uw stoel verlaten, enz.), zal het de actieve noodstop (EAS) activeren als het systeem voldoet aan de voorwaarden voor normale werking.

Nadat de actieve noodstop is geactiveerd, brengt uw auto een hoorbare herinnering voort, klinkt een gesproken waarschuwing, wordt een waarschuwing weergegeven in de weergave van de dynamische omgevingssimulatie, en worden de alarmknipperlichten ingeschakeld. Het systeem waarschuwt u de controle over de auto over te nemen door bewust te remmen en luide pieptonen voort te brengen totdat de auto stilstaat. Nadat de auto stilstaat, worden de portieren automatisch ontgrendeld en worden de hulpdiensten gebeld.

Wanneer de actieve noodstop actief is, kunt u dit op elk moment deactiveren en de controle over uw auto overnemen door het gaspedaal of rempedaal in te trappen, door het stuurwiel te draaien of door de alarmknipperlichten uit te schakelen.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een camera een herkenningsfout maakt die de prestaties van de actieve noodstop beïnvloedt, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de camera

  • Geblokkeerde of vuile camera

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel

  • Grote schaduwen geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen

  • De camera wordt blootgesteld aan direct zonlicht

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt en neerkomt op uw auto

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ruitenwisser, ijs, sneeuw, enz. op de voorruit vóór de camera

  • Natte wegen

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een radar een herkenningsfout maakt die de prestaties van de actieve noodstop beïnvloedt, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Verkeerd geplaatste of geblokkeerde radar, of afgedekt met modder, sneeuw en ijs, metaalplaat, tape, sticker, bladeren, enz.

  • De radar of het gebied eromheen is beschadigd als gevolg van een botsing met de auto, kras, enz.

  • Extreem weer, zoals harde regen, sneeuw of mist, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de radar

  • Als gevolg van de beperking van de doelherkenningseigenschappen van de radar, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor sommige metalen barrières, groene strepen, betonnen randen, enz.

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een LiDAR een herkenningsfout maakt die de werking van de actieve noodstop beïnvloedt en zelfs de functie uitschakelt. Deze situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de LiDAR

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op het LiDAR-venster

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon

  • Als gevolg van de beperkingen van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor verkeersborden en botsbarrières op delen van autosnelwegen en verhoogde wegen

De actieve noodstop reageert alleen op voertuigen die voldoen aan de voorwaarden. De onderstaande doelen kunnen niet gegarandeerd worden geïdentificeerd en kunnen een reactie teweegbrengen, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voertuigen die vanaf de zijkant kruisen

  • Motorfietsen, trikes

De onderstaande doelen zullen het systeem niet activeren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers

  • Fietsen

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Verkeerskegels

  • Muren

  • Wegblokkades

  • Voertuigen die vanaf de zijkant kruisen

  • Tegemoetkomend verkeer

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Opgelet 该功能不能保证对特殊车辆识别,尤其是在夜晚以及光线较差的行车环境需要特别注意。譬如,尾部有遮挡的车辆、外形不规则的车辆、尾部垂直面低于一定高度的车辆、空载的载车交通工具等。该功能可能漏检静止的或者行驶缓慢的车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。
  • Deze functie staat niet garant voor het herkennen van speciaal gevormde doelen, vooral 's nachts of in een omgeving met weinig verlichting waar de bestuurder extra alert moet zijn. Dergelijke voertuigen kunnen o.a. voertuigen zijn met een overdekte achterkant of een onregelmatig gevormde achterkant, voertuigen met een achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen dragers.

  • Deze functie kan stilstaande of langzaam rijdende voertuigen niet opmerken, vooral 's nachts wanneer de bestuurder extra moet opletten.

De volgende situaties kunnen leiden tot een vertraagde herkenning door en reactie van de actieve noodstop omdat het doel zich niet recht vooruit bevindt, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De actieve noodstop reageert niet op doelen in de dode hoek van de sensor. Bijvoorbeeld, het kan niets detecteren in de dode hoeken op de hoeken van de auto en in de dode hoeken aan de zijkanten van de auto.

  • Bij het naderen of omdraaien langs de weg, kunnen sommige doelen verkeerd worden geselecteerd of overgeslagen, waardoor de auto onverwacht kan versnellen of vertragen.

  • Bij heuvelopwaarts rijden kan de functie een doel overslaan of de afstand tot de voorligger verkeerd inschatten. Bij heuvelafwaarts rijden kan de auto versnellen, waardoor de kruissnelheid wordt overschreden.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voertuig in de naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (met name wanneer dit een groter voertuig betreft, zoals een bus, vrachtwagen, enz.), kan het onmogelijk zijn om het doel te herkennen en erop te reageren.

  • Wanneer uw auto plotseling achter de achterkant van het voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, kan het onmogelijk zijn om het doel te herkennen en er goed op te reageren.

De actieve noodstop garandeert geen betrouwbare herkenning van het doel onder alle omstandigheden aangezien de werking ervan kan worden beïnvloed door speciale of complexe wegomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Waterverzadigde wegen, modderige wegen, kuilen in het wegdek, wegen bedekt met ijs en sneeuw, wegen met verkeersdrempels, wegen met obstakels

  • Verkeersomstandigheden met veel voetgangers, fietsen of dieren

  • Complexe en veranderlijke verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van autosnelwegen, wegen met filevorming

  • Kronkelige wegen, wegen met snelle bochten

  • Wegen op hellingen omhoog en omlaag

  • Hobbelige wegen

  • Smalle wegen

  • In- en uitgangen van tunnels

  • Ongewone wegen

  • Wegen zonder middenlijn

In de volgende situaties levert de functie mogelijk niet voldoende zijdelingse grip, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De remfunctie kan niet volledig werken (zoals wanneer de remonderdelen te koud, te heet, nat, enz. zijn)

  • Verkeerd onderhoud aan de auto (buitensporige slijtage van de remmen of banden, abnormale bandenspanning, enz.)

  • De auto rijdt op een speciale weg (zoals wegen heuvelopwaarts of heuvelafwaarts, met water, modder, kuilen, ijs, sneeuw, enz.)

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de actieve noodstop. Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de actieve noodstop. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK)

De rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) kan een bepaalde stuurassistentie verlenen om de bestuurder te helpen de positie van de auto snel te corrigeren om het risico van een botsing zo veel mogelijk te beperken wanneer de auto onvrijwillig afwijkt uit zijn rijstrook of wanneer een potentieel risico van een zijdelingse botsing in de naastgelegen rijstrook bestaat.

Als de rijsnelheid ongeveer 50 tot 130 km/u is, kan de rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) worden geactiveerd in de volgende vier noodscenario's:

  • Zonder dat de richtingaanwijzer is ingeschakeld, wijkt uw auto onvrijwillig af uit zijn rijstrook naar de rechter wegrand

  • Zonder dat de richtingaanwijzer is ingeschakeld en terwijl de rijstrookmarkering een doorgetrokken rijstrookmarkering is, wijkt uw auto onvrijwillig af uit zijn rijstrook naar de kant van de doorgetrokken rijstrookmarkering

  • Zonder dat de richtingaanwijzer is ingeschakeld en een voertuig u tegemoet komt in de rijstrook links van u, wijkt uw auto onvrijwillig af uit zijn rijstrook naar links

  • Als een voertuig snel van achteren nadert in de rijstrook links van u, wijkt uw auto onvrijwillig af uit zijn rijstrook of wisselt actief van rijstrook naar links

Rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK)inschakelen/uitschakelen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) om deze functie in of uit te schakelen.

Het wordt niet aanbevolen om deze functie uit te schakelen. Als deze functie is uitgeschakeld, kan hij de bestuurder niet assisteren door in een noodgeval het stuurwiel te bedienen wanneer een potentieel risico van een zijdelingse botsing bestaat.

Waarschuwing ELK转向力有限,仅能提供一定的纠偏转向辅助,无法保证完全阻止车辆偏离车道或避免危险,因此切勿依赖ELK控制方向,请您及时控制车辆方向。如果需要转弯、调头,或者通过蜿蜒曲折、急转弯的道路时,请您及时控制车辆方向。

De rijstrookhulp heeft een beperkt stuurkoppel dat slechts een lichte stuurondersteuning kan bieden en kan niet volledig garanderen dat het verlaten van de rijstrook of het vermijden van gevaar wordt uitgesloten. Neem daarom op tijd het stuur over in plaats van alleen te vertrouwen op de rijstrookhulp.

Neem bij het afslaan, het omkeren of het rijden op bochtige wegen of wegen met scherpe bochten onmiddellijk het stuur over.

Waarschuwing ELK作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。您必须时刻关注交通状况及道路环境,切勿依赖ELK避免危险。出于安全考虑,切勿故意主动触发ELK以测试该功能。如您发现危险,切勿等待ELK触发后再采取行动。您始终承担着保持本车安全行驶在车道内、且符合现行交通法律法规的最终责任。

Als rijhulpfunctie kan de rijstrookhulp niet alle situaties aan in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden.

U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden. Vertrouw nooit alleen op de rijstrookhulp om gevaar te vermijden. Test deze functie om veiligheidsredenen nooit door opzettelijk of actief de rijstrookhulp te activeren. Als u een gevaarlijke situatie tegenkomt, wacht dan nooit totdat de rijstrookhulp ingrijpt voordat actie wordt ondernomen. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het veilig rijden en het naleven van de geldende verkeerswetten en -regelgeving.

Waarschuwing 驾驶时不可以有以下行为:完全依靠ELK

De volgende gedragingen zijn tijdens het rijden absoluut niet toegestaan:

  • Alleen vertrouwen op de rijstrookhulp

  • Uw handen van het stuur halen

  • Niet op de weg letten

Gebruiksvoorwaarden voor rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK):

  • Uw rijsnelheid is ongeveer 50 tot 130 km/u

  • Uw auto rijdt normaal zonder plotselinge versnelling, vertraging of stuurbewegingen

  • Uw auto bevindt zich in het midden van uw rijstrook en rijdt niet op de rijstrookmarkering

  • De high-definition camera werkt normaal en biedt een duidelijk zicht

  • Geen componenten van de rijstrookassistent zijn defect

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op zijn stoel

    • De schakelhendel van uw auto staat in de D-stand

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitssysteem zijn niet geactiveerd

Opgelet 在满足条件的紧急场景中,ELK会自动激活。ELK仅能提供一定的转向辅助,而无法控制车辆速度。ELK无法持续控制车辆方向,即无法将车辆一直保持在车道中间。当ELK控制方向时,方向盘会转动。您可以转动方向盘主动接管爱车,此时爱车的方向将交由您来控制。

De rijstrookhulp wordt automatisch geactiveerd wanneer in geval van nood aan de voorwaarden wordt voldaan.

De rijstrookhulp kan slechts beperkte stuurondersteuning bieden en kan de snelheid van het voertuig niet regelen.

De rijstrookhulp is niet in staat om de besturing constant te regelen. Daarom kan het voertuig niet altijd in het midden van de rijstrook blijven.

Wanneer de rijstrookhulp uw stuur bestuurt, zal het stuur dienovereenkomstig draaien.

U kunt de besturing overnemen door zelf aan het stuur te draaien.

Rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) bij afwijken naar rechter wegrand

Als aan de gebruiksvoorwaarden voor ELK wordt voldaan, kan ELK een bepaalde mate van stuurassistentie leveren als uw auto onvrijwillig afwijkt uit zijn rijstrook naar de rechter wegrand zonder dat de richtingaanwijzer is ingeschakeld. Op dat moment wordt de rechterkant van de middelste rijstrookmarkering geel weergegeven.

Waarschuwing 以下情况可能导致向右侧路沿偏离的紧急车道保持无法按预期运作或者自动退出,请及时控制车辆方向,包括但不限于:路沿不清晰,或由于光线等原因导致路沿无法识别或者识别不正确,譬如强烈光照导致反光,恶劣天气、夜晚导致能见度差或者光线不足等;

De rijstrookhulp kan niet werken zoals bedoeld of automatisch stoppen en het voertuig kan in sommige situaties naar rechts afwijken, bij met inbegrip van maar niet beperkt tot:

  • Stoepranden die niet of onjuist worden geïdentificeerd als gevolg van lichtomstandigheden, zoals sterk licht dat leidt tot reflecterende stoepranden en slecht zicht of onvoldoende licht als gevolg van slecht weer of 's nachts;

  • Obstakels langs de weg die de rijstrookhulp niet kan identificeren, zoals hekken, vangrails, verkeerskegels en kegelstangen;

  • Scherpe bochten of wegen met hellingen, een hobbelige weg, weg met water of sneeuw en ijs, enz.

Rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) bij afwijken naar doorgetrokken rijstrookmarkering

Als aan de gebruiksvoorwaarden voor ELK wordt voldaan, kan ELK een bepaalde mate van stuurassistentie leveren als uw auto onvrijwillig afwijkt uit zijn rijstrook naar de doorgetrokken rijstrookmarkering zonder dat de richtingaanwijzer is ingeschakeld. Op dat moment wordt de betreffende kant van de middelste rijstrookmarkering rood weergegeven.

Waarschuwing 以下情况可能导致向实线一侧车道线偏离的紧急车道保持无法按预期运作或者自动退出,请及时控制车辆方向,包括但不限于:车道线不清晰、磨损、缺失、交叉、受到其他车辆或建筑物或风景投下的阴影遮挡等

De rijstrookhulp kan niet werken zoals bedoeld of automatisch stoppen en het voertuig kan in sommige situaties afwijken naar de vaste rijstrooklijn, met inbegrip van maar niet beperkt tot:

  • Rijstrooklijnen zijn onduidelijk, versleten, ontbreken, overlappen of worden verduisterd door schaduwen die worden geworpen door andere voertuigen, gebouwen of landschapskenmerken.

  • De rijstroken zijn te breed of te smal.

  • Rijstrooklijnen zijn bijzondere verkeerstekens.

  • Rijstrooklijnen kunnen niet of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op hellende wegen.

  • Rijstrooklijnen kunnen niet of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van lichtomstandigheden, zoals sterk licht dat leidt tot reflecterende stoepranden en slecht zicht of onvoldoende licht als gevolg van slecht weer of 's nachts.

  • Het voertuig slaat af in een scherpe bocht of rijdt op een hellende weg, een hobbelige weg, weg met water of sneeuw en ijs, enz.

Rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) bij risico van botsing linksvoor

Als aan de gebruiksvoorwaarden voor ELK wordt voldaan, kan ELK een bepaalde mate van stuurassistentie leveren als uw auto onvrijwillig afwijkt uit zijn rijstrook naar links zonder dat de richtingaanwijzer is ingeschakeld terwijl er een tegemoetkomend voertuig rijdt in de rijstrook links van u en de rijstrookmarkering duidelijk zichtbaar is. Op dat moment wordt de linkerkant van de middelste rijstrookmarkering rood weergegeven.

Waarschuwing 以下情况可能导致向左有正面碰撞风险的紧急车道保持无法按预期运作或者自动退出,请及时控制车辆方向,包括但不限于:车道线不清晰、磨损、缺失、交叉、受到其他车辆或建筑物或风景投下的阴影遮挡等

De rijstrookhulp kan niet werken zoals bedoeld of automatisch stoppen en het voertuig kan in sommige situaties botsen tegen het voertuig aan de linkerkant, met inbegrip van maar niet beperkt tot:

  • Rijstrooklijnen zijn onduidelijk, versleten, ontbreken, overlappen of worden verduisterd door schaduwen die worden geworpen door andere voertuigen, gebouwen of landschapskenmerken.

  • De rijstroken zijn te breed of te smal.

  • Rijstrooklijnen zijn bijzondere verkeerstekens.

  • Rijstrooklijnen kunnen niet of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op hellende wegen.

  • Rijstrooklijnen kunnen niet of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van lichtomstandigheden, zoals sterk licht dat leidt tot reflecterende stoepranden en slecht zicht of onvoldoende licht als gevolg van slecht weer of 's nachts.

  • Het voertuig slaat af in een scherpe bocht of rijdt op een hellende weg, een hobbelige weg, weg met water of sneeuw en ijs, enz.

  • De tegenligger is geen auto maar een motor.

Rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) bij risico van botsing linksachter

Als aan de gebruiksvoorwaarden voor ELK wordt voldaan, kan ELK een bepaalde mate van stuurassistentie leveren als uw auto onvrijwillig afwijkt uit zijn rijstrook of actief van rijstrook wisselt naar links terwijl er een voertuig snel van achteren nadert in de rijstrook links van u en de rijstrookmarkering duidelijk zichtbaar is. Op dat moment wordt de linkerkant van de middelste rijstrookmarkering rood weergegeven.

Waarschuwing 以下情况可能导致向左有车尾碰撞风险的紧急车道保持无法按预期运作或者自动退出,请及时控制车辆方向,包括但不限于: 车道线不清晰、磨损、缺失、交叉、受到其他车辆或建筑物或风景投下的阴影遮挡等

De rijstrookhulp kan niet werken zoals bedoeld of automatisch stoppen en het voertuig kan in sommige situaties botsen tegen het van achteren naderende voertuig aan de linkerkant, met inbegrip van maar niet beperkt tot:

  • Rijstrooklijnen zijn onduidelijk, versleten, ontbreken, overlappen of worden verduisterd door schaduwen die worden geworpen door andere voertuigen, gebouwen of landschapskenmerken.

  • De rijstroken zijn te breed of te smal.

  • Rijstrooklijnen zijn bijzondere verkeerstekens.

  • Rijstrooklijnen kunnen niet of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van veranderingen in hoogte, zoals op hellende wegen.

  • Rijstrooklijnen kunnen niet of worden onjuist geïdentificeerd als gevolg van lichtomstandigheden, zoals sterk licht dat leidt tot reflecterende stoepranden en slecht zicht of onvoldoende licht als gevolg van slecht weer of 's nachts.

  • Het voertuig slaat af in een scherpe bocht of rijdt op een hellende weg, een hobbelige weg, weg met water of sneeuw en ijs, enz.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

In de volgende situaties werkt de rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) mogelijk niet zoals verwacht of wordt deze automatisch verlaten als gevolg van een herkenningsfout van een camera. Stuur op tijd met het stuurwiel van uw auto. Deze situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de camera

  • Geblokkeerde of vuile camera

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel

  • Grote schaduwen geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen

  • De camera wordt blootgesteld aan direct zonlicht

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt en neerkomt op uw auto

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ruitenwisser, ijs, sneeuw, enz. op de voorruit vóór de camera

  • Natte wegen

In de volgende situaties werkt de rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) mogelijk niet zoals verwacht of wordt deze automatisch verlaten als gevolg van een herkenningsfout van een radar. Stuur op tijd met het stuurwiel van uw auto. Deze situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Verkeerd geplaatste of geblokkeerde radar, of afgedekt met modder, sneeuw en ijs, metaalplaat, tape, sticker, bladeren, enz.

  • De radar of het gebied eromheen is beschadigd als gevolg van een botsing met de auto, kras, enz.

  • Extreem weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de radar

  • Als gevolg van de beperking van de doelherkenningseigenschappen van de radar, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor sommige metalen barrières, groene strepen, betonnen randen, enz.

De volgende situaties kunnen leiden tot een herkenningsfout van LiDAR, de werking van rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) beïnvloeden, en er zelfs toe leiden dat de functie wordt uitgeschakeld. Deze situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de LiDAR

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op het LiDAR-venster

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor de verkeersborden en botsbarrières op delen van autosnelwegen en verhoogde wegen

Speciale of complexe wegomstandigheden kunnen ertoe leiden dat de rijstrookassistent niet werkt zoals verwacht of automatisch wordt uitgeschakeld. Stuur op tijd met het stuurwiel van uw auto. Deze situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Waterverzadigde wegen, modderige wegen, kuilen in het wegdek, wegen bedekt met ijs en sneeuw, wegen met verkeersdrempels, wegen met obstakels

  • Verkeersomstandigheden met veel voetgangers, fietsen of dieren

  • Complexe en veranderlijke verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van autosnelwegen, wegen met filevorming

  • Kronkelige wegen, wegen met snelle bochten

  • Wegen op hellingen omhoog en omlaag

  • Hobbelige wegen

  • Smalle wegen

  • In- en uitgangen van tunnels

  • Bouwterreinen

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen beschrijven niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK). Om een ongeval te voorkomen, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Geavanceerd bestuurderbewakingssysteem (ADMS)

Het geavanceerd bestuurderbewakingssysteem (ADMS) kan de rijstatus van de bestuurder in de gaten houden.

Als deze functie is ingeschakeld en aan de voorwaarden voor activering wordt voldaan, zal wanneer wordt gedetecteerd dat de bestuurder vermoeid of afgeleid is, NOMI verschillende niveaus van waarschuwingen geven door middel van expressies en geluiden. Het digitale instrumentenpaneel herinnert de bestuurder tevens eraan zich te concentreren op het autorijden, en beschermt de veiligheid van de bestuurder.

Opgelet 增强型驾驶员感知系统无法在所有条件下工作,仅用作辅助设备。驾驶员应始终对确保车辆安全驾驶承担最终责任。专注驾驶以及适时停车休息非常重要。在出现分心警告或有疲劳迹象时,驾驶员需要及时调整驾驶行为,或者以安全方式尽快停车休息。

Het geavanceerde bewakingssysteem voor de bestuurder kan niet onder alle omstandigheden werken en is alleen ontworpen om het rijden te ondersteunen. De bestuurder heeft altijd de eindverantwoordelijkheid bij het veilig rijden.

Daarom is het van groot belang dat u oplet tijdens het rijden en regelmatig pauzes neemt. Wanneer een bestuurder wordt gewaarschuwd of zich vermoeid voelt, moet hij/zij zijn/haar gedrag aanpassen of zo snel mogelijk veilig stoppen om een pauze te nemen.

Als het geavanceerd bestuurderbewakingssysteem (ADMS) is uitgeschakeld, kunnen de functies die vallen onder de geavanceerd rijhulpsystemen, zoals de rijstrookcentrering (LCC) en de adaptieve cruisecontrol (ACC), niet worden gebruikt of worden uitgeschakeld.

Nadat de bestuurder het stuurwiel heeft versteld, moet de functie kort opnieuw worden gekalibreerd, waarbij het functiestoringslampje van het geavanceerd bestuurderbewakingssysteem (ADMS) gaat branden.

Als u het stuurwiel verstelt tijdens het gebruik van de geavanceerd rijhulpsystemen, zoals de rijstrookcentrering (LCC) en de adaptieve cruisecontrol (ACC), geeft het systeem de melding "NP-rijhulp wordt uitgeschakeld, neem de bediening van het stuurwiel over" weer.

Waarschuwing bij slaperigheid en aandacht van de bestuurder (DDAW) inschakelen/uitschakelen

Het geavanceerde bestuurderbewakingssysteem (ADMS) monitort de slaperigheid en aandacht van de bestuurder.

  • Herinnering slaperigheid bestuurder

  • Herinnering afleiding bestuurder

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden/Parkeren > Herinnering slaperigheid bestuurder of Herinnering aandacht bestuurder om deze functie in of uit te schakelen.

Nadat deze functie is ingeschakeld en de rijsnelheid 20 km/u of hoger is, blijft het systeem de status monitoren en gesproken waarschuwingen geven.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie

  • Niet ingeschakeld

  • Ingeschakeld

  • Als het volgende wordt weergegeven als gevolg van een systeemstoring of kwaadaardige blokkering van de camera, geeft dit aan dat de functie beperkt is. Neem onmiddellijk contact op met het NIO Service Center.

Opgelet 摄像头不会记录或共享图像、音频或视频。

De camera slaat geen afbeeldingen, audio´s of video´s op en deelt deze ook niet.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

In sommige gevallen kan de detectie van slaperig rijden en afgeleid rijdgedrag van de bestuurder worden beïnvloed of mislukken, waardoor het systeem onvoldoende waarschuwingen geeft, gedeeltelijk onbeschikbaar is of valse alarmen genereert, zoals:

  • 's Nachts of bij weinig licht

  • Door zonlicht, koplampen van tegenliggers en andere interferentie van direct licht

  • Verstellen van de stoel

  • Verstellen of draaien van het stuurwiel

  • Situaties waarin de ogen bedekt zijn, inclusief maar niet beperkt tot diverse typen donkere brillen met weinig lichtdoorlating, polarisators, zonnebrillen, brilmonturen die blokkeren, enz

  • Dragen van accessoires, zoals een hoed, sjaal of bandana, die de vorm van het hoofd kunnen veranderen

  • Dragen van een masker

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het geavanceerd bestuurderbewakingssysteem (ADMS). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op het geavanceerd bestuurderbewakingssysteem (ADMS). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Dodehoekdetectie (BSD) en waarschuwing bij een rijstrookwisseling (LCA)

De dodehoekdetectie (BSD) en waarschuwing bij een rijstrookwisseling(LCA) herinneren u eraan te letten op de veiligheid bij het wisselen van rijstrook door middel van zichtbare, hoorbare en voelbare alarmen wanneer een ander voertuig zich in de dode hoek van uw auto bevindt of een ander voertuig snel uw dode hoek nadert.

De dodehoekdetectie (BSD) en waarschuwing bij een rijstrookwisseling(LCA) worden alleen geactiveerd wanneer de rijsnelheid hoger is dan 15 km/u.

Opgelet 盲点监控与变道预警的监测区域为爱车旁边车道,及其向后约70米的范围。

Met behulp van deze functie worden rijstroken naast het voertuig en meer dan 70 meter vanaf de achterkant herkend.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Dodehoekdetectie (BSD) en Waarschuwing bij een rijstrookwisseling (LCA) om deze functie in of uit te schakelen en selecteer een gewenste manier om u eraan te herinneren.

Wanneer de functie is ingeschakeld en geactiveerd, herinnert de weergave van de dynamische omgevingssimulatie u eraan dat een voertuig uw auto van achteren nadert, zoals aangegeven in de afbeelding.

Wanneer een voertuig in de dode hoek van uw auto en een voertuig dat snel van achteren nadert worden gedetecteerd, wordt een symbool in de buitenspiegel weergegeven dat aangeeft dat een voertuig naast u rijdt. Als u in dat geval de richtingaanwijzer aan die betreffende kant inschakelt, herinnert deze functie u eraan niet van rijstrook te wisselen door middel van de volgende waarschuwingen:

  • Symbool in de buitenspiegel

  • Geluid + knipperend symbool in de buitenspiegel

  • Trillingen in het stuurwiel + knipperend symbool in de buitenspiegel

  • Geluid + trillingen in het stuurwiel + knipperend symbool in de buitenspiegel

Opgelet 当周围环境噪音较大时,例如车内音响音量过大或车外过于嘈杂,报警声可能会听不见。在强光的条件下,例如在白天强光下,氛围灯变红的警示可能不易察觉。

De bel wordt mogelijk niet gehoord als het omgevingsgeluid te luid is, bijvoorbeeld wanneer het audiosysteem op hoge volumes wordt afgespeeld of de omgeving te luidruchtig is.

In een heldere omgeving zoals overdag is de waarschuwing voor de rode omgevingsverlichting mogelijk niet gemakkelijk merkbaar.

Opgelet 在倒车时,盲点监控与变道预警不会工作。

De dodehoekdetectie en de rijstrookhulp werken niet wanneer het voertuig achteruit rijdt.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De dynamische omgevingssimulatieweergave kan alleen als referentie worden gebruikt en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet perfect weergeven. Vertrouw daarom niet op de dynamische omgevingssimulatieweergave.

Opgelet 当爱车行驶在弯道较大、车道较宽或者高低不平的路上时,盲点监控与变道预警可能无法对旁边车道行驶的车辆进行报警。

Wanneer u op een weg rijdt met scherpe bochten, brede rijstroken of een oneffen oppervlak, kunnen de dodehoekdetectie en de rijstrookhulp u mogelijk niet waarschuwen voor voertuigen op aangrenzende rijstroken.

De dodehoekdetectie en de rijstrookhulp kunnen valse waarschuwingen geven in de volgende situaties:

  • Rijden in de buurt van beschermende hekken

  • Rijden op/onder een brug of door een tunnel

  • Rijden naast struiken, bomen, etc.

  • Wanneer er draadpalen, straatverlichting of lage betonnen muren langs de weg zijn

  • Rijden in de buurt van bouwgebieden zoals fabrieksgebouwen, havens, enz.

  • Rijden op stedelijke wegen of kruispunten met meerdere rijstroken

Waarschuwing 请注意保持保险杠雷达安装处以及附近区域的清洁,若覆盖有泥土,冰雪,金属板,胶带,标签,树叶等都会影响其性能而无法正常报警。
  • Radars die op of achter de bumper zijn gemonteerd. Houd de bumper schoon en vrij van modder, ijs, metalen platen, stickers, labels, en bladeren. Als u dit niet doet, kan dit de prestaties van de radars beïnvloeden.

  • Als deze functie niet goed werkt als gevolg van een botsing, krassen, radarstoring of defect, neem dan zo snel mogelijk contact op met NIO.

  • Als de radar gedurende een langere tijd storingen vertoont en geen storingsgerelateerde waarschuwingen geeft, neem dan zo snel mogelijk contact op met NIO.

  • Deze functie detecteert en waarschuwt alleen voor voertuigen en grote motorfietsen of objecten en werkt mogelijk minder goed of helemaal niet als er voetgangers, fietsers of personen op skateboards passeren.

  • Deze functie waarschuwt niet voor stilstaande objecten. Onterechte waarschuwingen kunnen worden veroorzaakt door bepaalde metalen hekken, vangrails of betonnen muren.

  • Zware regen, hevige sneeuw, dichte mist en andere extreme weersomstandigheden kunnen de werking van de radar nadelig beïnvloeden. Rijd voorzichtig en let op de omgeving.

  • Gebruik deze functie nooit in de aanhangwagenmodus.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid en het naleven van de geldende verkeerswetten en -regels.

Waarschuwing 盲点监控与变道预警不能取代安全驾驶及车内后视镜和车外后视镜的使用。

Zelfs met dodehoekdetectie (BSD) en rijstrookhulp (LCA) moet u nog steeds voorzichtig rijden en de binnen- en buitenspiegels verstandig gebruiken.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de dodehoekdetectie (BSD) en waarschuwing bij een rijstrookwisseling (LCA). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de dodehoekdetectie (BSD) en waarschuwing bij een rijstrookwisseling (LCA). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Waarschuwing portier open (DOW)

Wanneer u het portier van uw auto opent, en motorvoertuigen, fietsers of voetgangers van achteren naderen die van invloed kunnen zijn op de veiligheid bij het openen van een portier of zelfs een botsing kunnen veroorzaken, zal de functie waarschuwing portier open (DOW) u eraan herinneren voorzichtig te zijn bij het openen van een portier door middel van zichtbare en hoorbare alarmen.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Waarschuwing portier open (DOW) om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer de functie waarschuwing portier open (DOW) is ingeschakeld, herinnert uw auto u hieraan op de volgende manieren. Op dat moment moeten u en uw passagiers hun portier niet openen, maar eerst controleren of het veilig is om het portier te openen:

  • De sfeerverlichting wordt rood

  • Een symbool in de buitenspiegel

  • Waarschuwingsalarm

  • De dynamische omgevingssimulatie geeft weer "Kijk uit voor voertuigen die van achteren naderen"

Opmerking 侧方开门预警可监测本车侧后方快速接近的目标。

De Waarschuwing geopend portier controleert of er weggebruikers u snel van achteren naderen.

Opgelet 爱车处于前进挡(D 挡)或驻车挡(P 挡),该功能才可启用。

Deze functie is alleen oproepbaar als het voertuig in de rijstand (DRIVE) of in de parkeerstand (PARK) staat.

Opgelet 当周围环境噪音较大时,例如车内音响音量过大或车外过于嘈杂,报警声可能会听不见。在强光的条件下,例如在白天强光下,氛围灯变红的警示可能不易察觉。

De bel wordt mogelijk niet gehoord als het omgevingsgeluid te luid is, bijvoorbeeld wanneer het audiosysteem op hoge volumes wordt afgespeeld of de omgeving te luidruchtig is.

In een heldere omgeving zoals overdag is de waarschuwing voor de rode omgevingsverlichting mogelijk niet gemakkelijk merkbaar.

Waarschuwing 侧方开门预警无法在所有情况下都准确发出提示,不能取代您和乘客的主动观察,以及内外后视镜的作用。请勿过度依赖该功能并时刻注意开门环境。

Waarschuwing geopend portier waarschuwt u niet nauwkeurig in alle situaties en is geen vervanging voor de actieve controle door u of uw passagiers of voor het kijken in de binnen- en zijspiegels. Vertrouw niet te veel op deze functie en houd bij het openen van de portieren de omgeving van het voertuig altijd goed in de gaten.

Waarschuwing 请注意保持保险杠雷达安装处以及附近区域的清洁,若覆盖有泥土,冰雪,金属板,胶带,标签,树叶等都会影响其性能而无法正常报警。
  • Radars die op of achter de bumper zijn gemonteerd. Houd de bumper schoon en vrij van modder, ijs, metalen platen, stickers, labels, en bladeren. Als u dit niet doet, kan dit de prestaties van de radars beïnvloeden.

  • Als deze functie niet goed werkt als gevolg van een botsing, krassen, radarstoring of defect, neem dan zo snel mogelijk contact op met NIO.

  • Als de radar gedurende een langere tijd storingen vertoont en geen storingsgerelateerde waarschuwingen geeft, neem dan zo snel mogelijk contact op met NIO.

  • Deze functie detecteert en waarschuwt alleen voor voertuigen en grote motorfietsen of objecten en werkt mogelijk minder goed of helemaal niet als er voetgangers, fietsers of personen op skateboards passeren.

  • Deze functie waarschuwt niet voor stilstaande objecten. Onterechte waarschuwingen kunnen worden veroorzaakt door bepaalde metalen hekken, vangrails of betonnen muren.

  • Zware regen, hevige sneeuw, dichte mist en andere extreme weersomstandigheden kunnen de werking van de radar nadelig beïnvloeden. Rijd voorzichtig en let op de omgeving.

  • Gebruik deze functie nooit in de aanhangwagenmodus.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid en het naleven van de geldende verkeerswetten en -regels.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen beschrijven niet alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de waarschuwing portier open (DOW). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de waarschuwing portier open (DOW). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA)

Wanneer de auto langzaam rijdt en het systeem detecteert dat het risico bestaat van een potentiële botsing tussen de auto en het kruisende voertuig aan de voorkant, kan de functie waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) de bestuurder waarschuwen door middel van zichtbare en hoorbare alarmen.

Waarschuwing 两侧来车预警仅供参考,无法替代您的目视检查。两侧来车预警作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用来车预警。您始终承担着安全驾驶、且符合现行交通法律法规的最终责任。

Cross Traffic Alert is slechts een aanvulling op, en geen vervanging voor, uw visuele waarneming.

Als rijhulpfunctie kan Cross Traffic Alert niet alle situaties in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden aan.

U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en Cross Traffic Alert pas gebruiken of niet zodra uw veiligheid is gewaarborgd.

Het is altijd uw verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het voertuig op een veilige manier wordt bestuurd en voldoet aan de toepasselijke verkeerswetten en -voorschriften.

Waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) inschakelen/uitschakelen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) om deze functie in of uit te schakelen.

Als aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan en de auto detecteert dat het risico bestaat van een potentiële botsing met het kruisende voertuig aan de voorkant, herinnert de auto u hieraan door middel van zichtbare en hoorbare alarmen op de weergave van de dynamische omgevingssimulatie, de interface van de 360-gradenweergave en de interface van de parkeerassistent.

Gebruiksvoorwaarden voor de waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA):

  • De rijsnelheid is hoger dan 0 km/u en lager dan 15 km/u.

  • De snelheid van het kruisende voertuig aan de voorkant ligt binnen een bepaald bereik van de normale rijsnelheid.

  • De laterale radar voorop de auto werkt normaal en heeft een onbelemmerd gezichtsveld.

  • De bestuurder zit op zijn stoel

  • De schakelhendel van uw auto staat in de D-stand

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De dynamische omgevingssimulatieweergave kan alleen als referentie worden gebruikt en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet perfect weergeven. Vertrouw daarom niet op de dynamische omgevingssimulatieweergave.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De onderstaande doelen kunnen niet gegarandeerd worden geïdentificeerd en kunnen een reactie teweegbrengen, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Motorfietsen

  • Elektrische fietsen

  • Trikes

  • Voetgangers

  • Dieren

  • Fietsen

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

De onderstaande doelen zullen het systeem niet activeren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Tegemoetkomende voertuigen / voertuigen die in dezelfde richting rijden

  • Stilstaande voorwerpen

De waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) reageert niet op doelen in de dode hoek van de sensor. De waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) kan zijdelingse voertuigen vóór deze auto niet detecteren door obstakels of geparkeerde voertuigen.

Bijvoorbeeld, de waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) kan de kruisende voertuigen aan de voorkant niet detecteren in de volgende situaties, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Stoppen in de binnenste positie

  • De parkeerplaats ligt onder een hoek

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een radar een herkenningsfout maakt, waardoor de prestaties van de waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA) kunnen worden beïnvloed, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Verkeerd geplaatste of geblokkeerde radar, of afgedekt met modder, sneeuw en ijs, metaalplaat, tape, sticker, bladeren, enz.

  • De radar of het gebied eromheen is beschadigd als gevolg van een botsing met de auto, kras, enz.

  • Extreem weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de radar

  • Als gevolg van de beperking van de doelherkenningseigenschappen van de radar, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor sommige metalen barrières, groene strepen, betonnen randen, enz.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen beschrijven niet alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de waarschuwing kruisend verkeer aan de voorkant (FCTA). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B)

Als tijdens het achteruitrijden het systeem detecteert dat het risico bestaat van een potentiële botsing met het kruisende voertuig aan de achterkant, kan de functie Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B) de bestuurder waarschuwen te letten op de veiligheid door middel van zichtbare en hoorbare alarmen, en zelfs het effect van het waarschuwen van de bestuurder versterken door zo nodig kort te remmen.

Waarschuwing 两侧来车预警仅供参考,无法替代您的目视检查。两侧来车预警作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用来车预警。您始终承担着安全驾驶、且符合现行交通法律法规的最终责任。

Cross Traffic Alert is slechts een aanvulling op, en geen vervanging voor, uw visuele waarneming.

Als rijhulpfunctie kan Cross Traffic Alert niet alle situaties in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden aan.

U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en Cross Traffic Alert pas gebruiken of niet zodra uw veiligheid is gewaarborgd.

Het is altijd uw verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het voertuig op een veilige manier wordt bestuurd en voldoet aan de toepasselijke verkeerswetten en -voorschriften.

Waarschuwing 不可在拖挂模式下使用该功能。

Gebruik deze functie nooit in de sleepmodus.

Waarschuwing 后侧来车预警及辅助仅作提醒警示,不能确保将爱车刹停,切勿依赖该功能避免碰撞或减弱碰撞影响。

De waarschuwing voor kruisend verkeer achter geeft alleen een waarschuwing en kan niet garanderen dat uw voertuig stopt. Vertrouw nooit op deze functie om een botsing te voorkomen of de impact van een botsing te verminderen.

Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B) inschakelen/uitschakelen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B) om deze functie in of uit te schakelen.

Als deze functie is ingeschakeld, kunt u de mate van hulp selecteren in de instellingen van de waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B):

  • Alleen waarschuwen: Wanneer de rijsnelheid lager is dan ongeveer 15 km/u en aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan en de auto detecteert dat het risico bestaat van een potentiële botsing met kruisende voertuigen aan de achterkant, herinnert het systeem u aan de auto achter u door middel van zichtbare en hoorbare alarmen op het digitale instrumentenpaneel, de interface van de 360-gradenweergave en de interface van de parkeerassistent.

  • Waarschuwen en actief remmen: Wanneer de rijsnelheid ongeveer 1 tot 15 km/u is en aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan, waarschuwt het systeem, naast de zichtbare en hoorbare alarmen, zo nodig tevens met een kort moment van actief remmen, maar kan niet garanderen dat de auto tot stilstand komt.

Gebruiksvoorwaarden voor de waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B)

  • De rijsnelheid van het kruisende voertuig aan de achterkant ligt tussen ongeveer 5 km/u en 60 km/u

  • De laterale radar achterop de auto werkt normaal en heeft een onbelemmerd gezichtsveld

  • De bestuurder zit op zijn stoel

  • Alle portieren zijn gesloten

  • De schakelhendel van uw auto staat in de R-stand

Opgelet 当您选择提醒及主动制动时,若深踩制动踏板或加速踏板,主动制动功能可能不会介入。

Wanneer u Waarschuwing en Remmen selecteert, grijpt de functie mogelijk niet in als u het rempedaal of het gaspedaal volledig intrapt.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De dynamische omgevingssimulatieweergave kan alleen als referentie worden gebruikt en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet perfect weergeven. Vertrouw daarom niet op de dynamische omgevingssimulatieweergave.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De onderstaande doelen kunnen niet gegarandeerd worden geïdentificeerd en kunnen een reactie teweegbrengen, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Motorfietsen

  • Elektrische fietsen

  • Trikes

  • Voetgangers

  • Dieren

  • Fietsen

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

De onderstaande doelen zullen het systeem niet activeren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Tegemoetkomende voertuigen / voertuigen die in dezelfde richting rijden

De waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B) reageert niet op doelen in de dode hoek van de sensor. De waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B) kan voertuigen achter deze auto niet detecteren door obstakels of geparkeerde voertuigen.

Bijvoorbeeld, de waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B) kan de kruisende voertuigen aan de achterkant niet detecteren in de volgende situaties, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Stoppen in de binnenste positie

  • De parkeerplaats ligt onder een hoek

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een radar een herkenningsfout maakt, waardoor de prestaties van de waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B) kunnen worden beïnvloed, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Verkeerd geplaatste of geblokkeerde radar, of afgedekt met modder, sneeuw en ijs, metaalplaat, tape, sticker, bladeren, enz.

  • De radar of het gebied eromheen is beschadigd als gevolg van een botsing met de auto, kras, enz.

  • Extreem weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de radar

  • Als gevolg van de beperking van de doelherkenningseigenschappen van de radar, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor sommige metalen barrières, groene strepen, betonnen randen, enz.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen beschrijven niet alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant met remmen (RCTA-B). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Actieve rijstrookwisseling (ALC)

De actieve rijstrookwisseling (ALC) voegt een rijstrookwisselhulpfunctie toe gebaseerd op het uitvoeren van de rijstrookcentrering. Na het inschakelen van deze functie in Instellingen, zal het systeem de auto helpen om de rijstrookwisseling uit te voeren door de richtingaanwijzerhendel te bedienen wanneer de omgevings- en wegomstandigheden aan bepaalde voorwaarden voldoen.

De actieve rijstrookwisseling (ALC) is van toepassing op wegen met een hoge snelheid. De huidige en beoogde rijstroken moeten goed verlicht zijn, duidelijke rijstrookmarkeringen hebben en ruimte bieden om van rijstrook te wisselen.

Waarschuwing ALC作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用ALC。在使用ALC时,如发现交通状况、道路环境或车辆状况不适宜使用该功能,或存在其他不安全因素,您应随时准备全权接管爱车。您始终承担着安全变道、且符合现行交通法律法规的最终责任。

De rijhulpfunctie Actieve rijstrookverandering kan niet alle situaties onder alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden beoordelen.

U moet altijd op het verkeer en de wegomstandigheden letten en zelf beslissen of het veilig is om Actieve rijstrookverandering te gebruiken. U moet altijd klaar zijn om de controle over te nemen als u merkt dat de verkeersomstandigheden, de weg, of het voertuig niet geschikt zijn om Actieve rijstrookverandering te activeren of als er andere onveilige factoren zijn.

U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het veilig wisselen van rijstrook en het naleven van de geldende verkeerswetten en -regels.

Actieve rijstrookwisseling (ALC) inschakelen/uitschakelen

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Actieve rijstrookwisseling (ALC) om deze functie in of uit te schakelen.

Gebruiksvoorwaarden voor actieve rijstrookwisseling (ALC):

  • De bestuurder heeft zijn handen aan het stuurwiel.

  • De rijstrookcentrering (LCC) is ingeschakeld en werkt normaal.

  • De actieve rijstrookwisseling (ALC) is ingeschakeld en werkt normaal.

  • De sensor werkt goed en het gezichtsveld is onbelemmerd.

  • De rijsnelheid is ongeveer 60 tot 130 km/u.

  • De huidige en beoogde rijstroken voldoen aan alle veiligheidsvoorwaarden om van rijstrook te wisselen. Bijvoorbeeld:

    • De rijstrookmarkering aan de kant van de rijstrookwisseling is een onderbroken streep.

    • De bocht in de huidige en beoogde rijstroken is erg flauw.

    • De auto houdt een veilige afstand aan tot zijn voorliggers en achterliggers in de huidige en beoogde rijstroken.

    • Er is geen alarm wegens dodehoekdetectie (BSD) of een waarschuwing bij een rijstrookwisseling (LCA), of overige alarmen in de beoogde rijstrook.

    • De rijstrookmarkeringen aan beide kanten van de beoogde rijstrook zijn duidelijk.

  • Geen van de componenten van de actieve rijstrookwisseling (ALC) is defect en de auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden. Bijvoorbeeld:

    • De richtingaanwijzers zijn niet defect

    • De bestuurder zit op zijn stoel

    • De bestuurder heeft de veiligheidsgordel bevestigd

    • Alle portieren zijn gesloten

    • De schakelhendel van uw auto staat in de D-stand

    • De bestuurder trapt het rempedaal niet in

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitssysteem zijn niet geactiveerd

Het inschakelen van de functie actieve rijstrookwisseling (ALC) in Instellingen betekent niet dat de functie is geactiveerd.

Nadat voldaan is aan de gebruiksvoorwaarden, moet u een visuele controle uitvoeren om te bevestigen dat omgeving van de rijstrookwisseling veilig is en daarna de richtingaanwijzerhendel aan de betreffende kant bedienen. Het systeem zal detecteren of u het stuurwiel met uw handen vast hebt.

  • Het systeem zal de functie actieve rijstrookwisseling (ALC) activeren om te helpen bij het wisselen van rijstrook als het vaststelt dat voldaan wordt aan de voorwaarden voor het wisselen van rijstrook. Op dat moment wordt in de dynamische omgevingssimulatie de lichtstrook aan de betreffende kant blauw en gaat deze uit nadat de rijstrookwisseling met succes is uitgevoerd. Nadat de rijstrookwisseling is voltooid, controleert u of de richtingaanwijzerhendel is teruggekeerd.

  • Het systeem zal de rijstrookwisseling niet uitvoeren als het detecteert dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het wisselen van rijstrook, waarna in de dynamische omgevingssimulatie de lichtstrook aan de betreffende kant rood wordt.

Voor of tijdens een rijstrookwisseling, bedient u de richtingaanwijzerhendel in de tegenovergestelde richting van de rijstrookwisseling om de rijstrookwisseling te annuleren. Als de volgende situaties zich voordoen, wordt de rijstrookwisseling onderbroken en wordt u via het digitale instrumentenpaneel en alarmgeluiden eraan herinnerd dat u de controle over uw auto moet overnemen:

  • De actieve rijstrookwisseling (ALC) detecteert een onveilige omgeving voor een rijstrookwisseling, zoals wanneer er een alarm wegens dodehoekdetectie (BSD) of een waarschuwing bij een rijstrookwisseling (LCA)is.

  • De stuurassistentie is verlaten vanwege het overnemen van het stuurwiel, onduidelijke rijstrookmarkeringen of het rijden door een te scherpe bocht.

  • De adaptieve cruisecontrol en stuurassistentie worden tegelijkertijd verlaten vanwege redenen zoals het drukken op de knop en intrappen van het rempedaal.

Opgelet ALC 每次只能变换一个车道。

Met Actieve rijstrookverandering kunt u telkens maar één rijstrook opschuiven.

Opgelet 夜晚若光线、视野不佳,车道线不清晰,可能无法完成辅助变道。

Geassisteerde rijstrookwissels kunnen mislukken bij weinig licht en zicht ('s nachts) of als de rijstrooklijnen niet duidelijk gemarkeerd zijn.

Waarschuwing ALC可能会因预料之外的情况意外退出。请您始终关注交通状况及道路环境,并随时准备全权接管爱车。

Het is mogelijk dat Actieve rijstrookverandering plotseling wordt geannuleerd als gevolg van onverwachte omstandigheden. Daarom dient u altijd te letten op het verkeer en de wegomstandigheden en op elk moment voorbereid zijn om de controle over te nemen.

Waarschuwing 您必须在变道前及变道中,时刻确认变道是否安全合适,请注意ALC 无法响应行人、障碍物、迎面驶来的车辆等。切勿依赖ALC判断的行驶路径。您始终承担着安全变道的最终责任。

U moet altijd bevestigen of het veilig en gepast is vóór en tijdens het wisselen van rijstrook. Houd er rekening mee dat de Actieve rijstrookverandering niet kan reageren op voetgangers, obstakels, tegenliggers, enz. Vertrouw bij het kiezen van een rijstrook niet blindelings op Actieve rijstrookverandering. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het veilig wisselen van rijstrook.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie

  • De actieve rijstrookwisseling (ALC) voert een rijstrookwisseling uit.

  • De actieve rijstrookwisseling (ALC) onderbreekt een rijstrookwisseling of kan deze niet uitvoeren.

  • De actieve rijstrookwisseling (ALC) voltooit de rijstrookwisseling.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De dynamische omgevingssimulatieweergave kan alleen als referentie worden gebruikt en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet perfect weergeven. Vertrouw daarom niet op de dynamische omgevingssimulatieweergave.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen voorkomen dat de actieve rijstrookwisseling (ALC) de rijstrookwisseling voltooit of werkt zoals verwacht, waardoor de bestuurder de controle over het stuurwiel moet overnemen, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Rijden door bochten die extreem scherp zijn, zoals op- en afritten van autosnelwegen

  • De rijstrookmarkeringen van de huidige rijstrook en de beoogde tijstrook zijn niet duidelijk, zijn versleten, ontbreken, zijn doorsneden of liggen in de schaduw van andere voertuigen, gebouwen of landschappen

  • Rijden over weggedeelten zonder rijstrookmarkeringen, zoals niet-standaard wegen, kruisingen en bouwterreinen

  • Rijden op plaatsen met een onduidelijke rijstrookverdeling, zoals plaatsen met samenvoegende of splitsende rijstrookmarkeringen, op- en afritkruisingen van autosnelwegen, stedelijke kruispuntzones en rijstroken voor afslaan naar links

  • Rijden op weggedeelten met speciale rijstrookmarkeringen, zoals snelheidsvertragende markeringen en kanaliserende rijstrookmarkeringen

  • Er zijn randen of andere hoogcontrast lijnen op wegen in plaats van rijstrookmarkeringen, zoals richels en wegranden

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van hoogteverschillen, zoals op hellingen omhoog en omlaag

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts

  • De afstand tussen de rijstrookmarkeringen aan beide kanten van de huidige of beoogde rijstrook is te breed of te smal

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een camera een herkenningsfout maakt, waardoor het onmogelijk is om de hulp bij de rijstrookwisseling te voltooien, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de camera

  • Geblokkeerde of vuile camera

  • Beperkte herkenning in het donker

  • Donkere omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel, enz

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel

  • Grote schaduwen geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen

  • De camera wordt blootgesteld aan direct zonlicht

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt en neerkomt op uw auto

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ruitenwisser, ijs, sneeuw, enz. op de voorruit vóór de camera

  • Natte wegen

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een radar een herkenningsfout maakt, waardoor het onmogelijk is om de hulp bij de rijstrookwisseling te voltooien, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Verkeerd geplaatste of geblokkeerde radar, of afgedekt met modder, sneeuw en ijs, metaalplaat, tape, sticker, bladeren, enz.

  • De radar of het gebied eromheen is beschadigd als gevolg van een botsing met de auto, kras, enz.

  • Extreem weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de radar

  • Als gevolg van de beperking van de doelherkenningseigenschappen van de radar, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor sommige metalen barrières, groene strepen, betonnen randen, enz.

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een LiDAR een herkenningsfout maakt die de werking van de hulp bij de rijstrookwisseling beïnvloedt en zelfs de functie uitschakelt, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de LiDAR

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op het LiDAR-venster

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor de verkeersborden en botsbarrières op delen van autosnelwegen en verhoogde wegen

De actieve rijstrookwisseling (ALC) kan obstakels in de huidige en beoogde rijstroken missen of verkeerd detecteren. U moet altijd voorafgaand aan en tijdens de rijstrookwisseling controleren of het veilig en geschikt is om van rijstrook te wisselen. De onderstaande doelen kunnen niet gegarandeerd worden geïdentificeerd en kunnen een reactie teweegbrengen, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voertuigen die vanaf de zijkant kruisen

  • Motorfietsen, trikes

De onderstaande doelen zullen het systeem niet activeren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers

  • Fietsen

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Wegblokkades

  • Tegemoetkomend verkeer

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Opgelet ALC不能保证对特殊车辆识别,尤其是在夜晚需要特别注意。譬如,尾部有遮挡的车辆、外形不规则的车辆、尾部垂直面低于一定高度的车辆、空载的载车交通工具等。ALC可能漏检静止的或者行驶缓慢的车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。
  • Actieve rijstrookverandering kan de herkenning van objecten met bijzondere vormen niet garanderen. Wees bedacht op deze objecten, vooral ´s nachts. Dergelijke objecten zijn bijvoorbeeld voertuigen met een afgedekte achterkant of een onregelmatige vorm, voertuigen met een achterkant onder een bepaalde hoogte en lege platte aanhangers.

  • Het is mogelijk dat Actieve rijstrookverandering stilstaande of langzaam rijdende voertuigen niet opmerkt. Vooral 's nachts moet de bestuurder extra alert zijn.

Het wordt niet aanbevolen om actieve rijstrookwisseling (ALC) te gebruiken onder speciale of complexe wegomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Waterverzadigde wegen, modderige wegen, kuilen in het wegdek, wegen bedekt met ijs en sneeuw, wegen met verkeersdrempels, wegen met obstakels

  • Verkeersomstandigheden met veel voetgangers, fietsen of dieren

  • Complexe en veranderlijke verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van autosnelwegen, wegen met filevorming

  • Kronkelige wegen, wegen met snelle bochten

  • Wegen op hellingen omhoog en omlaag

  • Hobbelige wegen

  • Smalle wegen

  • In- en uitgangen van tunnels

  • Ongewone wegen

  • Wegen zonder middenlijn

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de Actieve rijstrookwisseling (ALC). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de Actieve rijstrookwisseling (ALC). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Rijstrookcentrering (LCC)

De rijstrookcentrering (LCC) helpt de functie Stuurassistent om de auto in de rijstrook te houden gebaseerd op de functies voor rijsnelheidsregeling en afstand houden van de adaptieve cruisecontrol. De rijstrookcentrering (LCC) maakt gebruik van high-definition camera's, radar en LiDAR om voorliggers in de rijrichting te detecteren om vervolgens actief de snelheid van uw auto te regelen en de afstand tussen uw auto en de voorligger te handhaven. De rijstrookcentrering (LCC) maakt gebruik van high-definition camera's om ook rijstrookmarkeringen te identificeren. Als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn, kan deze functie stuurassistentie verlenen om de auto in de huidige rijstrook te houden.

De rijstrookcentrering (LCC), als rijhulpfunctie, is niet in staat tot autonoom rijden, dus moet de bestuurder beide handen aan het stuurwiel houden en geconcentreerd blijven, klaar om op elk moment de controle over de auto over te nemen.

De rijstrookcentrering (LCC) is hoofdzakelijk bedoeld voor gebruik op gesloten wegen met duidelijke rijstrookmarkeringen en beperkte toegang, zoals autosnelwegen, verhoogde hoofdwegen of weggedeelten met filevorming.

Opgelet 若两侧车道线清晰,车道居中辅助力求将车辆保持在车道内。在特殊路况或者雨天、夜晚光线不良等情况下,车道居中辅助识别车道线能力降低,可能导致无法以适当方式保持在车道内或存在刮蹭风险,建议暂时关闭车道居中辅助或切换为自适应巡航。

De rijstrookcentrering streeft ernaar om het voertuig op de rijstrook te houden wanneer er aan beide zijden duidelijke rijstrooklijnen zijn. Afwijkende wegomstandigheden en slechte verlichting op regenachtige dagen of 's nachts kunnen leiden tot verminderde rijstrookherkenning, het niet op de rijstrook houden van het voertuig of onevenwichtig rijden. In dit geval wordt voorgesteld om de rijstrookcentrering tijdelijk uit te schakelen en over te schakelen naar adaptieve cruisecontrole.

Waarschuwing 车道居中辅助作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用车道居中辅助。

Als rijhulpfunctie kan de rijstrookcentrering niet alle situaties aan in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden.

U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en de rijstrookcentrering pas gebruiken of niet zodra uw veiligheid is gewaarborgd.

U moet altijd klaar staan om het stuur over te nemen wanneer u merkt dat de omstandigheden van het verkeer, de weg of het voertuig niet geschikt zijn om de rijstrookcentrering te activeren of dat er andere onveilige factoren zijn.

U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het handhaven van voldoende afstand en een gepaste snelheid evenals het naleven van de geldende verkeerswet- en regelgeving.

Waarschuwing 驾驶时不可以有以下行为: 完全依靠本系统;在恶劣天气使用本系统;在行人,自行车或者动物较多的环境中使用本系统;在转弯半径较小的道路使用本系统;在车道线不清晰或者光线条件不良时使用本系统;双手离开方向盘;视线离开行驶道路。

Houd tijdens het gebruik van de functie rekening met het volgende:

  • Vertrouw nooit blindelings op het systeem.

  • Gebruik de functie niet bij slecht weer.

  • Gebruik het systeem niet in een omgeving met veel voetgangers, fietsers of dieren.

  • Gebruik het systeem niet in scherpe bochten.

  • Gebruik het systeem niet wanneer de rijstrooklijnen onduidelijk zijn of bij slechte verlichting.

  • Houd uw handen op het stuur.

  • Blijf op de weg letten.

Waarschuwing 车道居中辅助是一个舒适性功能,而非防碰撞功能,所以其最大减速度有限,小于自动紧急制动和手动驾驶时所能请求的最大减速度。因此切勿依赖车道居中辅助对爱车进行充分减速从而避免碰撞。

Als functie voor rijcomfort en niet ter preventie van botsingen, heeft de rijstrookcentrering een beperkte maximale vertraging die lager is dan de maximale vertraging die vereist is voor de automatische noodrem en handmatige rijscenario's. Vertrouw daarom nooit alleen op de rijstrookcentrering om het voertuig af te remmen bij het vermijden van een botsing.

De rijstrookcentrering kan uw voertuig niet stoppen of een veilige afstand tot het voertuig voor u handhaven wanneer het snelheidsverschil tussen het voertuig voor u en uw voertuig te groot is. Verlaat in dit geval de rijstrookcentrering onmiddellijk. Vertrouw niet op de rijstrookcentrering om uw voertuig volledig tot stilstand te brengen, ongeacht of het een stilstaand voertuig of een voertuig voor u volgt.

Waarschuwing Lane Centering Control has a limited steering torque that is less than the maximum steering force required in normal driving scenarios. Therefore, do not rely solely on Lane Centering Control to steer your vehicle. You should always be prepared to take over the steering, especially when navigating curves.

De kracht die de rijstrookcentrering op het stuur kan uitoefenen, is lager dan de maximale stuurkracht die tijdens een normale rijstijl op het stuur wordt uitgeoefend. Vertrouw daarom tijdens de besturing van het voertuig niet alleen op Rijstrookcentrering. U moet altijd voorbereid zijn op het weer overnemen van de besturing, vooral bij het nemen van bochten.

Neem de besturing onmiddellijk over in bochten, tijdens keren en het rijden op bochtige wegen of wegen met scherpe bochten. Door de verminderde herkenning van de rijstrookmarkeringen mag u in deze situaties niet op Rijstrookcentrering vertrouwen.

Rijstrookcentrering (LCC) activeren/deactiveren

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Rijhulp en selecteer Rijstrookcentrering om deze functie in of uit te schakelen.

Het inschakelen van Rijstrookcentrering in de Instellingen betekent niet dat de functie is geactiveerd.

  • Middenknop: activeert of deactiveert de rijstrookcentrering (LCC)

  • Omhoog-knop: de kruissnelheid verhogen of hervatten

  • Omlaag-knop: de kruissnelheid verlagen

  • Links-knop: de volgafstand verkleinen

  • Rechts-knop: de volgafstand vergroten

  1. Kruissnelheid instellen

  2. Voorligger

  3. Volgtijd en volgafstand

  4. Statusring van de rijstrookcentrering (LCC)

    • Als de ring niet wordt weergegeven: De rijstrookcentrering (LCC) is niet geactiveerd of er wordt nog niet voldaan aan de voorwaarden voor activering

    • Als de ring grijs is: De rijstrookcentrering (LCC) staat stand-by en kan worden geheractiveerd

    • Als de ring grijs is en knippert: De rijstrookcentrering (LCC) staat stand-by voor stuurassistentie, gebruikt de functies van de adaptieve cruisecontrol en zoekt nu naar de rijstrookmarkeringen

    • Als de ring blauw is met de rijstrook grijs gemarkeerd: De rijstrookcentrering (LCC) is volledig actief en gebruikt de functies van de adaptieve cruisecontrol en de stuurassistentie

Wanneer aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan, drukt u op de middenknop om de rijstrookcentrering (LCC) te activeren.

  • Als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn en de auto zich in het midden van de huidige rijstrook bevindt, zal door het activeren van de stuurassistentie tevens de adaptieve cruisecontrol worden geactiveerd.

  • Als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten onduidelijk zijn en de auto zich niet in het midden van de huidige rijstrook bevindt, zal eerst de adaptieve cruisecontrol worden geactiveerd en worden gezocht naar de rijstrookmarkeringen, en daarna de stuurassistentie activeren wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan.

De rijstrookcentrering (LCC) is beschikbaar bij een rijsnelheid van 0 tot 180 km/u.

  • Als de rijsnelheid lager is dan 30 km/u, wordt 30 km/u ingesteld als de kruissnelheid

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 30 km/u maar niet hoger is dan 180 km/u, wordt de huidige rijsnelheid ingesteld als de kruissnelheid

Als de rijstrookcentrering (LCC) de adaptieve cruisecontrol activeert en begint te zoeken naar de rijstrookmarkeringen, kunt u het gaspedaal loslaten en zal de auto de ingestelde kruissnelheid handhaven.

  • Als er een voorligger is, past de rijstrookcentrering (LCC) de snelheid van uw auto aan aan de snelheid van de voorligger met inachtneming van de ingestelde volgafstand, waarbij uw rijsnelheid niet hoger zal worden dan de kruissnelheid

  • Als er geen voorligger is, past de rijstrookcentrering (LCC) de snelheid van uw auto snel aan aan de kruissnelheid

Als de rijstrookcentrering (LCC) de stuurassistentie activeert, zal hij actief de besturing helpen, echter, u dient uw handen licht aan het stuurwiel te houden. De druk van uw handen moet een klein effect hebben op de stuurassistentie. Houd uw aandacht goed bij de situatie op de weg en wees er klaar voor om op elk moment de controle over het stuurwiel over te nemen om de rijrichting van de auto bepalen.

Het stuurwiel draait wanneer de rijstrookcentrering (LCC) de besturing heeft overgenomen. Als de rijstrookcentrering (LCC) actief versnelt, beweegt het gaspedaal niet. Als hij vertraagt, kan het rempedaal bewegen.

Gebruiksvoorwaarden voor rijstrookcentrering (LCC):

  • De snelheid mag niet hoger zijn dan 180 km/u

  • High-definition camera's, radar en LiDAR werken correct en bieden een duidelijk zicht

  • Geen componenten van de rijstrookcentrering (LCC) zijn defect

  • De functie kan niet worden ingeschakeld wanneer de stuurhoek van het stuurwiel te groot is

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder heeft zijn handen aan het stuurwiel

    • De bestuurder zit op zijn stoel

    • De bestuurder heeft de veiligheidsgordel bevestigd

    • Alle portieren zijn gesloten

    • De schakelhendel van uw auto staat in de D-stand

    • De bestuurder trapt het rempedaal niet in

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitssysteem zijn niet geactiveerd

De snelheid aanpassen tijdens gebruik van de rijstrookcentrering (LCC)

Terwijl de rijstrookcentrering (LCC) is ingeschakeld, gaat u naar de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Rijhulp > Snelheid aanpassen met de stuurwielknoppen en selecteert u de geschikte manier om de kruissnelheid aan te passen.

De kruissnelheid kan worden aangepast door:

  • Druk +1, druk + houd +5

    • De Omhoog- of Omlaag-knop aan de linkerkant van het stuurwiel indrukken om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u

    • De Omhoog- of Omlaag-knop aan de linkerkant van het stuurwiel ingedrukt houden om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de eerstvolgende 5 km/u-stap. Bijvoorbeeld, wanneer de rijsnelheid 82 km/u is, de Omhoog-knop aan de linkerkant van het stuurwiel ingedrukt houden om de snelheid te verhogen naar 85 km/u

  • Druk + houd +1, druk +5

    • De Omhoog- of Omlaag-knop aan de linkerkant van het stuurwiel ingedrukt houden om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u

    • De Omhoog- of Omlaag-knop aan de linkerkant van het stuurwiel indrukken om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de eerstvolgende 5 km/u-stap. Bijvoorbeeld, wanneer de rijsnelheid 82 km/u is, drukt u aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog-knop om de snelheid te verhogen naar 85 km/u

De maximaal instelbare kruissnelheid van de rijstrookcentrering (LCC) is 180 km/u.

De minimale instelbare kruissnelheid van de rijstrookcentrering (LCC) is 30 km/u, maar daarbij is het mogelijk om de auto te vertragen naar 0 km/u wanneer een voorligger wordt gevolgd.

Opgelet 首次开启该功能默认为长按+1 短按+5。 巡航车速调节无法通过NOMI 语音调整。
  • Als u deze functie voor het eerst wilt activeren, houdt u +1 ingedrukt of drukt u kort op +5.

  • De snelheid van de cruise controle kan niet via NOMI worden aangepast.

Waarschuwing 使用该功能行驶时,若系统检测到您未处于正常驾驶状态时(如您长时间未握住方向盘,长时间分心疲劳驾驶,或离开座位等),将在满足系统正常工作的条件的情况下激活紧急主动停车(EAS)功能。

Wanneer u met deze functie aan rijdt en als het systeem detecteert dat u zich niet in een normale rijtoestand bevindt (u houdt bijvoorbeeld het stuur een langere periode niet vast of u bent langdurig afgeleid en vermoeid of zit niet op uw stoel), activeert het de actieve noodstop als aan de normale werkingsvoorwaarden voor het systeem is voldaan.

De volgtijd en volgafstand aanpassen tijdens gebruik van de rijstrookcentrering (LCC)

Als het systeem actief is of geactiveerd moet worden, kan de volgtijd en volgafstand worden aangepast middels 5 instellingen.

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de rechts-knop om de volgtijd en volgafstand in te stellen op een hogere instelling

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de links-knop om de volgtijd en volgafstand in te stellen op een lagere instelling

Inhalen en hervatten

Wanneer u rijdt terwijl de rijstrookcentrering (LCC) actief is, kunt u de controle over de auto actief overnemen door het gaspedaal in te trappen of het stuurwiel te draaien. De rijstrookcentrering (LCC) reageert niet meer op de voorligger wanneer u actief de controle over de auto overneemt door het gaspedaal stevig in te trappen.

De rijstrookcentrering (LCC) zal de adaptieve cruisecontrol heractiveren zodra u het gaspedaal loslaat.

De rijstrookcentrering (LCC) en stuurassistentie keren tijdelijk terug naar stand-by wanneer u actief de controle over de auto overneemt door het stuurwiel te draaien, maar de adaptieve cruisecontrol blijft actief en zoeken naar de rijstrookmarkeringen. In de tussentijd bepaalt u de rijrichting van de auto.

Wanneer u het stuurwiel niet meer draait, de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn en de auto midden in de huidige rijstrook rijdt, zal de stuurassistentie automatisch worden hervat.

Nadat u de rijstrookcentrering (LCC) hebt verlaten door op te drukken of het rempedaal in te trappen, kunt u deze weer inschakelen door aan de linkerkant van het stuurwiel op de omhoog-knop te drukken, waarna de snelheid van uw auto wordt verhoogd tot de eerder ingestelde kruissnelheid.

Wanneer door de rijstrookcentrering (LCC) uw auto stopt omdat de voorligger is gestopt, kunt u aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog-knop drukken, of het gaspedaal intrappen, om de eerder ingestelde kruissnelheid te hervatten.

Heractiveer de rijstrookcentrering (LCC), activeer eerst de adaptieve cruisecontrol zodat wordt gezocht naar de rijstrookmarkeringen en, als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn en de auto in het midden van de huidige rijstrook rijdt, activeer de stuurassistentie.

Opgelet 在车道居中辅助的转向辅助功能正常工作时,

Als de functie Stuurassistent van de Rijstrookcentrering (LCC) goed werkt:

  • Als de functie Actieve rijstrookwisseling (ALC) is ingeschakeld in de instellingen en u de richtingaanwijzerhendel bedient, wordt een automatische rijstrookwisseling uitgevoerd, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Raadpleeg "Actieve rijstrookwisseling (ALC)" voor meer informatie.

  • Als de functie Actieve rijstrookwisseling (ALC) niet is ingeschakeld in de instellingen en u de richtingaanwijzerhendel bedient, wordt de functie Stuurassistent van de Rijstrookcentrering (LCC) tijdelijk verlaten en op stand-by gezet, en moet u tijdig het stuurwiel overnemen om de rijrichting van de auto te bepalen. Op dat moment wordt de functie adaptieve cruisecontrol (ACC) behouden en wordt continu naar de rijstrookmarkeringen gezocht. De functie Stuurassistent wordt automatisch hersteld zodra aan de voorwaarden wordt voldaan.

Opgelet When Steering Assist functions properly and Active Lane Change (ALC) is not enabled in Settings, please take over the steering and exit Steering Assist if you need to change lanes.

Wanneer de stuurhulp goed functioneert en Actieve rijstrookverandering (ALC) niet is ingeschakeld in Instellingen, neem dan het stuur over en schakel de stuurhulp uit als u van rijstrook moet wisselen.

Waarschuwing Steering Assist may fail to operate as intended in certain situations or disengage to standby while providing sound and text alerts to remind you to take over steering. During this time, Adaptive Cruise Control will remain on and continue searching for lane lines. When the required conditions are met, Steering Assist will resume automatically. including but not limited to:

Stuurhulp werkt in bepaalde situaties mogelijk niet zoals bedoeld of schakelt uit naar stand-by, waarbij er geluids- en tekstwaarschuwingen worden weergegeven om u eraan te herinneren de besturing over te nemen. Gedurende deze tijd blijft adaptieve cruisecontrol ingeschakeld en zoeken naar de rijstrookmarkeringen. Wanneer aan de vereiste voorwaarden is voldaan, wordt de stuurhulp automatisch opnieuw geactiveerd, ook bij bijvoorbeeld als:

  • Het voertuig rijdt in een scherpe bocht, zoals bij opritten van snelwegen.

  • Rijstrookmarkeringen onduidelijk, versleten, ontbreken, overlappen zijn of worden verduisterd door schaduwen van andere voertuigen, gebouwen of landschapskenmerken.

  • Het weggedeelte geen rijstrookmarkeringen heeft, zoals niet-standaard wegen, kruispunten of bij wegwerkzaamheden.

  • Het weggedeelte speciale rijstrookbelijningen heeft, zoals optische snelheidsremmers of omleidingslijnen.

  • Rijstrookmarkeringen niet duidelijk afgebakend zijn, zoals samenkomende of splitsende lijnen, in- en uitvoegstroken, kruispunten in steden, voorsorteervakken, enz.

  • Er verhogingen of andere contrastrijke lijnen op de weg zijn in plaats van rijstrooklijnen, zoals wegdekvoegen of stoepranden.

  • Rijstrookmarkeringen niet of onjuist gedetecteerd kunnen worden door hoogteverschillen zoals op hellende wegen.

  • Rijstrookmarkeringen niet of onjuist gedetecteerd kunnen worden als gevolg van lichtomstandigheden, zoals sterk licht die reflecties veroorzaken of slecht zicht of onvoldoende licht als gevolg van slecht weer of 's nachts.

  • De rijstroken te breed of te smal zijn.

Rijstrookcentrering (LCC) uitschakelen

De rijstrookcentrering (LCC) zal worden uitgeschakeld, en zal niet meer de rijsnelheid en rijrichting actief bepalen, en u hoorbaar waarschuwen wanneer:

  • De knop op het stuurwiel is ingedrukt

  • Het rempedaal wordt ingetrapt

Bovendien, als niet meer aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan, zal de rijstrookcentrering (LCC) automatisch worden gedeactiveerd en dient u onmiddellijk daarna de controle over het rempedaal, gaspedaal en stuurwiel over te nemen om de rijsnelheid en rijrichting van de auto te bepalen.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie

  • Stand-by voor stuurassistentie gebruikt de functies van de adaptieve cruisecontrol en zoekt naar de rijstrookmarkeringen. U bepaalt de rijrichting van de auto.

  • Volledig actief, en gebruikt de functies van de adaptieve cruisecontrol en de stuurassistentie.

  • Uitgeschakeld en keert terug naar stand-by, waarbij u de rijstrookcentrering (LCC) kunt heractiveren door op de knop te drukken.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De dynamische omgevingssimulatieweergave kan alleen als referentie worden gebruikt en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet perfect weergeven. Vertrouw daarom niet op de dynamische omgevingssimulatieweergave.

Opgelet 当两侧车道线都不清晰,但近距离正前方有符合条件的车辆时,爱车可在短时间内跟车行驶。

Wanneer geen van beide rijstroken vrij is, maar er een voertuig voor u staat dat aan de eisen voldoet, kan uw voertuig dit voertuig voor een korte tijd volgen.

Waarschuwing 当两侧车道线都不清晰,跟随前车行驶时,若前车缓慢变换行驶路径,本车有与旁边车辆碰撞的风险,需要您随时准备接管车辆,保证行车安全。

Wanneer de rijstrooklijnen aan beide zijden onduidelijk zijn en uw voertuig het leidende voertuig volgt, kunt u in botsing komen met andere voertuigen op aangrenzende rijstroken als het leidende voertuig met een lage snelheid van rijstrook wisselt. Daarom moet u ten behoeve van uw veiligheid alert zijn om het op elk moment over te nemen.

Houd uw handen aan het stuurwiel en uw aandacht bij de weg wanneer u rijdt terwijl de rijstrookcentrering (LCC) actief is.

  • Wanneer het systeem detecteert dat u uw handen enige tijd van het stuurwiel hebt afgehaald en u uw ogen enige tijd van de weg hebt gehaald, zal de dynamische omgevingssimulatie "Houd uw handen aan het stuurwiel." of "Houd uw aandacht bij het rijden." weergeven en u hoorbaar waarschuwen.

  • Wanneer het systeem detecteert dat u uw handen nog steeds niet aan het stuurwiel hebt en u uw ogen nog steeds niet op de weg hebt gericht, zal de dynamische omgevingssimulatie "Pilot wordt spoedig uitgeschakeld. Houd uw handen onmiddellijk aan het stuurwiel." of "Pilot wordt spoedig uitgeschakeld. Neem onmiddellijk de controle over de auto over." weergeven en u hoorbaar blijven waarschuwen.

  • Wanneer het systeem detecteert dat u uw handen voortdurend niet aan het stuurwiel hebt en u uw ogen voortdurend niet op de weg hebt gericht, zal de dynamische omgevingssimulatie "Actieve noodstop (EAS) is geactiveerd. De auto zal spoedig stoppen." weergeven en u hoorbaar blijven waarschuwen, vergezeld van een gesproken melding van NOMI "De auto stopt nu." en dubbelknipperende richtingaanwijzers.

Wanneer het systeem detecteert dat u uw handen aan het stuurwiel hebt en u uw ogen op de weg hebt gericht, gaat de waarschuwing uit.

Een veilige afstand handhaven

Als de dynamische omgevingssimulatie de waarschuwing "Rijd voorzichtig. De afstand tot uw voorligger is te klein." weergeeft, betekent dit dat het risico van een botsing bestaat omdat de maximale vertraging die beschikbaar is voor de rijstrookcentrering (LCC) geen veilige afstand meer kan handhaven en u onmiddellijk de controle over het rempedaal en stuurwiel moet overnemen om de rijsnelheid en rijrichting van de auto te bepalen.

Waarschuwing 如您发现危险,切勿等待该警示出现再采取行动,请立刻接管车辆。

Wacht bij een gevaarlijke situatie niet op een waarschuwing om te reageren en neem het rijden meteen over.

Startwaarschuwing voorligger

Wanneer door de rijstrookcentrering (LCC) uw auto stopt omdat de voorligger is gestopt

  • Wanneer de voorligger start, zal de rijstrookcentrering (LCC) uw auto actief starten en hem volgen. U moet altijd op de omgeving blijven letten om te voorkomen dat een ongeval als gevolg van een botsing kan optreden;

  • Als uw auto gedurende langer dan ongeveer 5 seconden stopt omdat de voorligger is gestopt, waarschuwt hij u hoorbaar voordat hij weer verder rijdt om de voorligger te volgen;

  • Als uw auto gedurende langer dan ongeveer 5 seconden stopt omdat de voorligger is gestopt, en het systeem een obstakel vóór de auto detecteert dat van invloed kan zijn op het rijden, geeft de dynamische omgevingssimulatie de melding "De voorligger begint te rijden." weer en moet u Starten tijdens volgen heractiveren door aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog-knop te drukken of het gaspedaal in te trappen nadat u de omgeving hebt gecontroleerd;

  • Na ongeveer 5 minuten wordt de rijstrookcentrering (LCC) gedeactiveerd en wordt in plaats daarvan de elektrische parkeerrem geactiveerd.

Nadat door de rijstrookcentrering (LCC) uw auto is gestopt omdat de voorligger is gestopt, zal deze de auto pas weer laten verder rijden wanneer de afstand tot de voorligger meer dan 4 meter bedraagt.

Intelligente snelheidsondersteuning

Als de auto op een autosnelweg of viaduct rijdt terwijl de rijstrookcentrering (LCC) is ingeschakeld, wordt u gewaarschuwd de kruissnelheid te veranderen zodra een verandering van de maximumsnelheid voor die weg wordt gedetecteerd. U kunt handmatig bevestigen dat de kruissnelheid gelijk moet blijven aan de maximumsnelheid voor de weg.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Intelligente snelheidsondersteuning om deze functie in of uit te schakelen.

Waarschuwing 智能限速控制仅供参考,无法替代您的目视检查。切勿完全依赖道路标识识别的限速信息进行驾驶。当车辆的行驶速度超出道路限速时,会通过视觉方式,提示您当前处于超速状态。

De intelligente snelheidsregeling is slechts een aanvulling op, en geen vervanging voor, uw visuele waarneming. Vertrouw nooit alleen op de snelheidslimietinformatie die wordt herkend door de verkeersbordherkenning .

Wanneer de snelheid van het voertuig de snelheidslimiet van de weg overschrijdt, wordt u visueel gewaarschuwd voor een te hoge snelheid.

Waarschuwing 智能限速控制作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用道路标识识别智能限速控制。
  • Als rijhulpfunctie kan de intelligente snelheidsregeling niet alle situaties aan in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden. U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en uw eigen beslissing nemen over het al dan niet gebruiken van verkeersbordherkenning en intelligente snelheidsregeling als dit veilig is.

  • Momenteel werkt de intelligente snelheidsregeling niet in complexe wegomstandigheden zoals opritten.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het veilig rijden en het naleven van de geldende verkeerswet- en regelgeving.

  • De intelligente snelheidsregeling combineert de snelheidslimietinformatie van de kaart om de snelheidslimietinformatie op het digitale instrumentenpaneel weer te geven. Er wordt geen informatie over snelheidslimieten weergegeven wanneer er geen informatiebron over snelheidslimieten beschikbaar is op de kaart.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De dynamische omgevingssimulatieweergave kan alleen als referentie worden gebruikt en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet perfect weergeven. Vertrouw daarom niet op de dynamische omgevingssimulatieweergave.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat de camera obstakels identificeert, de prestaties van de rijstrookcentrering (LCC) worden beïnvloed en zelfs de functie wordt uitgeschakeld, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de camera

  • Geblokkeerde of vuile camera

  • Beperkte herkenning in het donker

  • Donkere omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel, enz

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel

  • Grote schaduwen geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen

  • De camera wordt blootgesteld aan direct zonlicht

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt en neerkomt op uw auto

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ruitenwisser, ijs, sneeuw, enz. op de voorruit vóór de camera

  • Natte wegen

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat de radar obstakels identificeert, de prestaties van de rijstrookcentrering (LCC) worden beïnvloed en zelfs de functie wordt uitgeschakeld, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Verkeerd geplaatste of geblokkeerde radar, of afgedekt met modder, sneeuw en ijs, metaalplaat, tape, sticker, bladeren, enz.

  • De radar of het gebied eromheen is beschadigd als gevolg van een botsing met de auto, kras, enz.

  • Extreem weer, zoals harde regen, sneeuw of mist, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de radar

  • Als gevolg van de beperking van de doelherkenningseigenschappen van de radar, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor sommige metalen barrières, groene strepen, betonnen randen, enz.

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat de LiDAR obstakels identificeert, de prestaties van de rijstrookcentrering (LCC) worden beïnvloed en zelfs de functie wordt uitgeschakeld, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de LiDAR

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuw, gekleurde of transparante wrapfolie of andere obstructies op het LiDAR-venster

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor de verkeersborden en botsbarrières op delen van autosnelwegen en verhoogde wegen

De auto reageert alleen op de rijstrookcentrering (LCC) wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan. De onderstaande doelen kunnen niet gegarandeerd worden geïdentificeerd en genereren mogelijk een reactie, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Dwarsgeplaatste voertuigen

  • Motorfietsen, trikes

De onderstaande doelen zullen het systeem niet activeren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers

  • Fietsen

  • Verkeerskegels

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Wegblokkades

  • Tegemoetkomend verkeer

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

De volgende situaties kunnen leiden tot een vertraagde herkenning door en reactie van de rijstrookcentrering (LCC) omdat het doel zich niet recht vooruit bevindt, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De rijstrookcentrering (LCC) reageert niet op doelen in de dode hoek van de sensor. Bijvoorbeeld, het kan niets detecteren in de dode hoeken op de hoeken van de auto en in de dode hoeken aan de zijkanten van de auto.

  • Bij het naderen of omdraaien langs de weg, kunnen sommige doelen verkeerd worden geselecteerd of overgeslagen, waardoor de auto onverwacht kan versnellen of vertragen.

  • Bij heuvelopwaarts rijden kan de functie een doel overslaan of de afstand tot de voorligger verkeerd inschatten. Bij heuvelafwaarts rijden kan de auto versnellen, waardoor de kruissnelheid wordt overschreden.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voertuig in de naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (met name wanneer dit een groter voertuig betreft, zoals een bus, vrachtwagen, enz.), herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle moet overnemen.

  • Wanneer uw auto plotseling achter de achterkant van het voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle moet overnemen.

Opgelet 该功能偶尔会在不需要加速或您未打算加速时进行加速,这可能是因跟随目标的变化或丢失所导致(特别是在转弯或变道过程中)
  • In zeldzame gevallen kan deze functie uw voertuig versnellen, zelfs als dit niet nodig of bedoeld is vanwege een verandering in of verlies van het doel (vooral bij het nemen van bochten of het veranderen van rijstrook).

  • In zeldzame gevallen kan deze functie het voertuig gaan afremmen wanneer dit niet nodig of bedoeld is vanwege de detectie van voertuigen of objecten, of een verandering in of verlies van een stilstaand doel op de aangrenzende rijstrook (vooral bij het nemen van bochten of het veranderen van rijstrook).

  • Wanneer u het leidende voertuig volgt en uw voertuig of het leidende voertuig de huidige rijstrook verlaat, kan - voor uw veiligheid - de versnelling door deze functie gedurende een bepaalde periode worden beperkt. U kunt het overnemen door het gaspedaal in te trappen.

Waarschuwing 该功能无法保证所有情况都能准确识别目标,如您发现动态环境模拟上"车道线"显示的情况与实际不符,请谨慎驾驶,以便及时接管爱车。

Deze functie kan niet in alle situaties garanderen dat het doel nauwkeurig wordt herkend. Als u merkt dat de weergegeven "rijstrookmarkeringen" door de dynamische omgevingssimulatie niet overeenkomen met de werkelijke situatie, rijdt u voorzichtig zodat u altijd de controle houdt over uw auto. Dit is inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Er rijdt wel een voertuig vóór de auto, maar het digitale instrumentenpaneel geeft het doelvoertuig niet weer.

  • Er rijdt geen voertuig vóór de auto, maar het digitale instrumentenpaneel toont wel een voertuig vóór de auto.

Wanneer u rijdt bij speciale of complexe wegomstandigheden wordt het niet aanbevolen om de rijstrookcentrering (LCC) in te schakelen omdat dit de prestaties van de adaptieve cruisecontrol en van het vasthouden kan beïnvloeden, of zelfs de functie kan worden uitgeschakeld, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Waterverzadigde wegen, modderige wegen, kuilen in het wegdek, wegen bedekt met ijs en sneeuw, wegen met verkeersdrempels, wegen met obstakels

  • Verkeersomstandigheden met veel voetgangers, fietsen of dieren

  • Complexe en veranderlijke verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van autosnelwegen, wegen met filevorming

  • Kronkelige wegen, wegen met snelle bochten

  • Wegen op hellingen omhoog en omlaag

  • Hobbelige wegen

  • Smalle wegen

  • In- en uitgangen van tunnels

  • Ongewone wegen

  • Wegen zonder middenlijn

Als in de volgende situaties de auto te hard rijdt ten opzichte van de voorligger, kan de rijstrookcentrering (LCC) onderworpen worden aan een beperkte regeling. Dit kan ertoe leiden dat het onmogelijk wordt om goed te reageren en een veilige afstand te handhaven, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Plotselinge bewegingen van de voorligger (zoals plotseling afslaan, versnellen, vertragen, enz.)

  • Een ander voertuig komt plotseling voor uw auto rijden of rijdt daarvan weg

  • Uw auto gaat plotseling achter een voorligger rijden

  • Uw auto rijdt met hoge snelheid op een stilstaand of langzaam rijdend voertuig af

In de volgende situaties levert de functie mogelijk niet voldoende remkracht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De remfunctie kan niet volledig werken (zoals wanneer de remonderdelen te koud, te heet, nat, enz. zijn)

  • Verkeerd onderhoud aan de auto (buitensporige slijtage van de remmen of banden, abnormale bandenspanning, enz.)

  • De auto rijdt op een speciale weg (zoals wegen heuvelopwaarts of heuvelafwaarts, met water, modder, kuilen, ijs, sneeuw, enz.)

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de rijstrookcentrering (LCC). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de rijstrookcentrering (LCC). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Adaptieve cruisecontrol (ACC)

De adaptieve cruisecontrol (ACC) kan worden gebruikt om uw rijsnelheid te synchroniseren met de rijsnelheid van uw voorligger. Als er geen doel vóór u ligt om op te reageren, rijdt uw auto met de ingestelde snelheid. Als er een doel is om op te reageren, zal uw auto automatisch zijn snelheid regelen en proberen een ingestelde volgafstand aan te houden.

De adaptieve cruisecontrol kan alleen worden gebruikt om de snelheid en afstand in de rijrichting te regelen. Dit systeem bevat de start-stopfunctie van de adaptieve cruisecontrol, waarmee uw auto de voorligger kan volgen tot deze stopt (aan bepaalde voorwaarden voor vertraging moet worden voldaan). Als de voorligger binnen een korte tijd weer wegrijdt, kan uw auto automatisch starten en volgen. Als de voorligger gedurende een langere tijd stil blijft staan, wordt uw auto in de parkeerstand gezet.

De adaptieve cruisecontrol is hoofdzakelijk geschikt tijdens lange ritten op droge en vlakke, gestandaardiseerde, rechte wegen, zoals autowegen, autosnelwegen en lange rechte overige wegen.

Waarschuwing 自适应巡航作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。自适应巡航只能控制爱车的速度,而无法控制爱车的行驶方向。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用自适应巡航。在使用自适应巡航时,如发现交通状况、道路环境或车辆状况不适宜使用该功能,或存在其他不安全因素,您应随时准备接管爱车。

Als rijhulpfunctie kan Intelligente adaptieve cruisecontrole niet alle situaties aan in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden.

Intelligente adaptieve cruisecontrole regelt de snelheid, maar niet de richting, van uw voertuig.

U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en zelf beslissen over het gebruik van Intelligente adaptieve cruisecontrole als het veilig is. U moet altijd bereid zijn om het over te nemen wanneer u merkt dat de omstandigheden van het verkeer, de weg of het voertuig niet geschikt zijn voor gebruik van Intelligente adaptieve cruisecontrole of dat er andere onveilige factoren zijn. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het handhaven van voldoende afstand en een gepaste snelheid evenals het naleven van de geldende verkeerswet- en regelgeving.

Waarschuwing 驾驶时不可以有以下行为:完全依靠本系统;在恶劣天气情况下使用本系统;在行人、自行车或者动物较多的环境中使用本系统;在特殊道路使用本系统,比如施工道路、非公开道路;双手离开方向盘;视线离开行驶道路

Het volgende is onder het rijden niet toegestaan:

  • Uitsluitend op het systeem vertrouwen

  • De functie onder slechte weersomstandigheden gebruiken

  • Het systeem gebruiken in een omgeving met veel voetgangers, fietsen of dieren

  • Het systeem gebruiken op niet-gestandaardiseerde wegen, zoals wegen die worden aangelegd of gerepareerd, of op privéwegen

  • Uw handen van het stuurwiel halen

  • Uw ogen van de weg halen

Waarschuwing As a feature for driving comfort, and not for preventing collision, Intelligent Adaptive Cruise Control has a limited maximum deceleration that is less than the maximum deceleration required by Autonomous Emergency Brake and manual driving scenarios. Therefore, never rely solely on Intelligent Adaptive Cruise Control to decelerate the vehicle when avoiding a collision. Intelligent Adaptive Cruise Control may fail to stop your vehicle or maintain a safe distance from the lead vehicle when the relative speed between your vehicle and the lead vehicle is great. In this case, press the brake pedal immediately for your safety. Do not rely on Adaptive Cruise Control to bring your vehicle to a full stop following the stationary vehicle or the lead vehicle in this situation.

De Intelligente adaptieve cruisecontrol dient ter verhoging van het rijcomfort en niet om botsingen te voorkomen; de maximale remvertraging die de functie kan toepassen is lager dan die de Autonome noodrem en rembediening door de bestuurder kan bereiken. Vertrouw daarom nooit alleen op Intelligente adaptieve cruisecontrol om het voertuig af te remmen bij het vermijden van een botsing.

Intelligente adaptieve cruisecontrol kan een voertuig niet tot stilstand brengen of een veilige afstand tot een voorligger handhaven wanneer het snelheidsverschil tussen de voorligger en uw voertuig te groot is. Trap in dit geval onmiddellijk het rempedaal in voor uw veiligheid. Vertrouw niet op Adaptieve cruisecontrol om uw voertuig volledig tot stilstand te brengen bij druk verkeer of in een file.

Adaptieve cruisecontrol inschakelen

  • Middenknop : de adaptieve cruisecontrol inschakelen of uitschakelen

  • Omhoog-knop: de kruissnelheid verhogen of hervatten

  • Omlaag-knop: de kruissnelheid verlagen

  • Links-knop: de volgafstand verkleinen

  • Rechts-knop: de volgafstand vergroten

Als aan de gebruiksvoorwaarden voor de adaptieve cruisecontrol wordt voldaan, drukt u aan de linkerkant van het stuurwiel op de middenknop om de adaptieve cruisecontrol in te schakelen.

De adaptieve cruisecontrol kan worden ingeschakeld bij een rijsnelheid van 0 tot 180 km/u.

  • Als de rijsnelheid lager is dan 30 km/u, wordt 30 km/u ingesteld als de kruissnelheid

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 30 km/u maar niet hoger is dan 180 km/u, wordt de huidige rijsnelheid ingesteld als de kruissnelheid

Als de adaptieve cruisecontrol ingeschakeld is, kunt u het gaspedaal loslaten, waarna de auto de ingestelde kruissnelheid zal handhaven.

  • Als er een voorligger is, past de adaptieve cruisecontrol de snelheid van uw auto aan aan de snelheid van de voorligger met inachtneming van de ingestelde volgafstand, waarbij uw rijsnelheid niet hoger zal worden dan de kruissnelheid

  • Als er geen voorligger is, past de adaptieve cruisecontrol de snelheid van uw auto snel aan aan de kruissnelheid

Als u met de adaptieve cruisecontrol rijdt, kunt u op elk moment het gaspedaal snel intrappen om snel weer de controle over uw auto over te nemen. Op dat moment zal de adaptieve cruisecontrol niet meer reageren op de voorligger en volledig onder uw controle zijn. Als u het gaspedaal loslaat, keert uw auto terug naar de kruissnelheid.

Wanneer de adaptieve cruisecontrol actief uw auto versnelt, beweegt het gaspedaal niet. Wanneer de adaptieve cruisecontrol uw snelheid vertraagt, kan het rempedaal bewegen.

Nadat u de adaptieve cruisecontrol hebt verlaten door aan de linkerkant van het stuurwiel op de middenknop te drukken of het rempedaal in te trappen, kunt u deze weer inschakelen door aan de linkerkant van het stuurwiel op de omhoog-knop te drukken, waarna de snelheid van uw auto wordt verhoogd tot de eerder ingestelde kruissnelheid. Als u aan de linkerkant van het stuurwiel op de omhoog-knop drukt terwijl u het gaspedaal intrapt, wordt de huidige snelheid ingesteld als de nieuwe kruissnelheid. De maximaal instelbare snelheid is 180 km/u.

Gebruiksvoorwaarden door de adaptieve cruisecontrol

  • De high-definition camera, LiDAR en radar werken normaal en het heeft een onbelemmerd gezichtsveld

  • Geen componenten van de adaptieve cruisecontrol zijn defect

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op zijn stoel

    • De bestuurder heeft zijn handen aan het stuurwiel

    • De bestuurder heeft de veiligheidsgordel bevestigd

    • Alle portieren zijn gesloten

    • De schakelhendel van uw auto staat in de D-stand

    • De bestuurder trapt het rempedaal niet in

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitssysteem zijn niet geactiveerd

  • De functie kan niet worden ingeschakeld wanneer de stuurhoek van het stuurwiel te groot is

  • De snelheid mag niet hoger zijn dan 180 km/u

Waarschuwing 使用该功能行驶时,若系统检测到您未处于正常驾驶状态时(如您长时间未握住方向盘,长时间分心疲劳驾驶,或离开座位等),将在满足系统正常工作的条件的情况下激活紧急主动停车(EAS)功能。

Wanneer u met deze functie aan rijdt en als het systeem detecteert dat u zich niet in een normale rijtoestand bevindt (u houdt bijvoorbeeld het stuur een langere periode niet vast of u bent langdurig afgeleid en vermoeid of zit niet op uw stoel), activeert het de actieve noodstop als aan de normale werkingsvoorwaarden voor het systeem is voldaan.

Adaptieve cruisecontrol uitschakelen

De adaptieve cruisecontrol wordt uitgeschakeld wanneer:

  • De knop op het stuurwiel is ingedrukt

  • Het rempedaal wordt ingetrapt

Bovendien, wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de adaptieve cruisecontrol, wordt deze automatisch uitgeschakeld. Nadat de adaptieve cruisecontrol is uitgeschakeld, moet u onmiddellijk de controle over uw auto overnemen.

Nadat de adaptieve cruisecontrol is uitgeschakeld, kan de auto vertragen als gevolg van regeneratief remmen en kan deze niet meer de ingestelde volgafstand tot de voorligger handhaven.

Waarschuwing 自适应巡航可能会因预料之外的情况意外退出。请您始终关注交通状况及道路环境,并随时准备接管爱车。

Intelligente adaptieve cruisecontrole kan vanwege onverwachte omstandigheden plotseling worden geannuleerd. Daarom dient u altijd te letten op het verkeer en de wegomstandigheden en op elk moment bereid zijn om het over te nemen.

De kruissnelheid aanpassen met de adaptieve cruisecontrol

Terwijl de adaptieve cruisecontrol is ingeschakeld, gaat u naar de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Rijhulp > Snelheid aanpassen met de stuurwielknoppen en selecteert u de geschikte manier om de kruissnelheid aan te passen.

De kruissnelheid kan worden aangepast door:

  • Indrukken voor +1, ingedrukt houden voor +5

    • De Omhoog- of Omlaag-knop aan de linkerkant van het stuurwiel indrukken om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u

    • De Omhoog- of Omlaag-knop aan de linkerkant van het stuurwiel ingedrukt houden om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de eerstvolgende 5 km/u-stap. Bijvoorbeeld, wanneer de rijsnelheid 82 km/u is, houdt u de Omhoog-knop aan de linkerkant van het stuurwiel ingedrukt om de snelheid te verhogen naar 85 km/u

  • Ingedrukt houden voor +1, indrukken voor +5

    • De Omhoog- of Omlaag-knop aan de linkerkant van het stuurwiel ingedrukt houden om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u

    • De Omhoog- of Omlaag-knop aan de linkerkant van het stuurwiel indrukken om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de eerstvolgende 5 km/u-stap. Bijvoorbeeld, wanneer de rijsnelheid 82 km/u is, drukt u de Omhoog-knop aan de linkerkant van het stuurwiel in om de snelheid te verhogen naar 85 km/u

De maximaal instelbare kruissnelheid van de adaptieve cruisecontrol is 180 km/u.

De minimale instelbare kruissnelheid van de adaptieve cruisecontrol is 30 km/u, maar daarbij is het mogelijk om de auto te vertragen naar 0 km/u wanneer een voorligger wordt gevolgd.

Opgelet 首次开启该功能默认为长按+1 短按+5。 巡航车速调节无法通过NOMI 语音调整。
  • Als u deze functie voor het eerst wilt activeren, houdt u +1 ingedrukt of drukt u kort op +5.

  • De snelheid van de cruise controle kan niet via NOMI worden aangepast.

De volgtijd en volgafstand van de adaptieve cruisecontrol instellen

Als de adaptieve cruisecontrol is ingeschakeld of stand-by staat, kunnen de volgtijd en volgafstand worden ingesteld op 5 niveaus.

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de rechts-knop om de volgtijd en volgafstand in te stellen op een hogere instelling

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de links-knop om de volgtijd en volgafstand in te stellen op een lagere instelling

Opgelet 当跟车时间距离被设置较近时,自适应巡航驾驶行为较为激烈,可能会引起不适。

Wanneer de tijdsafstand tot het leidende voertuig korter wordt ingesteld, zal Intelligente adaptieve cruisecontrole agressiever reageren, wat enig ongemak kan veroorzaken.

Waarschuwing 您有责任在任何时候确定并保持安全的跟车距离,请勿完全依靠自适应巡航保持车距。

Het is uw verantwoordelijkheid om te allen tijde een veilige volgafstand in te schatten en deze te handhaven. Vertrouw niet alleen op Intelligente adaptieve cruisecontrole om een nauwkeurige of passende volgafstand aan te houden.

Dynamische omgevingssimulatie en weergave (ESD)

De statusindicator van Slim rijden is toegevoegd naast de realtime rijsnelheid aan de linkerkant van het digitale instrumentenpaneel. Het lampje van de statusindicator Slim rijden kan worden gebruikt om te weten welke functies van Slim rijden nu kunnen worden geactiveerd en welke nu in werking zijn, naast de status van de kruissnelheid van Slim rijden.

Status actief

Te activeren

Verlies van zijdelingse controle

NOP+

Rijstrookcentrering (LCC)

Adaptieve cruisecontrol (ACC)

Geen

Als de dynamische omgevingssimulatie en weergave (ESD) de waarschuwing "Rijd voorzichtig. De afstand tot uw voorligger is te klein." weergeeft, betekent dit dat het risico van een botsing bestaat omdat de maximale vertraging die beschikbaar is voor de adaptieve cruisecontrol (ACC) geen veilige afstand meer kan handhaven en u onmiddellijk de controle over het rempedaal en stuurwiel moet overnemen om de rijsnelheid en rijrichting van de auto te bepalen.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De dynamische omgevingssimulatieweergave kan alleen als referentie worden gebruikt en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet perfect weergeven. Vertrouw daarom niet op de dynamische omgevingssimulatieweergave.

Waarschuwing 如您发现危险,切勿等待该警示出现再采取行动,请立刻接管车辆。

Wacht bij een gevaarlijke situatie niet op een waarschuwing om te reageren en neem het rijden meteen over.

Waarschuwing voor starten voorligger

Wanneer de auto stopt tijdens het volgen van de voorligger terwijl de adaptieve cruisecontrol is ingeschakeld

  • Wanneer de voorligger start, zal de adaptieve cruisecontrol uw auto actief starten en hem volgen. U moet altijd op de omgeving blijven letten om te voorkomen dat een ongeval als gevolg van een botsing kan optreden;

  • Wanneer de auto gedurende korter dan 5 minuten is gestopt tijdens het volgen van een voorligger, is starten tijdens volgen met de adaptieve cruisecontrol beschikbaar;

  • Nadat de auto ongeveer 5 minuten is gestopt tijdens het volgen van een voorligger, wordt de elektrische parkeerrem (EPB) geactiveerd en wordt de adaptieve cruisecontrol gedeactiveerd;

  • Als het systeem een obstakel vóór de auto detecteert dat van invloed kan zijn op het rijden waardoor het onmogelijk wordt om de voorligger te volgen, kunt u, na de omgeving gecontroleerd te hebben, de adaptieve cruisecontrol weer activeren door het gaspedaal in te trappen

Waarschuwing 自适应巡航无法在所有情况下都能检测到其他交通参与者,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。您必须时刻关注交通状况及道路环境,切勿依赖自适应巡航自动跟车起步,否则可能导致人身或车辆损坏。

Intelligente adaptieve cruisecontrole kan niet in alle situaties andere verkeersdeelnemers detecteren, omdat deze functie niet of onjuist kan werken of onder invloed van meerdere factoren met vertraging kan reageren.

U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden. Vertrouw bij het rijden nooit alleen op de Intelligente adaptieve cruisecontrole om persoonlijk letsel of voertuigschade te voorkomen.

Intelligente snelheidsregeling

Als de auto op een autosnelweg of viaduct rijdt terwijl de adaptieve cruisecontrol is ingeschakeld, wordt u gewaarschuwd de kruissnelheid te veranderen zodra een verandering van de maximumsnelheid voor die weg wordt gedetecteerd. U kunt handmatig bevestigen dat de kruissnelheid gelijk moet blijven aan de maximumsnelheid voor de weg.

Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijhulp > Intelligente snelheidsregeling om deze functie in of uit te schakelen.

Waarschuwing 智能限速控制仅供参考,无法替代您的目视检查。切勿完全依赖道路标识识别的限速信息进行驾驶。当车辆的行驶速度超出道路限速时,会通过视觉方式,提示您当前处于超速状态。

De intelligente snelheidsregeling is slechts een aanvulling op, en geen vervanging voor, uw visuele waarneming. Vertrouw nooit alleen op de snelheidslimietinformatie die wordt herkend door de verkeersbordherkenning .

Wanneer de snelheid van het voertuig de snelheidslimiet van de weg overschrijdt, wordt u visueel gewaarschuwd voor een te hoge snelheid.

Waarschuwing 智能限速控制作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用道路标识识别智能限速控制。
  • Als rijhulpfunctie kan de intelligente snelheidsregeling niet alle situaties aan in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden. U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en uw eigen beslissing nemen over het al dan niet gebruiken van verkeersbordherkenning en intelligente snelheidsregeling als dit veilig is.

  • Momenteel werkt de intelligente snelheidsregeling niet in complexe wegomstandigheden zoals opritten.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het veilig rijden en het naleven van de geldende verkeerswet- en regelgeving.

  • De intelligente snelheidsregeling combineert de snelheidslimietinformatie van de kaart om de snelheidslimietinformatie op het digitale instrumentenpaneel weer te geven. Er wordt geen informatie over snelheidslimieten weergegeven wanneer er geen informatiebron over snelheidslimieten beschikbaar is op de kaart.

Opgelet 动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿依赖于动态环境模拟显示的内容。

De dynamische omgevingssimulatieweergave kan alleen als referentie worden gebruikt en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet perfect weergeven. Vertrouw daarom niet op de dynamische omgevingssimulatieweergave.

Ondersteuning bij inhalen door adaptieve cruisecontrol

Wanneer de auto in de volgfunctie van de adaptieve cruisecontrol staat en u de linker richtingaanwijzer inschakelt en het stuurwiel draait om een ander voertuig te gaan inhalen, activeert de auto de acceleratiehulp om te versnellen tot aan de ingestelde kruissnelheid.

Ondersteuning bij inhalen kan worden geactiveerd in de volgende gevallen:

  • De adaptieve cruisecontrol is actief en heeft een voorligger gedetecteerd die in dezelfde richting rijdt

  • De huidige rijsnelheid is hoger dan 50 km/u, maar niet hoger dan de ingestelde kruissnelheid

  • Er is geen rijstrookmarkering of de rijstrookmarkering is onderbroken aan de kant waar van rijstrook wordt gewisseld

  • De auto is op een veilige afstand van de voorligger

  • De alarmknipperlichten zijn niet ingeschakeld

  • De richtingaanwijzers zijn niet defect

Als aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, kunt u Ondersteuning bij inhalen inschakelen door de linker richtingaanwijzerhendel helemaal naar onderen te duwen. Als u het stuurwiel naar links draait, handhaaft de adaptieve cruisecontrol de afstand tot de voorligger, maar staat wel toe dat u iets dichterbij komt dan de ingestelde volgafstand. Tijdens het wisselen van rijstrook versnelt de adaptieve cruisecontrol tot de ingestelde kruissnelheid zonder dat u het gaspedaal intrapt.

Opgelet 受本车道或目标车道前方车辆影响,爱车也可能在超车辅助过程中进行减速,引起减速的目标车辆在数字仪表显示中会被高亮显示。

Uw voertuig kan langzamer gaan rijden wanneer de inhaalhulp in werking is vanwege de voorligger op de huidige of gewenste rijstrook, die wordt aangegeven op het digitale instrumentenpaneel.

De functie Ondersteuning bij inhalen wordt uitgeschakeld, maar de adaptieve cruisecontrol blijft actief in de volgende gevallen:

  • Een verandering van rijstrook is voltooid

  • Ondersteuning bij inhalen is te lang actief

  • De richtingaanwijzerhendel wordt teruggezet voordat van rijstrook is gewisseld

Opgelet 若自适应巡航工作条件不满足,超车辅助功能和自适应巡航功能将同时退出。

Als niet aan de werkingsvoorwaarden voor Intelligente adaptieve cruisecontrole wordt voldaan, worden de inhaalhulp en de Intelligente adaptieve cruisecontrole geannuleerd.

Opgelet 超车辅助只能辅助调整行驶速度,而无法控制行驶方向,您必须始终手动控制方向。

De inhaalhulp helpt alleen bij het aanpassen van de rijsnelheid van het voertuig en kan de besturing niet regelen. U moet altijd handmatig sturen.

Opgelet 超车辅助无法分辨您的“超车”与“左转”意图。

De inhaalhulp kan uw intentie om in te halen niet onderscheiden van uw intentie om linksaf te slaan.

Waarschuwing 超车辅助仅检测前方车辆,您必须在超车前及超车过程中主动目视检查确认周围超车环境安全。

De inhaalhulp signaleert alleen de auto voor u. Voor uw eigen veiligheid moet u voor en tijdens het inhalen letten op uw omgeving.

Waarschuwing 在使用超车辅助功能时,您应意识到可能出现的意外加速或者加速不足,并随时准备踩下制动踏板或深踩加速踏板接管爱车,切勿依赖该功能进行超车。

Wanneer u de inhaalhulp gebruikt, moet u alert zijn op een eventuele plotselinge versnelling of juist te weinig versnelling en steeds bereid zijn om het gaspedaal in te trappen of volledig in te trappen om het over te nemen. Vertrouw bij het inhalen van andere voertuigen niet alleen op de inhaalhulp.

Waarschuwing 以下情况可能导致超车辅助无法按预期运作,包括但不限于:正在驶近左转弯出口

De inhaalhulp kan in bepaalde situaties niet functioneren zoals bedoeld, met inbegrip van maar niet beperkt tot:

  • Het naderen van een linker uitrit

  • Het rijden op bochtige wegen

  • Het voertuig in de huidige of gewenste rijstrook voor u remt plotseling af of versnelt in een rap tempo.

  • Obstakels aan de zijkant of achterkant van het voertuig

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een camera een herkenningsfout maakt, waardoor de prestaties van de adaptieve cruisecontrol kunnen worden beïnvloed, of zelfs de functie wordt uitgeschakeld, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de camera

  • Geblokkeerde of vuile camera

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel

  • Grote schaduwen geworpen door gebouwen, landschappen of grote voertuigen

  • De camera wordt blootgesteld aan direct zonlicht

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt en neerkomt op uw auto

  • Water, stof, microkrassen, olieresten, vuil, ruitenwisser, ijs, sneeuw, enz. op de voorruit vóór de camera

  • Natte wegen

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een LiDAR een herkenningsfout maakt, waardoor de prestaties van de adaptieve cruisecontrol kunnen worden beïnvloed, of zelfs de functie wordt uitgeschakeld, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Gewijzigde montagepositie van de LiDAR

  • Zwaar weer, zoals regen, sneeuw, mist of nevel

  • Uitlaatgassen, spatwater, sneeuw of stof opgeworpen door het voertuig dat voor u rijdt

  • Rijden op natte of waterverzadigde wegen

  • Water, stof, transparante autohoes, gekleurde wrapfolie, microkrassen, olieresten, vuil, ijs, sneeuwbui en andere obstructies op het LiDAR-venster

  • Oververhitting van de LiDAR veroorzaakt door langdurige blootstelling aan de zon

  • Als gevolg van de beperking van de LiDAR-kenmerken, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor de verkeersborden en botsbarrières op delen van autosnelwegen en verhoogde wegen

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat een radar een herkenningsfout maakt, waardoor de prestaties van de adaptieve cruisecontrol kunnen worden beïnvloed, of zelfs de functie wordt uitgeschakeld, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Verkeerd geplaatste of geblokkeerde radar, of afgedekt met modder, sneeuw en ijs, metaalplaat, tape, sticker, bladeren, enz.

  • De radar of het gebied eromheen is beschadigd als gevolg van een botsing met de auto, kras, enz.

  • Extreem weer, zoals harde regen, sneeuw of mist, wat van invloed kan zijn op de prestaties van de radar

  • Als gevolg van de beperking van de doelherkenningseigenschappen van de radar, kunnen in zeldzame bijzondere gevallen valse alarmen optreden voor sommige metalen barrières, groene strepen, betonnen randen, enz.

De adaptieve cruisecontrol reageert alleen op voertuigen die voldoen aan de voorwaarden. De onderstaande doelen kunnen niet gegarandeerd worden geïdentificeerd en kunnen een reactie teweegbrengen, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Dwarsgeplaatste voertuigen

  • Motorfietsen, trikes

De onderstaande doelen zullen het systeem niet activeren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers

  • Dieren

  • Verkeerslichten

  • Muren

  • Barrières

  • Tegemoetkomend verkeer

  • Fietsen

  • Andere voorwerpen dan voertuigen

Opgelet 该功能不能保证对特殊车辆识别,尤其是在夜晚以及光线较差的行车环境需要特别注意。譬如,尾部有遮挡的车辆、外形不规则的车辆、尾部垂直面低于一定高度的车辆、空载的载车交通工具等。该功能可能漏检静止的或者行驶缓慢的车辆,尤其是在夜晚需要特别注意。
  • Deze functie staat niet garant voor het herkennen van speciaal gevormde doelen, vooral 's nachts of in een omgeving met weinig verlichting waar de bestuurder extra alert moet zijn. Dergelijke voertuigen kunnen o.a. voertuigen zijn met een overdekte achterkant of een onregelmatig gevormde achterkant, voertuigen met een achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen dragers.

  • Deze functie kan stilstaande of langzaam rijdende voertuigen niet opmerken, vooral 's nachts wanneer de bestuurder extra moet opletten.

De volgende situaties kunnen leiden tot een vertraagde herkenning door en reactie van de adaptieve cruisecontrol omdat het doel zich niet recht vooruit bevindt, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De adaptieve cruisecontrol reageert niet op doelen in de dode hoek van de sensor. Bijvoorbeeld, de adaptieve cruisecontrol kan niets detecteren in de dode hoeken op de hoeken van de auto en in de dode hoeken aan de zijkanten van de auto

  • Bij het naderen of omdraaien langs een weg, kunnen sommige doelen verkeerd worden geselecteerd of overgeslagen, waardoor de auto onverwacht kan versnellen of vertragen

  • Bij heuvelopwaarts rijden kan de functie een doel overslaan of de afstand tot de voorligger verkeerd inschatten. Bij heuvelafwaarts rijden kan de auto versnellen, waardoor de kruissnelheid wordt overschreden

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voertuig in de naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (met name wanneer dit een groter voertuig betreft, zoals een bus, vrachtwagen, enz.), herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle moet overnemen

  • Wanneer uw auto plotseling achter de achterkant van het voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle moet overnemen

Opgelet 该功能偶尔会在不需要加速或您未打算加速时进行加速,这可能是因跟随目标的变化或丢失所导致(特别是在转弯或变道过程中)
  • In zeldzame gevallen kan deze functie uw voertuig versnellen, zelfs als dit niet nodig of bedoeld is vanwege een verandering in of verlies van het doel (vooral bij het nemen van bochten of het veranderen van rijstrook).

  • In zeldzame gevallen kan deze functie het voertuig gaan afremmen wanneer dit niet nodig of bedoeld is vanwege de detectie van voertuigen of objecten, of een verandering in of verlies van een stilstaand doel op de aangrenzende rijstrook (vooral bij het nemen van bochten of het veranderen van rijstrook).

  • Wanneer u het leidende voertuig volgt en uw voertuig of het leidende voertuig de huidige rijstrook verlaat, kan - voor uw veiligheid - de versnelling door deze functie gedurende een bepaalde periode worden beperkt. U kunt het overnemen door het gaspedaal in te trappen.

Waarschuwing 该功能无法保证所有情况都能准确识别目标,如您发现数字仪表上“目标前车”显示的情况与实际不符,请及时接管爱车。即:实际前方有车,数字仪表未显示目标前车;实际前方无车,数字仪表却显示有前车。

Deze functie kan niet in alle situaties het nauwkeurig herkennen van het doel garanderen. Als u merkt dat het scherm "doelvoertuig vóór" op het digitale instrumentenpaneel niet overeenstemt met de werkelijke situatie, neemt u tijdig de controle over de auto weer over. Dit is inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Er rijdt wel een voertuig vóór de auto, maar het digitale instrumentenpaneel geeft het doelvoertuig niet weer.

  • Er rijdt geen voertuig vóór de auto, maar het digitale instrumentenpaneel toont wel een voertuig vóór de auto.

Wanneer u rijdt bij speciale of complexe wegomstandigheden wordt het niet aanbevolen om de adaptieve cruisecontrol in te schakelen omdat dit de prestaties van de adaptieve cruisecontrol kan beïnvloeden, of zelfs de functie kan worden uitgeschakeld, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Waterverzadigde wegen, modderige wegen, kuilen in het wegdek, wegen bedekt met ijs en sneeuw, wegen met verkeersdrempels, wegen met obstakels

  • Verkeersomstandigheden met veel voetgangers, fietsen of dieren

  • Complexe en veranderlijke verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van autosnelwegen, wegen met filevorming

  • Kronkelige wegen, wegen met snelle bochten

  • Wegen op hellingen omhoog en omlaag

  • Hobbelige wegen

  • Smalle wegen

  • In- en uitgangen van tunnels

  • Ongewone wegen

  • Wegen zonder middenlijn

Als in de volgende situaties uw rijsnelheid te hoog is ten opzichte van de voorligger, kan de adaptieve cruisecontrol onderworpen worden aan een beperkte regeling. Dit kan ertoe leiden dat het onmogelijk wordt om goed te reageren en een veilige afstand te handhaven, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Plotselinge bewegingen van de voorligger (zoals plotseling afslaan, versnellen, vertragen, enz.)

  • Een ander voertuig komt plotseling voor uw auto rijden of rijdt daarvan weg

  • Uw auto gaat plotseling achter een voorligger rijden

  • Uw auto rijdt met hoge snelheid op een stilstaand of langzaam rijdend voertuig af

In de volgende situaties levert de functie mogelijk niet voldoende remkracht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De remfunctie kan niet volledig werken (zoals wanneer de remonderdelen te koud, te heet, nat, enz. zijn)

  • Verkeerd onderhoud aan de auto (buitensporige slijtage van de remmen of banden, abnormale bandenspanning, enz.)

  • De auto rijdt op een speciale weg (zoals wegen heuvelopwaarts of heuvelafwaarts, met water, modder, kuilen, ijs, sneeuw, enz.)

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de intelligente adaptieve cruisecontrol. Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de intelligente adaptieve cruisecontrol (i-ACC). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Schakelvrije automatische parkeerassistent met Fusion (S-APA met Fusion)

S-APA met Fusion maakt gebruik van 360-gradencamera's en ultrasoonsensoren om markeringen op de grond of parkeerplekken tussen twee voertuigen te detecteren en parkeerassistentie te kunnen verlenen.

S-APA met Fusion ondersteunt haaks parkeren, fileparkeren en schuin parkeren, maar ondersteunt niet parkeren in driedimensionale parkeerplaatsen.

Opgelet 为保证该功能的正常和安全运行,在使用该功能过程中,请务必全程系好安全带。

Om verzekerd te zijn van de normale en veilige werking van deze functie, dient u uw veiligheidsgordel te dragen tijdens het gebruik van deze functie.

Waarschuwing 请勿在有坡度或者不平整的路面使用视觉融合泊车辅助。请勿在在充电状态下使用视觉融合泊车辅助。

Gebruik de geavanceerde parkeerhulp zonder versnelling met Fusion niet op wegen met hellingen of oneffenheden.

Gebruik de geavanceerde parkeerhulp zonder versnelling met Fusion niet terwijl het voertuig wordt opgeladen.

Waarschuwing 视觉融合泊车辅助系统的性能取决于环视摄像头以及超声波传感器对于环境的检测和识别能力。 如果左右外后视镜、环视摄像头以及超声波传感器中任意一个有损坏或处于不正常的位置,请勿使用视觉融合泊车辅助系统。

De prestaties van de geavanceerde parkeerhulp zonder versnellingen met Fusion zijn afhankelijk van de mogelijkheden van de surroundview-camera en ultrasone sensoren om de omgeving in kaart te brengen.

Gebruik de geavanceerde parkeerhulp zonder versnellingen met Fusion niet als één van de twee zijspiegels, de surroundview-camera en de ultrasone sensoren beschadigd is of zich in een abnormale positie bevindt.

Waarschuwing 您应特别注意爱车旁边是否有行人、儿童、动物,和其他细、尖、矮、悬空等超声波传感器检测受限的障碍物,譬如地锁、锥桶、低矮石墩、低矮圆柱体、细杆、尖锐物体、墙角、停车场方柱边角等。

U moet letten op voetgangers, kinderen en dieren in de buurt van uw voertuig en andere fijne, puntige, lage of hangende obstakels die niet worden gedetecteerd door de ultrasone sensoren, zoals parkeersloten, lage steenblokken, verkeerskegels, lage cilinders, dunne staven, puntige objecten, hoeken van muren en vierkante zuilen op parkeerplaatsen.

Waarschuwing 视觉融合泊车辅助作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气、道路和光线状况。 您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用视觉融合泊车辅助。

Als rijhulpfunctie kan de geavanceerde parkeerhulp zonder versnelling met Fusion niet alle situaties aan in alle verkeers-, weers- de weg, en wegomstandigheden.

U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en de geavanceerde parkeerhulp zonder versnelling met Fusion pas gebruiken of niet zodra uw veiligheid is gewaarborgd.

U moet altijd klaar staan om het over te nemen wanneer u merkt dat de omstandigheden van het verkeer, de weg of het voertuig niet geschikt zijn om de geavanceerde parkeerhulp zonder versnelling met Fusion te activeren of dat er andere onveilige factoren zijn. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor het veilig parkeren en het naleven van de geldende verkeerswet- en regelgeving.

Schakelvrije automatische parkeerassistent met Fusion (S-APA met Fusion) inschakelen

S-APA met Fusion parkeert de auto als volgt:

  1. Zoeken naar een parkeerplaats: Schakel over naar de interface voor weergave van twee beelden en open Zoeken naar een parkeerplaats. Rijd langzaam vooruit met een snelheid lager dan 16 km/u en stop nadat het digitale instrumentenpaneel weergeeft dat een parkeerplaats is gevonden. Houd de rem vast, controleer en kies een veilige en geschikte parkeerplaats;

    • Handmatig zoeken naar een parkeerplaats: Schakel over naar de interface voor weergave van twee beelden en open Zoeken naar een parkeerplaats. Rijd langzaam vooruit met een snelheid lager dan 16 km/u en stop nadat het digitale instrumentenpaneel weergeeft dat een parkeerplaats is gevonden. Houd de rem vast, controleer en kies een veilige en geschikte parkeerplaats;

    • Automatisch zoeken naar een parkeerplaats: Als aan de systeem- en wegomstandigheden wordt voldaan, rijdt u langzaam vooruit met een snelheid lager dan 16 km/u. Nadat een parkeerplaats is gevonden in de achtergrond, wordt de knop Parkeerassistent weergegeven op de pagina Kaart. Tik op de knop en stop de auto aan de hand van de tekstmelding op de interface. Houd de rem vast, controleer en kies een veilige en geschikte parkeerplaats;

  2. Parkeren: Selecteer een veilige en geschikte parkeerplaats en parkeer de auto aan de hand van de tekstmeldingen op de interface. Blijf de omgeving controleren om er zeker van te zijn dat de auto veilig wordt geparkeerd;

  3. Parkeren voltooid. De interface voor weergave van twee beelden meldt Parkeren voltooid.

De details zijn als volgt:

  1. Zoeken naar een parkeerplaats

    Voordat de auto naar een parkeerplaats gaat zoeken, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

    • De rijsnelheid is lager dan 16 km/u

    • De auto staat in de D-stand of P-stand

    • Alle portieren zijn gesloten

    • De bestuurder zit op zijn stoel

    • De ACC/LCC is niet ingeschakeld

    • De ultrasoonsensoren en 360-gradencamera's werken correct en bieden een duidelijk zicht

    • Er is geen systeemstoring

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitssysteem zijn niet geactiveerd

    • Het tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitssysteem zijn niet uitgeschakeld

    • Niet beschikbaar in de ECO+-modus

    Als aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, kunt u Zoeken naar een parkeerplaats in gang zetten op één van de volgende manieren:

    • Als de parkeercamera is uitgeschakeld, spreekt u een commando uit, zoals "Ik wil parkeren" of "Parkeer de auto" zodat NOMI ontwaakt, waardoor direct de interface voor weergave van twee beelden wordt geopend en Zoeken naar een parkeerplaats wordt weergegeven

    • Veeg op de hoofdpagina van het middendisplay naar rechts om de pagina Snelle toegang weer te geven en tik op Parkeerassistent, roep de interface voor weergave van twee beelden op en open Zoeken naar een parkeerplaats

    • Zet de auto in de achteruitrijstand, roep de interface voor beelden op en tik in de linkerbovenhoek op de knop om Zoeken naar een parkeerplaats te openen

    • Tik op de parkeercamera om de interface van de 360-gradenweergave op te roepen, tik in de linkerbovenhoek op de knop om Zoeken naar een parkeerplaats te openen

    Nadat Zoeken naar een parkeerplaats is ingeschakeld, houdt u de auto op een afstand van 0,5 tot 1,5 meter van de beoogde parkeerplaats en rijdt u langzaam naar voren met een snelheid lager dan 16 km/u om te zoeken naar een parkeerplaats.

    Als tijdens het zoeken naar een parkeerplaats op het scherm een witte "P" wordt weergegeven naast de linker- of rechterkant van uw auto, betekent dit dat het systeem een parkeerplaats heeft gevonden aan de betreffende kant. Als aan beide kanten een "P" wordt weergegeven, betekent dit dat het systeem een parkeerplaats heeft gevonden aan beide kanten.

    Stop de auto op dat moment, houd de rem vast en controleer of de parkeerplaats veilig en geschikt is. Als meerdere parkeerplaatsen zijn gevonden, kunt u handmatig de gewenste parkeerplaats selecteren op de interface voor weergave van twee beelden.

    Opmerking 开始搜索车位后,若爱车挂入 R 挡并后退,车位搜索将保持。

    Nadat het voertuig op zoek is gegaan naar een parkeerplaats, blijft het zoeken als u in de achteruit schakelt en het voertuig achteruit rijdt.

    Opgelet 若车速大于约16 公里/小时,车位搜索会退出。

    Als de snelheid van het voertuig hoger is dan 16 km/u, wordt het zoeken naar een parkeerplaats geannuleerd.

    Opgelet 若搜索车位时,车辆前进方向与道路方向偏角过大,会影响最终泊车的效果。

    Bij het zoeken naar parkeerplaatsen lukt het parkeren waarschijnlijk niet als de richting van het voertuig aanzienlijk afwijkt de richting van de weg.

    Opgelet 狭窄通道上的泊车空位或者狭窄的泊车空位可能不会被选为停车位,因为不具备必要的操作空间。视觉融合泊车辅助功能不支持在车位内开启车位搜索,并且进行移库的操作。

    Parkeerplaatsen op smalle wegen of te smalle plaatsen kunnen niet worden geselecteerd vanwege een gebrek aan ruimte.

    De geavanceerde parkeerhulp zonder versnellingen met Fusion biedt geen ondersteuning voor het zoeken naar parkeerplaatsen en zijdelings inschuiven in een parkeerplaats.

    Opgelet Semi-Automatic Parking Assist can be used to identify the barrier-free parking space sign in the parking space. After successful identification, the barrier-free parking space will display the corresponding icon in the parking space page at the lower left. The identification of the barrier-free sign in the non-parking space, such as erected metal plates and text signs, is not supported now. In addition, this type of parking space may be misidentified. Please select a parking space as required according to the actual situation.

    De halfautomatische parkeerassistent kan worden gebruikt om het barrièrevrij-bord van de parkeerplaats te identificeren. Na succesvolle identificatie wordt de barrièrevrije parkeerplaats aangegeven met het bijbehorende pictogram linksonder op de parkeerplaatspagina. De identificatie van het barrièrevrij-bord voor een niet-parkeerplaats, zoals in geval van opstaande metaalplaten en tekstborden, wordt momenteel niet ondersteund. Bovendien kan dit type parkeerplaats verkeerd worden geïdentificeerd. Selecteer een gewenste parkeerplaats aan de hand van de werkelijke situatie.

    Waarschuwing 您必须始终自行检查并确认系统搜索到的停车位安全且合适泊车,切勿依赖视觉融合泊车辅助搜索合适的停车位。不可在高速路段以及城市快速路段使用该功能。不可在拖挂模式下使用该功能。
    • U moet altijd controleren of en bevestigen dat de gevonden parkeerplaats veilig en geschikt is om te parkeren. Vertrouw bij het zoeken naar geschikte parkeerplaatsen niet alleen op de Geavanceerde Gecombineerde Parkeerhulp zonder Schakelen.

    • Deze functie kan niet worden gebruikt op snelwegen en drukke verkeersaders.

    • Gebruik deze functie nooit in de aanhangwagenmodus.

    • Het systeem kan parkeerplaatsen op wegen, bij ingangen, in struiken, enz. verkeerd identificeren. U moet zelf bepalen of de parkeerplaats geschikt is.

    • De Geavanceerde Gecombineerde Parkeerhulp zonder schakelen kan niet bepalen of de gevonden parkeerplaats ook daadwerkelijk door u mag worden gebruikt (bijv. parkeerplaatsen die gereserveerd zijn voor gehandicapten). U moet nagaan of u de gevonden parkeerplaats inderdaad mag gebruiken voordat u de parkeerprocedure start.

  2. Parkeren

    Selecteer een veilige en geschikte parkeerplaats, laat het stuurwiel en rempedaal los overeenkomstig de tekstmeldingen op de interface, en start S-APA met Fusion. Tijdens de parkeerprocedure, wordt ter referentie op de interface de huidige versnelling en de resterende lengte van de route in deze versnelling weergegeven. Blijf de omgeving controleren om zeker te zijn dat de parkeerprocedure veilig wordt uitgevoerd.

    Na het selecteren van een parkeerplaats, kunt u deze selectie opheffen door nogmaals op die parkeerplaats te tikken voordat u het rempedaal hebt losgelaten.

    Als de auto in de parkeerstand staat, wordt op het digitale instrumentenpaneel de "P" naast de linker- of rechterkant van de auto groen.

    Opgelet 请在车辆提示“请松开刹车和方向盘”后,再释放制动踏板,以免泊车功能退出,车辆后退。

    Laat het rempedaal alleen los wanneer u het commando "Laat het rempedaal en het stuur los" op het middendisplay ontvangt. Anders stopt de automatische parkeerhulp zonder versnelling en rijdt het voertuig achteruit.

    Waarschuwing 释放制动踏板前,请确保双手和手臂不在方向盘轮廓和运行范围内,以免方向盘快速转动导致受伤 。但请随时准备通过踩下制动踏板暂停功能或接管车辆。

    Laat het rempedaal alleen los wanneer het commando "Laat het rempedaal en het stuur los" op het middendisplay verschijnt. Wees bij het parkeren altijd alert om de rem in te trappen om het parkeren te pauzeren of om het over te nemen.

    Waarschuwing 在狭小场地使用视觉融合泊车辅助功能,限制了传感器准确检测障碍物位置的能力,可能导致车辆或周围物体损坏的风险上升。

    Het opstarten van de geavanceerde parkeerhulp zonder versnellingen met Fusion in een smalle parkeerplaats kan de prestaties van de sensoren beïnvloeden, wat het risico op beschadiging aan het voertuig of omliggende objecten kan vergroten.

    Waarschuwing 泊车过程中,您作为行车安全负责人,需实时关注车辆周边环境,确保泊车过程的安全,并做好随时接管车辆的准备。尤其需要重点关注周围是否有行人、儿童、动物,和其他细、尖、矮、悬空等超声波传感器检测受限的障碍物。

    U bent zelf verantwoordelijk voor veilig rijden. Let bij het parkeren altijd op de omgeving, zorg ervoor dat het parkeren veilig is en wees alert om het op elk moment over te nemen. U moet zeker goed letten op voetgangers, kinderen of dieren die zich ophouden in de buurt van uw voertuig en andere fijne, puntige, lage of hangende obstakels die de ultrasone sensoren mogelijk niet kunnen detecteren.

    Alle aanpassingen of verbeteringen aan het stuurwiel, met inbegrip van maar niet beperkt tot stuurwielafdekking, stuurwielaanpassing en contragewichtring, verhogen het parkeerrisico veroorzaakt door defecte of niet goed werkende geavanceerde parkeerhulp zonder versnelling met Fusion.

    Het middendisplay toont alleen beschikbare parkeerplaatsen waarin de automatische parkeerhulp zonder versnelling kan parkeren, die op hun beurt weer afhankelijk zijn van zowel de grootte van de parkeerplaats als de omgeving. Als u tijdens het parkeren plotseling obstakels rond de auto ziet verschijnen, neem het dan onmiddellijk over, omdat het systeem mogelijk niet op tijd gaat remmen.

  3. Parkeren voltooid

    De auto staat goed geparkeerd als op de interface voor weergave van twee beelden de melding "Parkeren voltooid" wordt weergegeven, en op het digitale instrumentenpaneel de "P" naast de linker- of rechterkant van de auto groen is.

    Na het parkeren moet u mogelijk de positie van de auto nog verder aanpassen om er zeker van te zijn dat de auto zo goed mogelijk geparkeerd staat.

    Voordat u uitstapt verzekert u zich ervan dat de elektrische parkeerrem is ingeschakeld en de auto in de P-stand staat.

    Opgelet 受周围环境影响,系统可能会提前完成泊车,需要您酌情调整车辆位置。

    Parkeren kan vanwege de omgeving eerder worden afgerond . In dit geval moet u mogelijk zelf bijsturen om de positie van het voertuig bij te stellen.

Parkeren pauzeren

Tijdens het parkeren met behulp van S-APA met Fusion, kunt u het rempedaal licht intrappen om de auto te vertragen zonder dat de functie wordt uitgeschakeld. Pas nadat u het rempedaal ingetrapt blijft houden totdat de snelheid is verlaagd tot 0 km/u, wordt de functie gepauzeerd. Ook als tijdens het parkeren het gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het parkeren gepauzeerd.

Als u actief het stuurwiel draait, wordt het parkeren gepauzeerd.

Dit is inclusief, maar niet beperkt tot, haaks achteruit parkeren in een parkeerplaats met ingeschakelde S-APA met Fusion. Als het systeem detecteert dat er mogelijk een veiligheidsrisico bestaat of een goed parkeerresultaat niet kan worden gegarandeerd, zal het systeem pauzeren en u vragen of u door wilt gaan met parkeren.

Nadat het parkeren is gepauzeerd, controleert u de omgeving om er zeker van te zijn dat het veilig is om door te gaan met parkeren, laat u vervolgens het rempedaal los en tikt u op het middendisplay op de knop "Doorgaan met parkeren" om S-APA met Fusion weer te activeren.

Opgelet 若泊车过程中暂停次数过多,会影响最终泊车的效果。

Parkeren kan worden onderbroken als u tijdens het parkeren te vaak pauzeert.

Schakelvrije automatische parkeerassistent met Fusion (S-APA met Fusion) uitschakelen

U kunt de parkeerprocedure handmatig uitschakelen op de volgende manieren. Neem de controle over de snelheid en rijrichting van uw auto over nadat u S-APA met Fusion actief hebt uitgeschakeld:

  • Trap het rempedaal in kies een andere versnellingsstand

  • Als S-APA met Fusion is gepauzeerd, tikt u op de knop "Parkeren stoppen" op de interface voor weergave van twee beelden

  • Verlaat actief de interface voor weergave van twee beelden

Bovendien, als S-APA met Fusion is ingeschakeld, zal in de volgende situaties de in uitvoering zijnde parkeerprocedure worden gestopt, waardoor u op tijd de controle over de auto moet overnemen:

  • Te dicht bij een obstakel

  • De bagageruimte voorin, de achterklep of een portier is geopend

  • De elektrische parkeerrem is ingeschakeld

  • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitssysteem zijn geactiveerd

  • De bestuurder verlaat zijn stoel

  • S-APA met Fusion is gedurende langer dan ongeveer 30 seconden gepauzeerd

  • Te veel aanpassingen naar voren en achteren

  • De hele parkeerprocedure duurt te lang

  • Systeemstoring

Als S-APA met Fusion op abnormale wijze wordt uitgeschakeld, wordt op het digitale instrumentenpaneel de "P" naast de linker- of rechterkant van de auto rood.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

S-APA met Fusion werkt mogelijk niet zoals verwacht wanneer de auto rijdt onder de volgende wegomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Schakel S-APA met Fusion niet in wanneer het wegdek dwars of in de lengterichting op-/afloopt. S-APA met Fusion is alleen ontworpen voor gebruik op een wegdek zonder helling.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in wanneer het wegdek oneffen is of er trapsgewijze verhogingen in de weg zitten. S-APA met Fusion is alleen ontworpen voor gebruik op een vlakke weg.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in als er water, modder, kuilen, ijs, sneeuw, verkeersdrempels en obstakel op de weg zijn.

  • De wegrand is gemaakt van speciaal materiaal en kan niet worden gedetecteerd. Bij verkeerd parkeren bestaat de kans dat de banden en velgen van de auto beschadigd raken door de wegrand en moet u onmiddellijk de controle over de auto overnemen.

  • Als het wegdek dwars of in de lengterichting sterker op-/afloopt dan het ondersteunde bereik, kan niet worden gegarandeerd dat S-APA met Fusion met succes wordt uitgevoerd.

  • Als de hoek van de schuine parkeerplaats groter is dan het ondersteunde bereik, wordt de parkeerplaats niet vrijgegeven en kan niet worden gegarandeerd dat het parkeren met succes wordt uitgevoerd.

De ultrasoonsensoren kunnen een beperkte detectie van de volgende obstakels hebben, waardoor u op elk moment voorbereid moet zijn om de controle over de auto over te nemen om persoonlijk letsel en schade aan eigendommen te voorkomen, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers, kinderen, dieren, enz.

  • Dunne, puntige, korte en zwevende obstakels, zoals verzonken sloten, lage stenen kolommen, lage cilinders, dunne staven, scherpe voorwerpen, enz.

  • Hoeken van muren, kolommen in een parkeergarage, enz.

De ultrasoonsensoren kunnen in de volgende situaties een beperkte detectie hebben, waardoor S-APA met Fusion niet kan werken of niet kan werken zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Een of meer ultrasoonsensoren zijn beschadigd, verkeerd geplaatst of afgedekt (bijvoorbeeld door modder of ijs)

  • Slecht weer, zoals regen, sneeuw, mist en nevel zijn van invloed op de werking van de ultrasoonsensoren

  • Sensoren worden beïnvloed door andere elektrische apparatuur of installaties die interferentie kunnen veroorzaken

De 360-gradencamera kan in de volgende situaties een beperkte detectie hebben, waardoor S-APA met Fusion niet kan werken of niet kan werken zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De linker en rechter buitenspiegels of de voor- en achterkant van de auto zijn beschadigd waardoor de 360-gradencamera in een abnormale stand staat

  • De 360-gradencamera is vuil (door bijvoorbeeld modder of ijs) of geblokkeerd

  • Onder sterk zonlicht of halfschaduw

  • Reflecterende grond of water op de grond

  • Slechte verlichtingsomstandigheden (donker), sterke reflectie vanaf de grond of slecht zicht (harde regen, zware sneeuwbui, dichte mist)

  • Een parkeerplaats van een ongebruikelijke afmeting (te smal of te breed) of een betegelde parkeerplaats

  • Gesleten, onduidelijke, afgedekte of overlappende parkeerplaatsmarkeringen

  • Een cilindrische, vierkante en anders gevormde pilaar vlakbij de parkeerplaats

  • Een parkeerplaats op een hoek

  • Het systeem is mogelijk niet in staat om parkeerplaatsen te beoordelen en uit te sluiten met een niet-parkeren markering, kegels, niet-stoppen bord, verzonken slot, of ander speciale parkeerplaatsen

  • Het systeem is mogelijk niet in staat om parkeerplaatsen uit te sluiten met obstakels, zoals voetgangers, fietsen, trikes, laag afval, bakstenen, enz.

S-APA met Fusion werkt mogelijk niet zoals verwacht wanneer de auto rijdt in de volgende situaties, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Elke toevoeging aan of wijziging van het stuurwiel die het risico verhoogt dat S-APA met Fusion niet werkt of niet werkt zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot: aanbrengen van een leren stuurhoes, wijzigen van het stuurwiel of de gewichtring, enz.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in als een aanhanger is aangekoppeld achter de auto.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in als de auto gebruikmaakt van sneeuwkettingen of het reservewiel.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in als een geladen voorwerp uitsteekt in het gebied rondom de auto.

  • Niet-originele banden of een lage bandenspanning is van invloed op de rijrichting van S-APA met Fusion. Als S-APA met Fusion wordt gebruikt, zorgt u ervoor dat banden met de originele maat zijn gemonteerd en correct zijn opgepompt.

  • Na het veranderen van de bandenmaat en specificaties, moet u de relevante parameters laten updaten door de aftersalesservice. Momenteel worden alleen de bandenmodellen ondersteund die door ons worden gespecificeerd. Elke wijziging van de bandenmaat en specificaties van de auto kan van invloed zijn op de prestaties van het parkeren.

S-APA met Fusion werkt mogelijk niet zoals verwacht als gevolg van de volgende omstandigheden van de beoogde parkeerplaats, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De beoogde parkeerplaats ligt naast de afrastering van de weg, een hoge muur, straatverlichting, een boom, struiken, een pilaar, zwevend voorwerp zoals een vangrail, een verdeelkast, een oplaadpaal, enz., wat van invloed kan zijn op het uiteindelijke parkeerresultaat en zelfs schade aan de auto kan veroorzaken.

  • De beoogde parkeerplaats ligt in een bocht, wat van invloed kan zijn op het uiteindelijke parkeerresultaat.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in wanneer de beoogde parkeerplaats schuin loopt.

  • Schakel S-APA met Fusion niet in wanneer er een obstakel, zoals een geopend verzonken slot, kegels, een winkelwagen of een lantaarnpaal, is in de beoogde parkeerplaats.

Schakel S-APA met Fusion niet in wanneer de volgende omstandigheden kunnen leiden tot een slecht zicht van de omgeving tijdens het rijden, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De linker of rechter buitenspiegel is wazig of beschadigd, of staat in een abnormale stand.

  • De 360-gradencamera is wazig of beschadigd, of staat in een ongebruikelijke stand.

  • Slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel, enz.) veroorzaakt slecht zicht.

  • Slecht zich 's nachts of als gevolg van onvoldoende licht.

Schakel S-APA met Fusion in de volgende situaties niet herhaaldelijk in, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Na intensief rijden of herhaalde parkeerbedieningen, waardoor de oververhittingsbeveiliging van het stuursysteem in werking kan treden. Schakel S-APA met Fusion niet gedurende een lange tijd of herhaaldelijk in.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van S-APA met Fusion. Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op S-APA met Fusion. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Power Swap met parkeerassistentie (PSAP)

De Power Swap met parkeerassistentie (PSAP) kan bestuurders helpen hun auto te parkeren in het Power Swap-station zonder het stuurwiel aan te raken, te remmen, gas te geven of te schakelen.

Zoek op de kaart naar het Power Swap-station of open het scherm van de voedingsassistent om het Power Swap-station weer te geven:

  • Als u zich binnen het bestelling-plaatsingsbereik van het Power Swap-station bevindt, tikt u rechtstreeks erop om een bestelling te plaatsen;

  • Als u zich niet binnen het bestelling-plaatsingsbereik bevindt, navigeert u naar het Power Swap-station en plaatst u een bestelling wanneer u zich in de buurt ervan bevindt.

Opgelet 下单时会对爱车和蔚来APP 位置进行校验,只有在换电站附近约200 米范围内才能成功下单。当遇到车机断网而无法下单的情况下,请等待车机网络恢复后重新尝试下单,或咨询现场专员。下单时请注意阅读协议以及免责条款等。
  • De locaties van uw voertuig en de NIO-app worden gecontroleerd tijdens het plaatsen van de bestelling. Een bestelling kan niet succesvol worden geplaatst tenzij uw voertuig zich binnen 200 meter van het Power Swap Station bevindt.

  • In het geval dat de plaatsing van een bestelling mislukt als gevolg van een niet-beschikbaar voertuignetwerk, probeer het dan opnieuw nadat het netwerk is hervat of raadpleeg de plaatselijke technicus.

  • Lees de Overeenkomst en Disclaimer voordat u een bestelling plaatst.

Nadat de bestelling met succes is geplaatst, wordt een accuwissel-serienummer gegenereerd om in de wachtrij geplaatst te worden. U kunt de laadstatus van de accu, het huidige aantal wachtenden in de wachtrij, de geschatte wachttijd en overige informatie controleren op de bestelpagina van de app op uw mobiele telefoon en in de auto.

Nadat het voertuig vóór u klaar is met het wisselen van zijn accu en het Power Swap-station heeft verlaten, controleert het Power Swap-station dit en stuurt een oproepcommando met uw serienummer om u te informeren dat u het Power Swap-station kunt binnenrijden. Tik op het middendisplay op de knop "Accuwisselprocedure activeren" om de parkeerprocedure te starten.

Opgelet 请在换电站附近等待叫号,并及时关注车机或手机APP 的排队情况,如若过号,请及时联系现场专员。如因某些原因离开现场,请留意手机APP 的排队情况,或及时取消订单。 等待换电时请避开换电站前的行车通道。
  • Wacht op uw beurt in de buurt van het Power Swap Station en let op de wachtrijstatus op uw middendisplay of NIO-app. Als u uw beurt mist, neem dan contact op met de technicus ter plaatse.

  • Als u om wat voor reden dan ook het Power Swap Station moet verlaten, let dan op de wachtrijstatus op de NIO-app of annuleer de bestelling op tijd.

  • Vermijd de rijstrook voor het station in afwachting van uw oplaadbeurt.

De functie Power Swap met parkeerassistentie (PSAP) werkt mogelijk niet zoals verwacht in de volgende situaties:

  • Het materiaal waarvan de wegrand is gemaakt is niet steen of de wegrand kan niet worden gedetecteerd. Bij verkeerd parkeren bestaat de kans dat de banden en velgen van de auto beschadigd raken door de wegrand en moet u onmiddellijk de controle over de auto overnemen.

  • Elke toevoeging aan of wijziging van het stuurwiel die het risico verhoogt dat S-APA met Fusion niet werkt of niet werkt zoals verwacht, inclusief maar niet beperkt tot: aanbrengen van een leren stuurhoes, wijzigen van het stuurwiel of de gewichtring, enz.

  • Eén of meer ultrasoonsensoren is vuil of geblokkeerd (bijvoorbeeld door modder, ijs of sneeuw).

  • De weersomstandigheden (harde regen, sneeuw, mist, extreme hitte of koude, enz.) hinderen de werking van de sensor.

  • Reflecterende grond of water op de grond

  • Sensoren worden beïnvloed door andere elektrische apparatuur of installaties die interferentie kunnen veroorzaken

  • Het wegdek is oneffen, bestaat uit grasbeton, heeft groeven, enz.

  • De auto maakt gebruik van sneeuwkettingen of het reservewiel.

  • Een geladen voorwerp steekt uit de auto.

  • De linker of rechter buitenspiegel is beschadigd, of staat in een abnormale stand.

Opgelet 在更换轮胎尺寸和性能后您需要到售后更新相关参数,目前仅支持官方提供的轮胎型号;任何车辆轮胎尺寸和性能的改装,可能都会影响泊车性能。
  • Nadat de bandenmaat is gewijzigd, moet u naar het servicecentrum gaan om de relevante parameters bij te werken. Momenteel worden alleen de officiële bandenmodellen ondersteund. Elke wijziging met betrekking tot de bandenmaat en prestaties van het voertuig kan van invloed zijn op de parkeerresultaten.

  • Parkeren kan worden belemmerd als u tijdens het parkeren te vaak pauzeert.

  • Rijden op hoge snelheid of meerdere parkeerbewegingen kunnen de beveiliging tegen oververhitting van het stuursysteem op gang zetten. Gebruik deze functie gedurende een langere periode niet herhaaldelijk.

  • Wanneer de beoogde parkeerplaats dicht bij hekken langs de weg, hoge muren, straatverlichting, bomen, struiken, pilaren of overhangende obstakels zoals leuningen, stroomverdeelkasten en oplaadconnectoren ligt, kunnen deze obstakels het parkeerresultaat beïnvloeden en zelfs schade aan het voertuig veroorzaken.

Parkeer in het Power Swap-station

Nadat u op de knop "Accuwisselprocedure activeren" hebt getikt, rijdt u aan de hand van de instructies van de auto het begingebied voor het wisselen van de accu in de aangegeven richting binnen met een snelheid lager dan 18 km/u.

Opgelet 车速过快可能会导致爱车定位检测失败,请控制车速不超过18公里/时。请根据地面箭头指向行驶,并注意避开周围来往车辆和行人。如若遇到定位失败请联系现场专员接管爱车,手动倒车换电。请勿尝试自行倒车驶入换电站。
  • Een te hoge snelheid kan leiden tot een storing in de positioneringsdetectie. Houd de snelheid onder de 18 km/u.

  • Volg de pijlen op de grond en houd afstand van voertuigen en voetgangers in de buurt.

  • Als positioneringsdetectie mislukt, neem dan contact op met de technicus ter plaatse om uw voertuig over te nemen en handmatig achteruit te rijden voor het opladen.

Nadat u het begingebied voor het wisselen van de accu bent binnengereden, geeft de dynamische omgevingssimulatie aan en speelt NOMI een gesproken melding af dat de auto met succes is gelokaliseerd. Trap het rempedaal in om de auto op zijn plaats te houden en wacht op de positiedetectie.

Verzeker u ervan dat uw veiligheidsgordel is vastgemaakt en het portier gesloten is terwijl u wacht in het begingebied.

Tik op de knop "Assisteren met parkeren in het Power Swap-station". Wanneer u de melding "Laat het rempedaal en het stuurwiel los" ziet, volgt u de instructies om te beginnen met parkeren in het Power Swap-station.

  • Het parkeren zal worden gepauzeerd als tijdens de procedure obstakels worden gedetecteerd.

  • Als het parkeren is gepauzeerd als gevolg van systemische redenen of een actieve interventie tijdens de procedure, moet u bevestigen dat er geen obstakels zijn in de omgeving en het parkeren handmatig hervatten.

Als u niet in staat bent het parkeren te hervatten, kunt u "Parkeren afbreken" selecteren, en zal de specialist ter plaatse handmatig de accu van uw auto wisselen nadat u het parkeren hebt afgebroken. Als het Power Swap-station onbemand is, kunnen gebruikers ook selecteren of ze automatisch of handmatig willen parkeren, of contact opnemen met de specialist.

Nadat het parkeren voltooid is, wisselt u de accu van de auto aan de hand van de instructies op de interface.

Opgelet 在泊入换电站前或在泊入的过程中,您需始终关注爱车周边环境,确认没有来往车辆、行人、儿童等,确保泊车过程安全 。 在泊入换电站的过程中,请不要接管加速踏板、解开安全带、离开主驾座位或打开车门。

Let voor of tijdens het parkeren in het Power Swap Station altijd op uw omgeving om er zeker van te zijn dat er geen passerende voertuigen, voetgangers, kinderen, enz. zijn en zorg voor parkeerveiligheid.

Neem het gaspedaal niet over, maak de veiligheidsgordel niet los, verlaat de bestuurdersstoel niet en open de deur niet tijdens het parkeren in het Power Swap Station.

Begin/einde van het wisselen van de accu

Nadat met succes is geparkeerd, wordt automatisch de knop voor de accuwisselprocedure weergegeven. Lees de instructies op het scherm van de auto aandachtig door en tik om het wisselen van de accu te starten.

De auto zal automatisch de status van het wisselen van de accu aanpassen en het scherm uitschakelen om het wisselen van de accu te starten.

Waarschuwing 如果泊车未到位或爱车自动调整失败,请根据现场专员提示调整爱车;在换电过程中无法进行车窗、空调的调整,请提前调整至合适的位置;换电开始后,车身会有轻微起伏和声响,部分报警灯会暂时点亮,请不要恐慌; 换电过程请勿尝试打开车门、切换挡位、踩下制动踏板等操作,从而造成换电异常退出。

Als uw voertuig niet op zijn plaats is geparkeerd of niet automatisch is bijgesteld, dient u uw voertuig bij te stellen volgens de instructies van de technicus ter plaatse.

De ruiten of de airconditioning kunnen tijdens het opladen niet worden versteld. Stel deze van tevoren in op de juiste standen.

Tijdens het opladen is het normaal dat het voertuig licht schokt met wat lawaai en dat er tijdelijk wat waarschuwingslampjes branden.

Open tijdens het opladen geen portieren, ga niet schakelen of het rempedaal intrappen of andere acties uitvoeren waardoor het opladen kan worden onderbroken of verstoord.

Nadat het wisselen van de accu is voltooid, zal het scherm van de auto worden ingeschakeld om aan te geven dat het wisselen van de accu is voltooid. Op dat moment kan de auto zonder enig probleem uit het Power Swap-station worden gereden.

Opgelet 驶出换电站时请注意观察前方的车辆及行人,确认安全后再驶出换电站。

Let omwille van de veiligheid op of er voertuigen of voetgangers voor u staan voordat u het Power Swap Station verlaat.

De bovenstaande waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen dekken niet alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de Power Swap met parkeerassistentie (PSAP). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de Power Swap met parkeerassistentie (PSAP). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS)

Het indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS) monitort met behulp van ultrasoonsensoren de voorkant van de auto wanneer deze met lage snelheid rijdt. Bij het naderen van obstakels wordt automatisch de interface en scenario's van de parkeercamera opgeroepen, zoals de hulp bij het beoordelen van de parkeerplaats of het passeren van verboden wegen.

Waarschuwing 窄路辅助功能提示仅供参考,无法替代您的目视检查。窄路辅助功能提示作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况。在极端恶劣天气包括但并不限于雨、雪、雾、霾等,此功能不建议您启动使用。您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用窄路辅助功能。您始终承担着安全驾驶、且符合现行交通法律法规的最终责任。

Het zijafstand-indicatiesysteem dient alleen als referentie en kan uw visuele waarneming niet vervangen.

Als rijhulpfunctie kan het zijafstand-indicatiesysteem niet alle situaties aan in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden. We raden het gebruik van het zijafstand-indicatiesysteem af bij slecht weer, met inbegrip van maar niet beperkt tot zware regen, sneeuw, mist en nevel.

U moet altijd letten op het verkeer en de wegomstandigheden en uw eigen beslissing nemen over het al dan niet gebruiken van het zijafstand-indicatiesysteem als het veilig is.

Het is altijd uw verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het voertuig op een veilige manier wordt bestuurd en voldoet aan de toepasselijke verkeerswetten en -voorschriften.

Indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS) inschakelen/uitschakelen

Het indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS) kan worden ingeschakeld en uitgeschakeld met behulp van de instellingenknop op de interface van de parkeercamera. Wanneer het indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS) is ingeschakeld, kunnen verschillende typen schermindelingen worden geselecteerd, zoals de weergave van twee beelden, volledig scherm of beeld-in-beeld.

Als aan de volgende gebruiksvoorwaarden tegelijkertijd wordt voldaan, wordt de interface van de parkeercamera automatisch opgeroepen:

  • De auto staat in de D-stand

  • De snelheid mag niet hoger dan 21 km/u worden

  • Er is een obstakel in een van de gebieden vóór de auto en dit bevindt zich dicht bij de auto

Gebied en bereik van het indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS)

Gebied

Bereik

1

Afstand minder dan 50 cm

2

Afstand minder dan 80 cm

3

Afstand minder dan 80 cm

U kunt bovenaan de rechterkant van de interface van de parkeercamera tikken en selecteren om het waarschuwingssignaal uit te schakelen. Tegelijkertijd dient u zich bewuste te zijn van de risico's als gevolg van het uitschakelen van het waarschuwingssignaal.

Automatisch sluiten van de interface van de parkeercamera:

  • Als het obstakel meer dan 4,5 seconden verwijderd is van de auto, zal de interface van de parkeercamera automatisch sluiten.

  • Als het indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS) wordt uitgeschakeld doordat op het lege gedeelte van de parkeercamera te tikken of het scherm met vijf vingers vastte pakken, wordt dit tijdelijk uitgeschakeld gedurende 3 minuten en kan na 3 minuten het normale gebruik weer worden hervat.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 21 km/u keert het indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS) terug naar het normale gebruik.

  • Als weer aan de gebruiksvoorwaarden van het indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS) wordt voldaan, wordt de interface van de parkeercamera automatisch geactiveerd.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen dekken niet alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS). Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op het indicatiesysteem zijwaartse afstand (SDIS). Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Gezondheidsstatus van de auto

Controleer de gezondheidsstatus van de auto regelmatig om uw auto in optimale conditie te houden. Tik op de hoofdpagina van het middendisplay op Mijn ES6 om de interface van Gezondheidsstatus van de auto te openen. Wanneer u deze pagina geopend hebt, kan de auto een zelfcontrole uitvoeren en daarna de huidige gezondheidsstatus tonen.

U kunt ook het energieverbruik van de huidige rit controleren op de interface van Mijn ES6, en de rit resetten door op Totale kilometertellerstand resetten te tikken.

Onderhoudsinstructies

Om te verzekeren dat het voertuig normaal kan werken en u een goede rit en rijervaring kan bieden, moet u regelmatig voertuigonderhoud uitvoeren.

In het licht van de complexiteit van voertuigsystemen en de vereisten van het onderhoud na verkoop van elektrische voertuigen van nationale wetten en regelgeving, raden we u aan om uw voertuig regelmatig te laten onderhouden in het onderhoudscentrum van NIO. Als u vragen hebt over de voertuiginspectie, neem dan op om het even welk moment contact op met NIO.

Routinematig onderhoud

Routinematig onderhoud is zeer belangrijk om ervoor te zorgen dat je auto goed blijft presteren, de gebruikskosten van de auto dalen en de auto langer meegaat. We raden je aan om onderhoud volgens de volgende vereisten bij een NIO Service Center te laten uitvoeren.

Dagelijks onderhoud

Dagelijks onderhoud is een zeer belangrijke maatregel om ervoor te zorgen dat je veilig rijdt en storingen in de auto worden beperkt. De volgende punten moeten elke dag worden gecontroleerd. Als je afwijkingen constateert, neem dan op tijd contact op met het NIO Service Center om de relevante controles uit te laten voeren.

  • Controleer of alle buitenverlichting, claxons, richtingaanwijzers en alarmknipperlichten goed werken.

  • Controleer of de ruitenwissers en ruitensproeiers goed werken.

  • Controleer of de remmen goed werken.

  • Controleer of de veiligheidsgordels goed werken.

  • Controleer of er controlelampjes branden die niet zouden moeten branden en of er waarschuwingsmeldingen op het instrumentenpaneel en het middendisplay worden weergegeven.

  • Controleer de bandenspanning en controleer de banden op schade en abnormale slijtage.

  • Controleer of er abnormale vloeistoffen onder de carrosserie van de auto liggen (water door ontvochtiging uit het airconditioningssysteem is normaal).

  • Let tijdens het rijden goed op abnormale geluiden, zoals gebonk of een impact aan de onderzijde van de carrosserie van de auto.

  • Controleer de carrosserie van je auto op vuil (zoals vogelpoep, boomhars, asfalt, insecten en industriestof) die de lak kan beschadigen. Verwijder vuil volgens de instructies van de carrosserie van de auto. Zie 'De buitenzijde schoonmaken en onderhouden'.

  • Controleer op vuil in het LiDAR-gebied van het dak, in de gebieden rond high-definition camera's en in het gebied rond de 360-surroundcamera. Verwijder vuil uit die gebieden volgens de instructies. Zie 'De buitenzijde schoonmaken en onderhouden'.

  • Vervang de batterij van de smart key volgens de aanwijzingen op het middendisplay van de auto.

Periodiek onderhoud

Wanneer je onder normale rijomstandigheden rijdt, ga naar het NIO Service Center voor onderhoud van de auto volgens de volgende onderhoudspunten en -intervallen:

  • Versnellingsbakolie: Ververs elke 200.000 kilometer.

  • Remvloeistof: Ververs elke 3 jaar.

  • Koelvloeistof: Controleer de koelvloeistof uiterlijk in het 5e jaar of na 100.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en ververs de koelvloeistof wanneer nodig.

    Als de koelvloeistof niet wordt ververst, controleer de koelvloeistof elke 2 jaar of 40.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en ververs de koelvloeistof wanneer nodig. Als de koelvloeistof wordt ververst, moet je de nieuwe koelvloeistof in het 5e jaar of na 100.000 kilometers (welke van de twee eerst komt) controleren en de koelvloeistof wanneer nodig verversen.

    Wanneer je auto in een klimaat met zeer lage temperaturen wordt gebruikt (lager dan -30 °C), controleer de koelvloeistof en ververs deze wanneer nodig.

  • Remblokken: Controleer de remblokken uiterlijk in het 5e jaar of na 100.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) op slijtage en vervang ze wanneer nodig.

    Als de remblokken niet worden vervangen, controleer de remblokken dan elke 2 jaar of 40.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en vervang ze wanneer nodig. Als de remblokken worden vervangen, controleer de nieuwe remblokken in het 5e jaar of na 100.000 kilometer (welke van de twee het eerst komt) en vervang ze wanneer nodig.

  • Remschijven: Controleer als laatste de remschijven op slijtage en vervang ze waar nodig in het 10e jaar of na 200.000 kilometer (welke van de twee eerst komt).

    Als de remschijven niet worden vervangen, controleer de remschijven dan elke 2 jaar of 40.000 kilometer (welke van de twee eerst komt) en vervang ze wanneer nodig. Als de remschijven worden vervangen, controleer de nieuwe remschijven in het 10e jaar of na 200.000 kilometer (welke van de twee het eerst komt) en vervang ze wanneer nodig.

Opmerking 上述”必要时“是指检测结果不满足蔚来汽车技术标准。

Het bovenstaande 'wanneer nodig' verwijst naar eventuele testresultaten die niet aan de vereisten van de technische normen van NIO voldoen.

Onregelmatig onderhoud

We raden je aan om naar het NIO Service Center te gaan om de volgende onderhoudspunten waar nodig uit te laten voeren op basis van de omstandigheden van je auto en de meldingen op het middendisplay:

  • Controleer de ruitenwisserbladen op veroudering en schrapen, en vervang ze waar nodig.

  • Controleer het luchtfilter volgens de meldingen op het middendisplay van de auto en vervang het waar nodig.

  • Vervang de 12V-batterij volgens de aanwijzingen op het middendisplay van de auto.

Opmerking 上述”必要时“是指检测结果不满足蔚来汽车技术标准。

Het bovenstaande 'wanneer nodig' verwijst naar eventuele testresultaten die niet aan de vereisten van de technische normen van NIO voldoen.

We raden je aan om naar het NIO Service Center te gaan om een complete controle van de auto uit te laten voeren op basis van de gebruiksomstandigheden en de toestand van je auto.

Speciaal onderhoud

Als je auto vaak in veeleisende omgevingen rijdt, dan kunnen aanvullende onderhoudspunten of kortere onderhoudsintervallen nodig zijn. Neem voor meer informatie contact op met het NIO Service Center.

  • Rijden in een stoffige omgeving.

  • Rijden in omgevingen met zeer lage temperaturen (lager dan -20 ℃) of hoge temperaturen (hoger dan 40 ℃).

  • Rijden in een vochtige omgeving of vaak door water waden.

  • Rijden op wegen met veel zout of bijtende materialen.

  • Vaak remmen of rijden in bergachtige gebieden.

  • Vaak gebruikt voor speciale doeleinden, bijvoorbeeld bij een hoge belasting.

  • Achteraf gemonteerd of aangepast voor speciale doeleinden.

De voorruitenwisserbladen vervangen

De voorruitenwissers verwijderen regen en vuil vanaf de voorruit (in combinatie met ruitensproeiervloeistof). Als uw zicht door de voorruit wazig wordt of als er meerdere duidelijke, waterstrepen achterblijven na het wissen, die het zicht van de bestuurder hinderen, is het tijd om de ruitenwisserbladen te vervangen:

Zo vervangt u de voorruitenwisserbladen:
  1. Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Ruitenwissers voor en achter in onderhoudsstand , waarna de voorruitenwisserbladen in een stand worden geplaatst waarin ze gemakkelijk kunnen worden vervangen.

  2. Nadat de ruitenwissers in de onderhoudsstand zijn geplaatst, kunnen ze van de voorruit af worden getild. Houd het lipje van het voorruitenwisserblad ingedrukt en schuif het ruitenwisserblad loodrecht op de ruitenwisserarm omlaag om het ruitenwisserblad te verwijderen.

  3. Breng het nieuwe ruitenwisserblad aan tot u een klik hoort waarmee wordt aangegeven dat het ruitenwisserblad stevig vastzit.

Het blad van de ruitenwisser van de achterruit vervangen

De ruitenwisserbladen achter kunnen de regendruppels van de achterruit vegen. De stappen voor het vervangen van de ruitenwisserbladen achter zijn als volgt:
  1. Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay, tik op Portier- en ruitvergrendelingen > Ruitenwissers > Ruitenwissers voor en achter in onderhoudsstand, waarna de ruitenwisserbladen achter in een stand worden geplaatst waarin ze gemakkelijk kunnen worden vervangen.

    Til de ruitenwisserarmen van de achterruit af en verwijder de ruitenwisserbladen achter.

  2. Monteer nieuwe ruitenwisserbladen en trek eraan om te controleren of ze stevig vast zitten.

Ruitensproeiervloeistof voor de voorruit bijvullen

Waarschuwing 添加风窗洗涤液液需打开前盖,如有需要请联系蔚来汽车服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。
  • Om ruitensproeiervloeistof toe te voegen, opent u de motorkap. Neem zo nodig contact op met het NIO Service Center voor hulp om letsel als gevolg van het per ongeluk aanraken van onderdelen onder hoge druk te voorkomen.

  • Voeg een methanol-type ruitensproeiervloeistof toe om beschadiging van omliggende onderdelen te voorkomen.

  • Ruitensproeiervloeistof is brandbaar en irriteert. Bij gebruik dient u open vuur en contact met lichaamsdelen te voorkomen.

  • Ruitensproeiervloeistof kan de afdekking van de lampen van uw auto beschadigen. Voorkom dat ruitensproeiervloeistof in contact komt met de afdekking van de lampen.

  • Vul geen koelvloeistof bij in het ruitensproeiervloeistofreservoir. Anders kan het ruitensproeiersysteem en de lak worden beschadigd.

De ruitensproeiervloeistof helpt ervoor te zorgen dat het zicht door de voorruit goed blijft. Bijvullen van de ruitensproeiervloeistof:
  1. Trek tweemaal aan de afdekplaat van de hendel in het passagierscompartiment om de kap van de voorbak te ontgrendelen.

  2. Zet de kap van de voorbak omhoog.

  3. Open de dop van het reservoir en giet de juiste hoeveelheid ruitensproeiervloeistof bij in het reservoir.

    Opgelet 加注风窗洗涤液时请对准壶口,缓慢加注;若洗涤液不慎洒落请及时擦拭干净。

    Ga bij het bijvullen van het reservoir met ruitensproeivloeistof zorgvuldig te werk om morsen te voorkomen en veeg eventuele spatten of druppels onmiddellijk op.

  4. Sluit de dop van het ruitensproeiervloeistofreservoir goed na het bijvullen van de ruitensproeiervloeistof.

  5. Wanneer u de motorkap sluit, moet u de kap eerst met de handen een beetje omlaag brengen en vervolgens beide uiteinden van de kap omlaag duwen tot de kap volledig dicht is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。
  • Sluit de motorkap niet met grote kracht en laat hem niet van grote hoogte dichtvallen.

  • Vul ruitensproeiervloeistof toe die geschikte is voor de buitentemperatuur. Bij koude weersomstandigheden gebruikt u ruitensproeiervloeistof waarin antivries zit om te voorkomen dat het zicht door de voorruit verslechtert.

  • Bij gebruik van geconcentreerde ruitensproeiervloeistof volgt u de instructies van de fabrikant om het met water te verdunnen.

  • Voeg geen water toe aan gebruiksklare ruitensproeiervloeistof omdat hierdoor de ruitensproeiervloeistof kan bevriezen en het ruitensproeiervloeistofreservoir of andere onderdelen van het ruitensproeiersysteem kan beschadigen.

  • Wanneer het buiten erg koud is, wordt het aanbevolen om ruitensproeiervloeistof toe te voegen tot het reservoir driekwart vol is om te voorkomen dat de ruitensproeiervloeistof bevriest en uitzet, waardoor het ruitensproeiervloeistofreservoir beschadigd kan raken.

  • Voeg geen geformuleerde ruitensproeiervloeistof toe waarin een waterafstotend middel of een insectenverwijderingsmiddel zit aangezien deze tijdens het wissen van de voorruit strepen, vlekken, piepen of andere geluiden kunnen veroorzaken.

Koelvloeistof bijvullen

Waarschuwing 添加冷却液需打开前盖,请联系服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。

Om het risico op een elektrische hoogspanningsschok bij het openen van de motorkap te voorkomen, neemt u contact op met NIO om de koelvloeistof van het voertuig bij te vullen.

Koelvloeistof helpt ervoor te zorgen dat het e-aandrijflijnsysteem van de auto binnen een geschikt temperatuurbereik blijft werken. Bijvullen van de koelvloeistof:
  1. Trek tweemaal aan de afdekplaat van de hendel in het passagierscompartiment om de kap van de voorbak te ontgrendelen.

  2. Zet de kap van de voorbak omhoog.

  3. Open de dop van het koelvloeistofreservoir en giet een passende hoeveelheid koelvloeistof bij (tot boven de MIN- en onder de MAX-markering).

  4. Draai de dop van het koelvloeistofreservoir stevig vast.

  5. Wanneer u de motorkap sluit, moet u de kap eerst met de handen een beetje omlaag brengen en vervolgens beide uiteinden van de kap omlaag duwen tot de kap volledig dicht is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。

Sla niet op de kap en laat deze niet vallen.

Remvloeistof bijvullen

Waarschuwing 添加制动液需打开前盖,请联系服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。

Om het risico op een elektrische hoogspanningsschok bij het openen van de motorkap te voorkomen, neemt u contact op met NIO om de remvloeistof van het voertuig bij te vullen.

Remvloeistof is het medium dat de rem druk in het hydraulische remsysteem overbrengt. Bijvullen van de remvloeistof:
  1. Trek tweemaal aan de afdekplaat van de hendel in het passagierscompartiment om de kap van de voorbak te ontgrendelen.

  2. Zet de kap van de voorbak omhoog.

  3. Open de dop van het remvloeistofreservoir en giet een passende hoeveelheid remvloeistof bij (tot boven de MIN- en onder de MAX-markering).

  4. Draai de dop van het remvloeistofreservoir stevig vast.

  5. Wanneer u de motorkap sluit, moet u de kap eerst met de handen een beetje omlaag brengen en vervolgens beide uiteinden van de kap omlaag duwen tot de kap volledig dicht is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。

Sla niet op de kap en laat deze niet vallen.

Banden controleren en voertuig onderhoud

Rijd niet op beschadigde, versleten, of verkeerd opgepompte banden. Controleer de banden regelmatig om de rijveiligheid te garanderen:
  • Controleer de banden regelmatig op beschadigingen (lekken, insnijdingen, scheuren en bobbels) en verwijder voorwerpen die zich in het loopvlakprofiel van de band bevinden.

  • Bij een lekke band vermindert de bandenspanning, dus het is belangrijk om de bandenspanning vaak te controleren. Repareer of vervang lekke of beschadigde banden zo snel mogelijk. Als u tijdens het rijden plots trillingen of hobbels voelt of vermoedt dat de banden beschadigd zijn, vertraag dan onmiddellijk maar vermijd daarbij hard remmen of bruuske stuurmanoeuvres. Stop nadat u hebt nagekeken of dat veilig kan, en neem dan onmiddellijk contact op met het NIO Service Center voor assistentie.

  • Als het ventieldopje van een wiel verloren raakt, moet u dit zo spoedig mogelijk vervangen.

  • Houd de banden uit de buurt van olie, vet of brandstof.

  • Bewaar wielen altijd op een koele, droge en donkere plek. Afzonderlijke banden die niet op een wiel zijn gemonteerd, moeten rechtop worden bewaard.

  • Berg zomerbanden niet op en parkeer auto's met zomerbanden niet bij omgevingstemperaturen lager dan –15 °C.

Controleer het profiel van het loopvlak regelmatig op slijtage, met name voor en na lange ritten. Als de profieldiepte is afgesleten tot 1.6 mm of minder, verschijnt een slijtage-indicator. De grip van de band is dan sterk verminderd en de band moet onmiddellijk worden vervangen om risico op een ongeval te voorkomen.

Om veiligheidsredenen moeten banden worden vervangen als ze de volgende beschadigingen vertonen:
  • Beschadigingen zoals insnijdingen, scheuren en barsten tot op het karkas, en uitstulpingen die wijzen op beschadiging van de inwendige koordlagen.

  • De band vertoont vaak lekken, of onherstelbare schade door de grootte of de plaats van de insnijding of andere beschadigde plaatsen.

  • Lekken, bobbels of beschadigingen van de wangen van de band.

  • Vervorming of corrosie van de banden door langdurig parkeren.

Als u niet zeker bent, moet u contact opnemen met het NIO Service Center.
Opgelet 若轮胎磨损不均匀,建议您到服务中心进行轮胎动平衡检查。

Als de bandenslijtage ongelijk is verdeeld, raden we u aan contact op te nemen met NIO om de banden te laten controleren op dynamische balancering.

Controleer en onderhoud uw banden regelmatig op basis van uw rijgewoonten en wegomstandigheden om slijtage van de banden te beperken en de levensduur ervan te verlengen:
  • Nieuwe banden moeten de eerste 500 kilometer in gereden worden. Het inrijden moet met matige snelheid en met een voorzichtige rijstijl gebeuren om de levensduur van de banden te verlengen.

  • Wanneer u over een trottoirband of een vergelijkbare hindernis moet rijden, moet u langzaam rijden en ervoor zorgen dat de wielen zoveel mogelijk haaks op de hindernis staan.

  • Hard stoten van de banden tegen een trottoirband of een obstakel met scherpe randen, zoals een grote steen, of stoten tegen scherpe randen kunnen onzichtbare schade aan de banden veroorzaken, met een cumulatief effect op de levensduur van de banden. Afhankelijk van de kracht van de klap, kan zelfs de velgrand beschadigd raken.

  • Te snel nemen van bochten, te hard optrekken en abrupt remmen leiden tot grotere slijtage van banden.

  • Nadat een nieuwe band op de velg is gemonteerd, moet het wiel dynamisch gebalanceerd worden.

  • Als de auto niet rechtuit blijft rijden of tijdens het rijden naar links of rechts trekt, moet u naar het NIO Service Center gaan om de wieluitlijning te laten controleren en indien nodig af te stellen.

  • Als de achterbanden minder slijtage vertonen dan de voorbanden, kunnen de voor- en achterbanden worden omgewisseld. We adviseren om voor- en achterbanden om de 10.000 km onderling om te wisselen.

Opgelet Wanneer u door grote kuilen, over verkeersdrempels, obstakels, of over een slecht wegdek rijdt, let dan op de veiligheid en verminder uw snelheid om de kans te verkleinen dat de banden met laag profiel, bobbels of scheuren gaan vertonen.

Wanneer u door grote kuilen, over verkeersdrempels, obstakels, of over een slecht wegdek rijdt, let dan op de veiligheid en verminder uw snelheid om de kans te verkleinen dat de banden met laag profiel, bobbels of scheuren gaan vertonen.

Inspectie en onderhoud remblokken en -schijven

Druk het rempedaal af en toe in wanneer je op een regenachtige dag, of op besneeuwde of beijzelde wegen met je auto rijdt, zodat de remblokken door de wrijvingswarmte warm en droog blijven. Doe dat ook als je bij zeer nat of koud weer rijdt.

Als je auto is gereinigd, laat de remmen dan kort drogen zodat de remmen goed blijven werken en de remschijven niet gaan roesten.

Slijtage van de remblokken en -schijven is grotendeels afhankelijk van je rijstijl en toestand van je auto, waardoor het onmogelijk is om de slijtage te bepalen op basis van de werkelijke kilometerstand.

Dit hoogwaardige remsysteem wordt gebruikt om de auto zeer goed te laten remmen bij verschillende rijsnelheden en temperaturen. Bij bepaalde rijsnelheden, remvermogens en omstandigheden (zoals temperatuur en vochtigheid) kunnen de remmen een hard geluid maken.

Nieuwe en vervangen remblokken en -schijven werken optimaal na een inloopperiode van 500 km. Tijdens de inloopperiode moet je het rempedaal harder indrukken om te compenseren voor het verminderde remvermogen.

Ga naar Instellingen helemaal links van de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden en parkeren> Roest en vocht van de remschijven verwijderen om deze functie in te schakelen:

  • Als je auto langere tijd staat geparkeerd, kan dit ervoor zorgen dat roest sneller van de remschijven wordt verwijderd.

  • Als het heeft geregend of de auto is gewassen, dan kan vocht op het oppervlak van de remschijven sneller worden verwijderd om de kans op remgeluiden te verminderen.

  • Wanneer een nieuwe auto wordt gebruikt, gaat het inlopen van de remfrictieschijf sneller.

Als de functie voor het verwijderen van roest en vocht van de remschijf is ingeschakeld, dan wordt alleen de remklauw gebruikt bij het remmen zodat de wrijving tussen de remschijf en het remblok toeneemt, en roest en vocht worden verwijderd. Het systeem voor regeneratief remmen werkt dan niet meer. Dit heeft impact op de actieradius, omdat het remsysteem geen extra remvermogen kan bieden en de auto alleen op het rempedaal vertrouwt om af te remmen.

Wanneer je een andere rijstand kiest, dan wordt de functie voor het verwijderen van roest en vocht van de remschijven automatisch uitgeschakeld.

Filterelement van de airconditioning inspecteren en onderhouden

Na vervanging van het filterelement van de airconditioning, gaat u naar de pagina Comfortinstellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op Levensduur van het zuiveringsfilterelement van de airconditioning om de timer voor de levensduur van het filterelement te resetten. Deze geschatte levensduur dient uitsluitend ter referentie omdat de daadwerkelijke levensduur afhankelijk is van de omgeving en andere factoren. Vervang hem zo nodig.

Verzeker u ervan dat de grillejaloezieën van de airconditioning vrij zijn van verstoppingen (zoals bladeren en sneeuw) voordat u gaat rijden.

Onderhoud van de 12 volt accu

De 12V-accu levert de 12 volt voeding voor de startapparatuur en de elektrische uitrusting van de auto en bevindt zich in de bagageruimte voorin. Als u de 12 volt accu volledig opgeladen houdt, gaat hij langer mee.

Waarschuwing 低压电池电解液具有腐蚀性,若不慎入眼或皮肤,请立即使用大量水冲洗并送医。

Als de 12V-accu lekt of opzwelt, neem dan onmiddellijk contact op met NIO. Als de elektrolyt in contact komt met ogen of huid, spoel dan de ogen of huid af met stromend water en zoek onmiddellijk medische hulp.

Opgelet 低压电池亏电严重(如长时间不使用车辆时),请联系蔚来汽车服务中心,请勿自行更换低压电池。
  • Als de 12V-accu vrijwel helemaal is leeggelopen (bijvoorbeeld omdat deze lange tijd niet gebruikt is), neem dan contact op met NIO voor hulp en vervang deze niet zelf.

  • Voordat u het voertuig verlaat, moet u ervoor zorgen dat alle elektrische systemen, zoals lichten en het mediacentrum, zijn uitgeschakeld en het voertuig op een koele en droge plaats parkeren.

Opgelet 断开并重新连接低压电池后,车窗自动升降及防夹功能将不可用。

Nadat de 12V-accu is losgekoppeld en weer aangesloten, zullen de automatische hef- en antibeknellingsfuncties van de ruiten tijdelijk niet beschikbaar zijn.

Onderhoud en recycling hoogspanningsaccu

Onderhoud aan de hoogspanningsaccu

De hoogspanningsaccu is een belangrijk rijonderdeel van de auto. Let goed op de volgende voorzorgsmaatregelen wanneer u hem gebruikt:
  • Als u de auto parkeert in een omgeving met een te hoge of te lage temperatuur is dat rechtstreeks van invloed op de levensduur van de hoogspanningsaccu. Parkeer de auto niet gedurende een lange tijd (langer dan 8 uur) in een dergelijke omgeving.

  • Parkeer de auto niet op een plaats met een hoge temperatuur of een warmtebron om een toevallige brand te voorkomen.

  • De auto moet worden geparkeerd op een droge plaats. Voorkom zo veel mogelijk parkeren op een vochtige of natte parkeerplaats.

  • Bij het doorwaden van ondergelopen wegen is het aanbevolen om niet gedurende lange tijd in diep water te rijden (bij voorkeur niet hoger dan de bodemplaat van de accu). Anders kunnen de hoogspanningscomponent van de auto beschadigd raken.

  • Vermijd veelvuldig opladen van de auto door middel van DC-snelladen met een hoog vermogen omdat dit van invloed is op de levensduur van de hoogspanningsaccu.

  • Als de auto gedurende ene lange tijd niet gebruikt gaat worden, zorgt u ervoor dat het accuniveau van de hoogspanningsaccu hoger is dan 50% (weergegeven op het digitale instrumentenpaneel) en de auto geparkeerd wordt op een koele en droge parkeerplaats om verzekerd te zijn van een lange levensduur van de hoogspanningsaccu. Het wordt aanbevolen om het accuniveau elke week te controleren en de auto minstens eenmaal per maand te gebruiken.

  • Gebruik een laadapparaat dat voldoet aan de laadspecificaties voor het opladen van de auto, en laad de auto correct op overeenkomstig de instructies op de laadpaal.

  • Als u rijdt op een weg met hobbels of losse steentjes op het wegoppervlak, of met uitstekende obstakels, rijdt u langzaam om de obstakels te vermijden en schade aan het chassis van de auto of de hoogspanningsaccu te voorkomen. Als iets tegen de bodem van de auto stoot of als een geluid vanaf de bodem wordt gehoord, neemt u onmiddellijk contact op met een NIO Service Center voor een veiligheidsinspectie van het chassis en de hoogspanningsaccu.

Waarschuwing 动力电池属高压部件,请勿私自触碰、移动、拆解动力电池及其相应线路,以免发生人身伤害。
  • De hoogspanningsaccu werkt op een hoge spanning. Raak de hoogspanningsaccu of het circuit ervan niet aan, verplaats of demonteer deze niet zonder toestemming. Dit kan leiden tot letsel.

  • Zorg ervoor dat u het voertuig binnen 24 uur oplaadt wanneer het resterende rijbereik op nul staat. Gedurende deze tijd wordt de oplaadsnelheid beperkt totdat de accu voor 50% is opgeladen. Als u het voertuig niet binnen 72 uur oplaadt, kan dit onherstelbare schade aan de hoogspanningsaccu veroorzaken.

De hoogspanningsaccu recyclen

Opgebruikte hoogspanningsaccu's moeten op de juiste wijze worden gerecycled. Tijdens onderhoudswerkzaamheden aan de auto wordt een hoogspanningsaccu die voldoet aan de volgende voorwaarden geacht te moeten worden gerecycled:

  1. Tijdens het onderhoud van een hoogspanningsaccu in een NIO Service Center worden de accucapaciteit en de staat van de accu geïnspecteerd. Voor een accu die moet worden gerecycled volgens de bepalingen in de relevante wet- en regelgeving, neemt NIO de volledige verantwoordelijkheid op zich en recyclet deze overeenkomstig de marktomstandigheden van dat moment.

  2. In andere gevallen, wanneer wordt geoordeeld dat de accu niet meer kan worden gebruikt maar de accu in goede staat verkeert, wordt na eenvoudig onderhoud de accu gerecycled en in verminderd gebruik genomen.

  3. Als een accu een ernstige storing heeft of beschadigd is, en niet in verminderd gebruik kan worden genomen, gaat deze naar het recycleproces.

    Opgelet 请勿随意处理或丢弃废旧动力电池,以免对环境造成严重污染。

    Gooi de hoogspanningsaccu niet achteloos weg, omdat dit ernstige milieuschade kan veroorzaken.

Auto's, auto-onderdelen en accu's moeten worden verwerkt door gecertificeerde recyclebedrijven. Ze mogen niet worden meegegeven met het normale huishoudelijke afval of op een vuilnisbelt worden gestort aangezien dit ernstige milieuschade kan veroorzaken. Zie de website van NIO voor meer informatie.

Dit symbool op de accu betekent dat dit product niet mag worden verwerkt als huishoudelijk afval.

Het recycleproces van de hoogspanningsaccu is: NIO of een derden-recyclingbedrijf aangewezen door NIO zal de recycling en vervolgbehandeling uitvoeren.

Het zekeringenkastje onder de kap van de voorbak

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Gebruik geen zekeringen met een stroomsterkte die hoger is dan de nominale stroom. Vervang de doorgebrande zekering alleen door een zekering van dezelfde nominale stroomsterkte en grootte.

Serienummer Specificaties Beschrijving
UR01 MICRO Voeding hoofdrelais
UR02 MICRO Elektronische waterpomp - voeding hoogspanningsaccu
UR03 POWER MINI Voeding ventilator voor
UR04 POWER MINI Reservezekeringkast
UR05 POWER MINI Voeding koelventilator
UR06 MICRO Elektronische waterpomp - voeding motor
UR07 MICRO Stand-by
UF01 - Stand-by
UF02 60 A Motor 2 van remdrukregelaar
UF03 20A Voeding relaisschakelaar UR06
UF04 60 A Motor 1 van remdrukregelaar
UF05 20A Voeding relaisschakelaar UR02
UF06 50A Voeding relaisschakelaar UR03
UF07 30A Ruitenwissermotor
UF08 60 A Voeding relaisschakelaar UR05
UF09 10A Voeding relaisspoel UR01
UF10 10A Geïntegreerde gelijkstroomomvormer met hoogspanning
UF11 - Stand-by
UF12 10A Omvormer voor
UF13 - Stand-by
UF14 - Stand-by
UF15 10A Gerelateerd aan airconditioning
UF16 - Stand-by
UF17 10A HV-stroomverdeler achteraan
Geïntegreerde module met hoogspanning
UF18 15A Voertuigcontroller
UF19 - Stand-by
UF20 10A Koelventilator / voeding accurelaisspoel koelwaterpomp voor
UF21 10A Vijfweg-koelwaterklep
UF22 10A Remschakelaar
UF23 10A Beweegbare grille in voorbumper
UF24 10A Voeding relaisspoel koelwaterpomp
UF25 125A Elektrische stuurbekrachtiging 2
UF26 125A Elektrische stuurbekrachtiging 1
UF27 200A Zekeringenkastje in bagageruimte achterin
UF28 200A Zekeringenkastje instrumentenpaneel
UF29 400 A Geïntegreerde gelijkstroomomvormer met hoogspanning

Zekeringenkastje instrumentenpaneel

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Gebruik geen zekeringen met een stroomsterkte die hoger is dan de nominale stroom. Vervang de doorgebrande zekering alleen door een zekering van dezelfde nominale stroomsterkte en grootte.

Serienummer Specificaties Beschrijving
IR01 MINI Relais KL15
IR02 POWER MINI Relais voedingsaansluiting
IR03 POWER MINI Relais stoel-/aanhangerregeling
IF01 10A Accumanagementeenheid
IF02 15A Veiligheidsschakelaar pyrotechnische stroomonderbreker
IF03 10A Elektronische schakelmodule
IF04 10A Remlichtschakelaar
IF05 10A Voertuigcontroller 1
IF06 10A Centrale rekengroep 1 (multimedia)
IF07 7,5 A Controller Body Gateway 1
IF08 7,5 A Regelmodule bestuurdersstoel / regelmodule passagiersstoel / slot beveiligd opbergvak
IF09 10A Middendisplay
IF10 30A Centrale rekengroep (voeding 1 stand-by ADAS-controller)
IF11 10A Slimme antenne
IF12 7,5 A Bluetooth-antennemodule voor digitale sleutel
IF13 10A Stuurkolommodule
IF14 10A Klimaatregeleenheid
IF15 10A Buitenportierhendel / bedieningsschakelaar linkervoorportier
IF16 10A Carrosserieregeleenheid 1 (achtergrondverlichting)
IF17 7,5 A Kinderdetectie / draadloos opladen / ETC
IF18 10A LiDAR-sensor
IF19 15A Carrosseriecontroller (sproeierpomp)
IF20 10A Head-updisplay / slimme robot / alcoholslot (EU)
IF21 7,5 A Digitaal instrumentenpaneel
IF22 10A Datadiagnose-interface
IF23 7,5 A Bedieningsconsole achter / geurmodule / regen-lichtsensor
IF24 20A Carrosseriecontroller 1
IF25 20A Carrosseriecontroller 2
IF26 30A Centrale rekengroep (voeding 2 stand-by ADAS-controller)
IF27 10A Controller parkeerradar/radarsensor
IF28 10A Voeding relaisspoel IR01 / relaisspoel IR02 / relaisspoel TR04
IF29 10A Voeding elektronische stuurbekrachtiging 1
IF30 10A Voeding elektronische stuurbekrachtiging 2
IF31 10A Airbagcontroller
IF32 7,5 A BCM/CGW-feedbacksignaal
IF33 10A Klimaatregeleenheid / ETC / binnenspiegel
IF34 20A Linkerkoplamp
IF35 20A Rechterkoplamp
IF36 10A Achterlichten zijkant achterklep
IF37 10A Achterlichten linker-/rechterkant carrosserie
IF38 10A Voertuigregeleenheid
IF39 10A Sfeerverlichting / make-upspiegelverlichting / leeslampen / meerkleurige vloerverlichting / handschoenenkastjeverlichting (voeding KL15)
IF40 - gereserveerd
IF41 25A 12V-voeding voor
IF42 25A USB-poort achter
IF43 10A USB-poort eerste zitrij
IF44 10A USB-poort bedieningspaneel achter
IF45 7,5 A Feedbacksignaal relais voedingsaansluiting
IF46 10A USB-poort achterbank / USB-poort achterpaneel
IF47 10A Massage bestuurdersstoel
IF48 10A Massage passagiersstoel
IF49 10A Onderrugsteun achterpassagier
IF50 20A Aanhangerregelmodule
IF51 15A Carrosseriecontroller (stuurwiel en claxon)
IF52 30A Voeding bediening bestuurdersstoel
IF53 30A Voeding bediening passagiersstoel
IF54 30A Regelmodule 1 linkervoorportier
IF55 20A Regelmodule 2 linkervoorportier
IF56 30A Regelmodule 1 rechtervoorportier
IF57 20A Regelmodule 2 rechtervoorportier
IF58 30A Regelmodule 1 linkerachterportier
IF59 20A Regelmodule 2 linkerachterportier
IF60 30A Regelmodule 1 rechterachterportier
IF61 20A Regelmodule 2 rechterachterportier
IF62 30A Regeleenheid 2 bestuurdersstoel
IF63 25A Voeding relaisschakelaar TR04
IF64 40A Zonnedakmotor
IF65 30A Regeleenheid 2 passagiersstoel
IF66 50A Voeding relaisschakelaar IR02
IF67 40A Voeding relaisschakelaar IR01
IF68 50A Voeding relaisschakelaar IR03

Zekeringenkastje in bagageruimte achterin

Opgelet 请勿安装额定电流值更高的保险丝,只可用相同电流强度和相同尺寸的保险丝更换损坏的保险丝。

Gebruik geen zekeringen met een stroomsterkte die hoger is dan de nominale stroom. Vervang de doorgebrande zekering alleen door een zekering van dezelfde nominale stroomsterkte en grootte.

Serienummer Nominale waarde Beschrijving
TR01 POWER MINI gereserveerd
TR02 MINI Ontwaseming achter
TR03 MINI Voeding KL15 (overbodig)
TR04 MICRO Regeling USB 3.0-poort
TR05 MICRO gereserveerd
TR06 MICRO Achterruitwisser
TF01 30A Regeleenheid 1 achterbank
TF02 40A Regeling relaisschakelaar TR02
TF03 40A Voeding relaisschakelaar TR03
TF04 20A Voeding 1 aanhanger-regelmodule
TF05 30A Achterklepregelmodule
TF06 30A Regeleenheid 1 versterker
TF07 30A Regeleenheid 2 achterbank
TF08 10A Omvormer achter
TF09 10A Voertuigregeleenheid 2
TF10 10A Accumanagementsysteem 1
TF11 10A Centrale rekengroep (voeding 2 entertainment)
TF12 7,5 A Controller Body Gateway 2
TF13 30A Centrale rekengroep (hoofdvoeding 2 ADAS)
TF14 30A Centrale rekengroep (hoofdvoeding 1 ADAS)
TF15 30A Carrosseriecontroller 2 (buitenverlichting)
TF16 10A Schopsensor achterklep
TF17 7,5 A Controlelampje opladen - rechts / achterbank / XR BOX
TF18 30A Carrosseriecontroller 1 (buitenverlichting)
TF19 15A Voeding relais TR06
TF20 20A Voeding 2 aanhanger-regelmodule
TF21 10A Regeling ontwasemingsspoel achter
TF22 10A Oplaadcommunicatie
TF23 10A Boordlaadmodule
TF24 40A Voeding gordelspanner voorste zitrij
TF25 30A Voeding 1 flexibele chassiscontroller
TF26 20A Voeding 2 flexibele chassiscontroller
TF27 20A Voeding 4 flexibele chassiscontroller
TF28 20A Voeding 3 flexibele chassiscontroller
TF29 30A Regeleenheid 2 versterker
TF30 10A Massa laadpoort gelijkspanning
TF31 10A Voeding laadpoort gelijkspanning
TF32 15A USB-poort achterbank
TF33 10A USB DP IN-poort

Reiniging van en onderhoud aan de carrosserie

Door uw auto regelmatig te reinigen en in de was te zetten kunt u hem beschermen tegen schade veroorzaakt door de buitenomgeving. Het interval voor het reinigen en in de was zetten van de auto is afhankelijk van de gebruiksfrequentie, de parkeeromstandigheden van de auto (in een garage, onder bomen, in direct zonlicht, enz.) en de weersomstandigheden.

Vervuiling met vogeluitwerpselen, insecten, hars, industrieel stof, teerspetters, sintels en andere afzettingen op de lak van de carrosserie en het dak zal de lak van uw auto beschadigen. Als de auto wordt blootgesteld aan hoge temperatuur en fel licht, zal de corrosie van de lak van uw auto worden verergerd. Het kan daarom nodig zijn uw auto elke week te wassen. Bij het wassen maakt u het vuil eerst nat met voldoende water om het te laten inweken voordat u het verwijdert.

Waarschuwing 请勿在车辆充电时清洗车辆。

Ga het voertuig niet wassen tijdens het opladen.

Opgelet 洗车和打蜡时请选用专用的清洁剂和养护剂,使用前请注意保质期,使用后务必存放于儿童无法触及的地方。

Gebruik gespecialiseerde reinigingsmiddelen of conditioners bij het wassen of waxen van het voertuig. Controleer voor gebruik de houdbaarheidsdatum en houd dit product buiten bereik van kinderen.

Handmatig wassen

Wanneer u uw auto handmatig wast, gebruikt u eerst voldoende water om het buitenoppervlak van de auto nat te maken en spoelt u zo veel mogelijk vuil eraf. Vervolgens reinigt u de auto zorgvuldig van boven naar beneden met behulp van een zachte spons, doek of zachte borstel. Als vuil moeilijk te verwijderen is, kunt u een reinigingsmiddel gebruiken. Als er veel vuil op de spons of doek zit, is het verstandig deze te vervangen door een nieuwe. Na het reinigen van uw auto, spoelt u hem grondig af met water en veegt u hem schoon met een doek. Nadat de strooizoutseizoen is afgelopen, moet u de onderkant van de auto zorgvuldig wassen.

Om het milieu te beschermen wast u uw auto op een speciaal daarvoor bedoelde wasplaats. Als deze faciliteit niet beschikbaar is, moet u een geschikte plaats kiezen om uw auto te wassen.

Om het wassen van uw auto te vergemakkelijken, kunt u naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay gaan en op Rijden/Parkeren > Wasmodus tikken, waar u het openen en sluiten van de portieren, ruiten, bagageruimte achterin en laadpoort kunt kiezen en de instellingen, ruitenwissers en portierhendels kunt ontgrendelen om beschadiging van de auto-onderdelen tijdens het wassen van uw auto te verminderen.

Opmerking 请勿在阳光直射处清洗车辆,否则会有损伤油漆的风险。
  • Was het voertuig niet in direct zonlicht, omdat dit schade aan de lak kan veroorzaken.

  • Sproei tijdens het wassen van het voertuig met een waterslang bij koud weer geen water rechtstreeks op de deurklinken, laadpoorten, portieren en schuifdak. Om te voorkomen dat deze bewegende delen op hun plaats gaan bevriezen.

  • Gebruik geen ruwe sponzen of corrosieve reinigingsmiddelen die de lak kunnen beschadigen.

  • Gebruik geen water dat heter is dan 60°C.

  • Gebruik geen droge doek of spons om de koplampen schoon te maken. Reinig deze in plaats daarvan met water of autoshampoo.

Automatisch wassen

Uw auto mag worden gewassen in een wasstraat. Echter, de constructie en het filter van de autowasapparatuur en het type reinigingsmiddel en onderhoudsmiddel kunnen van invloed zijn op de lak van de carrosserie. Als de lak van uw auto dof of zelfs gekrast is na het wassen, meldt u dit onmiddellijk bij de uitbater van de autowasapparatuur. Zo nodig moet de autowasapparatuur worden vervangen.

Voordat u uw auto automatisch laat wassen, moeten alle portieren en ruiten worden gesloten, de automatische ruitenwissers worden uitgeschakeld en de buitenspiegels worden ingeklapt. Bovendien moet de uitbater van de autowasapparatuur van tevoren worden geïnformeerd dat uw auto is voorzien van dakrails, een radioantenne, enz.

U kunt naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay gaan en op Rijden/Parkeren > Wasmodus tikken, waar u het openen en sluiten van de portieren, ruiten, bagageruimte achterin en laadpoort kunt kiezen en de instellingen, ruitenwissers en deurhendels kunt ontgrendelen om beschadiging van de auto-onderdelen tijdens het wassen van uw auto te verminderen.

Opgelet 车辆进行自动洗车前,请在中控屏应用程序中心,点击。

Voordat u de auto in een automatische wasstraat wast, zet u hem in de neutraalstand (N-stand). Ga naar de pagina Instellingen op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tik op Rijden/Parkeren > Neutraalstand.

Wassen met een hogedrukspuit

Wanneer u voor het wassen van uw auto een hogedrukspuit gebruikt, volgt u altijd de gebruiksaanwijzing en houdt u met name voldoende afstand aan tussen de spuitmond en de lak of zachte materialen (zoals rubber slangen of geluiddempende materialen) van de carrosserie. Het wordt aanbevolen een afstand van minimaal 500 mm aan te houden en een waterdruk van maximaal 100 bar te gebruiken met een maximumwatertemperatuur van 60 ℃. Probeer bij het afspoelen de waterstraal zo veel mogelijk haaks op het oppervlak van de auto te richten. Als niet aan deze vereisten wordt voldaan, kunnen auto-onderdelen worden beschadigd of kunnen waterdruppel doordringen in uw auto.

Gebruik nooit een vuilfrees of roterende waterstraal, met name bij het wassen van de banden. Zelfs als een grote spuitafstand wordt aangehouden en de spuittijd kort is, kunnen de banden worden beschadigd.

Gebruik nooit een hogedrukspuit om het identificatieplaatje van de auto en de openingen langs de randen en hoeken van de portierruiten schoon te spuiten.

Polijsten en in de was zetten

Een waslaag van hoge kwaliteit kan de lak van uw auto effectief beschermen tegen omgevingsinvloeden en zelfs lichte krassen voorkomen. Wanneer waterdruppels niet meer gemakkelijk van het gereinigde lakoppervlak van de carrosserie afrollen, moet onmiddellijk een laag hoogwaardig, hard washardingsmiddel worden aangebracht. Als regelmatig wordt gereinigd en hardingsmiddel worden aangebracht, wordt aanbevolen om minstens tweemaal per jaar harde was aan te brengen om de lak van de carrosserie te beschermen.

Polijsten is alleen noodzakelijk wanneer de lak van de carrosserie zijn glans heeft verloren en het glanzende uiterlijk niet kan worden hersteld door hem in de was te zetten. Onderdelen die zijn gecoat met matte lak en kunststofonderdelen mogen niet worden gepolijst.

Ruitenwisserbladen

Was in warm zeepwater. Gebruik geen reinigingsmiddelen op basis van alcohol of aardolieproducten.

Ruiten en spiegels

Reinig de binnen- en buitenoppervlakken van alle ruiten regelmatig met glasreiniger.

Reinig het binnenoppervlak van de achterruit met een zachte doek en veeg het horizontaal af. Kras het glas niet en gebruik geen schurende reinigingsmiddelen om te voorkomen dat het verwarmingselement wordt beschadigd.

Was de spiegels met zeepwater. Gebruik geen schurende reinigingsmiddelen om te voorkomen dat het spiegelglas wordt beschadigd.

Kunststofonderdelen

Kunststofonderdelen moeten worden gereinigd met behulp van conventionele reinigingsmethoden. Als vlekken niet kunnen worden verwijderd, mogen alleen oplosmiddelvrije reinigingsmiddelen speciaal voor kunststofonderdelen worden gebruikt. Anders kunnen de kunststofonderdelen worden aangetast.

Verschroomde onderdelen

Verchroomde onderdelen kunnen worden gereinigd met behulp van een vochtige doek en daarna worden gepoetst met behulp van een zachte, droge doek. Als het resultaat nog niet goed genoeg is, kunt u chroompoetsmiddelen gebruiken. Wanneer u een chroompoetsmiddel gebruikt, behandelt u het gehele oppervlak gelijkmatig en volledig. Reinig en poets verchroomde oppervlakken niet in een stoffige of zanderige omgeving.

Velgen

Om lichtmetalen velgen langdurig mooi te houden, moeten ze regelmatig onderhouden worden. Het wordt aanbevolen om ze elke twee weken te reinigen om te voorkomen dat zeer kleine schurende deeltjes, vuil of zoutkristallen afkomstig van de remmen van de auto zich eraan hechten. Anders kan het lichtmetaal worden aangetast. Behandel na het reinigen de velgen met een speciaal reinigingsmiddel voor lichtmetalen velgen dat vrij is van zuren en basen. Breng elke drie maanden een harde was aan op de velgen. Als de beschermende laklaag beschadigd is als gevolg van steenslag of een andere reden, moet dit onmiddellijk worden gerepareerd en mogen geen poetsmiddel voor de lak van de carrosserie of andere poetsmiddelen worden gebruikt.

Een dikke vuillaag op de velg kan tevens leiden tot onbalans in het wiel. Dit uit zich in trillingen afkomstig van de wielen die worden doorgegeven aan het stuurwiel. In sommige gevallen kan dit leiden tot voortijdige slijtage van de stuurinrichting. Sterk vervuilde velgen moeten daarom regelmatig worden gereinigd.

Bescherming van de bodemplaat

De bodem van uw auto is behandeld tegen chemische en mechanische schade. Het is echter onontkoombaar dat de beschermlaag tijdens het rijden wordt beschadigd. Het wordt aanbevolen om regelmatig de beschermlaag op de bodem en het chassis van uw auto te inspecteren, bij voorkeur vóór de winter en in de lente. Repareer zo nodig uw auto.

Buitenkant van de radar

De buitenkant van de radar kan handmatig worden gereinigd met behulp van een flanellen doek doordrenkt met een voldoende hoeveelheid water of neutrale reinigingsoplossing.

In geval van sneeuw of ijs is het noodzakelijk om eerst de buitenkant van de radar ijs- en sneeuwvrij te maken en het daarna af te vegen met een flanellen doek of aan de lucht te laten drogen.

Als u de auto wast met behulp van een hogedrukspuit, spuit u niet rechtstreeks op de buitenkant van de radar om beschadiging te voorkomen.

Wees voorzichtig de sensoren in de voor- en achterbumper niet te vervuilen of beschadigen tijdens het onderhouden van uw auto.

Breng geen folie, was of coating aan op de buitenkant van de LiDAR. Anders, verslechteren de detectieprestaties van de LiDAR.

Reiniging en onderhoud interieur

Reinig het interieur regelmatig met schoonmaak- of onderhoudsmiddelen om het in goede staat te houden. Stofzuig het interieur eerst, voordat u schoonmaakmiddelen gebruikt.

Opmerking 某些材质有颜色的衣服(例如深色牛仔裤和羊皮服装)可能会弄脏内饰面料。如果发生此情况,务必尽快清洁和护理这些部位的面料
  • Sommige kleurstoffen (zoals van donker gewassen jeans of kleding van schapenvacht) kunnen vlekken maken op de bekleding. Als dit gebeurt, reinigt u het gekleurde oppervlak zo snel mogelijk.

  • Gebruik geen sterke oplosmiddelen zoals reinigingsvloeistoffen, benzine of petroleumoplosmiddelen die de bekleding kunnen beschadigen.

  • Spuit geen reinigingsvloeistoffen rechtstreeks op elektronische knoppen, schakelaars of onderdelen. Veeg vlekken af met een zachte doek die gedrenkt is met reinigingsvloeistof.

  • Scherpe voorwerpen kunnen de bekleding beschadigen.

Stoffen interieur

Gebruik alleen speciale schoonmaakmiddelen, droog schuim en een zachte borstel om de stoffen delen op de deuren, in de kofferbak, op het dak en andere plaatsen schoon te maken.

Lederen interieur

U kunt licht nat gemaakte katoenen of wollen doek of een schoonmaakdoek gebruiken om normaal vuil op het lederen interieur schoon te maken. U kunt een doek gedept in zacht autoshampoo gebruiken om hardnekkige vlekken schoon te maken. Verzeker dat het leder niet volledig nat is en voorkom dat het water door de naden sijpelt. Op het leder achtergebleven water moet snel afgeveegd worden met een zachte, droge doek. Vlekken van inkt van balpennen, inkt, lipstick, schoensmeer en andere stoffen op lederen oppervlakken, moeten zo snel mogelijk verwijderd worden. We raden u aan om een 100% zuivere polyurethaan spons te gebruiken voor het schoonmaken van Nappaleder.

We raden aan om het gebruik van verzorgingsproducten voor leder zo veel mogelijk te beperken, niet meer dat twee keer per jaar voor leder met lichte kleur en niet meer dan een keer per jaar voor donker leder.

Opmerking 不可用含溶剂的清洁剂清洁仪表板、气囊饰盖或皮革制品
  • Gebruik geen reinigingsmiddelen om het instrumentenpaneel, de airbaghoezen of de lederen bekleding te reinigen.

  • Om te voorkomen dat het leer vervaagt, mag u het voertuig niet lange tijd in fel zonlicht laten staan. Als u het voertuig in fel zonlicht moet parkeren, bedek dan alle lederen bekleding.

  • Scherpe voorwerpen op kleding zoals ritsen, klinknagels en scherpe gespen kunnen sporen of deuken op het leer achterlaten.

  • Vermijd het drinken van koffie of het gebruik van zonnebrandcrème in voertuigen met een nappa-lederen bekleding. Verwijder zo spoedig mogelijk koffie- of zonnebrandvlekken op nappaleder met een mild zeepsop.

  • Spuit geen formaldehydereinigers op leer. Als u dit doet, kunnen er moeilijk te verwijderen witte vlekken op echt leer achterblijven.

Veiligheidsgordels

Gebruik alleen milde autoshampoo om de veiligheidsgordels schoon te maken. Haal de veiligheidsgordels niet uit het voertuig. Laat de veiligheidsgordels volledig drogen terwijl ze afgerold zijn.

Beschermfolie

Kleurenfolie/transparante folie

Als u kleurenfolie/transparante folie aanbrengt, let u erop gebieden rondom de 360-gradencamera's, HD-camera's, ultrasoonradars en LiDAR-radars te vermijden om verstoring van de geavanceerde functies van het rijhulpsysteem te voorkomen.

Folie op de zijruiten

Breng de folie op de zijruiten niet te dicht bij de rand van de ruit aan. Laat een kleine strook vrij om te voorkomen dat de folie omkrult als gevolg van het sluiten en openen van de ruit.

Folie op de voorruit

De originele voorruit van de elektrische auto's van NIO hebben een goede thermische isolatie en blokkering van UV-straling. Wij raden u aan geen folie hierop aan te brengen.

Als u toch een folie wilt aanbrengen, dient u te voorkomen dat daarbij vloeistof sijpelt in het gebied onder het instrumentenpaneel. Hierdoor zal een storing in de elektrische componenten binnenin het instrumentenpaneel worden veroorzaakt.

Folie op de achterruit

De originele achterruit van de elektrische auto's van NIO hebben een goede thermische isolatie en blokkering van UV-straling. Wij raden u aan geen folie hierop aan te brengen.

Als u toch een folie op de achterruit wilt aanbrengen, let u goed op het volgende:
  • Verwijder het water zorgvuldig na het aanbrengen van de folie om hinderlijke schittering op de achterruit 's nachts te voorkomen.

  • Voorkom dat bij het aanbrengen overtollige vloeistof in het achterdeksel sijpelt omdat hierdoor een storing in het audiosysteem zal worden veroorzaakt.

Opgelet 对于车辆信号发射和接收区域,贴膜时应避开此区域,以防影响部分系统的正常工作。
  • Vermijd bij het aanbrengen van de folie de plaatsen waar de signalen worden gezonden en ontvangen om de normale werking van bepaalde systemen niet te hinderen.

  • Na het aanbrengen van de isolatiebeschermingsfolie op het zonnedak vermijd blootstelling aan zonlicht binnen 3 uur, was de auto niet binnen 24 uur, en rijd niet harder dan 80 km/u.

  • Breng de ruit niet omlaag of omhoog en veeg de binnenkant van het glas niet krachtig af binnen 7 tot 10 dagen na het aanbrengen van de beschermingsfolie op de zijruiten.

  • Schakel de ontwasemingsfunctie van de achterruit niet in binnen 30 dagen na het aanbrengen van de beschermingsfolie op de achterruit.

  • De beschermingsfolie op de achterruit kan van invloed zijn op de functie automatisch dimmen van de binnenspiegel.

  • Voorkom dat de folie wordt bekrast met een hard voorwerp tijdens dagelijks gebruik en tijdens het wassen van de auto.

Toepassing van antibacteriële producten

Haptex

Haptex kunstleer met antibacteriële eigenschappen door middel van een functionele laag gebaseerd op Biomaster AT300 (werkzame stof zilverchloride CAS-nummer 7783-90-6) voor gebruik in de bekleding van auto-interieuronderdelen (bijvoorbeeld in de stoelen, het instrumentenpaneel, de console en de stijlen): Biedt als antimicrobieel product bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform GB/T 31402 of ISO 22196). Wanneer bestuurder en passagiers de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

Stof

Stof met antibacteriële eigenschappen op basis van SILVADUR™ 960 Flex Antimicrobial, een polymeer systeem dat een antimicrobieel middel met zilverion bevat (werkzame stof CAS-nummer 7761-88-8) voor gebruik in auto-interieuronderdelen: Het antimicrobiële product biedt bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform GB/T 20944). Wanneer bestuurder en passagiers de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

Lak

  1. De coating Novaron AG1100 met antibacteriële eigenschappen is gebaseerd op zilvernatriumwaterstofzirkoniumfosfaat (werkzame stof CAS-nummer 265647-11-8) voor gebruik in gelakte auto-interieuronderdelen (bijvoorbeeld in de afdekking van de bestuurdersairbag): Het antimicrobiële product biedt bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform GB/T 21866). Wanneer bestuurder en passagier de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

  2. PETER-coatings met antibacteriële eigenschappen is gebaseerd op zilverfosfaatglas (werkzame stof CAS-nummer 308069-39-8) voor gebruik in gelakte auto-interieuronderdelen: Het antimicrobiële product biedt bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform ISO 22196). Wanneer bestuurder en passagiers de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

Stuurwielleder

Kunstleer met antibacteriële eigenschappen door middel van een functionele laag gebaseerd op Biomaster AT300 (werkzame stof zilverchloride CAS-nummer 7783-90-6) voor gebruik in stuurwielbekleding. Biedt als antimicrobieel product bescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijvoorbeeld Staphylococcus aureus en Escherichia coli conform GB/T 31402 of ISO 22196). Wanneer bestuurder en passagiers de auto normaal gebruiken, hoeven verder geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen.

Filter

MicroAir pro Tect line / microAir blue met oppervlaktedesinfectie door middel van een functionele filterlaag op basis van fruitextracten (werkzame stof CAS-nummer 77-92-9 en/of 5949-29-1) worden gebruikt in luchtbehandelings-/airconditioningssystemen: Bacteriostatische en fungistatische oppervlaktedesinfectie-eigenschappen tegen een groot aantal grampositieve en gramnegatieve bacteriën, gisten en schimmels, naast virale oppervlaktedesinfectie-eigenschappen (met uitstekende antivirale werkzaamheid tegen het influenzavirus H1N1 en het coronavirus HCoV 229E conform ISO 18184:2019) zijn effectief in het voorkomen van virusuitscheiding en virale herverstuiving. Er hoeven geen extra voorzorgsmaatregelen te worden getroffen wanneer het filter op de markt wordt gebracht.

Coating van de verdamperkern en de binnencondensor

Een hydrofiele composietcoating met antibacteriële eigenschappen door middel van een functionele laag gebaseerd op de werkzame stoffen CAS-nummers 7631-86-9, 26530-20-1 en 4299-07-4 werd aangebracht op het oppervlak van de verdamper en binnencondensor. De coating vertoont sterk schimmelwerende werking tegen Aspergillus Niger en Penicillium sp., en antibacteriële eigenschappen tegen Escherichia coli en Staphylococcus aureus conform GB 21551.2.F Er hoeven geen extra voorzorgsmaatregelen te worden getroffen wanneer de verdamper en binnencondensor op de markt worden gebracht.

Informatie over de auto

Fabrikant (OEM)

NIO

NIO Hotline

Zie de tabel met contactgegevens

Website van NIO

Zie de tabel met contactgegevens

Het identificatieplaatje van de auto bevindt zich aan de rechterkant onderaan de B-stijl.

Het merklogo van de auto is te vinden op de volgende plaatsen:

Instrumenten en bedieningselementen

1. Elektronische schakelaar voor de portierknop aan binnenzijde

8. Noodoproep en leeslampen

2. Bedieningspaneel ruiten

9. NOMI Slimme assistent

3. Schakelaars op de linkerkant van het stuurwiel

10. Aanraakscherm

4. Hendel voor richtingaanwijzers en koplampen

11. Versnellingen en centraal bedieningspaneel

5. Digitaal instrumentenpaneel

12. Draadloos-oplaadplaat

6. Schakelaars aan de rechterkant van het stuurwiel

13. Gaspedaal

7. Hendel voor ruitenwissers en -sproeiers

14. Rempedaal

Waarschuwingssymbolen

Nr.

Naam

Waarschuwingssymbool

Beschrijving

1

Waarschuwingssymbool hoogspanning

Gevaar! Raak componenten onder hoogspanning niet aan.

2

Waarschuwingssymbool hoogspanningscomponent 1

Hoogspanningscomponenten. Gevaar! Raak hoogspanningscomponenten niet aan zonder beschermende uitrusting om elektrische schokken te voorkomen.

3

Waarschuwingssymbool hoogspanningscomponent 2

Hoogspanningscomponenten. Gevaar! Raak hoogspanningscomponenten niet aan zonder beschermende uitrusting om elektrische schokken en brandwonden te voorkomen.

4

Waarschuwingssymbool hoogspanningsaccu

Waarschuwingen voor het gebruik van de hoogspanningsaccu

5

Waarschuwingssymbool hoogspanningskabel

Hoogspanningscomponenten zijn verbonden door middel van oranje hoogspanningskabels. Raak hoogspanningscomponenten niet aan zonder beschermende uitrusting.

6

Compatibiliteitsindicatoren voor het opladen van de auto

De compatibiliteitsindicatoren ter ondersteuning voor het opladen van de auto vindt u terug in de laadpoort van de auto. Controleer bij het kiezen van een laadpistool altijd of het symbool op het laadpistool overeenkomt met een van de indicatoren in de laadpoort van uw voertuig: C, K of L. De spanningsbereiken behorende bij deze indicatoren zijn als volgt:

  • C: AC ≤ 480 V

  • K: DC 50 V tot 500 V

  • L: DC 200 V tot 920 V

Voertuigidentificatienummer (VIN)

Het voertuigidentificatienummer (VIN) staat in reliëf op de vloer onder de stoel van de voorpassagier.

Het voertuigidentificatienummer (VIN) is te vinden op de volgende plaatsen:

  1. Aan de binnenkant van de motorkap

  2. Boven het uiteinde van de voorste aandrijfmotor

  3. Aan de linkerkant van het instrumentenpaneel

  4. Linksonder in de hoek van de voorruit

  5. Onder de B-pillar aan de rechterkant van de carrosserie

  6. Onder het portierframe rechtsachter

  7. Boven het uiteinde van de achterste aandrijfmotor

  8. Boven de vloer achterin

  9. Aan de rechterkant van de achterklep

U kunt het voertuigidentificatienummer (VIN) ook uitlezen met diagnosegereedschap (NIO Diagnostic System Generation II (BD2)) dat compatibel is met de auto:
  1. Sluit het diagnose apparaat aan op de diagnosepoort van de auto en schakel het diagnosegereedschap in.

  2. Start het diagnoseapparaat en log in op de hoofdinterface van het apparaat.

  3. Het diagnoseapparaat leest automatisch het voertuigidentificatienummer en toont het nummer op de huidige interface van het apparaat.

Microgolfvenster

In de voorruit van de auto bevindt zich een microgolfvenster.

Hier kun u uw tolapparaat (ETC) installeren.

Identificatielabel van de aandrijfmotor

Het identificatielabel van de voorste aandrijfmotor bevindt zich onder de motor.

Het identificatielabel van de achterste aandrijfmotor bevindt zich aan de linkerkant onderaan van de motor.

Aanbevolen vloeistoffen en hoeveelheden

Item

Model

Hoeveelheid

Remvloeistof

DOT4

0,85 l

Koelvloeistof

–40 °C OAT (verdunde glycoloplossing met additief)

13 liter (100 kWh - Jiangsu Contemporary Amperex Technology Limited)

12,91 liter (100 kWh - CALB Co., Ltd.)

13,25 liter (75 kWh)

Koelmiddel

R1234yf

1000 g

Ruitensproeiervloeistof

Vriespunt < –30 °C

4 l

Versnellingsbakolie

Castrol BOT350M3

0,8 L (voor) 1 L (achter)

Informatie over de elektrische aandrijflijn

  1. Geïntegreerde gelijkstroomomvormer met hoogspanning

  2. Stekker voor HV-uitschakeling in noodgevallen

  3. Airbag

  4. Gascilinder van de gordijnairbag

  5. Structurele versteviging

  6. Gordijnairbag

  7. Laadpoort

  8. Aandrijfmotor

  9. HVAC elektrische verwarming

  10. Hoogspanningsaccu

  11. HV-stroomverdeler achteraan

  12. 12V-accu

  13. Airbagregeleenheid

  14. Airco-compressor

  15. Gordelspanner

Hoogspanningsaccu

De auto is uitgerust met een lithiumion-hoogspanningsaccu. Verzeker u ervan de hoogspanningsaccu niet te beschadigen wanneer u de auto optilt. Wees extra voorzichtig dat u de bodemplaat van de accu niet beschadigd wanneer u gereedschap gebruikt.

Waarschuwing 高压电池警告
  • Voordat u hoogspanningscomponenten repareert, demonteert of monteert, moet de voeding worden losgekoppeld en moet u controleren of de noodstroomonderbrekerschakelaar en de 12V-voedingen zijn losgekoppeld. Na het loskoppelen van de voeding, laat u de auto gedurende langer dan 5 minuten onaangeroerd staan.

  • Het is personeel zonder de benodigde kwalificaties verboden aan de hoogspanningscomponenten te werken. Monteurs moeten isolerende beschermingsmiddelen dragen, zoals isolerende handschoenen die voldoen aan de vereisten. Zij mogen geen metalen voorwerpen dragen of bij zich hebben.

Aandrijfmotor

Het elektrische aandrijfsysteem levert het vermogen van het voertuig door de gelijkstroomenergie van de hoogspanningsaccu op een regelbare manier om te zetten in een mechanisch koppel, en dit op de wielen over te brengen om het voertuig aan te drijven. Bovendien kan de elektrische aandrijving bij afremmen ook de remenergie recupereren om de hoogspanningsaccu op te laden. De auto is uitgerust met twee elektrische aandrijfsystemen. Het voorste aandrijfsysteem is geïnstalleerd op het voorste subframe, en het achterste systeem is gemonteerd op het achterste subframe.

12V-accu

De 12V-accu levert de energie voor het aanvullend beschermingssysteem (SRS), de ruiten, sloten, aanraakschermen, verlichting, enz.

Airbag

Het airbagsysteem in de auto bestaat uit airbags voorin en zijairbags. De frontale airbags bestaan uit de hoofdairbags voor, waarvan de bestuurdersairbag in de sierkap van het stuurwiel zit en de voorpassagiersairbag in de hemelbekleding zit. De zijairbags bestaan uit de zijairbags voor (aan de buitenkant van beide voorstoelen en aan de binnenkant van de bestuurdersstoel) en de gordijnairbags (aan beide kanten in de hemelbekleding boven de portieren, van de A-stijl tot de C-stijl, waar de cilinders voor de gordijnairbags zitten). De plaatsen waar zich een airbag bevindt zijn gemarkeerd met het woord "AIRBAG", om u aan de aanwezigheid ervan te herinneren.

Afmetingen van de auto

Item Numerieke waarde
Lengte A (mm) 4854
Breedte B (mm) (exclusief buitenspiegels) 1995
Hoogte C (mm) 1703
Wielbasis D (mm) 2915
Spoorbreedte voor E (mm) 1711
Spoorbreedte achter F (mm) 1711
Overhang voorkant G (mm) 917
Overhang achterkant H (mm) 1022
Bodemvrijheid (mm) 165
Oploophoek 17°
Afloophoek 20°
Aantal zitplaatsen 5

Massaparameters

Item 75 kWh 100 kWh
Ledig massa (kg) 2140 2160
Massa van de auto in rijklare toestand (inclusief koelvloeistof, olie, brandstof, gereedschap, reservewiel en bestuurder) (kg) 2215 2235
Verdeling van deze massa over de assen (kg) Vooras: 1121 1135
Achteras: 1094 1100
Technisch toegestane maximale massa zoals vermeld door de fabrikant (kg) 2690 2690
Verdeling van deze massa over de assen en, bij oplegger of trailer met middenas, belasting op de trekhaakkogel (kg) Vooras: 1237 1237
Achteras: 1453 1453
Technisch toegestane maximale massa op elke as (kg) Vooras: 1264 1264
Achteras: 1480 1480
Opgelet When a trailer is installed, it's still necessary to ensure that:

Wanneer er een aanhanger is aangekoppeld, moet u voor het volgende zorgen:

  • De technisch toelaatbare beladen maximummassa is niet meer dan kg;

  • De technisch toegestane maximummassa op de vooras is kg en op de achteras kg.

Specificaties van velgen en banden

Item

Numerieke waarde

Specificaties

255/50R20 109V XL

265/45R21 108V XL

Bandenspanning (bar)

2,6 (onbelast)

Wielvluchthoek

-0,37±0,5°

Totale wielvluchthoek voor

0±0,5°

Toespoorhoek voor (per wiel)

0,21±0,1°

Totale toespoorhoek

0±0,05°

Naspoorhoek voor

4,15±0,5°

Totale naspoorhoek voor

0±0,5°

Wielvluchthoek achter

-0,96±0,5°

Totale wielvluchthoek achter

0±0,5°

Toespoorhoek achter (per wiel)

0,08±0,05°

Rijhoek

0±0,15°

Stuurwielhoek

0 ±2°

Aanhaalmoment van de wielbouten (N·m)

140

Opmerking: De specificaties van de banden zijn afhankelijk van de configuratie van de auto.

Markeringen op de banden

Alle aanduidingen en kenmerken van de band zijn gemarkeerd op de wang van de band.

  1. Productnaam

  2. Markering belastingsindex

  3. Bandenmaat

    Wanneer op een band de aanduiding 255/50R20 staat, betekent dit dat het loopvlak een breedte heeft van 255 mm, dat de hoogte/breedteverhouding 50% is, de R geeft aan dat het om een radiaalband gaat, en de wieldiameter 20 inch is.

  4. Belastingsindex en snelheidsindex van banden

    De belastingsindex vertegenwoordigt het overeenkomstige gewicht op de band, en de snelheidsindex is de maximumsnelheid waarop de band langdurig mag worden gebruikt.

    Belastingsindex 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110
    Gewicht 750 kg 775 kg 800 kg 825 kg 850 kg 875 kg 900 kg 925 kg 950 kg 975 kg 1000 kg 1030 kg 1060 kg
    Q R S T U H V W Y
    Snelheidsindex 160 km/u 170 km/u 180 km/u 190 km/u 200 km/u 210 km/u 240 km/u 270 km/u 300 km/u
  5. Toelaatbare maximale belasting en maximale bandenspanning van de band (niet voor normaal rijden)

  6. DOT-bandidentificatienummer

    Deze code begint met de letters DOT, gevolgd door cijfers en letters, waarbij de eerste 2 cijfers staan voor de identificatiecode van de bandenfabriek, de daaropvolgende 2 cijfers de bandenmaat aangeven, de volgende 4 cijfers het type band aanduiden, en de laatste 4 cijfers de week en het jaar aangeven waarin de band geproduceerd is. Zo staat 1721 voor de 17e week van 2021. In geval van een terugroepactie wegens defecte banden, kan deze informatie worden gebruikt om contact op te nemen met klanten.

Parameters voor de motor

Item

Numerieke waarde

Voor

Achter

Aandrijfmotortype

Asynchrone driefasemotor

Synchrone driefasemotor met permanente magneet

Aandrijfmotormodel

YS150S001

TZ210S001

Nominaal vermogen/koppel van de aandrijfmotor (kW/N·m)

30/60

70/150

Piekvermogen/koppel van de aandrijfmotor (kW/N·m)

150/280

210/420

Specificaties voor het remsysteem en de wielophanging

Item

Numerieke waarde

Dikte van remblok (mm)

Voor

Achter

2,5~8,7

2~8

Remschijf (mm)

Voor

Achter

30~32

18~20

Parameters Hoogspanningsaccu

Item 100 kWh (Jiangsu Contemporary Amperex Technology Limited) 100 kWh (CALB Co., Ltd.) 150 kWh 75 kWh 70 kWh
Cel van hoogspanningsaccu Type Driedelige lithiumionaccu Driedelige lithiumionaccu Driedelige lithiumionaccu Driedelige lithiumionaccu / lithiumijzerfosfaataccu Driedelige lithiumionaccu
Nominale spanning (V) 3,73 3,74 3,31 3,73/3,22 3,65
Nominale capaciteit (Ah) 276 137 110 237/192 100
Hoogspanningsaccupakketsysteem Nominale spanning (V) 358 358 337 386 350
Nominale capaciteit (Ah) 280 280 446 195 200
l x b x h (mm) 2062 x 1539 x 185,6 2062 x 1539 x 183,1 2062 x 1539 x 185,6 2062 x 1539 x 185,6 2062 x 1539 x 185,6
Aantal cellen in accupakket 96 192 384 118 192
Gewicht van accupakket (kg) 555 555 575 535 525

Bandenspanning

Waarschuwing 使用胎压过低或过高的轮胎将会引发事故,造成人身伤亡。

Een te lage of te hoge bandenspanning verhoogt het risico op ongelukken en letsel.

Controleer de bandenspanning regelmatig om de rijveiligheid te garanderen. Let er bij het controleren van de bandenspanning op dat het de koude bandenspanning is (de temperatuur van de band moet gelijk zijn aan de omgevingstemperatuur, of de band moet 3 uur afgekoeld zijn na een rit). De aanbevolen koude-bandenspanning is aangegeven op het portierframe aan bestuurderskant. Als warme banden wordt gemeten, ligt de bandenspanning over het algemeen ongeveer 0,3 bar hoger dan bij koude banden.

Wanneer de bandenspanning te hoog is, heeft dit een nadelige invloed op het rijcomfort. Te hard opgepompte banden raken gemakkelijker beschadigd op een oneffen wegdek. In ernstige gevallen bestaat zelfs het risico van een klapband, waardoor de veiligheid van het voertuig in gevaar komt. Wanneer de bandenspanning te laag is, kan dit leiden tot ongelijkmatige slijtage, waardoor de wendbaarheid van de auto in het gedrang komt en de accu sneller leeg raakt.

Opgelet 车辆 20 寸轮胎为自修补轮胎,在穿刺宽度小于 5 mm,中控屏显示胎压正常的情况下仍可在一定速度范围内(120 km/h)继续行驶。但自修补轮胎不能作为永久补胎措施,若发现轮胎扎钉或受损严重时,请及时联系蔚来汽车服务中心进行轮胎检查或更换。ET5-20寸
  • Aangezien de banden die op de auto worden gebruikt zelfreparerende banden zijn, kan de auto binnen een bepaald snelheidsbereik (tot 120 km/u) blijven rijden wanneer het lek minder dan 5 mm groot is en het middendisplay aangeeft dat de bandenspanning normaal is. Zelfreparerende banden kunnen echter niet worden gelijkgesteld met een definitieve reparatie van een lekke band. Als u vaststelt dat er een spijker in een van de banden zit of dat een band ernstig beschadigd is, moet u tijdig contact opnemen met het NIO Service Center voor inspectie en/of vervanging van de band.

  • Bij het uitvoeren van de reparatie moet u proberen de band zodanig te draaien dat het lek aan de bovenkant zit.

  • Afdichtmiddel kan alleen worden gebruikt voor een reparatie van het loopvlak van de band.

De banden oppompen met behulp van de bandenpomp in de noodset:
  1. Parkeer de auto op een veilige weg, trek een veiligheidshesje aan en zet de gevarendriehoek op een geschikte plek.

  2. Open in de bagageruimte achterin de klep van de noodset en neem de bandenpomp eruit.

  3. Neem de vulslang die aan de zijkant van de bandenpomp zit eraf en sluit deze aan op het ventiel van de band.

  4. Sluit de stekker van de bandenpomp aan op de 12V-voeding in de auto.

  5. Zorg ervoor dat de auto is ingeschakeld, zet de schakelaar van de bandenpomp aan en begin de banden op te pompen. Wanneer de bandenspanning 2,6 bar bereikt, schakelt u de bandenpomp handmatig uit en koppelt u deze los van de 12V-aansluiting van de auto.

  6. Als u klaar bent met het oppompen, maakt u de vulslang los van het ventiel van de band en bergt u alles op.

Direct-bandenspanningbewakingssysteem (dTPMS)

De auto is voorzien van een direct-bandenspanningbewakingssysteem. Als de spanning of temperatuur van een of meerdere banden abnormaal is, gaat op het display van het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje voor de bandenspanning branden en wordt de locatie van de betreffende band aangegeven om u te waarschuwen zo snel mogelijk te stoppen, de banden te controleren en de banden op te pompen of leeg te laten lopen tot de juiste bandenspanning.

In geval van abnormale bandenspanning of snel luchtverlies gaat het waarschuwingslampje voor de bandenspanning branden en klinkt een geluidssignaal om u te waarschuwen de banden te controleren. Als het direct-bandenspanningbewakingssysteem (dTPMS) uitvalt of de bandentemperatuur de veilige waarde overschrijdt, knippert het waarschuwingslampje voor de bandenspanning gedurende 75 seconden en blijft daarna continu branden, en klinkt een geluidssignaal. In dit geval moet u de auto zo snel mogelijk tot stilstand brengen en onmiddellijk contact opnemen met het NIO Service Center.

Op de hoofdinterface van het middendisplay kunt u op Mijn EL6 tikken om de huidige bandenspanning te controleren die door het direct-bandenspanningbewakingssysteem (dTPMS) wordt bewaakt. Als "--" wordt weergegeven voor de huidige bandenspanning, betekent dit dat geen geldige bandenspanningswaarde is verkregen. In dat geval moet u gedurende 10 minuten rijden met een snelheid hoger dan 25 km/u en opnieuw controleren. Als de bandenspanning te laag is, de band oververhit is, of als het direct-bandenspanningbewakingssysteem (dTPMS) defect is, wordt de betreffende band op het display gemarkeerd, samen met de specifieke foutinformatie.

Het direct-bandenspanningbewakingssysteem (dTPMS) werkt op basis van de temperatuur van de banden en de omgevingstemperatuur. Op grote hoogte of in gebieden waar het koud is, kan het nodig zijn om de banden op een iets hogere spanning te brengen om de waarschuwing voor te lage bandenspanning op te heffen.

Als radiozendapparatuur (bijvoorbeeld draadloze headsets of walkietalkies) worden gebruikt in of in de buurt van de auto, kan de werking van het direct-bandenspanningbewakingssysteem (dTPMS)worden verstoord.

Sneeuwkettingen

Er worden geen sneeuwkettingen bij de auto geleverd. Indien nodig kunt u die afzonderlijk aanschaffen. Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van sneeuwkettingen:
  • Als u ongeschikte sneeuwkettingen gebruikt, kunnen de banden, velgen en het remsysteem van de auto beschadigd raken. Controleer nauwkeurig de specificaties van de originele banden en de relevante instructies van de fabrikant van de sneeuwkettingen. Als de originele banden onder de auto zitten, worden alleen de achterbanden uitgerust met sneeuwkettingen. De voorbanden zijn niet geschikt voor het aanbrengen van sneeuwkettingen.

  • Wanneer sneeuwkettingen zijn aangebracht, mag u niet sneller rijden dan 50 km/u (of dan de maximumsnelheid die is aangegeven door de fabrikant van de sneeuwkettingen, als die lager is).

  • Rijd voorzichtig en langzaam om hobbels, kuilen, scherpe bochten of blokkerende wielen te vermijden, om schade aan de auto te vermijden.

  • Voorkom schade aan de banden en overmatige slijtage van de sneeuwkettingen door deze te verwijderen wanneer u op sneeuwvrije wegen rijdt.

Sneeuwsokken

Er wordt geen AutoSock bij de EL7 geleverd, maar u kunt ze apart aanschaffen. Let goed op de volgende punten als u AutoSock gebruikt:
  • Bij verkeerd gebruik van AutoSock kunnen de banden en velgen, en het remsysteem van de auto beschadigd raken. Controleer de specificaties van de banden van de originele uitrusting (OE) en de relevante instructies van de fabrikant van AutoSock. AutoSock kan op alle vier wielen van de auto worden gebruikt.

  • AutoSock mag alleen op ijs en sneeuw worden gebruikt. Wanneer u op een droge weg rijdt (zoals asfaltwegen, betonwegen of onverharde wegen), moet u ze onmiddellijk verwijderen. AutoSock moet worden verwijderd als de auto staat geparkeerd.

  • Wanneer de auto start, kunnen ijs en sneeuw op de grond omhoog komen door de verhoogde grip van AutoSock. Ga niet achter de auto staan.

  • Het elektronische stabiliteitssysteem van de auto hoeft niet te worden uitgeschakeld wanneer AutoSock wordt gebruikt.

  • De auto mag niet harder dan 50 km/u rijden met AutoSock aangebracht. Vermijd ook hard accelereren, hard remmen, scherpe bochten en andere agressieve handelingen, omdat er anders een grote kans op schade aan AutoSock bestaat.

  • Als u vreemde geluiden hoort terwijl AutoSock op uw auto is gemonteerd, zet de auto dan stil op een veilige plek en controleer als dat veilig kan of AutoSock goed is gemonteerd.

  • Als de zwarte stof in de onderste laag onder de witte stof die contact met de weg maakt bloot ligt, gebruik AutoSock dan niet meer en vervang ze door nieuwe.

  • AutoSock mag niet als vervanging voor winterbanden worden gebruikt.

  • Na gebruik moet AutoSock moet gedroogd, in de oorspronkelijke verpakking worden gedaan en op een droge plek worden opgeborgen. Het materiaal van AutoSock is gemakkelijk in gebruik en kan op kamertemperatuur worden gewassen, zodat de stof die met de weg in contact komt schoon blijft, maar deze stof mag niet worden gestreken.

Winterbanden

De auto wordt geleverd met zomerbanden. In een koude omgeving zijn de rijeigenschappen van de banden minder goed, ze hebben minder grip en worden gevoeliger voor stootschade. High-performance banden kunnen bij koud weer tijdelijk stijver worden en de eerste kilometers kan rolgeluid hoorbaar zijn, tot de banden opwarmen. Om uw auto optimaal te laten presteren, raden we aan om in de winter winterbanden te gebruiken. Kies geschikte winterbanden of spijkerbanden, in overeenstemming met de in uw land geldende wetgeving.

We adviseren om de winterbanden op de auto te monteren wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan ongeveer 7 °C. De rijeigenschappen van zomerbanden worden minder goed bij lagere temperaturen, en ook het rijcomfort vermindert. Zo kunnen er rammelende geluiden door de banden worden veroorzaakt bij manoeuvreren op droog en glad wegdek, of bij het optrekken na een bocht.

Bij extreme kou, als de temperatuur lager is dan –15 °C, kan er permanente schade aan zomerbanden ontstaan.

Gebruik op alle wielen winterbanden van hetzelfde merk en met hetzelfde profiel om veilig te kunnen manoeuvreren.

Bandenmaat Belastingindex
255/50R20 109T
265/45R21 108T
Opgelet 冬季胎
  • Wanneer de maximale snelheidsindex van de band wordt overschreden, raakt de band beschadigd. Hierdoor kan er een klapband ontstaan. Overschrijd nooit de maximale snelheidsindex van de banden.

  • Winterbanden met een profieldiepte van minder dan 4 mm moeten onmiddellijk worden vervangen. Deze banden zijn niet meer geschikt voor gebruik in de winter en bieden onvoldoende grip. Bij onvoldoende grip kunt u de controle over uw auto verliezen en een ongeluk veroorzaken.

Bandenreparatie

Waarschuwing 若在轮胎穿刺漏气的情形下继续行驶车辆,容易发生爆胎事故,危及人身安全。
  • Rijd niet met een lekke band, omdat er dan een klapband kan ontstaan; hierdoor komt uw veiligheid in gevaar.

  • Bandenafdichtmiddel kan de ogen en huid irriteren. Buiten bereik van kinderen bewaren. Wanneer u bandenafdichtmiddel gebruikt, zijn open vuur en roken verboden.

  • Als bandenafdichtmiddel op de huid of in de ogen komt, spoel het betreffende deel van uw lichaam dan meteen en grondig af/uit met veel water. Kleed u meteen om als uw kleding vuil is. Raadpleeg onmiddellijk een arts bij een allergische reactie. Als afdichtmiddel wordt ingeslikt, moet u de mond meteen grondig uitspoelen en veel water drinken. Probeer niet te braken.

Opgelet Before using tire sealant, please check the expiry date marked on the tire sealant tank to ensure that it is used before its expiry date. - 20 inch
  • Voordat u bandenafdichtmiddel gebruikt, moet u de uiterste gebruiksdatum die op de houder staat controleren, om er zeker van te zijn dat het afdichtmiddel vóór de uiterste gebruiksdatum wordt gebruikt.

  • Wanneer het lek in een 20"-band minder dan 6 mm groot is, adviseren we om het voorwerp dat het lek heeft veroorzaakt, te verwijderen en de band te repareren. Als het lek groter is dan 6 mm of wanneer de band ernstiger beschadigd is, rijd dan niet verder en neem tijdig contact op met het NIO Service Center om de band te vervangen.

  • Als de band wordt gerepareerd zonder het voorwerp dat het lek heeft veroorzaakt te verwijderen, kan de band na de reparatie abnormale geluiden produceren tijdens het rijden, en kan er verder lucht weglekken bij het rijden over lange afstanden.

  • Als zelfreparerende banden of stille katoenbanden worden gebruikt, wordt het niet aanbevolen om de banden te repareren met bandenafdichtmiddel. Neem contact op met het NIO Service Center.

Opmerking 车辆 21 寸轮胎为自修补轮胎,在穿刺宽度小于 5 mm,中控屏显示胎压正常的情况下仍可在一定速度范围内(120 km/h)继续行驶。但自修补轮胎不能作为永久补胎措施,若发现轮胎扎钉或受损严重时,请及时联系蔚来汽车服务中心进行轮胎检查或更换。
  • Aangezien de banden die op de auto worden gebruikt zelfreparerende banden zijn, kan de auto binnen een bepaald snelheidsbereik (tot 120 km/u) blijven rijden wanneer het lek minder dan 5 mm groot is en het middendisplay aangeeft dat de bandenspanning normaal is. Zelfreparerende banden kunnen echter niet worden gelijkgesteld met een definitieve reparatie van een lekke band. Als u vaststelt dat er een spijker in een van de banden zit of dat een band ernstig beschadigd is, moet u tijdig contact opnemen met het NIO Service Center voor inspectie en/of vervanging van de band.

  • Bij het uitvoeren van de reparatie moet u proberen de band zodanig te draaien dat het lek aan de bovenkant zit.

  • Afdichtmiddel kan alleen worden gebruikt voor een reparatie van het loopvlak van de band.

Parkeer de auto op een vlakke verharde weg en schakel de parkeerstand (P) in. Zorg bij druk of fileverkeer voor voldoende afstand. Trek uw veiligheidshesje aan, stel de gevarendriehoek op en schakel de alarmknipperlichten in. Gebruik nu het bandenafdichtmiddel en de bandenpomp uit de noodset om de band te repareren:
  1. Parkeer de auto op een veilige weg en zet de gevarendriehoek op een geschikte plek.

  2. Open in de bagageruimte achterin de klep van de noodset en neem de bus bandenafdichtmiddel en de bandenpomp eruit.

  3. Haal de sticker met de maximumsnelheid van de bus bandenafdichtmiddel en breng hem aan op het stuurwiel. Zo vergeet u niet dat u met de gerepareerde band niet harder dan 80 km/u mag rijden.

  4. Sluit de bus bandenafdichtmiddel aan op het wiel: verwijder het ventieldopje en sluit de vulslang van de bus bandenafdichtmiddel aan op het ventiel.

  5. Sluit de stekker van de bandenpomp aan op de 12V-voeding in de auto.

  6. Zorg ervoor dat de auto is ingeschakeld, zet de bandenpomp aan en begin het afdichtmiddel in de band te pompen. Let op de drukmeter en schakel de luchtpomp uit wanneer de wijzer ≥2,2 bar bereikt (dit duurt 5 tot 10 minuten). Schakel de bandenpomp uit en haal de stekker uit de 12V-voeding.

    Opmerking 充气泵开始工作时,胎压指针可能会短暂最高指示至6bar, 随后压力恢复正常。

    Bij het opstarten van de bandenpomp toont de drukmeter in eerste instantie een hoge spanning van zes bar, waarna de spanning weer daalt tot een normaal bereik.

  7. Maak de vulslang los van het ventiel van de band, en berg alles op.

  8. Rijd 3 tot 10 km (ongeveer 5 tot 10 minuten) langzamer dan 80 km/u om het afdichtmiddel gelijkmatig in de band te verdelen en het lek te dichten.

  9. Parkeer de auto op een veilige weg, zet de gevarendriehoek op een geschikte plek en controleer de bandenspanningsgegevens op het centrale display. U kunt voortrijden als de bandenspanning ≥2,2 bar is. Pomp de band op tot ≥2,2 bar als de bandenspanning te laag is, en rijd 3 tot 10 kilometer (of ongeveer 5 tot 10 minuten) met de auto, langzamer dan 80 km/u. Controleer de bandenspanning opnieuw. Als de bandenspanning nog steeds lager is dan 2,2 bar, dan betekent dit dat de band ernstig beschadigd is en dat het afdichtmiddel het lek niet kan dichten. Parkeer de auto op een veilige plaats en neem onmiddellijk contact op met NIO.

Opgelet 若修补轮胎过程中胎压在12分钟内一直无法达到绿色区域,说明破损严重请将车辆安全停靠后呼叫救援
  • Als de bandenspanning niet binnen 12 minuten op het aangegeven bereik komt wanneer de band wordt gerepareerd, is de band ernstig beschadigd. Parkeer de auto op een veilige plek en roep hulp in.

  • Een reparatie met bandafdichtmiddel is slechts een tijdelijke oplossing in noodgevallen. Na het repareren van de band kun je tot 200 km of maximaal 3 dagen blijven rijden. Ga zo snel mogelijk naar de dichtstbijzijnde werkplaats om de band te laten repareren en het bandafdichtmiddel te laten verwijderen.

  • Als de band met bandafdichtmiddel is gerepareerd, neem contact op met het NIO Service Center om de slang van de opblaaspomp te laten vervangen.

Een band vervangen

Wanneer de band erg veel lucht verliest en niet meer met de auto kan worden gereden, moet u de auto op een vlakke, verharde weg parkeren en in de parkeerstand zetten. Zorg bij druk of fileverkeer voor voldoende afstand. Trek uw veiligheidshesje aan, stel de gevarendriehoek op langs de weg, schakel de alarmknipperlichten in en neem contact op met het NIO Service Center om de band te laten vervangen.

Waarschuwing 更换轮胎时需选用与原车轮胎规格相同的新轮胎,选用规格不一致的轮胎将可能影响车辆操纵性而导致车辆失去控制。
  • Bij het verwisselen van een band moet de nieuwe band dezelfde specificaties als de originele band hebben. Wanneer er een band met andere specificaties wordt gemonteerd, kan het rijgedrag van de auto veranderen, waardoor de bestuurder de controle over de auto kan verliezen.

  • Zorg dat u nooit onder de auto komt als de auto met een krik omhoog is gezet, omdat hierdoor ernstig of zelfs dodelijk letsel kan ontstaan.

  • Zet de auto niet omhoog als er nog mensen in zitten.

  • De auto kan alleen op specifieke krikpunten onder de auto omhoog worden gezet.

  • Leg geen voorwerpen op of onder de krik wanneer die wordt gebruikt om de auto omhoog te krikken.

  • Gebruik een krik nooit om de auto op een helling omhoog of omlaag, of op een weg die naar één kant helt op te krikken.

  • Krikken mogen alleen worden gebruikt om de auto omhoog te zetten bij het verwisselen van een band.

Een band vervangen:
  1. Zorg ervoor dat u een krik en een reservewiel met de juiste specificaties bij de hand hebt om de band te vervangen.

  2. Plaats een blok vóór de band schuin tegenover het wiel dat moet worden verwisseld, zodat de auto niet wegrolt.

  3. Gebruik het gereedschap uit de noodset om de boutkapjes te verwijderen en draai de bouten tegen de klok in los met behulp van de wielmoersleutel.
    Opgelet De buitenrand van de velg is voorzien van een speciale beschermende coating. Bij het verwijderen en aanbrengen van bouten, banden of velgen, moet het werkvlak van de velg naar behoren worden beschermd om te voorkomen dat het oppervlak van de velg per ongeluk door harde voorwerpen wordt bekrast.

    De buitenrand van de velg is voorzien van een speciale beschermende coating. Bij het verwijderen en aanbrengen van bouten, banden of velgen, moet het werkvlak van de velg naar behoren worden beschermd om te voorkomen dat het oppervlak van de velg per ongeluk door harde voorwerpen wordt bekrast.

  4. Plaats de krik onder het correcte kriksteunpunt.

    Waarschuwing 确认将千斤顶设置在正确的顶起点上,不正确的顶起点将损坏车辆或导致车辆从千斤顶上滑落并造成人员受伤。

    Zorg ervoor dat de krik op correcte wijze onder het krikpunt is geplaatst. Indien dit niet het geval is bestaat het risico dat het voertuig beschadigd kan raken of dat het voertuig van de krik kan glijden met letsel tot gevolg.

  5. Krik de auto op tot de hoogte voor het aanbrengen van het reservewiel. Zodra de krik in contact komt met de auto en deze begint op te tillen, moet u nogmaals controleren of de krik correct onder het kriksteunpunt zit.

  6. Verwijder de wielbouten en vervang het wiel. Zorg er bij het monteren van het wiel voor dat de bouten zijn uitgelijnd met de montagegaten en dat de metalen kant van het wiel goed aansluit op het montagevlak.

  7. Nadat u de wielbouten hebt aangebracht, laat u de auto volledig op de grond zakken (met behulp van de krik). Gebruik nu de wielsleutel om alle bouten aan te draaien (met de klok mee) en gebruik vervolgens een momentsleutel om de wielbouten om en om vast te draaien tot het aangegeven aandraaimoment.

  8. Controleer de bandenspanning van het reservewiel nadat het wiel is vervangen, breng de band indien nodig op de voorgeschreven spanning en zet dan het dopje op het ventiel.

  9. Berg het gereedschap, de krik en het wiel met de lekke band veilig op.

De gevarendriehoek opstellen

In geval van nood controleert u de veiligheid en rijdt u de auto naar een veilige plaats. Trap het rempedaal in om de auto helemaal tot stilstand te brengen, zet de auto in de parkeerstand en schakel de alarmknipperlichten in op de middenconsole om de voertuigen en mensen in de omgeving te waarschuwen.

  1. Parkeerstandschakelaar

  2. Alarmknipperlichten

Open de klep van het opbergvak in de vloer van de bagageruimte achterin. In het opbergvak vindt u de noodset. Neem de gevarendriehoek en het veiligheidshesje eruit, trek het hesje aan en stel de gevarendriehoek op een afstand van 50 tot 100 meter op achter de auto. Op een autosnelweg moet u de gevarendriehoek op een afstand van 150 meter achter de auto opstellen. Nachts moet u de gevarendriehoek 100 meter verder dan de normale afstand opstellen. Bij regen of mist moet u hem 200 meter achter de auto opstellen.

Opstellen van de gevarendriehoek:

  1. Klap de steun onder de driehoek uit.

  2. Klap de zijkanten van de driehoek uit.

  3. Maak de drukknop aan de bovenkant van de driehoek vast.

Wegassistentie oproepen

In geval van een ongeval, zoals een botsing, waterschade, accubrand, enz., moet u na het inschakelen/opstellen van de waarschuwingstekens de auto zo snel mogelijk verlaten terwijl u de veiligheid van de omgeving in de gaten houdt en een veilige afstand tot de auto (meer dan 15 meter) aanhouden. Bel daarna naar de NIO-helpdesk voor pechhulp, waarna het pechhulpteam u zo snel mogelijk komt helpen.

Waarschuwing 如遇电池起火风险,车辆将自动切断动力,仪表及中控屏将弹出警示信息,请您尽快驶离危险地带后停车(如高速快车道),而后立即离开车辆并呼叫救援。

Indien er een risico op accubrand bestaat, schakelt het voertuig automatisch de stroomtoevoer uit en geven het instrumentenpaneel en de middendisplay een waarschuwingsbericht weer. Zorg ervoor dat de omgeving veilig is en verlaat onmiddellijk het voertuig om hulp in te schakelen.

  • Als de auto verbonden is met het netwerk, kunt u de SOS-knop in de dakhemel indrukken om contact op te nemen met de hulpdienst voor wegassistentie (indrukken, of ingedrukt houden). Op het middendisplay kunt u uw oproep annuleren tot 8 seconden na de oproep. De achtergrondverlichting van de SOS-knop geeft de status van de SOS-functie aan: een groen licht betekent dat de SOS-functie beschikbaar is; een groen knipperend licht betekent dat er wegassistentie wordt opgeroepen; een rood licht of een rood knipperend licht betekent dat de SOS-functie niet beschikbaar is. In deze laatste situatie moet u zelf onmiddellijk contact opnemen met het NIO Service Center.

Opmerking 车辆在连接网络状态下,当发生事故且安全气囊弹出时,车辆将自动呼叫救援,为您的生命安全护航。

Als uw auto is verbonden met het netwerk en een ongeval zich voordoet waarbij de airbag of de gordelspanner wordt geactiveerd, roept uw auto automatisch de hulpdiensten op om uw leven te beschermen.

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding is verplicht voor nieuwe automodellen in alle EU-landen. Bij een ernstig ongeval kan het eCall-systeem automatisch via een audioverbinding contact leggen met een geschikte alarmcentrale als het veiligheidssysteem van de auto wordt geactiveerd, of handmatig als u op de knop SOS in de dak hemel drukt.

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding is standaard geactiveerd. Het wordt automatisch geactiveerd als bij een ernstig ongeval het activeringsniveau voor de gordelspanners of airbags wordt bereikt. Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding kan waar nodig ook handmatig worden geactiveerd. Als u eCall handmatig wilt activeren, druk langer dan 500 milliseconden op de knop SOS in de dak hemel en laat de knop binnen 10 seconden los. De handmatige activering is zodanig ontworpen dat onbedoeld gebruik wordt voorkomen. Als u de oproep wilt annuleren, laat de knop SOS binnen vijf seconden weer los nadat de knop voor het eerst werd ingedrukt.

Bij een kritische systeemstoring kan het eCall-boordsysteem met 112-verbinding van de auto mogelijk niet goed werken. De achtergrondverlichting van de knop SOS geeft de status van de noodoproep aan. Als het lampje groen brandt, werkt het eCall-systeem goed; als het groen knippert, is er een noodoproep bezig; als het rood knippert, is een kleine storing in het eCall-systeem, maar kan het nog altijd worden geactiveerd; als het rood brandt, is er een grote storing in het eCall-systeem en kan het systeem niet worden geactiveerd. In dat geval ziet u ook een storingsmelding op het centrale display en moet u waar nodig contact opnemen met NIO.

Het verwerken van persoonsgegevens via het eCall-boordsysteem met 112-verbinding wordt volgens de voorschriften voor gegevensbescherming van Richtlijnen 95/46/EG (1) en 2002/58/EG (2) van het Europese Parlement en de Raad uitgevoerd en is met name gebaseerd op de noodzaak om de essentiële belangen van de personen in overeenstemming met Artikel 7(d) van Richtlijn 95/46/EG (3) te beschermen. Verwerking van dergelijke gegevens is uitsluitend beperkt tot gebruik in verband met het verwerken van noodoproepen met het Europese noodnummer 112 in noodsituaties binnen de betekenis van Artikel 5(2) van Verordening (EU) 2015/758.

Het eCall-systeem met 112-verbinding in de auto kan uitsluitend de volgende gegevens verzamelen en verwerken:

  • Voertuigidentificatienummer

  • Het type voertuig (personenauto)

  • Het type aandrijfsysteem van de auto (benzine/diesel/cng/lpg/elektrisch/waterstof)

  • De laatste drie locaties van de auto en rijrichting. De recentste locaties van de auto worden willekeurig geselecteerd, zodat het IVS niet traceerbaar is en niet constant wordt gevolgd.

  • Het geschatte aantal inzittenden

  • Het logbestand van de eCall-activering van het systeem en een tijdstempel

Ontvangers van de gegevens die door het eCall-boordsysteem met 112-verbinding worden verwerkt, zijn de relevante alarmcentrales in het gebied waar de auto zich bevindt. De gegevens kunnen met anderen worden gedeeld, zoals politiebureaus, brandweerkazernes en ziekenhuizen, maar alleen met als doel om hulp in noodgevallen te krijgen.

Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding werkt als volgt:

  • Gegevens die in het systeem worden opgeslagen zijn niet beschikbaar buiten het systeem voordat een eCall-oproep wordt geactiveerd.

  • Het systeem is niet traceerbaar en wordt niet continu gevolgd in de normale gebruiksstatus.

  • Gegevens die in het systeem worden opgeslagen, worden automatisch en continu verwijderd.

  • De locatiegegevens voor de auto worden continu overschreven in het interne geheugen van het systeem, zodat alleen de laatste drie actuele locaties van de auto noodzakelijk voor de normale werking van het systeem worden bewaard.

  • Het logbestand met activiteitsgegevens in het systeem wordt niet langer bewaard dan noodzakelijk voor het afhandelen van de noodoproep en in elk geval niet langer dan 13 uur nadat een noodoproep is geactiveerd.

Neem contact op met NIO voor hulp bij het uitoefenen van de rechten van gegevensonderwerpen en voor de instantie die verantwoordelijk is voor het afhandelen van toegangsrechten. Zie voor informatie over contactgegevens onze Privacy melding voor verbonden voertuigen of de contactgegevens in deze Handleiding. NIO GmbH

Gegevensbescherming

Montgelasstrasse 14

81679 München

Duitsland

privacy.eu@nio.io

00 8000 999 6699 (EU) / 800 24 789 (Noorwegen)

TPS eCall

TPS eCall is een door derden ondersteunde eCall-service met 112-verbinding in de EU. ARC Europe SA is het TPS-bedrijf dat eCall voor NIO 24/7 exploiteert.

Het TPS eCall-systeem biedt gebruikers diensten in hun eigen taal aan op basis van de taal die in de auto is ingesteld. De TPS eCall-agent beoordeelt of het een echt noodgeval of loos alarm is voordat de relevante alarmcentrales worden gebeld en annuleert oproepen bij loos alarm om juridische risico's vanwege onnodig contact met alarmcentrales te voorkomen. Als zich een incident voordoet, kan de TPS-provider de oproep van de gebruiker doorsturen naar een pechhulpdienst of de gebruiker adviseren om contact op te nemen met zijn of haar verzekeringsmaatschappij als die pechhulp leveren. Als wordt beoordeeld dat het incident een aanrijding of noodgeval is, stuurt de TPS-provider de basisgegevens door naar de plaatselijke alarmcentrale en wordt de afwikkeling van het incident gevolgd. Tijdens het ondersteuningsproces kunnen TPS-providers als tolk tussen gebruikers en plaatselijke pechhulpdiensten fungeren, zodat er geen taalbarrières in noodsituaties ontstaan.

TPS eCall kan door de hoofdgebruiker worden ingesteld via Instelling – Algemeen op de instellingenpagina van het ICS van de auto, en vervangt dan de voorgeschreven eCall. TPS eCall is de standaard ingestelde optie. Zodra de klant dit heeft ingesteld, wordt de keuze opgeslagen in het gebruikersprofiel.

TPS eCall van NIO kan alleen door de TPS-provider worden beëindigd. Informeer de TPS-provider als de oproep per ongeluk is gemaakt; de TPS-provider zal de oproep voor u beëindigen.

De noodzakelijke gegevens over uw auto worden verzameld en naar het NIO TPS gezonden en vervolgens doorgestuurd naar de TPS-provider die het noodgeval zal afhandelen wanneer TPS eCall actief wordt geactiveerd door de bestuurder, door een aanrijding of door EDA.

Geüploade TPS eCall-gegevens worden 6 maanden opgeslagen, zodat NIO op het ongeval kan reageren en het kan afhandelen.

Na contact met de bestuurder en passagiers stuurt de TPS-provider de noodzakelijke gegevens door naar de plaatselijke alarmcentrale in de plaatselijke taal zodat de bestuurder verder kan worden geholpen.

De TPS-provider mag alleen de volgende gegevens verzamelen en verwerken, en deze waar nodig doorsturen naar de plaatselijke alarmcentrale:

  • Service-informatie over het rijden

    • Type aanrijding (voor, zijkant, achter enz.) en Delta Snelheid (verandering in snelheid) (Vx en Vy). (Opmerking: Delta Velocity verzamelt de verandering in snelheid elke 10 ms op de X-as en Y-as gedurende 250 ms na het incident.)

    • Huidige locatie en rijrichting van de auto

    • Rijsnelheid

    • Type aandrijvingsopslag van de auto

    • Geactiveerde airbags (hoeveel airbags er na de aanrijding zijn geactiveerd)

    • Taal ingesteld op het middendisplay

    • Aantal passagiers

  • Contactgegevens

    • Naam gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd)

    • E-mailadres gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd)

    • Mobiel nummer gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd)

  • Basisinformatie over de auto

    • Merk/Model/Kleur/Modeljaar

    • VIN-nummer

Starthulp

Als de auto niet normaal kan worden gestart omdat de 12V-accu leeg is, kunt u starten door deze met behulp van startkabels aan te sluiten op de 12V-accu van een andere voertuig.

Opgelet For NT2, when starting the vehicle with jumper cables, it is crucial to avoid contact between two vehicles. If the two vehicles' low-voltage battery-positive terminals are connected, the current may run right away, causing damage to the vehicles.
  • Wanneer de auto met behulp van startkabels wordt gestart, is het van groot belang dat de twee voertuigen elkaar niet raken. Als de pluspolen van de 12V-accu van de twee voertuigen met elkaar worden verbonden, kan de stroom direct gaan lopen, waardoor de voertuigen worden beschadigd.

  • Verzeker u ervan bij het aansluiten van de startkabels op de voertuigen om eerst de pluspolen te verbinden, gevolgd door de minpolen.

  • Wanneer startkabels worden gebruikt om een externe voedingsbron te initialiseren, zijn spanningsvereisten van toepassing. Neem contact op met het NIO Service Center wanneer de accu leeg is om beschadiging van de accu te voorkomen.

Hoe u een auto moet starten met startkabels:

  1. Zet de auto in de parkeerstand, controleer of de 12V-accu is uitgeschakeld en correct is verbonden met het elektrisch systeem van de auto. Open de motorkap en kijk waar de 12V-accu zit in de te helpen auto (A).

  2. Sluit het ene uiteinde van de rode kabel aan op de pluspool (+) van de 12V-accu van de te helpen auto (A).

  3. Sluit het andere uiteinde van de rode kabel aan op de pluspool (+) van de 12V-accu in het helpende voertuig (B).

  4. Sluit het ene uiteinde van de zwarte kabel aan op de minpool (–) van de 12V-accu van het helpende voertuig (B).

  5. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op een goed massapunt op de 12V-accu van de te helpen auto (A).

  6. Start het helpende voertuig, wacht enkele minuten en start daarna het te helpen voertuig. Kijk of het te helpen voertuig A normaal gestart kan worden.

  7. Maak de startkabels los in de omgekeerde volgorde van hoe u ze had aangesloten, en berg ze op.

De auto in een noodgeval van buitenaf ontgrendelen

Wanneer de auto niet van buitenaf kan worden geopend op de gewone manier (met de Smart Key, sleutelloos ontgrendelen, de mobiele app, of NFC), kunt u de fysieke noodsleutel gebruiken om het bestuurdersportier te openen.

Opgelet 请将物理应急钥匙带出车外并妥善保管,以备紧急解锁或上锁时使用。

Bewaar de noodsleutel niet in het voertuig. Berg deze veilig op voor in geval van nood.

De fysieke noodsleutel gebruiken:
  1. Gebruik de schuifknop op de fysieke noodsleutel en trek het metalen deel van de sleutel eruit.

  2. Houd het voorste deel van de buitenportierhendel van het bestuurdersportier even ingedrukt om de hendel te doen uitklappen.

  3. Houd de uitgeklapte buitenportierhendel met een hand vast terwijl u de fysieke noodsleutel met de andere hand in het sleutelgat van de buitenportierhendel duwt. Draai de sleutel nu met de klok mee om het bestuurdersportier te ontgrendelen.

  4. Houd bij het vergrendelen het voorste deel van de buitenportierhendel ingedrukt, draai de fysieke noodsleutel met de klok mee voor één ontgrendelingsactie, en draai de sleutel tegen de klok in om het bestuurdersportier te vergrendelen.

Opgelet 使用物理应急钥匙解锁主驾车门后,若需使用智能钥匙上锁车门前,需打开车门使车门锁芯复位,避免主驾车门将处于解锁状态,守护车辆安全。

Als u het voertuig wilt vergrendelen met de sleuteltag wanneer u deze hebt ontgrendeld met de noodsleutel, reset dan de slotcilinder door het portier aan de bestuurderskant te ontgrendelen en vervolgens te vergrendelen, om het voertuig veilig te houden.

Het portier van binnenuit openen in geval van nood

Als de hele auto is vergrendeld en het portier in een noodgeval moet worden geopend (bijvoorbeeld wanneer de elektronische schakelaar op de binnenhandgreep niet werkt of de auto doordrenkt is met water), moet u één keer aan de mechanische schakelaar voor de binnenhandgreep trekken om het betreffende portier te openen.

Opgelet 车内应急开门-有框车门
  • Wanneer de 12V-accu van de auto bijna leeg is, kan de fysieke noodsleutel alleen worden gebruikt om het bestuurdersportier te ontgrendelen. Op dat moment kan de noodsleutel niet worden gebruikt om het hele voertuig te ontgrendelen. De andere portieren kunnen dan alleen worden ontgrendeld en geopend door te trekken aan de mechanische schakelaar bij de binnenhandgreep.

  • Geen van beide achterportieren kan van binnenuit worden geopend wanneer de kinderslotfunctie is ingeschakeld. Ze kunnen alleen van buitenaf worden geopend nadat de auto is ontgrendeld.

  • Bij een ongeval dat zo ernstig is dat de airbag wordt geactiveerd, wordt het kinderslot op de achterportieren automatisch ontgrendeld.

De achterklep in noodgevallen openen

Open het vierkante blok boven de vergrendeling vanuit de binnenkant van de bagageruimte achterin en gebruik uw vinger om de knop in de opening te verplaatsen en de achterklep te openen.

Evacuatie in noodsituaties

In geval van gevaar of een noodsituatie rondom uw auto, verlaat u uw auto zo snel mogelijk en belt u de hulpdiensten terwijl u goed op uw persoonlijke veiligheid let.

Botsingen

Als uw auto betrokken raakt bij een ernstige botsing, maar u in staat bent om op eigen kracht uw auto te verlaten, verlaat u zo snel mogelijk uw auto en gaat u naar een veilige plek om secundair letsel te voorkomen.

Auto in brand of abnormale temperatuur van de auto

Als zich een noodsituatie voordoet met betrekking tot uw auto, zoals rook of brand, verlaat u snel uw auto en gaat u naar een veilige plek om uw persoonlijke veiligheid te garanderen.

Als op het middendisplay van uw auto een abnormale waarschuwing van een auto- of accufunctie wordt weergegeven, parkeert u de auto terwijl u ervoor zorgt veilig te rijden, verlaat u snel uw auto en gaat u naar een veilige plek om uw persoonlijke veiligheid te garanderen.

Auto te water

Als uw auto zich tijdens het rijden op een sterk waterverzadigde plaats bevindt, zoals een duiker of laaggelegen weggedeelte, verlaat u snel uw auto en gaat u naar een veilige plek om uw persoonlijke veiligheid te garanderen.

Ernstige storing in de auto

Als uw auto tijdens het rijden te maken krijgt met een ernstige storing of op het middendisplay een ernstige storing in de auto wordt gemeld, parkeert u de auto terwijl u ervoor zorgt veilig te rijden, verlaat u snel uw auto en belt u de hulpdiensten.

Diverse

Andere scenario's waarin u zo snel mogelijk uw auto moet verlaten.

EHBO-kit

Als uw auto is uitgerust met een EHBO-set, dan bevindt die EHBO-set zich in de ruimte achter het net aan de zijkant van de bagageruimte achterin. De EHBO-set bevat artikelen die in noodgevallen kunnen worden gebruikt. Zie de instructies in de EHBO-set voor specifieke aanwijzingen.

De EHBO-set is 5 jaar . Na de vervaldatum kunt u contact opnemen met NIO voor een nieuw exemplaar.

Beschermende uitrusting voor reddingsacties

Het e-aandrijflijnsysteem van de auto wordt aangedreven door de hoogspanningsaccu. Na een ernstige aanrijding kan lekkage van hoogspanningsstroom of accuvloeistof optreden. Daarom moet de reddingsoperatie aan het voertuig worden uitgevoerd door professionele reddingswerkers die geschikte beschermingsmiddelen dragen om hun persoonlijke veiligheid te garanderen.

Waarschuwing 对车辆进行操作时请确保身上未携带金属制品(如项链、手表等),以免发生电击伤害。

Verwijder alle metalen objecten (zoals kettingen en horloges) vóórdat er iets wordt gedaan. Het negeren van deze voorzorgsmaatregel verhoogt het risico op elektrische schokken.

Elektrische bescherming

Gebruik de volgende beschermingsmiddelen om letsel door elektrische hoogspanningsschokken te voorkomen:
  • Isolerende rubberhandschoenen (elektrisch isolerend tegen spanningen >500V)

  • Veiligheidsbril

  • Isolerend veiligheidsschoeisel

  • Gereedschappen met geïsoleerde beschermlaag

Chemische bescherming

Draag in het geval van een acculekkage of mogelijk risico van acculekkage de volgende beschermingsmiddelen om letsel aan uw huid en gezicht te voorkomen:
  • Gezichtsbescherming

  • Oplosmiddelbestendige handschoenen

Het hoogspanningscircuit onderbreken:

Als u het hoogspanningscircuit moet onderbreken, moet u eerst de stekker voor HV-uitschakeling in noodgevallen uittrekken (deze bevindt zich aan de linkerkant vooraan in de bagageruimte voorin) en daarna de kabel losmaken die op de minpool van de 12V-accu is aangesloten (in de bagageruimte voorin, vlakbij de voorruit).

Zo onderbreekt u het hoogspanningscircuit:
  1. Trek tweemaal aan de afdekplaat van de hendel in het passagierscompartiment om de kap van de voorbak te ontgrendelen.

  2. Zet de kap van de voorbak omhoog.

  3. Trek de stekker voor HV-uitschakeling uit, zo onderbreekt u het hoogspanningsvoedingscircuit, verwijder de stekker en leg hem op een veilige plaats.

  4. Koppel de kabel los van de minpool van de 12 V-accu en omwikkel deze na het losmaken in isolerend materiaal om geleiding bij onbedoeld contact te voorkomen.

Berging van de auto na een ongeval

Opgelet This vehicle is not suitable for traction with wheels on the ground. Do not use a traction chain to tow the vehicle directly.
  • Dit voertuig is niet geschikt voor berging/slepen met wielen op de grond. Gebruik geen sleepkabel of ketting om het voertuig te verplaatsen.

  • Wanneer het voertuig op een besneeuwde ondergrond, in modder of mul zand staat, of wanneer de wielen geblokkeerd zijn en niet vrij kunnen draaien, mag u geen trekhaak gebruiken om het voertuig voort te trekken. Neem contact op met het NIO Service Center.

Waar nodig kan de auto op een auto-ambulance worden vervoerd. De auto op de auto-ambulance takelen:
  1. Neem het sleepoog uit de noodset in de bagageruimte achterin.

  2. Druk op de onderkant van de sleepoogklep aan de voorkant van de auto om de klep (1 in de afbeelding) te openen. Steek de stang in de opening en draai tot het sleepoog stevig vastzit (2 in de afbeelding). Het sleepoog aan de achterkant van de auto (indien voorzien) wordt op dezelfde manier bevestigd als dat aan de voorkant.

  3. Trap het rempedaal in terwijl de auto in de parkeerstand staat. Ga op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay naar de pagina Instellingen en tik op Rijden/Parkeren > Neutraalstand. De auto geeft de parkeerrem vrij en kan nu worden gesleept.

  4. Voordat u de auto laat slepen moet u het contact uitschakelen, de alarmknipperlichten aanzetten, nakijken of iedereen is uitgestapt en dan de auto helemaal vergrendelen.

  5. Bevestig de sleepketting aan het sleepoog en sleep de auto langzaam op de auto-ambulance.

  6. Als de auto op de juiste plaats op de auto-ambulance is gesleept, moet u wielblokken aanbrengen en de wielen vastzetten met spanbanden.

  7. Voordat de auto met de auto-ambulance wordt getransporteerd, moet u op het middendisplay de neutraalstand uitschakelen om te voorkomen dat de auto wordt beschadigd door schokken tijdens het transport.

Opgelet 在确保车辆没有安全风险的前提下才可拖离现场。-NT2
  • Alleen als er geen veiligheidsrisico is voor het voertuig, mag het van de locatie worden weggesleept. Als het accupakket van de auto vervormd is, als er accuvloeistof lekt of rookvorming is, moeten de veiligheidsrisico's eerst worden weggenomen.

  • Als u niet op de normale manier in de neutraalstand kunt schakelen, kunt u proberen om de 12V-accu opnieuw te starten. Als het niet mogelijk is om de parkeerrem los te zetten, kan het voertuig over een zo kort mogelijke afstand worden verplaatst met behulp van wieldollies of een platformlier.

  • Trap het rempedaal of het gaspedaal niet hard in terwijl u op het middendisplay de Neutraalstand verlaat.

  • Wanneer de parkeerrem wordt vrijgezet en het voertuig kan worden gesleept, bestaat op een helling het risico dat de auto naar beneden rolt. Indien nodig moet u in combinatie met de parkeerrem ook stopblokken gebruiken.

Reddingsactie bij een te water geraakt voertuig

Opgelet It is recommended not to stay in deep water (preferably not exceeding the battery base plate) for a long time when the vehicle is wading. Otherwise, it may cause damage to the high-voltage components of the vehicle.

Bij het doorwaden van ondergelopen wegen is het aanbevolen om niet gedurende lange tijd in diep water te rijden (bij voorkeur niet hoger dan de bodemplaat van de accu). Anders kunnen de hoogspanningscomponent van de auto beschadigd raken.

Ervan uitgaande dat de carrosserie en het chassis van het voertuig niet beschadigd zijn, wordt het risico op elektrische schokken niet groter door een korte onderdompeling in water. Wanneer professionele reddingswerkers aan de slag moeten bij een ondergedompeld of te water geraakt voertuig, moeten zij echter een geschikte beschermende uitrusting dragen. Op voorwaarde dat de isolerende bescherming verzekerd blijft, moet de auto uit het water worden gehaald. Daarna kan het portier worden geopend en moet de auto worden uitgeschakeld. Vervolgens kan het interieur worden gereinigd en kunnen watervlekken e.d. worden verwijderd. Na controle op elektriciteitslekken kunt u het hoogspanningscircuit op de normale manier onderbreken.

Waarschuwing When dealing with flooded vehicles, if rescue personnel do not wear appropriate protective rescue equipment, serious injury or even death can occur as a result.

Als reddingswerkers bij het werken met ondergelopen of te water geraakte voertuigen geen geschikte beschermende reddingsuitrusting dragen, kan dit leiden tot ernstig letsel of zelfs de dood tot gevolg hebben.

Reddingsactie bij een brandend voertuig

Waarschuwing 如果车辆发生火灾,切勿直接触摸车上任意部分。请穿戴正确的防护装备对其进行操作。
  • Raak geen enkel deel van het voertuig direct aan in geval van brand. Alle reddingsacties moeten worden uitgevoerd door professionals met gepaste beschermende uitrusting.

  • Het gas opgeslagen in de gordijnairbagcilinder en in de tank van de hogedrukluchtvering kan mogelijk uitzetten en ontploffen bij hoge temperaturen. Wees dus extra voorzichtig om letsel te voorkomen.

Als de autobrand geen betrekking heeft op de hoogspanningsaccu, kunt u de brandblusser gebruiken om de brand te blussen.

Als de autobrand wordt veroorzaakt door de hoogspanningsaccu of als de hoogspanningsaccu oververhit, vervormd, gebarsten of beschadigd is door de brand dient een grote hoeveelheid water of schuimblusmiddel gemengd met water (F-500 EA wordt aanbevolen) gebruikt te worden om de hoogspanningsaccu af te koelen. Het kan tot 24 uur duren voordat de accu volledig is afgekoeld. Houd de accu na volledige afkoeling nog een uur lang in de gaten om te controleren of deze niet nogmaals opwarmt. Rijd het voertuig hierna naar een open en vlak gebied en creëer een veiligheidszone van 15 meter om omstandigers op een veilige afstand van het voertuig te houden.

Waarschuwing 对着火的高压电池采取降温措施后需警惕高压电池有复燃风险,避免运输过程中造成二次伤害。

Er bestaat een kans dat de hoogspanningsaccu opnieuw vlam kan vatten, ook nadat deze afgekoeld is. Wees extra voorzichtig bij het vervoeren van de accu.

Reddingsactie bij een voertuig met acculekkage

Waarschuwing 若车辆发生碰撞事故导致高压电池液体泄漏应由专业救援人员操作,且务必佩戴防护面罩以及溶剂隔离手套,切勿直接碰触液体。

Als lekkage van de hoogspanningsaccu door een botsing wordt veroorzaakt, dient de reddingsactie uitgevoerd te worden door professionals die gebruik maken van beschermende gezichtschermen en chemicaliënbestendige handschoenen. Raak de vloeistoffen nooit direct aan.

Als de hoogspanningsaccu lekt, kan deze warmte genereren en zelfs brand veroorzaken. Koel de hoogspanningsaccu eerst af en ruim daarna de vloeistoffen op:
  • Als de lekkage niet ernstig is, gebruikt u een vloeistofabsorberend vel om de vloeistof op te ruimen en plaatst u het vel vervolgens in een afgesloten bak of ruimt u het vel op door middel van verbrandt.

  • Als de lekkage ernstig is, ruimt u de vloeistoffen op door de richtlijnen voor het verwerken van gevaarlijk chemisch afval te volgen. Giet calciumgluconaatoplossing over de gelekte vloeistoffen.

Opgelet 若人体不慎接触泄露液体时,应尝试消除污染的衣物并立即用肥皂和大量水冲洗15分钟,直到没有化学物质残留。若无改善或出现不适症状,请立即就医。

Indien vloeistoffen per ongeluk in contact komen met de huid, dient u de aangetaste kleding te verwijderen en de huid 15 minuten lang onder stromend water met zeep te reinigen totdat alle chemische restanten zijn verwijderd. Raadpleeg onmiddellijk een arts als de irritatie of het ongemak niet verbetert.

Zone voor snijden en knippen door de hulpdiensten

Waarschuwing 专业救援人员对车辆进行切割操作时务必使用液压切刀等合适的工具,并穿戴适当的个人防护装备,避免造成严重的人身伤害。

Indien snijwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door professionele reddingswerkers, dienen deze gebruik te maken van geschikt gereedschap (zoals een hydraulische schaar) en een gepaste beschermende uitrusting om ernstig letsel te voorkomen.

Als snijden of knippen door de hulpdiensten noodzakelijk is, moeten geschikte gereedschappen worden gebruikt. Het is verboden te snijden of knippen in de zones van de auto met hoogspanning of hoge luchtdruk (bijvoorbeeld componenten die met de airbags te maken hebben en hoogspanningscomponenten), zoals aangegeven in de kernzones in de onderstaande afbeelding.